Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (wsbvc) van 12 juni 2023 (Kamerstuk 21501-31-709)
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 713
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 juni 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 30 mei 2023 over de geannoteerde agenda formele Raad Werkgelegenheid en
Sociaal Beleid (wsbvc) van 12 juni 2023 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 709).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 juni 2023 aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 6 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie, Meester-Schaap
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
10
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn verbetering van Arbeidsvoorwaarden bij Platformwerk
(COM, 2021, 762)
Recente ontwikkelingen
Graag informeer ik Uw Kamer over de recente ontwikkelingen rond het Richtlijnvoorstel
betreffende de verbetering van Arbeidsvoorwaarden bij Platformwerk (COM, 2021, 762)
alvorens ik de vragen van de fracties beantwoord.
Extra Coreper 31 mei jl.
Zoals ik aangaf in de Geannoteerde Agenda van de Formele Raad WSB van 12 juni jl.
(Kamerstuk 21 501-31, nr. 709), was mijn verwachting dat het Voorzitterschap in aanloop naar de Raad de, mogelijk
op onderdelen aangepaste, compromistekst die voorlag in het Coreper van 24 mei jl.
nogmaals zou voorleggen in een Coreper. Dit Coreper heeft inmiddels plaatsgevonden
op 31 mei jl. Toen is gesproken over een aangepast compromisvoorstel van het Zweeds
voorzitterschap. Het Voorzitterschap heeft echter, net als in het Coreper van 24 mei
jl., vooralsnog geen gekwalificeerde meerderheid gevonden voor de compromistekst.
Veel lidstaten vinden de tekst een verbetering ten opzichte van de tekst die voorlag
in het Coreper van 24 mei jl. Voor andere lidstaten is de tekst nog niet goed genoeg.
Zowel vanuit het Voorzitterschap, de lidstaten en de Europese Commissie is de wens
uitgesproken om tot een algemene oriëntatie te komen tijdens de Formele Raad. Op dit
moment is nog niet duidelijk of er nogmaals een bespreking plaatsvindt in Coreper.
Bij de beantwoording van de vragen van de fracties zal ik uitgaan van de tekst die
voorlag in het Coreper van 31 mei jl.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Formele Raad WSBVC. Deze leden hebben hierover enkele verdiepende vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat er bij de onderhandelingen over de herziening
van Verordening 883/2004 waarde wordt gehecht aan betere handhaving en het laag houden
van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Deze leden blijven geïnteresseerd
in de ontwikkelingen op dit gebied en zijn blij met de stand van zaken die de Minister
heeft gedeeld. De verordening staat verder niet op de agenda, maar deze leden zouden
daar toch graag een vraag over stellen.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of het klopt dat een poging van het
Zweeds voorzitterschap om een aangepast/verruimd mandaat te krijgen voor de trilogen
met het Europees Parlement (EP) niet ver van een gekwalificeerde meerderheid afzat.
Wat waren de hoofdlijnen van het mandaat dat voorgesteld werd door dit voorzitterschap?
En hoe denkt de Minister over het digitaal vormgeven van de notificatieplicht van
detacheringen?
Hoewel het voorstel van het Zweeds voorzitterschap is verworpen, klopt het dat sprake
was van een nipte blokkerende minderheid. Dit is overigens kenmerkend voor dit dossier.
Dit is des te meer reden voor mij om als Nederland proactief samenwerking te zoeken
met andere lidstaten.
Het voorstel tot wijziging van het Raadsmandaat van het Zweeds Voorzitterschap zag
op het hoofdstuk detachering en A1-verklaringen en op het hoofdstuk werkloosheid.
Wat betreft het laatste hoofdstuk bestond het voorstel uit verruiming van de exportmogelijkheden
van werkloosheidsuitkeringen ten opzichte van de status quo. Nederland heeft, zoals
ook de wens van Uw Kamer is, aangegeven hierop tegen te zijn en dat er een substantiële
termijn van premiebetaling nodig is voordat het werkland bevoegd wordt.
Het voorstel tot verplichting van voorafgaande notificatie bij detachering, dat op
initiatief van het Europees Parlement in het herzieningsvoorstel is opgenomen, houdt
in dat het verplicht wordt om een detachering voorafgaand te melden aan het bevoegde
orgaan. In Nederland is dit de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Op dit moment moet
deze notificatie alleen «indien mogelijk» van tevoren gebeuren. Voor Nederland is
het belangrijk dat wijziging van de voorafgaande notificatie zo wordt vormgegeven
dat het afdoende bescherming biedt tegen premieshoppen, zonder de administratieve
lasten significant te verhogen. Het digitaal vormgeven van de notificatie kan hieraan
bijdragen, mits het leidt tot betere handhaving en niet leidt tot disproportionele
administratieve lasten.
Agendapunt: Algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn verbetering van Arbeidsvoorwaarden
bij Platformwerk
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de Minister voor wat betreft het weerlegbaar
rechtsvermoeden het nu voorliggende voorstel van het Zweedse Raadsvoorzitterschap
kan plaatsen ten opzichte van de tekst waarmee de Tsjechen in december een akkoord
hoopten te bereiken. Hoe verhouden deze teksten zich tot elkaar en tot het originele
voorstel van de Europese Commissie? Wat zijn de hoofdpunten en de overeenkomsten en
verschillen?
Zoals toegelicht in de Geannoteerde Agenda voor de Formele Raad van 12 juni lag de
focus tijdens de behandeling van het richtlijnvoorstel onder Zweeds voorzitterschap
op het hoofdstuk over het weerlegbaar rechtsvermoeden. De meeste tekstaanpassingen
zitten dan ook in dit hoofdstuk en de bijbehorende overwegingen.
Op 31 mei is er in Coreper een nieuw compromis besproken. Het voorstel dat voorlag
in het Coreper van 31 mei jl. bevatte op dit punt een meer gebalanceerde tekst dan
de versie die voorlag in het Coreper van 24 mei jl. en sluit daarmee beter aan bij
de Nederlandse inzet ten aanzien van een toekomstbestendig en effectief geformuleerd
rechtsvermoeden en de duurzame ontwikkeling van de platformeconomie. Het is thans
nog onhelder of deze versie ook ter stemming in de Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal
Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken wordt voorgelegd. De compromisteksten
hebben de markering «Limité». Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking van
het document, of onderdelen daarvan, het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen
worden beïnvloed. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten
via het «Delegates Portal».
Het voorstel dat voorlag in het Coreper van 31 mei jl. acht ik ook een verbetering
ten opzichte van de versie waarmee het Tsjechisch voorzitterschap in december 2022
een akkoord probeerde te bereiken. Tegelijkertijd is dit voorstel op het onderdeel
betreffende het weerlegbaar rechtsvermoeden geen verbetering ten opzichte van het
originele Commissievoorstel. Zowel de versie waarmee het Tsjechisch voorzitterschap
in december 2022 een akkoord probeerde te bereiken als de versie die voorlag in het
Coreper van 31 mei jl., wijken ten opzichte van het Commissievoorstel af als het gaat
om de vormgeving en het aantal criteria voor het weerlegbaar rechtsvermoeden. Conform
de informatieafspraken informeerde ik uw Kamer over de versie waarmee het Tsjechisch
voorzitterschap in december 2022 een akkoord probeerde te bereiken, in meer detail
in het Verslag van de Formele Raad.1
De punten waarop de teksten onderling minder van elkaar verschillen betreffen bijvoorbeeld
de bepalingen in het hoofdstuk over algoritmisch management. Wel zijn wijzigingen
aangebracht die beogen de tekst duidelijker leesbaar te maken.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of zij vreest dat nieuwe regelgeving
op Europees niveau risico’s met zich meebrengt om innovatie en economische groei te
beperken?
Zowel de duurzame ontwikkeling van platforms als de bescherming van werkenden in de
platformeconomie zijn voor dit kabinet van groot belang. Daar heb ik tijdens de onderhandelingen
steeds oog voor gehad. Op dat punt acht ik de laatste compromistekst meer in balans
dan de eerdere compromisteksten. Indien een akkoord in de Raad wordt bereikt, kan
de triloog met het Europees Parlement starten, ook dan zal ik erop inzetten dat het
voorstel zowel bijdraagt aan de duurzame ontwikkeling van platforms, als aan de bescherming
van werkenden in de platformeconomie.
Agendapunt: Raadsaanbeveling versterking Sociale Dialoog
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe andere lidstaten kijken naar de sociale
dialoog. Hebben andere lidstaten eenzelfde situatie met sociale partners die samenwerken
op sociaaleconomisch terrein? Hoe kan de sociale dialoog effectief zijn als de samenwerking
tussen regeringen en sociale partners in verschillende lidstaten anders is?
De sociale dialoog vindt op meerdere niveaus plaats. Allereerst op nationaal niveau,
in elke lidstaat met eigen sociale partners. De mate en kwaliteit van de betrokkenheid
van de sociale partners verschilt echter aanzienlijk van land tot land. De Europese
Commissie signaleert dat de sociale dialoog in veel lidstaten onder druk staat. Het
aantal werknemers dat onder een collectieve arbeidsovereenkomst valt is de afgelopen
jaren flink gedaald, met name in Centraal- en Oost-Europa, evenals het aantal vakbondsleden.
Ook zijn werknemers in niet-standaard vormen van werk minder goed georganiseerd en
vertegenwoordigd. Om deze redenen roept de voorgestelde Raadsaanbeveling lidstaten
op maatregelen te nemen om de sociale dialoog en de capaciteit van sociale partners
te versterken. Vanuit Nederland is benadrukt dat wij waarde hechten aan de erkenning
van de verschillen tussen nationale systemen en aan de rol en autonomie van sociale
partners binnen het stelsel. De voorgestelde Raadsaanbeveling eerbiedigt de nationale
tradities en de autonomie van de sociale partners. Het stelt de lidstaten in staat
te bepalen hoe deze doelstellingen het best kunnen worden bereikt, rekening houdend
met hun specifieke omstandigheden.
Naast de sociale dialoog op nationaal niveau, wordt er ook op Europees niveau tussen
en met (Europees verenigde) sociale partners gesproken (bi-partiet en tripartiet).
De Europese sociale dialoog is vastgelegd in het Verdrag van de Werking van de Europese
Unie (artikelen 151–155). Hierin staat dat de Europese Commissie sociale partners
(op EU-niveau) raadpleegt, alvorens zij initiatieven uitbrengt op het gebied van sociale
zaken. De Commissie publiceerde tegelijk met de Raadsaanbeveling ook een Mededeling
over het versterken en bevorderen van de sociale dialoog op EU-niveau. Over de Mededeling
wordt niet gestemd. In de Mededeling stelt de Commissie zichzelf een aantal doelen
en roept zij ook (Europese) sociale partners op een bijdrage te leveren aan de versterking
van de sociale dialoog, bijvoorbeeld via het onderhandelen en sluiten van meer overeenkomsten
tussen sociale partners over sociale onderwerpen op EU-niveau en door het lidmaatschap
en de representativiteit van zowel vakbonden als werkgeversorganisaties te verbeteren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de Formele Raad van 12 juni.
De leden van de D66-fractie betreuren het dat er nog geen akkoord is bereikt wat betreft
de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid, maar zijn blij dat
de Minister standvastig blijft in haar standpunt. Deze leden vragen de Minister om
toe te lichten of gelijkgezinde lidstaten net zo standvastig zijn, of dat er een verschuiving
begint te ontstaan. Ook zijn zij benieuwd naar een eerste beeld van de Minister van
de vervolgstappen van het Zweedse voorzitterschap. Voorts steunen de leden van de
D66-fractie de inzet van de Minister op een reflectieperiode volledig, waarbij de
voorkeur uitgaat naar een reflectieperiode voor de twee specifiek genoemde hoofdstukken.
Nederland bevindt zich in een kamp van gelijkgezinde lidstaten met zorgen over wijzigingen
in het werkloosheidshoofdstuk. Anderzijds is er een groep lidstaten met zorgen over
het hoofdstuk A1-verklaringen en detacheringen. Het krachtenveld is dus niet eenduidig.
Hoewel het lastig is om uitspraken te doen over de standvastigheid van individuele
lidstaten, werd onlangs het Zweedse voorstel tot wijziging van het Raadsmandaat verworpen
door een blokkerende groep van veertien lidstaten. Dit is echter geen garantie voor
de toekomst en daarom zal ik in contact blijven met andere lidstaten en waar nodig
proactief samenwerking zoeken. Het Zweeds voorzitterschap beraadt zich momenteel op
eventuele vervolgstappen.
De leden van de D66-fractie vinden het ook jammer dat er nog geen overeenstemming
is bereikt wat betreft de Richtlijn Platformwerk, maar ook hier steunen zij de Minister
in haar positie dat een akkoord wel een echte verbetering moet zijn ten opzichte van
de huidige situatie. Deze leden vragen aan de Minister of zij voor wat betreft het
weerlegbaar rechtsvermoeden het nu voorliggende voorstel van het Zweedse Raadsvoorzitterschap
kan plaatsen ten opzichte van de tekst waarmee de Tsjechen afgelopen december een
akkoord hoopten te bereiken. Acht de Minister beide teksten vergelijkbaar in de mate
waarin ze afwijken van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie? Ook zijn deze
leden benieuwd of de lidstaten waarmee Nederland in oktober 2022 gezamenlijk een position
paper opstelde nog steeds samen optrekken in de onderhandelingen?
Zoals toegelicht in de Geannoteerde Agenda voor de Formele Raad van 12 juni lag de
focus tijdens de behandeling van het richtlijnvoorstel onder Zweeds voorzitterschap
op het hoofdstuk over het weerlegbaar rechtsvermoeden. De meeste tekstaanpassingen
zitten dan ook in dit hoofdstuk en de bijbehorende overwegingen.
Op 31 mei is er in Coreper een nieuw compromis besproken. Het voorstel dat voorlag
in het Coreper van 31 mei jl. bevatte op dit punt een meer gebalanceerde tekst dan
de versie die voorlag in het Coreper van 24 mei jl. en sluit daarmee beter aan bij
de Nederlandse inzet ten aanzien van een toekomstbestendig en effectief geformuleerd
rechtsvermoeden en de duurzame ontwikkeling van de platformeconomie. Het is thans
nog onhelder of deze versie ook ter stemming in de Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal
Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken wordt voorgelegd. De compromisteksten
hebben de markering «Limité». Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking van
het document, of onderdelen daarvan, het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen
worden beïnvloed. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten
via het «Delegates Portal».
Het voorstel dat voorlag in het Coreper van 31 mei jl. acht ik ook een verbetering
ten opzichte van de versie waarmee het Tsjechisch voorzitterschap in december 2022
een akkoord probeerde te bereiken. Tegelijkertijd is dit voorstel op het onderdeel
betreffende het weerlegbaar rechtsvermoeden geen verbetering ten opzichte van het
originele Commissievoorstel. Zowel de versie waarmee het Tsjechisch voorzitterschap
in december 2022 een akkoord probeerde te bereiken als de versie die voorlag in het
Coreper van 31 mei jl., wijken ten opzichte van het Commissievoorstel af als het gaat
om de vormgeving en het aantal criteria voor het weerlegbaar rechtsvermoeden. Conform
de informatieafspraken informeerde ik uw Kamer over de versie waarmee het Tsjechisch
voorzitterschap in december 2022 een akkoord probeerde te bereiken, in meer detail
in het Verslag van de Formele Raad.2
De punten waarop de teksten onderling minder van elkaar verschillen betreffen bijvoorbeeld
de bepalingen in het hoofdstuk over algoritmisch management. Wel zijn wijzigingen
aangebracht die beogen de tekst duidelijker leesbaar te maken.
Ik onderhoud nog steeds intensief contact met de lidstaten waarmee in oktober 2022
gezamenlijk een position paper werd opgesteld. Tegelijkertijd spreek ik juist ook
met lidstaten die dit position paper niet hebben ondertekend. Een algemene oriëntatie
vraagt immers flexibiliteit van alle lidstaten, zowel van lidstaten die bedenkingen
hebben bij het oorspronkelijke Commissievoorstel, als ook van Nederland en de ons
gelijkgezinde lidstaten. Zo heb ik onder meer rondom het «Porto Social Forum» in Porto
op 27 mei jl. contact gehad met verschillende collega-Ministers en mij ingezet om
tot een compromis te komen.
Wat betreft de Raadsaanbeveling versterken Sociale Dialoog hebben de leden van de
D66-fractie nog enkele vragen. Enerzijds begrijpen deze leden de positie van de Minister,
want ook zij zien onze poldertraditie en erkennen de waarde hiervan voor Nederland.
Wel maken zij zich zorgen over de representativiteit van de klassieke polderpartijen,
bijvoorbeeld ten aanzien van de leeftijd van de leden van vakbonden, en vragen zij
welke gevolgen dit heeft voor werkenden die niet bij een vakbond zijn aangesloten
en zich niet herkennen in keuzes die worden gemaakt. De leden van de D66-fractie vragen
de Minister of zij deze zorgen deelt. Deze leden vragen ook aan de Minister hoe zij,
zowel op nationaal als op Europees niveau, gaat voorkomen dat de macht louter bij
de gevestigde partijen ligt. Hoe gaat zij zorgen voor goede representativiteit van
de sociale partners die werkenden vertegenwoordigen in de polder, zo vragen deze leden.
Voorts vragen zij hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat alternatieven voor de klassieke
vakbonden ook meegenomen worden bij deze sociale dialoog in de Europese Unie.
Een sterke sociale dialoog met solide sociale partners op nationaal en Europees niveau
is voor Nederland van groot belang. Juist vanwege de stabiele arbeidsverhoudingen
in Nederland en de positieve sociaaleconomische effecten van ons stelsel, is het behouden
van een sterke sociale dialoog en collectief overleg op alle niveaus van grote betekenis.
Representativiteit van en vertrouwen in sociale partners speelt daarbij een rol. Vakbonden
ontlenen hun legitimiteit niet uitsluitend aan de omvang en de samenstelling van hun
ledenbestand. Zij richten zich op het belang van alle werknemers en niet alleen op
de belangen van hun leden. Dit acht ik ook van belang. In ons stelsel hebben vakbonden
de mogelijkheid om een goede belangenafweging te maken, bijvoorbeeld door ook niet-vakbondsleden
te betrekken bij de totstandkoming van een cao. Hoe sociale partners, zoals vakbonden,
zich organiseren, leden werven en voor een goede belangenbehartiging zorgen is aan
hen zelf om te bepalen.
Uit onderzoek (NEA 2022, TNO) blijkt dat het feitelijk draagvlak voor het stelsel
en de positie van vakbonden nog altijd ruim voldoende is, ook onder jongeren. Ik vind
het belangrijk dat dit in de toekomst zo blijft en heb aandacht voor de uitdagingen
die ook de Commissie signaleert. Ons overlegstelsel moet passen in de 21e eeuw, daarbij
is oog voor nieuwe vormen van werk en van vertegenwoordiging van belang. Over veel
van deze thema’s wordt reeds gesproken met sociale partners en op een aantal terreinen
zijn al acties ondernomen. Om de positie van zelfstandigen in de polder verder te
versterken en ervoor te zorgen dat de stem van zelfstandigen nog beter wordt gehoord
in de advisering aan het kabinet, wordt het aantal zetels in de SER uitgebreid voor
zelfstandigen. Ook kent de SER sinds 2015 een jongerenplatform waarbinnen jongeren
mee kunnen praten over diverse onderwerpen die hen direct raken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik tot het stellen
van vragen over de agendastukken voor de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
van 12 juni 2023.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er druk onderhandeld wordt over het Richtlijnvoorstel
Platformwerk. Het Zweeds voorzitterschap probeert tot een compromis te komen. Deze
leden vragen of de Minister voor wat betreft het weerlegbaar rechtsvermoeden het nu
voorliggende voorstel van het Zweedse Raadsvoorzitterschap kan plaatsen ten opzichte
van de tekst waarmee de Tsjechen afgelopen december een akkoord hoopten te bereiken.
Acht de Minister beide teksten vergelijkbaar in de mate waarin ze afwijken van het
oorspronkelijke voorstel van de Commissie? Hoe beoordeelt de Minister het voorstel
van Zweden en is dit in lijn met de inzet vanuit Nederland?
Zoals toegelicht in de Geannoteerde Agenda voor de Formele Raad van 12 juni lag de
focus tijdens de behandeling van het richtlijnvoorstel onder Zweeds voorzitterschap
op het hoofdstuk over het weerlegbaar rechtsvermoeden. De meeste tekstaanpassingen
zien dan ook op dit hoofdstuk en de bijbehorende overwegingen.
Op 31 mei is er in Coreper een nieuw compromis besproken. Het voorstel dat voorlag
in het Coreper van 31 mei jl. bevatte op dit punt een meer gebalanceerde tekst dan
de versie die voorlag in het Coreper van 24 mei jl. en sluit daarmee beter aan bij
de Nederlandse inzet ten aanzien van een toekomstbestendig en effectief geformuleerd
rechtsvermoeden en de duurzame ontwikkeling van de platformeconomie. Het is thans
nog onhelder of deze versie ook ter stemming in de Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal
Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken wordt voorgelegd. De compromisteksten
hebben de markering «Limité». Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking van
het document, of onderdelen daarvan, het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen
worden beïnvloed. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten
via het «Delegates Portal».
Het voorstel dat voorlag in het Coreper van 31 mei jl. acht ik ook een verbetering
ten opzichte van de versie waarmee het Tsjechisch voorzitterschap in december 2022
een akkoord probeerde te bereiken. Tegelijkertijd is dit voorstel op het onderdeel
betreffende het weerlegbaar rechtsvermoeden geen verbetering ten opzichte van het
originele Commissievoorstel. Zowel de versie waarmee het Tsjechisch voorzitterschap
in december 2022 een akkoord probeerde te bereiken als de versie die voorlag in het
Coreper van 31 mei jl., wijken ten opzichte van het Commissievoorstel af als het gaat
om de vormgeving en het aantal criteria voor het weerlegbaar rechtsvermoeden. Conform
de informatieafspraken informeerde ik uw Kamer over de versie waarmee het Tsjechisch
voorzitterschap in december 2022 een akkoord probeerde te bereiken, in meer detail
in het Verslag van de Formele Raad.3
De punten waarop de teksten onderling minder van elkaar verschillen betreffen bijvoorbeeld
de bepalingen in het hoofdstuk over algoritmisch management. Wel zijn wijzigingen
aangebracht die beogen de tekst duidelijker leesbaar te maken.
De leden van de CDA-fractie vragen of de lidstaten waarmee Nederland in oktober 2022
gezamenlijk een position paper opstelde nog steeds samen optrekken in de onderhandelingen?
Ik onderhoud nog steeds intensief contact met de lidstaten waarmee in oktober 2022
gezamenlijk een position paper werd opgesteld. Tegelijkertijd spreek ik juist ook
met lidstaten die dit position paper niet hebben ondertekend. Een algemene oriëntatie
vraagt immers flexibiliteit van alle lidstaten, zowel van lidstaten die bedenkingen
hebben bij het oorspronkelijke Commissievoorstel, als ook van Nederland en de ons
gelijkgezinde lidstaten. Zo heb ik onder meer rondom het «Porto Social Forum» in Porto
op 27 mei jl. contact gehad met verschillende collega-Ministers en mij ingezet om
tot een compromis te komen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de vaste commissie voor Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (SZW) van het Europees Parlement op 11 mei een resolutie aangenomen
heeft met de oproep om twee jaar na de Sociale Top in Porto vast te houden aan de
daar overeengekomen doelstellingen in het kader van de Europese Sociale Pijler. Deze
leden vragen hoe groot de kans is dat de Europese Unie (EU) in 2030 deze doelstellingen
in het kader van de Europese pijler van sociale rechten zal behalen. Deze leden hebben
vernomen dat de Minister recent heeft deelgenomen aan het «Porto Social Forum». Klopt
het dat bij deze gelegenheid een verklaring is aangenomen waarin de doelstellingen
vastgesteld tijdens de Sociale Top in Porto in mei 2021 opnieuw bevestigd worden?
Deze leden vragen of de Minister de verklaring aan de Kamer kan doen toekomen en de
status hiervan kan toelichten.
Op 4 maart 2021 heeft de Europese Commissie het Actieplan voor de Europese pijler
van sociale rechten gepresenteerd.4Het Actieplan van de Commissie bevat concrete maatregelen en kerndoelen op het gebied
van de werkgelegenheid, vaardigheden en sociale bescherming die de Europese Unie in
2030, in samenwerking met de lidstaten, de sociale partners en het maatschappelijk
middenveld, moet hebben verwezenlijkt. De kerndoelen zijn:
– Ten minste 78% werkgelegenheid (20–64 jaar);
– Ten minste 60% van volwassenen volgt elk jaar tenminste één opleiding en/of leeractiviteit
(25–64 jaar);
– Ten minste 15 miljoen minder mensen (t.o.v. 2019) met een risico op armoede en sociale
uitsluiting.
Elke lidstaat heeft eigen nationale doelstellingen gedefinieerd om bij te dragen aan
deze doelstellingen op EU-niveau.5 Via het sociaal scorebord van het Europees Semester kunnen de vorderingen van de
doelen gemonitord worden.6 Op basis van de meest recente cijfers is nog niet goed te voorspellen of de Europese
doelen voor 2030 gehaald zullen worden.
Het klopt dat ik heb deelgenomen aan het Porto Social Forum in Porto op 27 mei jl.
Ik heb onder meer een bijdrage geleverd aan de paneldiscussie «The European Year of
Skills as a driver for the twin transitions». In het panel heb ik het Nederlandse
Actieplan voor Groene en Digitale banen7 toegelicht en heb ik een pleidooi gehouden om goed in te spelen op de veranderende
wereld om ons heen, inclusief de arbeidsmarkt. Mensen hebben meerdere carrières tijdens
hun werkende leven en het blijven ontwikkelen van vaardigheden is hiervoor essentieel.
In het kader van een leven lang leren heb ik benadrukt dat ook informeel leren op de werkvloer een hele waardevolle manier is om vaardigheden op te doen.
Niet iedereen leert namelijk op dezelfde manier.
Er is geen verklaring aangenomen op het Forum. Wel is er na afloop van het Forum een
opinieartikel8 gepubliceerd door een groot aantal Europese Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
de Europese Commissie, het Europees Parlement, Europese sociale partners en het maatschappelijk
middenveld. Ik heb dit opinieartikel ook ondertekend. Het opinieartikel is in lijn
met de staande Nederlandse inzet.
De leden van de CDA-fractie vragen naar een stand van zaken over de Verordening 883.
In de geannoteerde agenda lezen de leden van de CDA-fractie dat de Minister voorstelt
een variant hierop in te dienen, waardoor er een reflectieperiode komt voor de twee
controversiële hoofdstukken waarover lidstaten geen overeenstemming kunnen bereiken
(het werkloosheidshoofdstuk en het hoofdstuk over A1-verklaringen en detacheringen).
Is de verwachting dat hierdoor een akkoord bereikt kan worden op de overige vier hoofdstukken?
Zo ja, kan de Minister dit beargumenteren?
Ik houd vast aan mijn inzet om een reflectieperiode te introduceren. Een variant hiervan
is het inbouwen van een reflectieperiode voor de twee controversiële hoofdstukken
waarover lidstaten geen overeenstemming kunnen bereiken (het werkloosheidshoofdstuk
en het hoofdstuk over A1-verklaringen en detacheringen). Het is nog onhelder of er
genoeg steun is onder lidstaten voor deze variant. Als er relevante ontwikkelingen
op dit punt zijn, zal ik de Kamer daar nader over informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie hebben een vraag
omtrent het algoritmisch management. Deze leden vragen of Nederland mee kan gaan met
positie van het Europees Parlement die ontslag door een algoritme verbiedt en niet
enkel recht op een zogeheten «human explanation» geeft. Zij vragen de Minister of
zij het uitgangspunt deelt dat dergelijk ingrijpende beslissingen niet door een algoritme
mogen worden genomen.
Over de positie van het Europees Parlement en mijn appreciatie daarvan heb ik u, conform
het verzoek van uw Kamer, geïnformeerd in het Verslag van de Formele Raad WSB van
13 maart jl.9 Tijdens het Commissiedebat over de Formele Raad van maart 2022, waarin wij spraken
over het behandelvoorbehoud van uw Kamer bij dit Richtlijnvoorstel, heb ik aangegeven
dat arbeidsrecht altijd mensenwerk is en moet blijven. Het laatste compromisvoorstel
stelt, net als het oorspronkelijke Commissievoorstel, dat de platformwerker het recht
heeft om ingrijpende geautomatiseerde beslissingen door mensen te laten toetsen.
Daarnaast hebben de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
een vraag over het rechtsvermoeden. De leden vragen of Nederland zich ook in trilogen
wil inzetten om ervoor te zorgen dat de Belastingdienst en sociale zekerheidsdiensten
zich kunnen beroepen op het rechtsvermoeden.
Nederland heeft zich er gedurende de onderhandelingen in de Raad voor ingezet dat
organisaties zoals de Belastingdienst en sociale zekerheidsdiensten zich op het rechtsvermoeden
kunnen beroepen. Ik zal mij hiervoor blijven inzetten tijdens de triloog.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier