Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2022 (Kamerstuk 36360-IX-1)
36 360 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2022
Nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 9 juni 2023
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over het jaarverslag van 17 mei 2023 inzake het Ministerie van Financiën
en Nationale Schuld 2022 (Kamerstuk 36 360 IX, nr. 1).
De Minister van Financiën heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2023.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vragen en antwoorden
Vraag 1
Hoeveel fulltime-equivalen (fte) werkt totaal bij Dienst Toeslagen? Hoeveel fte is
bezig met de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden
budget? Hoeveel fte is werkzaam bij de respectievelijke beleidsdepartementen (VWS,
BZK en SZW) voor de respectievelijke toeslagen?
Antwoord op vraag 1
Er werken circa 3.070 fte bij Dienst Toeslagen, waarvan ca 1780 fte in vaste dienst
en 1290 fte inhuur externen. Van de totale bezetting is ca 1565 fte werkzaam bij UHT
(ca. 1175 fte inhuur, 390 fte vast. Naast de fte’s die werkzaam zijn bij Dienst Toeslagen
werkt ook een groot aantal fte bij de Belastingdienst aan de Toeslagenprocessen.
De uitvoering binnen Dienst Toeslagen is gericht op alle toeslagsoorten, de processen
zijn vaak niet specifiek op een toeslagensoort ingericht. Het is daarom niet specifiek
aan te geven hoeveel fte’s zich bezig houden met welke toeslagsoort.
Bij de beleidsdepartementen zijn totaal ca. 19,0 fte werkzaam die zich bezighouden
met de toeslagen (VWS 2,0 fte, BZK 7,0 fte, SZW 10,0 fte).
Vraag 2
Hoe en in hoeverre is in 2022 het nieuw op te stellen protocol inzake omgang met artikel
2.27 van de Comptabiliteitswet (CW) gevolgd?
Antwoord op vraag 2
De motie van het lid Heinen c.s. (Kamerstuk 36 100, nr. 5) vraagt het kabinet een wetsvoorstel naar de Kamer te sturen om het budgetrecht van
de Staten-Generaal verder te versterken door in de uitzonderingsgrond van artikel
2.27 van de Comptabiliteitswet als voorwaarde op te nemen dat de Staten-Generaal zich
voldoende geïnformeerd achten. Daarnaast verzoekt de motie de regering in afwachting
hiervan al in de geest van deze aanscherping te handelen.
Op 22 november 2022 heeft uw Kamer een brief gestuurd met daarin een concretere invulling
van de motie in de vorm van aanvullende informatie over onder meer het spoedeisend
karakter en het belang van het Rijk (Kamerstuk 31 865, nr. 219). Het kabinet heeft op 21 december 2022 een reactie gestuurd waarin de invulling
van de motie wordt onderschreven en wordt toegezegd dat departementen de betreffende
informatie bij een beroep op artikel 2.27, tweede lid, van de CW 2016 te verstrekken
(Kamerstuk 36 200, nr. 174).
In deze periode zijn er voor de begroting Financiën geen incidentele suppletoire begrotingen
ingediend en beroepen op artikel 2.27, tweede lid, gedaan.
Vraag 3
Hoe staat het inmiddels met het noodspoor en de permanente oplossing inzake btw e-commerce?
Antwoord op vraag 3
De dienstverlening aan burgers en bedrijven is door middel van het noodspoor gegarandeerd.
Er wordt momenteel gewerkt aan de voorbereidingen voor de ingebruikname van de permanente
oplossing, het Hoofdspoor. Wat betreft het moment van ingebruikname van het Hoofdspoor
is er een afhankelijkheid van de realisatie van de Kleine Ondernemersregeling 2025
en de jaarafsluiting. Gegeven deze afhankelijkheden wordt de implementatiedatum op
dit moment uitgewerkt in drie scenario’s. De Tweede Kamer wordt uiterlijk voor het
zomerreces hierover geïnformeerd.
Vraag 4
Wat heeft de taskforce precies gedaan om financieel beheer te verbeteren en hoeveel
mensen zijn bij andere departementen ingezet?
Antwoord op vraag 4
De verbetering die te zien is in het financieel beheer is het resultaat van de inzet
van de departementen. De vakministers zijn zelf verantwoordelijk voor het financieel
beheer en ik ondersteun hen als Minister van Financiën als systeemverantwoordelijke
voor deze taak. Dat doe ik met de Taskforce Verbetering Financieel Beheer (Taskforce)
en door de inzet van ambtenaren van mijn ministerie. Er worden geen medewerkers van
mijn departement ingezet bij andere departementen, maar departementen kunnen een beroep
doen op de kennis en ervaring van zowel de Taskforce als de ambtenaren van mijn ministerie.
Dit wordt proactief aangeboden. Op dit moment steunt de Taskforce bijvoorbeeld de
afdeling FEZ van VWS door inzet van een medewerker van de Taskforce bij de implementatie
van de verbeteracties financieel beheer.
De activiteiten van de Taskforce tot op heden vat ik als volgt samen:
• De Taskforce heeft het afgelopen jaar aandacht gevraagd voor goed financieel beheer
bij de ambtelijke top van alle departementen.
• Ook heeft de Taskforce aandacht gevraagd voor het wegwerken van tekortkomingen bij
de departementen en de sturing daarop.
• Het symposium voor de Audit Committees (AC's), dat in het voorjaar 2023 is georganiseerd,
stond geheel in het teken van voldoende aandacht voor het financieel beheer bij de
departementen en de rol van de AC’s daarin.
• De Taskforce heeft bij de Auditdienst Rijk (ADR) een toelichting gegeven aan 150 auditors
over financieel beheer en de rol van de financial auditor daarin.
• In april 2023 heeft de Taskforce een technische briefing gegeven aan de Tweede Kamer
en daarbij ook de oproep gedaan voor meer aandacht van Kamerleden voor financieel
beheer.
• De Taskforce heeft op een aantal inhoudelijke onderwerpen expertsessies georganiseerd.
Bijvoorbeeld over verplichtingenbeheer, incidentele suppletoire begrotingen (ISB’s),
data gedreven control en toelichtingen op het belang van financieel beheer) en vooral.
• Ook is gestimuleerd dat medewerkers van departementen met vergelijkbare taken elkaar
beter kennen, zodat zij over en weer kennis en dilemma’s met elkaar kunnen uitwisselen.
Daarnaast denkt de Taskforce mee over trainingen op verplichtingenbeheer en risicomanagement
bij de opleidingen van de Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering.
Vraag 5
Hoe verhoudt de taskforce zich tot de motie van het lid Inge van Dijk (Kamerstuk 35 830, nr. 12) om financieel beheer van departementen te verbeteren door de uitwisseling van best
practices tussen departementen? Wordt dit ook gedaan?
Antwoord op vraag 5
Het doel van de Taskforce is verbeteren van het rijksbrede financieel beheer. De Taskforce
werkt daarin intensief samen met zowel mijn ministerie als alle andere departementen
waar de verantwoordelijkheid ligt tot het oplossen van de onvolkomenheden. Departementen
nemen het verbeteren van het financieel beheer uitermate serieus en sturen gericht
op het oplossen van tekortkomingen, waarvan ik goede voorbeelden zie. Voor het oplossen
van tekortkomingen zijn bij de departementen verschillende governance structuren ingericht.
Ook sturen de Audit Committees gericht op het oplossen van onvolkomenheden en zie
ik bij verschillende departementen politiek, bestuurlijke betrokkenheid, die helpt
bij het oplossen van de tekortkomingen op het gebied van financieel beheer. Voor alle
onvolkomenheden zie ik departementen plannen van aanpak maken en gericht sturen op
de uitvoering daarvan. De best practises worden interdepartementaal gedeeld via de
Taskforce. Zie voor een uitwerking van de ondernomen activiteiten van de Taskforce
het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Hoeveel faillissementen zijn er normaal gesproken (pre-corona) gemiddeld in een jaar
en hoeveel waren er in 2022?
Antwoord op vraag 6
Het aantal faillissementen over de jaren heen fluctueert afhankelijk van economische
ontwikkelingen. Onderstaande grafiek toont het jaarlijks aantal faillissementen vanaf
2001. Dit piekte in 2013 en nam daarna gestaag af tot en met augustus 2017 tot net
onder vierduizend. Dit aantal bleef tot de coronacrisis redelijk vlak. Sindsdien is
het aantal faillissementen stevig afgenomen en bereikte in 2021 een laagterecord.
Ook in 2022 is het aantal laag vergeleken met voor de coronaperiode.
Totaal aantal faillissementen bedrijven en instellingen (inclusief eenmanszaken)
Bron: CBS
StatLine – Faillissementen; kerncijfers (cbs.nl)
Geraadpleegd 30 mei 2023
Vraag 7
Hoeveel procent van de ondernemers met een belastingschuld is per oktober 2022 daadwerkelijk
begonnen met terugbetalen en hoeveel procent was dat eind 2022?
Antwoord op vraag 7
Begin januari 2023 was na verwerking van betalingen en uitbreiding van de monitoring
een sluitend beeld te geven over de start van het terugbetalen. Op 3 januari 2023
was 61 procent van de ondernemers binnen het segment midden- en kleinbedrijf gestart
met terugbetalen (minimaal 1 termijn betaald). Bij het segment grote ondernemingen
was 83 procent begonnen met de termijnbetalingen. De meest recente cijfers over de
terugbetaling van de coronaschuld zijn weergegeven in de Kamerbrief van 17 mei jongstleden.1
Vraag 8
Wat is naar (grove) schatting ongeveer de budgettaire derving door het feit dat er
voor de schenk- en erfbelasting geldt dat er geen inzicht is in het nalevingsgedrag
van belastingplichtigen?
Vraag 9
Welke stappen gaat het kabinet zetten om inzicht te krijgen in het nalevingsgedrag
wat betreft de schenk- en erfbelasting?
Antwoord op vraag 8 en vraag 9
Het nalevingsgedrag van belastingplichtigen hangt onder meer af van kennis, (on)duidelijkheid
in wet- en regelgeving, aanvaarding van de belastingsoort, en de gepercipieerde pakkans.
Bij een belasting als de schenk- of erfbelasting is niet volledig scherp in beeld
te brengen in welke mate belastingplichtigen niet voldoen aan hun fiscale verplichtingen.
Of een aangifte juist is, kan weliswaar worden getoetst, maar of sprake is van volledigheid
is in voorkomende gevallen moeilijker. Het is dan ook niet goed mogelijk om een cijfermatige
indicatie te geven van de eventuele derving voor aangiften schenk- of erfbelasting
die niet gedaan zijn.
De Belastingdienst beoogt, in lijn met zijn Uitvoerings- en handhavingsstrategie (UHS),
om te zorgen dat belastingplichtigen uit zichzelf aan hun fiscale verplichtingen voldoen.
Dit wordt bij voorbeeld gedaan door (uitnodigings- en transactie)processen te verbeteren,
dienstverlening verder te optimaliseren, externe samenwerking met adviseurs en notarissen
te versterken, meer rechtszekerheid vooraf te verlenen, en risicogericht toezicht
achteraf te intensiveren.
Middels periodieke steekproeven wordt beoogt om, zover als mogelijk, meer inzicht
te krijgen op welke punten compliantie nog verbeterd kan worden. Dat soort inzicht
draagt vervolgens eraan bij om een risicogerichte handhavingsregie in te richten.
In 2021 is een aanvang gemaakt met de steekproef voor de erfbelasting. In deze steekproef
worden aselect een aantal aangiften grondig gecontroleerd. Voor de schenkbelasting
is het nu nog niet mogelijk om zo’n steekproef te houden aangezien het ontbreekt aan
(voldoende gestructureerde) derden informatie.
Vraag 10
Hoe staat het tegenwoordig met de belofte van bereikbaarheid van contant geld met
betrekking tot pinautomaten binnen een straal van vijf kilometer? En met betrekking
tot afstortautomaten?
Antwoord op vraag 10
In 2022 is het Convenant Contant Geld afgesloten.2 In dit convenant is de bestaande vijfkilometernorm voor het opnemen van bankbiljetten
vastgelegd. Daarnaast zijn normen voor de bereikbaarheid van andere chartale diensten
opgenomen. De Nederlandsche Bank (DNB) rapporteert jaarlijks over de naleving van
deze normen aan het Maatschappelijke Overleg Betalingsverkeer (MOB). In het MOB overleggen
vertegenwoordigers van aanbieders (zoals banken) en gebruikers (zoals consumenten
en toonbankinstellingen) van het betalingsverkeer over de goede werking van het Nederlandse
betalingsverkeer, onder voorzitterschap van De Nederlandsche Bank (DNB).
Het MOB rapporteert jaarlijks over de bereikbaarheid van geldautomaten en afstortfaciliteiten.
Voor particuliere diensten geldt dat de dienst binnen een straal van vijf kilometer
aangeboden wordt. Voor zakelijke diensten geldt een norm van maximaal 20 autorijminuten.
In tabel hieronder vindt u de laatst beschikbare cijfers over 2022.3
Doelgroep
Norm convenant
2022
Opnemen bankbiljetten (alle automaten)
Particulier
n.v.t.
99,81% binnen 5 km
Opnemen bankbiljetten (alleen Geldmaat)
Particulier
99,76%
99,76% binnen 5 km
Afstorten bankbiljetten
Particulier
n.v.t.
97,12% binnen 5 km
Afstorten bankbiljetten verpakt
Zakelijk
98,00%
99,96% binnen 20 min
Afstorten bankbiljetten onverpakt
Particulier
92,59%
95,36% binnen 5 km
Opnemen munten
Zakelijk
98,00%
97,32% binnen 20 min
Afstorten munten
Particulier
80,60%
82,11% binnen 5 km
Op 31 mei jl. bood ik uw Kamer het onderzoek naar de toekomstige inrichting van de
chartale keten aan4. In deze brief laat ik weten dat ik samen met DNB, mede op basis van het onderzoek,
concludeer dat wettelijk ingrijpen nodig is om te zorgen dat contant geld bruikbaar,
beschikbaar en bereikbaar blijft voor gebruikers. Ook schets ik in de brief de hoofdlijnen
van de wetgeving die ik ga voorbereiden. Ik streef ernaar voor het einde van 2023
een ontwerp in consultatie te brengen.
Vraag 11
Waar zijn de vier loketten van de Belastingdienst geopend voor ondernemers, hoe staat
het met het aantal en de spreiding van steunpunten van de Belastingdienst en hoeveel
wordt daarvan gebruik gemaakt?
Antwoord op vraag 11
In 2022 zijn vier corona-loketten met een landelijke spreiding geopend in de regio's
Rotterdam, Almelo/Enschede, Almere en Maastricht. Inmiddels is op alle 19 MKB-regio's
een loketfunctie ingericht voor bredere gespreksonderwerpen dan corona alleen. In
alle MKB-regio's kan een persoonlijk gesprek met een MKB-medewerker worden gevoerd.
Vanwege de opbouwfase wordt het gebruik nog niet gemonitord.
Vraag 12
Wanneer wordt de optie gerealiseerd om digitaal inzicht te hebben in alle openstaande
belastingschulden?
Antwoord op vraag 12
Het Overzicht betalen en ontvangen staat live. Burgers vinden hier hun te betalen
en ontvangen bedragen in terug. Het overzicht gaf in eerste instantie twee belastingmiddelen
weer: de inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet. Sinds 14 april jongstleden zijn
terug te betalen toeslagen ook toegevoegd. Burgers die daar recht op hebben, krijgen
inzicht in de vier mogelijk terug te betalen toeslagen: huurtoeslag, zorgtoeslag,
kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget.
We blijven werken aan het toevoegen van de andere belastingstromen, zoals motorrijtuigenbelasting.
De ambitie is eind 2024 de 13 grootste middelen5 te hebben ontsloten, waarbij ook helpers en fiscale dienstverleners toegang hebben
middels eHerkenning en DigiD Machtigen. Burgers en ondernemers krijgen zo steeds meer
direct inzicht in hun financiële situatie. Hierbij is ook specifiek aandacht voor
het handelingsperspectief, zodat burgers, ondernemers en intermediairs weten wat er
in de specifieke situatie mogelijk is en/of wordt verwacht.
Vraag 13
Wanneer kan het systeem Fraude Signalering Voorziening (FSV) naar verwachting weer
worden aangezet? En het intensief toezicht? Wat is naar verwachting de derving van
het uitstaan van deze voorzieningen in 2022?
Antwoord op vraag 13
FSV wordt niet meer aangezet na het stilleggen in 2020. Na het stilleggen van FSV
is in februari 2023 het Programma Fiscale Meldingen en Informatiestromen (PFMI) van
start gegaan. Het programma heeft als doel om de stilgelegde informatiestromen waarin
meldingen (voorheen signalen genoemd) binnenkomen en verwerkt worden, zo spoedig mogelijk
gefaseerd te herstarten.
Het is belangrijk dat dit op een zorgvuldige manier gebeurt. Niet alleen omdat de
informatiestromen complex zijn, maar omdat het inbedden van de juiste waarborgen voor
de herstart van deze processen essentieel is.
Het programma is gestart met de uitwerking van twee geprioriteerde informatiestromen
(vanuit overheidspartners) zodat deze in 2023 herstart kunnen worden, waarbij de benodigde
waarborgen voor gegevensbescherming van burgers en bedrijven ingericht zijn.
Deze uitwerking vertaalt zich, zo ver als mogelijk, naar een «blauwdruk» om de overige
stilgelegde informatiestromen AVG-compliant en éénduidig in te richten en te herstarten.
De adviezen van de Autoriteit Persoonsgegevens van 21 juli 2022 worden betrokken bij
de verdere ontwikkeling van het programma.
Informatiestromen die niet gerelateerd waren aan de FSV lopen grotendeels door. Denk
daarbij aan de werkzaamheden van het programma Verhuld Vermogen en strafrechtelijk
relevante meldingen die de FIOD in onderzoek neemt.
In het commissiedebat FSV van 25 mei jongstleden heb ik aangegeven dat ik momenteel
geen indicaties heb dat de belastinginkomsten tegenvallen.
Vraag 14
Wat is de ervaring van medewerkers met het programma leiderschap en cultuur?
Antwoord op vraag 14
Sommige medewerkers komen via het programma in aanraking met de casusdialoog en ruimte
in het recht, kijken vanuit meerdere perspectieven naar vraagstukken en zetten dat
in bij teamgesprekken. Anderen hebben de ervaring dat er zichtbaar aandacht is voor
diversiteit en inclusie. En weer anderen merken en waarderen het in het getoonde leiderschap.
Om deze (eerste) signalen te toetsen is er eind dit jaar is weer een MinFin-breed
medewerkersonderzoek, waarin zichtbaar wordt hoe de beleving van medewerkers is.
Vraag 15
Hoeveel niet-fiscale taken voert de Belastingdienst uit en voor welke gevallen is
in 2022 een negatief advies gegeven?
Antwoord op vraag 15
De Belastingdienst voert circa 300 niet-fiscale taken uit. Deze taken zijn niet allemaal
even groot en verschillend van aard (bijvoorbeeld het houden van niet-fiscaal toezicht
of het leveren van gegevens). Voor een compleet overzicht verwijs ik u naar het onderzoek
«inventarisatie taken Belastingdienst» dat door EY is uitgevoerd en naar uw Kamer
is gestuurd met het Jaarplan 20226.
In 2022 zijn er vijf verzoeken voor het uitvoeren van niet-fiscale taken ingediend
voor toetsing aan het afwijkingskader. Voor twee verzoeken was de uitkomst dat er
geen afwijkingsgrond was om deze taken door de Belastingdienst te laten uitvoeren.
Dit waren de taken «Wet eenmalige huurverlaging huurder met een lager inkomen» en
«Public Country-by-Country Reporting» (P-CBCR). Deze twee niet-fiscale taken zijn
ondanks het negatieve advies toch bij de Belastingdienst ondergebracht. Voor P-CBCR
geldt dat deze taak tijdelijk in uitvoering wordt genomen totdat een alternatieve
uitvoerder is gevonden. Dat deze taak in de tussentijd bij de Belastingdienst wordt
ondergebracht is om tijdig aan Europese richtlijnen te voldoen. Daarnaast zijn ook
de niet-fiscale taken «inframarginale heffing» en «blokaansluiting» bij de Belastingdienst
ondergebracht zonder dat hier toetsing voor heeft plaatsgevonden.
Vraag 16
Wat is de reden van het hoge ziekteverzuim bij toeslagen en wat wordt hieraan gedaan?
Antwoord op vraag 16
Binnen dienst Toeslagen blijft het ziekteverzuim relatief hoog. Verzuimoorzaken zijn
onder andere organisatieontwikkelingen, aandacht vanuit de maatschappij en werkdruk.
Het hoge verzuimcijfer wordt onder andere veroorzaakt door hoge werkdruk (onderbezetting),veel
werkstress door veranderende (zwaarder wordende) taakeisen, ontbreken van plezier
in het werk bij interactie met de burger (weerstand, emotie, agressie, veel focus
op wat niet goed gaat in de organisatie; successen en positieve resultaten zijn onderbelicht)
onvoldoende werk-/privé balans en een stuwende werking van middellang verzuim naar
langdurig verzuim-casuïstiek (het aantal langdurig zieken neemt toe).
Binnen de dienst is een beleids-sociaal medisch overleg opgestart om tot een verzuimaanpak
te komen op basis van de verzuimcijfers- en ontwikkelingen en voortkomend uit de risico-inventarisatie
en evaluatie (RI&E). De focus is gelegd op interventies die op korte termijn effect
moeten hebben om het verzuim te verlagen. Deze interventies moeten bijdragen aan het
ondersteunen van leidinggevenden in de rol van casemanager en het nemen van eigen
verantwoordelijkheid van medewerkers op hun inzetbaarheid. De inzet van extra arbeidsdeskundige
expertise bij langlopende, complexe verzuimdossiers wordt ook onderzocht. Ook worden
de inzichten vanuit uitgevoerde risico-inventarisatie en evaluatie betrokken bij het
gericht kiezen van effectieve interventies. Daarnaast wordt onderzocht naar fundamentele
verandering van het verzuimproces die past bij de situatie van Dienst Toeslagen.
Vraag 17
Wat houdt de toename van de rekening-courantstanden van de deelnemers aan het schatkistbankieren
precies in en wat zijn hiervan de gevolgen?
Antwoord op vraag 17
Schatkistbankieren houdt in dat instellingen hun liquide (overtollige) publieke middelen
aanhouden bij het Ministerie van Financiën (de schatkist). De publieke middelen verlaten
de schatkist daardoor niet eerder dan noodzakelijk voor de uitvoering van de publieke
taak. Alle deelnemers aan het schatkistbankieren hebben één of meerdere rekeningen-courant
waarop zij tegoeden aanhouden. Een stijging van het saldo van rekeningen-courant en
deposito’s betekent een instroom van geld en is daarom een ontvangst voor de Staat.
De mutatie in rekeningen-courant komt enerzijds door het resultaat van de uitgaven
en ontvangsten van de deelnemers van het schatkistbankieren en anderzijds door een
toename van het aantal deelnemers aan het schatkistbankieren. Het Ministerie van Financiën
beheert uitsluitend de aangehouden liquide middelen op de rekeningen-courant. Het
grootste deel van de deelnemers aan het schatkistbankieren valt niet onder de beleidsverantwoordelijkheid
van dit ministerie waardoor er geen inzicht is in de beweegredenen om meer middelen
aan te houden op de rekeningen-courant van deze deelnemers.
Doordat de deelnemers aan het schatkistbankieren meer overtollige middelen bij het
Rijk aanhouden, hoeft het Rijk minder te lenen. Het gevolg is dat de omvang van de
totale extern uitstaande schuld van de hele collectieve sector daalt en daardoor de
EMU-schuld afneemt. Aan het eind van 2022 was de totale bijdrage van het schatkistbankieren
aan het verlagen van de EMU-schuld € 67,7 mld.
Vraag 18
Hoeveel capaciteit van de organisatie en medewerkers is gemoeid met de actieve openbaarmaking
uitgedrukt in fte? En hoeveel capaciteit en fte voor de passieve openbaarmaking?
Antwoord op vraag 18
Een analyse begin dit jaar heeft uitgewezen dat 46 fte op centraal niveau binnen het
departement werkzaam is binnen de processen van actieve en passieve openbaarmaking
(39 fte voor Woo- verzoeken en zeven fte voor actieve openbaarmaking). Dit aantal
omvat geen medewerkers die aan parlementaire enquêtes of onderzoeken meewerken, en
omvat ook geen medewerkers die vanuit hun primaire werkzaamheden bij beleid of uitvoering
een bijdrage leveren aan openbaarmakingsprocessen (zoals een Woo-verzoek). Zoals in
het jaarverslag is opgemerkt, wordt gewerkt aan het versterken van de personele capaciteit
en het verder centraliseren van deze capaciteit. Hiermee wordt werkdruk voor betrokken
medewerkers omlaag gebracht, kwaliteit verhoogd, en doorlooptijden verkort. Op basis
van een analyse is bepaald dat een uitbreiding naar een verdubbeling van het huidige
aantal fte noodzakelijk is om deze doelen te bereiken. Op dit moment worden de benodigde
organisatiewijzigingen en de werving van de benodigde capaciteit voorbereid. De verwachting
is dat dit in 2024 zal zijn afgerond. Ten aanzien van de uitvoeringsDG’n wordt momenteel
een analyse uitgevoerd om de huidige en benodigde capaciteit in kaart te brengen.
Vraag 19
Hoeveel mensen hebben in 2022 zorgtoeslag aangevraagd en ontvangen?
Antwoord op vraag 19
In 2022 hebben 5,5 miljoen mensen zorgtoeslag aangevraagd, hiervan hebben 4,7 miljoen
mensen zorgtoeslag ontvangen.
Vraag 20
In hoeveel gevallen heeft een wijziging van het jaarinkomen over 2022 achteraf geleid
tot een aanpassing van het zorgtoeslagbedrag in de voorschotbeschikking en een terugvordering
van uitgekeerde toeslagen? Wat is het gemiddelde bedrag wat terugbetaald moest worden?
Wat was het hoogste bedrag? Kan dat in een overzicht worden weergeven?
Antwoord op vraag 20
Het proces van het definitief toekennen van zorgtoeslag 2022 start in juni en de gegevens
daarover zijn nog niet beschikbaar. Gegevens uit het verleden, laten het volgende
beeld zien:
Circa 2/3 van voorschotten voor de zorgtoeslag is gelijk aan de definitieve zorgtoeslag.
Circa 1/6 van de huishoudens krijgt er geld bij, circa 1/6 van de huishoudens moet
terugbetalen.
Vanaf Toeslagjaar 2021 geldt er een doelmatigheidsgrens voor kleine terugvorderingen.
Hierdoor hoeven bedragen tot € 100,– niet terugbetaald te worden. Daardoor is het
percentage aanvragers, dat daadwerkelijk moet terugbetalen gedaald naar 12%.
Zorgtoeslag – Actualiteit: 22-05-2023
Uitsplitsing def. bedragen (tov voorschot)
2018
2019
2020
2021
nabetaling
#
#
#
#
€ 1 t/m € 100
8%
9%
8%
8%
402.300
455.100
428.800
414.100
€ 101 – € 500
7%
7%
6%
7%
344.600
378.400
335.200
355.800
€ 501 – € 1.000
2%
2%
2%
2%
93.200
110.700
106.200
103.700
€ 1.001 – € 3.000
1%
1%
1%
1%
58.400
71.500
78.900
70.700
totaal
17%
19%
18%
18%
898.500
1.015.700
949.100
944.300
nihil
– geen verschil
66%
65%
65%
65%
3.419.000
3.419.400
3.417.100
3.333.400
terugvordering
€ 1 t/m € 100
5%
5%
5%
5%
269.200
247.700
265.300
261.600
€ 101 – € 500
8%
7%
7%
7%
391.200
355.800
372.900
358.300
€ 501 – € 1.000
3%
3%
3%
3%
144.900
135.600
154.700
147.500
€ 1.001 – € 3.000
2%
2%
2%
2%
86.000
85.300
102.500
92.700
totaal
17%
16%
17%
17%
891.300
824.400
895.400
860.100
netto populatie
5.211.100
5.266.400
5.295.600
5.328.100
– aantal def (%populatie)
(100%)
(100%)
(99%)
(96%)
5.208.800
5.259.500
5.261.600
5.137.800
Opmerking:
• definitieve toekenning-terugvorderingen zijn merendeels inkomens gerelateerd, maar
kunnen ook te maken hebben met vermogen en/of andere oorzaken;
• de maximale terugvordering is gelijk aan de maximum toekenning (zie vraag 23).
Vraag 21
Wat is het totale bedrag dat in 2022 aan zorgtoeslag is uitgekeerd? Wat zijn de (inschattingen
van) uitvoeringskosten gerelateerd aan de uitkering van zorgtoeslag?
Antwoord op vraag 21
Volgens de jaarrekening van VWS is er in 2022 per saldo € 5,8 mld. (€ 6,3 mld. uitgaven
en 498 mln. inkomsten) uitgegeven aan zorgtoeslag.
Voor de uitvoering van toeslagen wordt gebruik gemaakt van de capaciteit en processen
van de Belastingdienst. Daarnaast geldt dat de uitvoeringsprocessen binnen dienst
Toeslagen generiek zijn georganiseerd voor alle vier de toeslagen (huurtoeslag, zorgtoeslag,
kinderopvangtoeslag en kindgebondenbudget) en dat deze processen vaak niet specifiek
op een van de toeslagen zijn ingericht. Deze combinatie van factoren maakt het daarom
niet mogelijk om specifiek uit te drukken welk aandeel van de totale uitvoeringskosten
op de zorgtoeslag zien.
Met inachtneming van bovenstaande kanttekening wordt onderstaand een indicatie gegeven
van de toegerekende uitvoeringskosten over 2021. Deze indicatie is gebaseerd op het
zogeheten uitgavenmodel van 2021.
Geschatte uitgaven
De totale toegerekende uitgaven van 2021 voor alle Toeslagen, incl. uitgaven bij de
Belastingdienst, zijn becijferd op circa € 375-€ 420 mln. op basis van het uitgavenmodel.
De uitvoeringskosten voor de zorgtoeslag bedroegen in 2021 circa € 85 mln; € 17 mln.
van deze uitgaven betreft uitvoering door dienst Toeslagen. De overige € 68 mln. betreft
de uitgaven bij de Belastingdienst voor de Zorgtoeslag.
Vraag 22
Kan aan de hand van een verdeling van huishoudens naar inkomen uit arbeid of uitkering
(tot het inkomen waarmee het recht op zorgtoeslag komt te vervallen) in bedrag en
als percentage van het totale inkomen inzichtelijk gemaakt worden welk deel van het
besteedbaar inkomen bij benadering bestaat uit ontvangen zorgtoeslag?
Antwoord op vraag 22
In onderstaande tabel is aangeven welk aandeel van de zorgtoeslag uitmaakt voor het
besteedbaar inkomen naar verschillende types huishouden en verschillende inkomensniveaus.
Besteedbaar inkomen
Zorgtoeslag
Zorgtoeslag als % van inkomen
Alleenstaande zonder kinderen
Bijstand
12.479
1.336
10,7%
WML
20.005
1.336
6,7%
1x modaal
27.542
0
0,0%
2 x modaal
45.509
0
0,0%
Tweeverdiener zonder kinderen
Bijstand
17.573
2.553
14,5%
WML
19.934
2.553
12,8%
1x modaal
32.041
505
1,6%
2 x modaal
55.084
0
0,0%
Alleenverdiener (paar) met kinderen
Bijstand
22.188
2.553
11,5%
WML
24.293
2.553
10,5%
1x modaal
31.222
611
2,0%
2 x modaal
46.331
0
0,0%
Tweeverdiener met kinderen
Bijstand
22.188
2.553
11,5%
WML
24.834
2.553
10,3%
1x modaal
36.919
521
1,4%
2 x modaal
58.851
0
0,0%
Vraag 23
Wat was de maximale zorgtoeslag voor één en twee personen van de afgelopen vijf jaar
en wat is de prognose voor de aankomende vijf jaar?
Antwoord op vraag 23
In onderstaande tabel staan de gerealiseerde en verwachte maximale toeslag voor de
periode 2018 tot 2027. De gegevens voor 2023 zijn op basis van vastgestelde parameters.
De cijfers van 2024 en verdere jaren zijn gebaseerd op de CEP raming van het CPB.
In de CEP raming worden echter niet de maximale bedragen voor 2-persoonshuishoudens
weergegeven. In onderstaande tabel is veronderstelt dat deze een soortgelijke ontwikkeling
hebben als de maximale toeslag voor 1-persoonshuishoudens. Dit is een logische veronderstelling omdat beide afhankelijk zijn van
de ontwikkeling van de standaardpremie en de ontwikkeling van het WML.
De bedragen voor 2023 zijn eenmalig hoger vastgesteld vanwege koopkrachtcompensatie
voor de hoge energielasten.
maximale toeslag 1-p
maximale toeslag 2-p
2018
€ 1.139
€ 2.062
2019
€ 1.189
€ 1.655
2020
€ 1.250
€ 1.791
2021
€ 1.287
€ 1.905
2022
€ 1.336
€ 2.043
2023
€ 1.858
€ 2.121
2024*
€ 1.506
€ 1.882
2025*
€ 1.597
€ 1.996
2026*
€ 1.681
€ 2.101
2027*
€ 1.738
€ 2.173
Vraag 24
Welke toezeggingen uit voortgangsrapportages van de Kwartiermakers accountancysector
staan nog open en wanneer worden deze toezeggingen afgerond?
Antwoord op vraag 24
De kwartiermakers toekomst accountancysector maken gebruik van verschillende middelen,
zoals het vragen van aandacht voor noodzakelijke verbeteringen (gedrag en cultuur,
fraude, levensvatbaarheid, technologie), het laten doen van onderzoek (structuurmodellen,
educatie) en het doen van concrete voorstellen (Audit Quality Indicators). Op deelonderwerpen
lopen nog onderzoeken: structuurmodellen en het toekomstbestendig maken van de opleiding
tot accountant (educatie). De kwartiermakers zullen tegen het einde van dit jaar in
hun slotrapportage eindconclusies trekken, mede over de resultaten van onderzoeken.
In die slotrapportage komen zij terug op alle onderwerpen die zij in de voortgangsrapportages
hebben toegelicht. De regering zal die slotrapportage met een begeleidende brief delen
met de Kamer.
Vraag 25
Hoeveel aanvragen voor zakelijke bankrekeningen zijn in 2022 afgewezen op grond van
de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft)? Hoeveel
van deze aanvragers hebben een basisbetaalrekening aangeboden gekregen? Hoeveel meer
afwijzingen zijn dit ten opzichte van andere jaren en hoe verhoudt zich dat tot het
totale aantal aanvragen?
Vraag 26
Hoeveel aanvragen voor particuliere bankrekeningen zijn in 2022 afgewezen op grond
van de Wwft en hoeveel bankrekeningen zijn opgeheven op grond van een verdenking op
grond van de Wwft? Hoeveel van deze aanvragers hebben een basisbetaalrekening aangeboden
gekregen? Hoeveel meer afwijzingen zijn dit ten opzichte van andere jaren en hoe verhoudt
zich dat tot het totale aantal aanvragen?
Antwoord op vraag 25 en 26
De Nederlandse Vereniging van Banken heeft aangegeven momenteel geen beschikking te
hebben over cijfers ten aanzien van weigering van een betaalrekening en op welke grond
deze weigering is gedaan. Wel heeft De Nederlandsche Bank (DNB) een jaar geleden een
onderzoek gedaan naar de poortwachtersrol van banken bij de toepassing van de Wwft.
Uit het rapport «Van herstel naar balans» blijkt dat in 2021 ongeveer 34.000 potentiële
klanten niet zijn geaccepteerd als klant door banken. Deze groep bestaat naar schatting
uit circa 18.000 particulieren, 15.000 zakelijke klanten en 1.750 financiële ondernemingen.
Hiervan is slechts een deel geweigerd op basis van de Wwft, naar schatting is dit
het geval bij een kwart van de particuliere klanten, 18% in het geval van zakelijke
klanten en 4% in het geval van financiële ondernemingen. DNB geeft verder aan dat
onbekend is of deze klanten wel bij een andere bank een rekening hebben kunnen aanvragen.
De basisbetaalrekening bestaat momenteel alleen voor consumenten. Zoals aangegeven
in de voortgangsupdate van de beleidsagenda aanpak witwassen die ik op 17 mei jl.
naar uw Kamer heb gestuurd heb ik aan de NVB gevraagd of zij met een voorstel voor
een basisbetaalrekening voor zakelijke cliënten wil komen. In de najaarsrapportage
van de beleidsagenda aanpak witwassen zal ik hier een appreciatie van geven. Uit navraag
bij de Betaalvereniging Nederland blijkt dat er geen vergelijkbare cijfers beschikbaar
zijn ten aanzien van de bestaande basisbetaalrekening, aangezien niet alle banken
(op eenzelfde methode) bijhouden hoeveel rekeningen zijn geaccepteerd en geweigerd
en op basis van welke weigeringsgrond.
Ik heb de NVB gevraagd te voorzien in de door de Kamer gevraagde informatie ten aanzien
van de weigering van rekeningen. Ik kom hier in de najaarsrapportage van de beleidsagenda
aanpak van witwassen op terug.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier