Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 352 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen houdende aanvullende maatregelen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag en overleden kinderen (Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)
Nr. 8
                   NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Ontvangen 7 juni 2023
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
Inhoud
                         
                         
I.
ALGEMEEN
2
1.
Inleiding
2
2.
Aanleiding voor aanvullende herstelmaatregelen
5
3.
Herstelmaatregelen voor ex-partners
5
3.1
Begrip ex-partner
10
3.2
Forfaitaire compensatie
14
3.2.1
Doel en hoogte forfaitaire compensatie
15
3.2.2
Aanvraag en toekenning van forfaitaire compensatie
16
3.3
Aanvullende compensatie voor werkelijke schade
16
3.3.1
Aanvraag en toekenning werkelijke schade
17
3.4
Aanpak schulden van ex-partners
17
3.4.1
Context en doel
18
3.4.2
Aanpak van bestuursrechtelijke schulden
18
3.4.3
Aanpak van privaatrechtelijke schulden
18
3.4.5
Verschil met schuldenregeling voor gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag
19
3.4.6
Overwogen alternatieven
19
3.5
Noodvoorziening
19
3.6
Brede ondersteuning
20
3.7
Brede ondersteuning in het buitenland
21
3.8
Terugvordering
21
4.
Kindregeling
22
4.1
Kinderen van ex-partners
22
5.
Regeling nabestaanden overleden gedupeerden
23
5.1
Inleiding
23
5.2
Begunstigden van de regeling
24
5.3
Herstelregelingen
24
6.
Regeling nabestaanden overleden kinderen
24
7.
Uitbreiding vooraankondiging en aanpassen zienswijzetermijn
26
8.
Rechtsbescherming
26
9.
Budgettaire aspecten
26
10.
Uitvoering
28
11
Belastingdienst en Belastingdienst/Toeslagen
29
12.
Uitvoerder aanvullende compensatie werkelijke schade
29
12.1
Gemeenten en VNG
30
13.
EU-aspecten
30
14.
Advies en consultatie
31
15.1
Raad voor de rechtspraak
32
15.2
Raad voor Rechtsbijstand
32
16.
Evaluatie
33
I. ALGEMEEN
               
1. Inleiding
               
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de
                  leden van de fracties van VVD, D66, PVV, CDA, SP, PvdA, GroenLinks, ChristenUnie,
                  SGP, BBB en Omtzigt. Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk
                  de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of
                  in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.
               
De leden van de fracties van de PvdA, de PVV, de VVD en de SGP vragen of realistische
                  verwachtingen worden geschapen met dit wetsvoorstel ten aanzien van uitvoerbaarheid
                  en vertragingen. De leden van de fractie van de PVV vragen breed te reflecteren op
                  de gevolgen van het voorliggende wetsvoorstel voor de lopende hersteloperatie. De
                  leden van de fractie van de PvdA geven aan dat zij het belangrijk vinden dat er voor
                  ex-partners een regeling komt en dat die ex-partnerregeling makkelijk en snel uitvoerbaar
                  moet zijn. Het lid Omtzigt vraagt of het uitbreiden van groepen voor herstel wel uit
                  te voeren is en niet tot verdere vertraging leidt. De leden van de fractie van de
                  VVD vragen hoe het kabinet de uitvoering gaat voorbereiden op mogelijke tegenvallers
                  bij de uitvoering van de aanvullende regelingen. De leden van de fractie van de PvdA
                  vragen of het kabinet de gewekte verwachtingen in het onderhavige wetsvoorstel waar
                  kan maken. Het kabinet meent dat daarvan sprake is. Er is bij de vormgeving van de
                  ex-partnerregeling gekeken naar een regeling die zowel de gedupeerde ex-partners een
                  regeling biedt die herstel biedt voor het aangedane leed en tegelijkertijd uitvoerbaar
                  is. Bij de vormgeving van de regelingen in het onderhavige wetsvoorstel heeft de uitvoerbaarheid
                  een grote rol gespeeld. Zo is naar aanleiding van een uitvoeringstoets van UHT, vanwege
                  de verwachte toestroom van aanvragen voor de ex-partnerregeling, afgezien van het
                  van toepassing verklaren van de hardheidsclausule. De uitvoering van de aanvullende
                  regelingen vindt daarnaast gescheiden plaats van de uitvoering van het primaire herstel.
                  De uitvoering van de aanvullende regelingen kent een andere inrichting en werkwijze:
                  er vindt zo veel mogelijk ambtshalve vaststelling plaats en in plaats van een integrale
                  beoordeling vindt enkel toetsing plaats of de aanvrager van de ex-partner gedupeerd
                  is. Deze werkzaamheden hebben een ander karakter en kunnen hierdoor ook met ander
                  personeel en op andere wijze worden georganiseerd. Het primaire herstelproces wordt
                  hierdoor niet onnodig extra belast. Zo zorgt UHT voor uitvoerbaarheid van de regelingen
                  voor de nieuwe doelgroepen en vormen de nieuwe regelingen geen vertragende factor
                  voor de primaire afhandeling. De verwachting is daarom dat het proces van toetsen,
                  toekennen en afwijzen niet tot vertraging leidt. De tijdige uitvoering van een onverwachte
                  groot aantal bezwaar- en beroepszaken is een risico dat niet aan de voorkant kan worden
                  beslecht omdat het moeilijk is een realistische inschatting te maken van het aantal
                  bezwaren.
               
De leden van de fractie van de SP verbazen zich erover dat een externe partij de werkelijke
                  schade van ex-partners gaat bepalen. Zij vragen waarom de aanvraag voor compensatie
                  werkelijke schade in de ex-partnerregeling niet wordt toegewezen aan de Uitvoeringsorganisatie
                  Herstel Toeslagen (UHT). Het lid Omtzigt geeft daarnaast aan moeite te hebben met
                  het uitbesteden van de schaderegeling voor ex-partners. De leden van de fractie van
                  het CDA vragen op basis waarvan het kabinet denkt dat een marktpartij een goede beoordeling
                  van de mate van gedupeerdheid kan maken en op welke manier dat gebeurt. De leden van
                  de fracties van de PvdA, GroenLinks en ChristenUnie vragen naar de reden voor de uitbesteding
                  van de schaderegeling, de daaraan verbonden risico’s en uitvoeringskosten. Op dit
                  moment voert de Commissie Werkelijke Schade (CWS) het bepalen van de werkelijke schade
                  van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag uit. De CWS adviseert vervolgens
                  UHT. Het kabinet wil voorkomen dat de aanvullende regelingen in het onderhavige wetsvoorstel
                  tot vertraging zouden leiden van de behandeling van (potentieel) gedupeerde aanvragers
                  van een kinderopvangtoeslag die zich al bij UHT of CWS hebben gemeld. Dit wordt onder
                  andere bereikt door het bepalen van de werkelijke schade over te laten aan een externe
                  partij, zodat de CWS tijd en capaciteit kan vrij maken om haar versnellings- en verbeteringstraject
                  uit te voeren voor de afhandeling van schade voor gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag.
                  Tegelijkertijd kan de in de markt beschikbare capaciteit en expertise worden aangewend
                  voor de beoordeling van de aanvullende schade van ex-partners. De hoogte van de schade
                  wordt in principe vastgesteld op basis van dezelfde beoordelingskaders als de CWS
                  nu hanteert om te voorkomen dat de uitkomsten van het schadetraject bij ex-partners
                  veel gaan afwijken van de het schadetraject van de gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag.
                  De schaderegeling voor ex-partners ziet primair op de schade van de ex-partner en
                  kan daarom zelfstandig worden uitgevoerd door een marktpartij. Het kabinet meent dat
                  in goede samenwerking tussen het ministerie, het CWS, de UHT en de uitvoerder van
                  de schaderegeling de risico’s kunnen worden beperkt. Er is nu nog niet te zeggen wat
                  de uitvoeringskosten zullen zijn. In de eerste suppletoire begroting 2023 is uitgegaan
                  van een bedrag van € 19 miljoen voor de operationele kosten van de schaderegeling
                  en € 63 miljoen voor de schaderegeling. Met marktpartijen wordt besproken hoe hier
                  praktisch invulling aan kan worden gegeven op basis van hun ervaringen. Er wordt onderzocht
                  of het mogelijk zou zijn en zin heeft om de beoordeling van de schade ook met een
                  vaststellingsovereenkomst (VSO) af te ronden indien het proces daarmee sneller kan
                  worden doorlopen.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen in hoeverre uitbesteden meerkosten met
                  zich meebrengt ten opzichte van intern organiseren. Deze leden vragen om een rekenvoorbeeld
                  van een post zonder CWS en een post met CWS in het reguliere en uitbestede proces.
                  De uitwerking van de regeling door de partijen waar in het kader van de aanbesteding
                  mee wordt gesproken is nog niet dermate gevorderd dat hiervoor al een rekenvoorbeeld
                  kan worden gegeven.
               
De leden van de fractie van de SP vragen om een onderbouwing van het besluit voor
                  een forfaitair bedrag van € 10.000. Zij vragen ook of het mogelijk is om met de ex-partners
                  om tafel te gaan en alles in één keer te regelen. Zij vragen of het kabinet mogelijkheden
                  ziet om dit directer af te handelen en de verschillende fases over te slaan. Het kabinet
                  heeft gezocht naar een aanpak die gedupeerde ex-partners zo snel mogelijk herstel
                  biedt en tegelijkertijd borgt dat de ex-partner in staat wordt gesteld om zoveel mogelijk
                  een nieuwe start te maken. Als alternatief voor de huidige ex-partnerregeling is overwogen
                  om een maatwerkaanpak te kiezen waarbij schade van de ex-partner telkens per geval
                  zou worden beoordeeld en de compensatie hierop zou worden toegesneden. Echter, een
                  dergelijke aanpak zou betekenen dat – uitgaande van de voorliggende definitie- circa
                  11.000 ex-partners individueel beoordeeld zouden moeten worden. Met de huidige beschikbare
                  capaciteit zou dat betekenen dat het herstel aan gedupeerde ex-partners op zijn vroegst
                  in 2025/2026 zou kunnen worden geboden. Het kabinet ziet vanwege de aantallen en de
                  tijd die iedere individuele behandeling vergt geen mogelijkheid om met alle ex-partners
                  om tafel te gaan en alles in één keer te regelen. Het kabinet heeft ervoor gekozen
                  om een forfaitaire compensatie te bieden die alle gedupeerde ex-partners snel herstel
                  biedt in combinatie met het ambtshalve kwijtschelden van bestuursrechtelijke schulden.
                  Ex-partners kunnen kiezen of zij een aanvraag indienen voor overname en betaling van
                  achterstanden op privaatrechtelijke schulden, de toepassing van de aanvullende schaderegeling
                  en de brede ondersteuning vanuit gemeenten. Het forfaitaire bedrag van € 10.000 dient
                  ook in dit licht gezien te worden. Gekozen is voor een substantieel bedrag dat naar
                  verwachting voor circa 70 tot 80% van ex-partners de noodzaak wegneemt om het belastende
                  proces van aanvullende schadevergoeding te doorlopen. Zo kan bijvoorbeeld uit het
                  beoordelingskader immateriële schade van CWS worden afgeleid dat voor aantasting in
                  de persoon, van de eer en de goede naam een bandbreedte van € 2.000 tot € 6.000 per
                  (toeslag)partner geldt. Ook dekt dit forfait kleinere materiële schadeposten. Door
                  deze aanpak kan de groep ex-partners met hogere schade sneller worden geholpen en
                  wordt tegelijkertijd het risico op overcompensatie beperkt.
               
De leden van de fractie van de SP vragen waarom toeslagpartners en kinderen van overleden
                  gedupeerden niet worden geïnformeerd over de regeling voor nabestaanden van overleden
                  aanvragers op het moment dat de gedupeerde aanvrager overlijdt en waarom zij binnen
                  zes maanden een aanvraag moeten doen. De leden van de fractie van de SP vragen waarom
                  kinderen wel worden geïnformeerd over de regeling wanneer één van de andere kinderen
                  een aanvraag doet en wat hiervan de logica is. Hoewel een aantal nabestaanden zich
                  al bij UHT heeft gemeld, zijn niet alle overleden aanvragers van kinderopvangtoeslag
                  bij UHT bekend. In die gevallen kan UHT nabestaanden niet actief informeren over de
                  regeling. Aan de uitvoeringsprocessen voor de regeling voor nabestaanden van overleden
                  gedupeerden wordt gewerkt. Het staat daarom nu nog niet vast hoe het aanmeldproces
                  eruit komt te zien. Streven is om het proces zo eenvoudig mogelijk en zo min mogelijk
                  belastend te maken voor de nabestaanden van overleden gedupeerden. Als kinderen de
                  begunstigden van de regeling zijn dan worden uit te keren bedragen gelijk verdeeld
                  over de kinderen die een aanvraag hebben ingediend. Daarom worden bedragen uitgekeerd
                  na afloop van de aanvraagtermijn. Om de kinderen niet te lang te laten wachten is
                  gekozen voor een termijn van een half jaar. Na aanmelding van één of meerdere kinderen
                  en vaststelling van gedupeerdheid van de overledene neemt UHT contact op met eventuele
                  nog niet aangemelde maar wel bekende kinderen. Zij worden geïnformeerd en in de gelegenheid
                  gesteld alsnog een aanvraag te doen bij UHT.
               
De leden van de fractie van GroenLinks vragen om alle mogelijke situaties die in dit
                     wetsvoorstel en in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) aan bod komen in een tabel
                     te zetten met daarbij een korte samenvatting van de problematiek en de aanpak per
                     situatie in de hersteloperatie.
                  
Bijgevoegde tabel geeft per regeling in de hersteloperatie de problematiek, de doelgroep
                     en de ondersteuning weer.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen om reflectie op de hoge complexiteit
                     van dit wetsvoorstel en de hersteloperatie als geheel en vragen hoe het kabinet waarborgt
                     dat gedupeerden de weg kunnen vinden in alle verschillende regelingen, organisaties
                     en loketten.
                  
Het kabinet erkent dat de hersteloperatie als geheel complex is. Dit is helaas moeilijk
                     te voorkomen. Het kabinet voorziet in gesubsidieerde rechtsbijstand om potentieel
                     gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag bij te staan gedurende de behandeling
                     van de aanvraag bij UHT. Ouders kunnen daarnaast bellen naar het serviceteam van UHT.
                     Het kabinet streeft er daarnaast naar om burgers zoveel mogelijk werk uit handen te
                     nemen bij het aanspraak maken op herstelregelingen in het kader van de hersteloperatie
                     toeslagen. Om deze reden worden zoveel mogelijk regelingen in de hersteloperatie ambtshalve
                     toegekend, bijvoorbeeld de kindregeling. Ook kijkt UHT bij voorkeur eerst in de systemen
                     voordat het aan een (potentieel) gedupeerde vraagt om gegevens aan te leveren. Dit
                     laat onverlet dat er momenten in de hersteloperatie zijn waarop het noodzakelijk is
                     om een aanvraag te doen (zoals vereist is bij de ex-partnerregeling en ter onderbouwing
                     van een aanvraag zelf gegevens te overleggen). Er wordt in die gevallen zoveel mogelijk
                     door UHT gefaciliteerd en geholpen. Daarnaast heeft UHT een belangrijke rol in het
                     informeren van gedupeerden over de regelingen waarvoor zij in aanmerking komen en
                     voor specifieke (vervolg)vragen, zoals de verwijzing naar brede ondersteuning door
                     de gemeente, het schuldenloket van SBN of de uitvoerder van de schaderegeling.
                  
2. Aanleiding voor aanvullende herstelmaatregelen
               
De leden van de fractie van D66 vragen het kabinet aan te geven in hoeverre er nog
                  andere situaties in de praktijk voorkomen die niet in dit wetsvoorstel zijn opgenomen
                  en of er nog groepen potentiële gedupeerden niet onder de Wht vallen en ook niet onder
                  dit wetsvoorstel. De leden van de fractie van de SGP vragen of met dit wetsvoorstel
                  alle potentiële doelgroepen en herstelregelingen wettelijk geregeld zijn en of er
                  meer groepen zijn die mogelijk in aanmerking komen voor aanvullende herstelmaatregelen.
                  Met de voorliggende toevoegingen wordt toegewerkt naar een afronding het beleid dat
                  moet voorzien in het herstel van de problemen met de kinderopvangtoeslag. Nieuwe groepen
                  potentiële gedupeerden die onder de Wht zouden moeten worden gebracht worden niet
                  voorzien.
               
De leden van de fractie van D66 vragen wat bedoeld wordt met de zin «maar daarmee
                  is niet voorzien in de toekenning van de herstelmaatregelen voor een gedupeerde ouder
                  en diens gezinsleden». In de betreffende passage wordt toegelicht dat in de Wht al
                  is geregeld dat kinderen van een overleden aanvrager zelfstandig recht hebben op de
                  kindregeling. In de Wht wordt echter niet voorzien in compensatie voor de gezinsleden
                  van de gedupeerde aanvrager als die is overleden. Daarin voorziet het onderhavige
                  wetsvoorstel door diens partner op de dag van overlijden of diens kinderen (indien
                  gedupeerde aanvrager geen partner had op dat moment) in aanmerking te laten komen
                  voor de regelingen waar de (overleden) gedupeerde aanvrager voor in aanmerking zou
                  zijn gekomen.
               
3. Herstelmaatregelen voor ex-partners
               
De leden van de fractie van de VVD vragen of het kabinet van plan is om ook trajecten
                  inzake het opstellen van een vaststellingsovereenkomst (VSO-traject) mogelijk te maken
                  voor ex-partners. Ook vragen zij of ex-partners desgewenst gemakshalve kunnen aansluiten
                  bij VSO’s van hun ex-partner. De ex-partnerregeling is een regeling volgens bestuursrecht
                  waarbij de forfaitaire vergoeding wordt vastgesteld en toegekend en afgesloten met
                  een beschikking waar bezwaar en eventueel beroep tegen openstaat. Voor dat gedeelte
                  wordt niet voorzien in een VSO-traject. Specifiek ten aanzien van de afhandeling van
                  aanvullende schade wordt wel een alternatieve methode van afhandeling, namelijk via
                  een VSO-traject, opengehouden. Dit is onder nadrukkelijk voorbehoud van de uitkomsten
                  van de pilot onder gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag waarin de VSO wordt
                  getoetst, maar ook van de wenselijkheid van de brede inzet van de VSO. Omdat het sluiten
                  van een VSO een persoonlijke aangelegenheid is tussen een individuele ouder en de
                  Staat over individuele schade ligt het op voorhand niet in de rede dat ex-partners
                  aansluiten bij het VSO-traject van de aanvrager van een kinderopvangtoeslag.
               
De leden van de fractie van D66 vragen waarin de ex-partnerregeling verschilt van
                              de regelingen voor gedupeerde aanvragers. In onderstaande tabel wordt aangegeven waar
                              beide regelingen verschillen. Regeling
Gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag
Ex-partner
Forfaitair bedrag
€ 30.000.
€ 10.000.
Eerste toets
Ja
Nee
Integrale beoordeling
Ja
Nee
Toegang tot de regeling
Mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot 31 december 2023.
In eerste instantie uitsluitend toegang tot de regeling na ontvangst van een brief
                              van UHT.
                           
Het briefvereiste vervalt op een nader te bepalen moment.
Brede ondersteuning in Nederland
Vanaf het moment van indiening van de aanvraag.
Vanaf het moment van toekenning van de forfaitaire compensatie van € 10.000.
Brede ondersteuning in buitenland
Vervaldatum voor vastleggen wens tot remigratie
Een vaste termijn voor vastleggen wens tot remigratie
Incidentele noodvoorziening
Vanaf het moment van indiening van de aanvraag.
Vanaf het moment van toekenning van de forfaitaire compensatie van € 10.000 tot moment
                              van uitkeren.
                           
Aanvullende werkelijke schade
Uitvoering door de CWS.
Uitvoering door externe partij(en).
Overnemen of betalen privaatrechtelijke schulden en kwijtschelden bestuursrechtelijke
                              schulden
                           
Voor aanvrager en huidige toeslagpartner.
Uitsluitend voor ex-partner; niet voor (nieuwe) toeslagpartner van de ex-partner.
Pauzering bestuursrechtelijke schulden vanaf aanmelding.
Geen pauzering bestuursrechtelijke schulden.1
Moratorium voor privaatrechtelijke schulden vanaf vaststelling van gedupeerdheid.
Geen moratorium voor privaatrechtelijke schulden.
Compensatie voor met het compensatiebedrag afgeloste schulden.
Geen compensatie voor met het compensatiebedrag afgeloste schulden.
Hardheidsclausule
Van toepassing (artikel 9.1 Wht).
Niet van toepassing op de definitie van ex-toeslagpartners en hoogte forfaitair bedrag.2
Wel van toepassing op schuldenregeling en brede ondersteuning.
Bezwaaradviescommissie (BAC)
De taken van de BAC en de CvW zijn opgenomen in de respectievelijke instellingsregelingen.
                              Deze worden nog aangepast, waarbij ook een onderscheid tussen ex-partners en aanvragers
                              aannemelijk is.
                           
Commissie van Wijzen (CvW)
Gesubsidieerde rechtsbijstand
Bij:
• Herstelregelingen;
• Verzoek tot betaling of overname van private schulden.
• Regeling voor aanvullende werkelijke schade
• Bezwaar en beroep bij bovenstaande.
Bij:
• Verzoek tot betaling of overname van private schulden;
• Regeling voor aanvullende werkelijke schade.
vAanvragen voor forfaitaire compensatie als aanvrager kinderopvangtoeslag is overleden.3
• Bezwaar en beroep bij bovenstaande
Niet bij:
• Aanvragen voor forfaitaire compensatie in overige gevallen.
Uitvoering
Aanvrager wordt ondersteund door PZB’er bij integrale beoordeling.
Geen ondersteuning door PZB’er vanwege ontbreken integrale beoordeling.
Kindregeling
Kinderen die op 1 januari 2005 jonger waren dan 21 jaar oud tot en met kinderen die
                              voor inwerkingtreding van de Wht zijn geboren.
                           
Kinderen van de huidige partner hebben recht op de kindregeling.
Uitsluitend kinderen die voor het toeslagpartnerschap met de aanvrager zijn geboren
                              en op 1 januari 2005 niet ouder waren dan 21 jaar oud.
                           
Kinderen van de huidige partner van de ex-partner hebben geen recht op de kindregeling.
Nabestaanden
Bepaalde nabestaanden van een overleden aanvrager hebben recht op compensatie en tegemoetkomingen.
Er is geen nabestaandenregeling voor nabestaanden van ex-partners.
X Noot
                     
1
Pauzering of moratorium voor schulden is niet nodig omdat de ex-partnerregeling en
                        de schuldenregeling tegelijk ingaan.
                     
X Noot
                     
2
Omdat dit niet uitvoerbaar wordt geacht. Wel wordt voorzien in een vangnetbepaling.
X Noot
                     
3
Met onder andere de Raad voor Rechtsbijstand wordt nog over de operationalisering
                        hiervan gesproken.
                     
De leden van de fractie van het CDA vragen op welke gebieden rechtsongelijkheid zal
                     ontstaan met betrekking tot het compensatiebedrag dat ex-partners zullen ontvangen
                     bijvoorbeeld in vergelijking met de situatie dat sprake is van dubbele aanvragers
                     of mensen die nog bij elkaar zijn. Deze leden vragen of het kabinet de juridische
                     houdbaarheid kan toelichten. Deze leden vragen daarnaast naar de verhouding tussen
                     de Catshuisregeling en de forfaitaire vergoeding bij de ex-partnerregeling. Het lid
                     Omtzigt vraagt naar de rechtvaardiging voor het toekennen van een bedrag aan de ex-partner,
                     terwijl er geen bedrag wordt toegekend aan de bestaande partner. Daarnaast vraagt
                     dit lid of het kabinet de zorg deelt dat de grofmazige en ruimhartige vormgeving van
                     de hersteloperatie de regeling kwetsbaar maakt in het licht van het gelijkheidsbeginsel.
                     De leden van fractie van de ChristenUnie menen dat het feit dat de forfaitaire vergoeding
                     in de praktijk niet is gedeeld op zichzelf geen reden is om een vergoeding aan de
                     ex-partner uit te keren die het totaalbedrag dat van stellen die wel bij elkaar gebleven
                     zijn te boven gaat. Deze leden vragen het kabinet om te reflecteren op deze rechtsongelijkheid.
                     De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen ook om reflectie op het punt dat
                     een forfaitaire vergoeding kan leiden tot situaties waarbij te weinig compensatie
                     wordt ontvangen en situaties waarbij meer compensatie ontvangen dan de geleden schade.
                     De leden van de fractie van de SGP vragen te reflecteren op de situatie dat de forfaitaire
                     compensatie kan leiden tot grote onevenwichtige uitkomsten en vragen of er geen ongewenste
                     situaties worden gecreëerd. De leden wijzen op het geval dat toeslagpartners die nog
                     samen zijn € 30.000 krijgen, terwijl toeslagpartners die niet meer samen zijn € 40.000
                     krijgen. De scheiding resulteert dus in € 10.000 extra compensatie. Daarnaast wijzen
                     de leden dat het ook kan gebeuren dat ex-partners het oorspronkelijke bedrag van € 30.000
                     gedeeld hebben, terwijl de ex-partner nu nog € 10.000 extra krijgt. Volgens de leden
                     wringt dit te meer, doordat ex-partners deze tegemoetkoming krijgen ongeacht de mate
                     en termijn van schade. Daar komt volgens de leden nog bij dat de uitvoering van deze
                     regeling voor vertraging van de hersteloperatie zorgt, waardoor andere gedupeerden
                     juist langer moeten wachten. Het voorstel beoogt herstel te bieden en niet te treden
                     in de (privaatrechtelijke) verhoudingen tussen partners of ex-partners. Het verdelen
                     van deze compensatie wordt ervaren als een pijnlijk en soms onmogelijk proces. Het
                     bedrag wordt vaak niet gedeeld, waardoor de gedupeerde ex-partner niet deelt in het
                     herstel. Daarom is gekozen voor een regeling waarbij de ex-partner zelfstandig aanspraak
                     heeft op een forfaitair bedrag van € 10.000 en overige regelingen. In de situatie
                     dat er sprake is van dubbele aanvragers, maar zij niet meer samen zijn op het moment
                     van toekenning van het forfaitaire bedrag aan de eerste aanvrager, ontvangt de tweede
                     aanvrager op grond van artikel 2.7, tweede lid, tweede zin, Wht een bedrag van € 10.000.
                     Dat forfaitaire bedrag is gelijk aan het bedrag dat een ex-partner ontvangt.
                  
De mogelijkheid bestaat dat een ex-partner in deze opzet met de eerder verkregen helft
                     van de Catshuisregeling in totaal meer compensatie zou kunnen ontvangen dan een gedupeerde
                     aanvrager van een kinderopvangtoeslag als die aanvrager de € 30.000 gedeeld heeft,
                     terwijl de ex-partner dit niet doet. Ook voor de situatie waarin de aanvrager en de
                     ex-partner (dan wel de tweede aanvrager die voormalig partner is van de eerste aanvrager)
                     samen € 40.000 ontvangen, heeft het kabinet opgeroepen de compensatie te delen. Bovendien
                     wordt opgemerkt dat het goed mogelijk is dat de gedupeerde aanvrager van de kinderopvangtoeslag
                     na de integrale beoordeling uiteindelijk meer ontvangt of heeft ontvangen dan het
                     forfaitaire bedrag van € 30.000. Het bedrag van € 10.000 is substantieel in de situatie
                     dat het forfaitaire bedrag van € 30.000 niet is of wordt gedeeld, maar tegelijkertijd
                     blijft met dit bedrag (tezamen € 40.000) het verschil met partners die nog bij elkaar
                     zijn (zij krijgen gezamenlijk € 30.000) relatief beperkt. Het klopt dat de uitkomst
                     niet in alle gevallen gelijk zal zijn. Dit is het gevolg van het feit dat de vergoeding
                     soms wel wordt gedeeld, maar niet altijd. Het zou de uitvoering van de maatregel compliceren
                     en tot vertraging leiden indien de Belastingdienst/Toeslagen bij de toekenning van
                     compensatie rekening zou moeten houden met onderling verdeelde bedragen. Er zou immers
                     getoetst moeten worden of die verdeling al dan niet heeft plaatsgevonden. De bestaande
                     toeslagpartner zal daarentegen in de meeste gevallen zowel delen in de forfaitaire
                     vergoeding van € 30.000,- als in de eventuele aanvullende vergoeding in de integrale
                     beoordeling. Het kabinet wil ook de voormalig partners die slachtoffer zijn van de
                     toeslagenproblematiek herstel bieden. Hierin ligt de rechtvaardigheidsgrond om de
                     ex-partners te compenseren.
                  
De leden van de fractie van het CDA vragen of het klopt dat snelheid het voornaamste
                  argument is geweest om niet te kiezen voor het alternatief van de maatwerkaanpak.
                  Ook vragen deze leden of het, indien voor maatwerk zou worden gekozen, nog steeds
                  klopt dat in 2026 tot compensatie zou kunnen worden overgegaan. Ook vragen deze leden
                  wat de consequenties zouden zijn als de beoordeling van de ex-partners zou wachten
                  tot na de integrale beoordelingen met beoordeling van de ex-partnerdossiers en of
                  dan vertraging zou kunnen worden voorkomen. Het voornaamste argument om niet voor
                  de maatwerkoptie te kiezen is inderdaad snelheid. Een maatwerkaanpak zou betekenen
                  dat in de huidige inschatting de ex-partners pas op zijn vroegst in 2025/2026 een
                  vorm van financieel herstel zou kunnen worden geboden. Het voordeel van het wachten
                  met de beoordeling van de ex-partners tot na de integrale beoordeling van de aanvragers
                  is dat er meer zekerheid is over de status van gedupeerdheid van de aanvrager en hiermee
                  de compensatie voor de ex-partner beter gerelateerd zou kunnen worden aan de schade
                  van de aanvrager. Vanzelfsprekend kan dan ook beter de schade van de ex-partner worden
                  benaderd en vergoed. Het kabinet wil nu op korte termijn een begin maken met het herstel
                  van de ex-partners. Indien gewacht zou worden op de integrale beoordeling, zullen
                  veel gedupeerde ex-partners nog langer moeten wachten op enig financieel herstel.
                  Om die reden is gekozen voor de aanpak van een zelfstandige regeling met een forfaitaire
                  vergoeding en aanvullende herstelregelingen.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen in hoeveel procent van de gevallen ex-partners
                  onder de regeling voor dubbele aanvragers vallen en in hoeveel procent van de gevallen
                  onder de ex-partnerregeling. Medio mei 2022 had UHT enkele tientallen situaties geïdentificeerd
                  waarin twee personen die in het verleden elkaars partners waren, maar op dat moment
                  niet meer, beiden als gedupeerde aanvrager van een kinderopvangtoeslag zijn aan te
                  merken.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen aandacht voor de ex-partners die de andere
                  ouder aan hun lot hebben overgelaten en in de regeling beloond lijken te worden. Een
                  grote groep ex-partners heeft de toeslagenproblematiek aan den lijve ondervonden.
                  Met de gehanteerde definitie (onder meer het kind- en duurcriterium) is de regeling
                  zo ingericht dat de ex-partners worden bereikt die schade hebben geleden en ex-partners
                  die geen schade hebben geleden, bijvoorbeeld omdat ze direct na aanvang van de problematiek
                  zijn vertrokken, zo veel mogelijk worden uitgesloten. Niet uitgesloten is dat met
                  deze regeling ook ex-partners in aanmerking kunnen komen voor de ex-partnerregeling,
                  terwijl zij feitelijk weinig van de problematiek hebben meegemaakt of geen (financiële)
                  bijdrage hebben geleverd. Het kabinet heeft dit bij de vormgeving van de ex-partnerregeling
                  vanzelfsprekend zoveel mogelijk willen voorkomen. Om de regeling uitvoerbaar te houden
                  – en dus geen maatwerkaanpak per ex-partner te hoeven hanteren – is dit helaas onvermijdelijk.
                  Het kabinet heeft hier het principe van ruimhartigheid de doorslag laten geven, zoals
                  dat in het algemeen ook als uitvoeringsprincipe door de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag
                  is geadviseerd.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen om de aanpassingen en lessen in het kader
                  van het toepassen van de menselijke maat in de uitwerking mee te nemen. Het kabinet
                  heeft bij de vormgeving van de regeling zoveel mogelijk geprobeerd om de ex-partner
                  te ontzorgen en rekening gehouden met het doenvermogen. Dit houdt concreet in dat
                  de voormalige partner waarvan op basis van een zoekslag in de systemen wordt vermoed
                  dat hij kwalificeert als ex-partner, wordt uitgenodigd door UHT om een aanvraag in
                  te dienen voor een forfaitaire compensatie en in deze uitnodiging gelijk wordt gewezen
                  op de mogelijkheid van aanvraag voor de overige herstelmaatregelen. Daarnaast worden
                  de ervaringen die nu in de uitvoering worden opgedaan uit de gesprekken met gedupeerde
                  aanvragers van kinderopvangtoeslag meegenomen in de vormgeving van de aanvullende
                  schaderegeling voor ex-partners.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen om een nadere onderbouwing van het op basis
                     van een fictie aanmerken van gedupeerden in relatie tot de voorzieningen die hier
                     tegenover staan.
                  
Het kabinet heeft bij de vormgeving van de ex-partnerregeling keuzes gemaakt die ertoe
                     leiden dat in ieder geval de zwaarst gedupeerde ex-partners in aanmerking komen en,
                     vanwege de uitvoerbaarheid, geen maatwerk hoeft te worden toegepast. In het wetsvoorstel
                     worden de criteria bepaald waaronder voormalig partners kwalificeren als ex-partner.
                     Zoals in het nader rapport omschreven is, bestaat er in het bieden van herstel aan
                     voormalig partners een spanning tussen de wens om snel en ruimhartig herstel te bieden
                     en goed de groep af te bakenen. In dit kader zijn bij de totstandkoming van de voorgestelde
                     ex-partnerregeling (forfaitaire compensatie voor de gehele groep en schuldenaanpak
                     die zoveel mogelijk aansluit bij de aanvragers van kinderopvangtoeslag) alternatieven
                     onderzocht. Het is de verwachting dat de meest gedupeerde voormalige partners aan
                     één van de in dit wetsvoorstel opgenomen voorwaarden voldoen en dat het realistisch
                     is dat die voormalige partner schade heeft geleden door de toeslagenproblematiek.
                     Het is ook de verwachting dat (het merendeel van de) voormalig partners die geen schade
                     hebben geleden op deze wijze niet als ex-partners kwalificeren.
                  
De leden van de fractie van het CDA vragen het kabinet verder een onderbouwing te
                  geven van de passage in het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
                  bij het onderhavige wetsvoorstel betreffende het huwelijksvermogensrecht in relatie
                  tot mogelijke procedures. Het voorstel beoogt herstel te bieden en niet te treden
                  in de (privaatrechtelijke) verhoudingen tussen partners of voormalig partners. Daarom
                  is gekozen voor een regeling waarbij de ex-partner zelfstandig aanspraak heeft. Wel
                  heeft het kabinet vanaf het begin een appel gedaan op de ontvangers van de Catshuisregeling
                  om de eerder ontvangen € 30.000 te delen met diens (ex-)toeslagpartner. De in de wet
                  gehanteerde peildatum voor de ex-partnerregeling heeft tot gevolg dat toepassing van
                  het huwelijksvermogensrecht niet in veel gevallen zal leiden tot een gedwongen verdeling
                  van de € 30.000; op het moment van uitbetaling zijn partners immers veelal al uit
                  elkaar. Er kunnen echter diverse redenen zijn waarom de € 30.000 wel gedeeld is. Dit
                  kan bijvoorbeeld zijn als gevolg van een gedwongen verdeling op basis van het huwelijksvermogensrecht,
                  maar het is ook mogelijk dat de ontvanger de € 30.000 vrijwillig heeft gedeeld. Het
                  kabinet wil, zoals eerder aangegeven, geen onderscheid maken tussen de diverse redenen
                  waarom het bedrag verdeeld is tussen beide voormalig partners. Juist het maken van
                  een onderscheid tussen een verdeling op basis van huwelijksvermogensrecht of een verdeling
                  op andere gronden lijkt niet redelijk. De verwachting is dat door de zelfstandige
                  aanspraak voor een ex-partner de kans op onderlinge procedures aanmerkelijk wordt
                  verkleind.
               
De leden van de van de fractie van GroenLinks vragen toe te lichten wat bedoeld wordt
                     met de passage in de memorie van toelichting: «De onterechte terugbetaling van kinderopvangtoeslag
                     wordt al via de compensatieregeling voor de aanvrager afgewikkeld. Er vindt daarom
                     voor de beoordeling van de gedupeerdheid van de ex-partner geen integrale beoordeling
                     plaats».
                  
Bij de aanvrager van een kinderopvangtoeslag wordt beoordeeld of de terugvordering
                     of stopzetting van de kinderopvangtoeslag onterecht was en dus of de aanvrager gedupeerd
                     is. Voor de ex-partner geldt als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de ex-partnerregeling
                     onder andere dat de voormalig partner als gedupeerd is aangemerkt. Daarnaast gelden
                     een aantal andere criteria, waaronder het kind- en duurcriterium. Voor de toetsing
                     of daaraan is voldaan, is geen integrale beoordeling nodig. Als de ex-partner een
                     aanvraag indient voor vergoeding van de werkelijke aanvullende schade wordt uiteraard
                     wel getoetst welke schade die ex-partner daadwerkelijk heeft geleden.
                  
3.1 Begrip ex-partner
               
De leden van de fractie van de VVD vragen hoe betrokkenheid gedefinieerd wordt, hoe
                  dit getoetst wordt en wat de reikwijdte is. Ook vragen zij zich af of het regime voor
                  elke vorm van betrokkenheid hetzelfde is. Het doel van de ex-partnerregeling is om
                  zoveel mogelijk voormalige partners waarvan het aannemelijk is dat zij merkbare gevolgen
                  hebben ondervonden van de problemen rondom de kinderopvangtoeslag te compenseren.
                  Om te bepalen welke voormalige partners de nadelige gevolgen hebben ondervonden wordt
                  er met behulp van een aantal criteria bepaald of diegene in aanmerking komt voor de
                  forfaitaire compensatie en de overige regelingen in de hersteloperatie. Voorwaarde
                  is dat iemand moet voldoen aan het kind- of duurcriterium. Daarnaast is vereist dat
                  iemand niet zelf in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als gedupeerde
                  aanvrager van kinderopvangtoeslag. De laatste toets die plaatsvindt, is of diegene
                  geen partner (meer) is van de gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag op een
                  in de wet vastgestelde peildatum. Dit is in de meeste gevallen de datum waarop de
                  forfaitaire compensatie van € 30.000 is betaald aan de gedupeerde aanvrager van een
                  kinderopvangtoeslag. Ex-partners die verwachten meer schade dan het aan hen uitgekeerde
                  forfaitaire bedrag van € 10.000 te hebben, kunnen een (onderbouwde) aanvraag doen
                  voor compensatie van aanvullende schade.
               
De leden van de fractie van de VVD vragen wat er in de uitvoering gaat gebeuren als
                  mensen zich melden die enkele dagen te kort een relatie hebben gehad om in aanmerking
                  te komen voor de ex-partnerregeling. Zij vragen hoeveel ruimte voor maatwerk er hier
                  is. De gekozen afbakening in het duurcriterium van 12 maanden is een harde grens.
                  Ex-partners die korter dan 12 maanden na de beschikking waarmee de aanvrager van kinderopvangtoeslag
                  gedupeerd is bij de aanvrager zijn gebleven en ook niet aan het kindcriterium voldoen,
                  vallen buiten de regeling. Er is geen ruimte voor maatwerk door middel van toepassing
                  van de hardheidsclausule in de Wht. De hardheidsclausule is namelijk, met uitzondering
                  van de schuldenregeling voor ex-partners, niet van toepassing op de ex-partnerregeling.
                  De reden hiervoor is dat de kans klein wordt geacht dat een beroep op de hardheidsclausule
                  zou kunnen slagen, terwijl het naar verwachting van UHT wel tot een grote stroom aan
                  aanvragen zou kunnen leiden. Wel bevat het wetsvoorstel een vangnetbepaling. Als tijdens
                  de uitvoering blijkt dat een bepaalde onvoorziene groep voormalige toeslagpartners
                  ten onrechte niet onder de reikwijdte van de ex-partnerregeling valt, kan via de vangnetbepaling
                  bij algemene maatregel van bestuur een regeling voor die groep getroffen worden. In
                  de uitvoeringstoets is echter naar voren gekomen dat een hardheidsclausule op dit
                  punt onuitvoerbaar zou zijn. Er is met het duurcriterium onder andere gekozen voor
                  een duurgerelateerde minimumnorm die enerzijds aansluit bij het uitgangspunt van compensatie
                  voor hen waarvan aannemelijk is dat zij schade hebben geleden (door minstens een jaar
                  deel uit te maken van het gedupeerde huishouden) maar die tegelijkertijd duidelijk,
                  objectief en uitvoerbaar is. Deze termijn biedt dan ook geen ruimte voor maatwerk.
                  Daarmee zou UHT met een grote uitvoeringslast worden belast.
               
De leden van de fractie van D66 vragen om een onderbouwing te geven voor de inschatting
                  van het kabinet dat mogelijk sprake zou zijn van 11.000 aanvragen. Deze leden vragen
                  naar de inschatting hoeveel ex-partners niet voldoen aan de definitie. De mogelijk
                  11.000 rechthebbenden volgen uit een data analyse op basis van ruim 25.000 ex-partners
                  die horen bij de gedupeerde ouders waarbij in de analyse het effect van het duur-
                  en kind-criterium zo veel mogelijk is meegenomen. Op dit moment wordt die schatting
                  verder uitgewerkt en kan nog niet precies worden geduid hoeveel ex-partners in aanmerking
                  komen.
               
De leden van de fractie van D66 vragen in hoeverre het duurcriterium als arbitrair
                  wordt ervaren. Er is in het kader van de uitvoerbaarheid gekozen voor objectieve voorwaarden
                  om te bepalen welke ex-partners in aanmerking komen voor de ex-partnerregeling. Idealiter
                  zou voor iedere ex-partner, naast toekenning van het forfaitaire bedrag, door middel
                  van maatwerk bepaald worden welke vorm van herstel passend is. Hier speelt echter
                  sterk het centrale dilemma tussen maatwerk en uitvoerbaarheid. Het kabinet schat in
                  dat het duurcriterium van een jaar en met het kindcriterium een heldere en uitvoerbare
                  afbakening biedt die recht doet aan de verschillen onder ex-partners. De verwachting
                  is dat hiermee, in combinatie met het kindcriterium, de gedupeerde ex-partners worden
                  bereikt. Tegelijkertijd worden ex-partners die snel na ontvangst van de beschikking
                  waaruit gedupeerdheid bleek zijn vertrokken, uitgesloten.
               
De leden van de fractie van D66 vragen of het klopt dat de hardheidsclausule niet
                  van toepassing is op de definitie van ex-partner en waarom het kabinet dit niet van
                  meerwaarde acht. Het klopt dat ervoor is gekozen om de hardheidsclausule ten aanzien
                  van de definitie van ex-partner niet van toepassing te verklaren. Het kabinet acht
                  een hardheidsclausule doorgaans zeker van meerwaarde. In de uitvoeringstoets is echter
                  naar voren gekomen dat een hardheidsclausule op dit punt onuitvoerbaar zou zijn. Het
                  belasten van schaarse uitvoeringscapaciteit is afgewogen tegen de geringe kans dat
                  een beroep op de hardheidsclausule slaagt bij deze specifiek afgebakende definities.
                  Wel bevat het wetsvoorstel een vangnetbepaling. Hiermee kan worden ingespeeld op eventuele
                  groepen die mogelijk bij nader inzien gemist zijn.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen waarom in het zoeken van balans voor het
                  duurcriterium is gekozen voor de duur van één jaar, aangezien dat hen relatief kort
                  lijkt om aanspraak te kunnen maken op compensatie, maar ook brede ondersteuning en
                  kwijtschelden van schulden. Ook vragen zij of het kabinet kan aangeven hoe gedupeerden
                  zelf naar deze balans kijken en of zij zelf voorstellen hebben gedaan. De leden van
                  de fracties van de PvdA, GroenLinks en SGP vragen om toe te lichten waarom gekozen
                  is voor een periode van één jaar na de relevante beschikking als minimale termijn
                  in het ex-partnerbegrip. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of hier ook
                  een kortere of juist langere termijn is overwogen. De leden van de fractie van de
                  ChristenUnie vragen waarom voor twee afzonderlijke criteria gekozen is, in plaats
                  van de samenloop van beide. De leden van de fractie van D66 vragen nader inzicht te
                  geven welk deel van de genoemde 11.000 ex-partners voldoet aan het duur- of kindcriterium
                  of beide. De leden van de fractie van de SGP vragen waarom er niet wordt bezien in
                  hoeverre ex-partners de gevolgen van de problemen met de kinderopvangtoeslag hebben
                  ondervonden, waarom hier niet op wordt getoetst en of op deze wijze geen ex-partners
                  onterecht compensatie krijgen of dat de compensatie niet verhouding staat tot de geleden
                  schade. Het lid Omtzigt noemt het voorbeeld van iemand die in 2006 een relatief geringe
                  terugvordering heeft gehad en in 2014–2016 een fiscaal partner had die van de gevolgen
                  niets gemerkt heeft. Hij vindt de definitie van ex-partner erg ruim en mist de poging
                  om een link tussen het hebben ondervonden van de gevolgen van de terugvordering en
                  de betaling van het forfaitaire bedrag. Het duurcriterium van een jaar na de dagtekening
                  van de duperende beschikking is een objectief criterium om ex-partners van de regeling
                  uit te sluiten die een te geringe periode onderdeel hebben uitgemaakt van het gedupeerde
                  huishouden om nog redelijkerwijs aanspraak te kunnen maken op regelingen die gericht
                  zijn op herstel van de effecten van de toeslagenaffaire. Er is daarmee gekozen voor
                  een norm die enerzijds aansluit bij het uitgangspunt van compensatie voor hen waarvan
                  aannemelijk is dat zij schade hebben geleden door minstens een jaar deel uit te maken
                  van het gedupeerde huishouden maar die tegelijkertijd duidelijk, objectief en uitvoerbaar
                  is. Er zijn geen langere of kortere periodes overwogen. Gedupeerden benadrukten dat
                  ze het onwenselijk zouden vinden dat een ex-partner gecompenseerd zou worden die kort
                  bij de gedupeerde was en geen of nauwelijks bijdrage heeft geleverd aan het oplossen
                  van de problematiek. Ex-partners die voldoen aan één van beide criteria kunnen groot
                  financieel nadeel hebben ondervonden van de problemen met de kinderopvangtoeslag.
                  Ze hebben minimaal een jaar lang deel uitgemaakt van het gedupeerde huishouden nadat
                  de terugvordering startte of het is aannemelijk dat hun kind in een huishouden met
                  schulden is opgegroeid. UHT kan hierover pas uitsluitsel geven als een aanvrager zich
                  meldt. Deze informatie vraagt nadere dossierinformatie vanuit het dossier van de gedupeerde
                  aanvrager van een kinderopvangtoeslag. Dit is niet voor alle ex-partners inzichtelijk
                  te maken op voorhand. Het lid Omtzigt heeft een voorbeeld gegeven waaruit zou blijken
                  dat de definitie erg ruim is. In die situatie kwalificeert de voormalig partner echter
                  niet als ex-partner omdat niet aan het kind- of duurcriterium is voldaan.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet alternatieve criteria heeft
                     overwogen zoals een minimale hoogte van terugvordering of een inschatting van de schade
                     naar rato van de duur van de relatie. Ook vragen zij of is overwogen om in gesprek
                     met de ex-partners een inschatting te maken en daaruit een spoor van licht gedupeerden
                     en zwaar gedupeerden af te leiden. Bij het vormgeven van de ex-partnerregeling zijn
                     diverse alternatieven overwogen en beoordeeld. Een mogelijkheid betrof een aanpak
                     waarop het herstel zich zou richten op «schrijnende gevallen». In hoeverre een voormalig
                     partner als schrijnend kwalificeert, zou dan vastgesteld moeten worden op basis van
                     een drempelwaarde zoals de leden van de fractie van het CDA voorstellen. Het nadeel
                     van dit alternatief is dat de keuze voor de drempelwaarde als arbitrair zal worden
                     ervaren: «waarom ligt de grens hier»?
                  
Ook is overwogen om een maatwerkoplossing te bieden. Dit zou betekenen dat van de
                     voormalig partner telkens zou moeten worden vastgesteld of diegene daadwerkelijk gedupeerd
                     zou zijn geweest en in welke mate schade is geleden. In de praktijk zou dit kunnen
                     betekenen dat alleen aanvullend herstel wordt geboden bij zaken die niet al via het
                     traject van de gedupeerde aanvrager van een kinderopvangtoeslag worden afgewikkeld.
                     Hiermee zou de compensatie weliswaar specifieker zijn, maar zou de compensatie van
                     de ex-partner afhankelijk worden van de tijdigheid en de uitkomsten van de (integrale)
                     beoordeling van de aanvrager van kinderopvangtoeslag. Daarnaast vergt deze maatwerkaanpak
                     van de uitvoering dat zij naast de bestaande werkstroom van gedupeerde aanvrager van
                     een kinderopvangtoeslag ook nog een grote groep aanvragen van voormalig toeslagpartners
                     voor maatwerk in behandeling zou moeten nemen. De behandeling van aanvragen van voormalig
                     toeslagpartners zou dan waarschijnlijk na de behandeling van de gedupeerde aanvragers
                     van een kinderopvangtoeslag komen. Gegeven de beschikbare capaciteit is de verwachting
                     dat ex-partners in dit scenario dan op zijn vroegst rond 2025 financieel zouden kunnen
                     worden geholpen. Er is niet met ex-partners gesproken om een inschatting te maken
                     van de mate van gedupeerdheid of het maken van een onderscheid tussen licht en zwaar
                     gedupeerde ex-partners. Ook zou het niet eenvoudig zijn om hier objectieve criteria
                     voor te definiëren. Tegen de achtergrond van deze overwogen alternatieven is gekozen
                     voor de nu voorgestelde aanpak. Hierbij zijn het belang van uitvoerbaarheid en de
                     wens om de gedupeerde ex-partner snel, zelfstandig en effectief herstel te bieden
                     het zwaarst gewogen.
                  
De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de theoretische mogelijkheid
                  dat een ex-partner bij meerdere aanvragers onder het ex-partnerbegrip valt. Zij vragen
                  of de voorgestelde forfaitaire uitkering in dit geval ook meerdere keren wordt uitbetaald.
                  Het klopt dat het mogelijk is dat iemand in relatie tot meerdere aanvragers van een
                  kinderopvangtoeslag kwalificeert als ex-partner. Om te voorkomen dat een ex-partner
                  meerdere keren de forfaitaire compensatie kan ontvangen, zijn in de op 24 mei 2023
                  naar uw Kamer gezonden nota van wijziging bij dit wetsvoorstel regels opgenomen om
                  ervoor te zorgen dat de € 10.000 slechts eenmaal wordt uitgekeerd.
               
3.2 Forfaitaire compensatie
               
De leden van de fractie van de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de PvdA, GroenLinks,
                  het lid van de fractie van de BBB en het lid Omtzigt vragen naar een onderbouwing
                  van de hoogte van de forfaitaire compensatie van € 10.000. De leden van de fractie
                  van de PvdA vragen of het kabinet kan onderbouwen waar het gekozen forfaitaire bedrag
                  op is gebaseerd. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke bedragen
                  lager dan € 10.000 zijn overwogen. De leden van de fractie van het CDA vragen waarom
                  € 10.000 het meest geschikte bedrag is en vragen naar de balans tussen mensen die
                  nauwelijks schade hebben geleden en mensen die meer hebben geleden. De forfaitaire
                  compensatie voor de ex-partner bedraagt € 10.000. Dit bedrag biedt een (eerste) erkenning
                  voor het aangedane leed en is een vergoeding voor geleden materiële en immateriële
                  schade. Indien de werkelijke schade meer bedraagt, kan de ex-partner een aanvraag
                  doen om zijn werkelijke schade vergoed te krijgen. De verwachting is dat met een forfaitaire
                  compensatie aan een grote groep ex-partners op een snelle en effectieve manier herstel
                  worden geboden. De inschatting is dat het bedrag van € 10.000 substantieel genoeg
                  is om echt iets te betekenen voor ex-partners indien het verdelen van € 30.000 niet
                  lukt. In principe geldt de forfaitaire compensatie als basis voor de compensatie voor
                  de geleden (im)materiële schade. Wanneer de ex-partner meent meer schade te hebben
                  dan deze € 10.000 kan diegene dit aanvoeren bij de aanvullende schaderegeling. Tegelijkertijd
                  blijft met dit bedrag het verschil met partners die nog bij elkaar zijn (zij krijgen
                  gezamenlijk € 30.000) beperkt.
               
De leden van de fractie van de VVD vragen of het kabinet het wenselijk acht dat de
                  gedupeerde de € 30.000 ook deelt met de ex-partner indien die ex-partner ook € 10.000
                  heeft ontvangen. Deze leden vragen of, als dat niet het geval is, het kabinet de positie
                  van de gedupeerde dan wil beschermen in een civielrechtelijke zaak. Het kabinet roept
                  ook in de situaties waarin de gedupeerde € 30.000 en de ex-partner € 10.000 ontvangen
                  op om de forfaitaire vergoeding te delen. Het kabinet wil niet in de privaatrechtelijke
                  verhouding tussen voormalig partners treden. In een civielrechtelijke zaak is het
                  uiteindelijk aan de rechter om de oordelen over de verdeling tussen voormalig partners.
               
De leden van de fractie van D66 vragen hoe de uitvoering van de forfaitaire compensatie
                  voor ex-partners eruit zal zien, of dit op volgorde van aanmelding is en hoe de informatiebrief
                  en de beschikking eruit komen te zien. Ook vragen deze leden wanneer de betalingen
                  op de rekening van de ex-partner staan. De leden van de fractie van de SGP vragen
                  of alleen ex-partners worden aangeschreven van vastgesteld gedupeerde aanvragers van
                  een kinderopvangtoeslag. Deze leden vragen daarnaast waarom mogelijke en bekende rechthebbenden
                  in één keer en niet in fases worden aangeschreven. Na inwerkingtreding van het onderhavige
                  wetsvoorstel gaat UHT in de tot haar beschikking staande applicaties en dossiers op
                  zoek naar ex-partners die op grond van direct beschikbare data ten aanzien van duur-
                  en kindcriterium mogelijk in aanmerking komen voor de regeling. UHT schrijft de mogelijk
                  belanghebbenden groepsgewijs (in fases) aan, zodat de uitvoering niet wordt overbelast
                  en de kans op fouten kleiner is. De potentiële ex-partners ontvangen een uitnodigingsbrief
                  van UHT om zich aan te melden voor de regeling. Met de informatiebrief kunnen zij
                  zich aanmelden, waarbij ze kunnen verzoeken om geïnformeerd te worden over de schaderegeling.
                  Aansluitend toetst UHT of een aanvrager in aanmerking komt voor de ex-partnerregeling
                  aan de hand van de eerdere analyse. Dit gebeurt in beginsel op volgorde van aanmelding.
                  Zo ja, dan ontvangt de aanvrager een beschikking en maakt UHT de forfaitaire compensatie
                  binnen zes weken na bekendmaking van de beschikking tot toekenning over op de daartoe
                  door de ex-partner bestemde bankrekening. Voormalige partners die niet worden bij
                  brief worden uitgenodigd om een aanvraag in te dienen kunnen minimaal zes maanden
                  na inwerkingtreding van het wetsvoorstel een aanvraag indienen. Uitbetaling gebeurt
                  na positieve beoordeling van het dossier en binnen zes weken. Ex-partners die geen
                  brief ontvangen, kunnen zich pas later melden voor de regeling. Zij worden dan ook
                  op volgorde van aanmelding behandeld.
               
De leden van de ChristenUnie zijn van mening dat het effect kan optreden dat ex-partners
                  zich na ontvangst van het forfaitaire bedrag alsnog aanmelden voor de compensatie
                  van de werkelijke schade, terwijl de werkelijke schade het forfaitaire bedrag niet
                  te boven gaat. Zij vragen of er daarom is overwogen geen of een lager forfaitair bedrag
                  toe te kennen en toegang te bieden tot het traject voor de vergoeding van werkelijke
                  schade en schuldenaanpak. Er zijn verscheidene varianten rond het forfaitaire bedrag
                  en de schuldenregeling overwogen. Het kabinet meent met de forfaitaire vergoeding
                  van € 10.000 substantieel en snel bij te kunnen dragen aan het herstel van de ex-partner.
                  Mocht de ex-partner menen meer schade te hebben dan € 10.000 dan staat de aanvullende
                  schaderegeling open. In het geval van een lager bedrag is de verwachting dat ex-partners
                  eerder zouden menen meer aanvullende schade te hebben en geleden en de stap naar de
                  aanvullende schaderegeling dan sneller zullen maken. Hierdoor zou de op de druk op
                  de aanvullende schaderegeling toenemen.
               
De leden van de fractie van de SGP en het CDA geven aan dat in de uitvoeringstoets
                  is opgenomen dat andere werkzaamheden vertraging oplopen door de forfaitaire compensatie
                  en vragen welke andere werkzaamheden bij de Belastingdienst/Toeslagen dat betreft.
                  De fractie van de PVV geeft aan dat uit de memorie van toelichting blijkt dat het
                  IV-portfolio moet worden geherprioriteerd en vraagt welke keuze hierin wordt gemaakt.
                  De prioritering in het IV-portfolio leidt ertoe dat verbeteringen en wijzigingen aan
                  de reguliere dienstverlening van Toeslagen mogelijk vertraging oplopen. Ook is, zoals
                  aangekondigd in mijn brief van 24 februari 2023, ervoor gekozen om de IV-voorbereiding
                  voor de ex-partnerregeling hogere prioriteit te geven dan de voorbereidingen voor
                  de regeling voor gedupeerden in de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget,
                  die hierdoor later in werking treedt.1
3.2.1 Doel en hoogte forfaitaire compensatie
               
De leden van de fractie van de SGP vragen of het mogelijk is om tijdelijk uit elkaar
                     te gaan zodat de aanvrager € 30.000 ontvangt en de ex-partner € 10.000 en hoe dit
                     voorkomen kan worden. Zij vragen waarom geen extra peildatum, bijvoorbeeld van bekendmaking
                     van dit wetsvoorstel is opgenomen.
                  
Het is mogelijk dat een aanvrager van kinderopvangtoeslag eerst € 30.000 ontvangt
                     en een ex-partner € 10.000 en dat beide partners op een later moment weer bij elkaar
                     komen. Het kabinet verwacht dat strategisch gedrag om gezamenlijk in aanmerking te
                     komen voor € 40.000 hooguit incidenteel zal voorkomen. Dit geldt namelijk uitsluitend
                     voor die aanvragers die nog geen compensatie hebben ontvangen. Aan het gros van de
                     gedupeerde aanvragers is het forfaitaire bedrag van € 30.000 al uitbetaald. De betaling
                     van dit bedrag geldt als peildatum voor het zijn van partners. Als zij op dat moment
                     partners waren, kwalificeert de voormalige partner van de gedupeerde aanvrager dus
                     niet als ex-partner. Ook kan het nogal wat voeten in de aarde hebben om het toeslagpartnerschap
                     te verbreken, zoals een verhuizing of het verbreken van het eventuele huwelijk. Een
                     extra peildatum zoals bijvoorbeeld de datum van bekendmaking van dit wetsvoorstel
                     sluit ex-partners uit die mogelijk wel schade hebben geleden.
                  
3.2.2 Aanvraag en toekenning van forfaitaire compensatie
               
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe het kabinet wil waarborgen
                     dat ex-partners de optie tot uitstel van het forfaitaire bedrag en de gevolgen daarvan
                     ten volle overzien. Zij vragen daarnaast of het vertragen van een dergelijke uitkering
                     om het buiten de boedel te houden past binnen de wettelijke kaders van bijvoorbeeld
                     de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). De leden van de fractie van D66
                     vragen daarnaast naar de termijn waarop een ex-partner de uitbetaling van de forfaitaire
                     vergoeding kan uitstellen.
                  
In beginsel ontvangen ex-partners hun compensatie uiterlijk zes weken na verzending
                     van de beschikking. Uitstel van uitbetaling aanvragen is mogelijk. De uitbetaling
                     van de compensatie van € 10.000 aan ex-partners kan op verzoek van de ex-partner worden
                     uitgesteld tot maximaal één jaar na toekenning daarvan. Reden hiervoor is dat de ex-partners
                     in de gelegenheid worden gesteld om de bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke schuldenaanpak
                     te doorlopen. Dit geldt ook voor ex-partners die bijvoorbeeld op grond van de Wnsp
                     onder bewind staan. Van deze ex-partners wordt verwacht dat ze samen met de bewindvoerder
                     zorgen voor de bescherming van de compensatie. Op grond van het onderhavige wetsvoorstel
                     zijn de specifieke regelingen voor het oplossen van de schuldenproblematiek van personen
                     die in de Wsnp en minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (Msnp) zitten van
                     toepassing verklaard op de ex-partner.
                  
De leden van de fractie van D66, de PvdA en het lid van de fractie van de BBB vragen
                  een onderbouwing te geven voor de termijn van zes maanden voor het openstellen van
                  het loket voor ex-partners. Het zelfmeldloket voor voormalige partners die niet worden
                  uitgenodigd om een aanvraag in te dienen zal minimaal zes maanden na inwerkingtreding
                  van het wetsvoorstel worden opengesteld. Dit wordt gedaan om UHT en de betrokken ketenpartners
                  (gemeenten, Sociale Banken Nederland voor de schuldenregeling en de uitvoerder(s)
                  van de schaderegeling) de tijd te geven om eerst personen waarvan bekend is dat zij
                  vermoedelijk kwalificeren als ex-partner te helpen. De periode van zes maanden is
                  een streefperiode. Tijdens de uitvoering van de ex-partnerregeling wordt bezien op
                  welk moment het briefvereiste voor de aanvraag van de ex-partnerregeling kan vervallen
                  en ex-partners die niet benaderd zijn door UHT zich kunnen melden. Dit is onder andere
                  afhankelijk van de snelheid waarmee de ex-partners door UHT kunnen worden geïdentificeerd.
               
3.3 Aanvullende compensatie voor werkelijke schade
               
De leden van de fractie van het CDA vragen naar het moment van beoordeling van de
                  aanvullende schade. Zij vragen of dit de reguliere afhandeling kan doorkruisen, waardoor
                  het traject van regulier herstel nog langer duurt. De aanvullende schaderegeling is
                  bedoeld voor schade die de € 10.000 te boven gaat en komt daarom na de uitbetaling
                  van de forfaitaire vergoeding. Het uitgangspunt bij de vormgeving en uitvoering van
                  de aanvullende herstelregelingen is dat deze de hersteloperatie van de gedupeerde
                  aanvragers van een kinderopvangtoeslag niet doorkruist. Daarom wordt bij de ex-partnerregeling
                  ook gekozen voor het uitbesteden van de regeling voor aanvullende schade en worden
                  de verschillende regelingen volgtijdelijk in uitvoering gebracht.
               
Het lid Omtzigt vraagt of de bestuursrechtelijke bescherming bij de uit te besteden
                  schaderegeling kan afwijken van andere schaderegelingen. Vervolgens vraagt het lid
                  Omtzigt of de door UHT ingehuurde mediators een neutrale rol kunnen hebben als UHT
                  een vaststellingsovereenkomst verwacht aan het einde van het traject. De schaderegeling
                  voor ex-partners zal dezelfde bezwaar- en beroepsmogelijkheden kennen als de (schade)regelingen
                  die de overheid zelf uitvoert. In het wetsvoorstel wordt immers bepaald dat de taak
                  berust bij de Minister van Financiën wiens bevoegdheden overeenkomstig Afdeling 10.1.1
                  van de Algemene wet bestuursrecht via een mandaatbesluit worden gemandateerd aan de
                  uitvoerende organisatie(s) in kwestie. Mandatering laat de verantwoordelijkheid van
                  de Minister onverlet. Ook blijft de Minister zelf bevoegd. Dit is ook het geval bij
                  de uitvoering van de private schuldenregelingen door SBN. In principe voorziet de
                  ex-partnerregeling niet in mediation. Over de inzet van mediation in het traject voor
                  gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag wordt uw Kamer geïnformeerd in de voortgangsrapportage
                  herstel toeslagen.
               
3.3.1 Aanvraag en toekenning werkelijke schade
               
De leden van de fractie van het CDA vragen hoe de externe partij bij de informatie
                  van de ouders zal kunnen. Zij vragen of de benodigde informatie eenvoudig bij de Belastingdienst
                  te verkrijgen is door een marktpartij en of dergelijke informatieverzoeken geen vertraging
                  zullen opleveren voor de reguliere hersteloperatie. Ten behoeve van de schadeafhandeling
                  van de werkelijke schade van de ex-partner kunnen tussen de Belastingdienst/Toeslagen
                  en de externe uitvoerder de gegevens worden uitgewisseld die hierbij noodzakelijk
                  worden geacht. Paragraaf 8.2.2 van de memorie van toelichting gaat nader in op de
                  wettelijke grondslag van deze gegevensuitwisseling. De daadwerkelijke uitvoering hiervan
                  wordt nog nader vormgegeven in samenspraak met de uitvoerder van de schaderegeling
                  en UHT. Om de uitvoerbaarheid van de schaderegeling vooraf te toetsen is een quickscan
                  verricht waaruit blijkt dat de regeling voor aanvullende compensatie voor werkelijke
                  schade voor ex-partners onder voorwaarden uitvoerbaar wordt geacht, onder andere indien
                  een externe uitvoerder wordt aangezocht. Wanneer de uitvoerder van de schaderegeling
                  voor ex-partner bekend is, doet Belastingdienst/Toeslagen een uitvoeringstoets waarin
                  de wijze waarop (hoe) en welke informatie (wat) expliciet aan de orde komen. Het uitgangspunt
                  is daarbij dat benodigde informatie zoveel mogelijk bij de ex-partner zelf wordt opgevraagd
                  en zo min mogelijk gegevens van derden, zoals van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag,
                  tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de uitvoerder van de schaderegeling worden
                  gewisseld.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen waarom de verwachting is dat de uitbesteding
                     kan leiden tot een versnelde afwikkeling terwijl het CWS-proces nu een bottleneck
                     vormt.
                  
De reden achter deze verwachting is dat met de uitbesteding de in de markt aanwezige
                     beoordelingscapaciteit kan worden benut. Tegelijkertijd zal in de vormgeving van de
                     schaderegeling voor ex-partners aan de marktpartij(en) worden gevraagd hoe een regeling
                     binnen de bestaande beoordelingskaders efficiënter kan worden ingericht.
                  
3.4 Aanpak schulden van ex-partners
               
De leden van de fractie van de VVD merken op dat de schuldenregeling voor ex-partners
                  op bepaalde aspecten anders is ten opzichte van die voor gedupeerde aanvragers van
                  een kinderopvangtoeslag. Deze leden vragen hoe ex-partners hierover worden geïnformeerd.
                  Bij de inwerkingtreding van het aanvullende wetsvoorstel wordt zowel direct als indirect
                  over de schuldregeling voor ex-partners gecommuniceerd. Indirect zal op de diverse
                  websites de schuldregeling voor ex-partners worden uitgelegd. Daarnaast zal in de
                  directe communicatie naar de ex-partner (zoals de uitnodigingsbrief voor het doen
                  van een aanvraag) informatie beschikbaar worden gesteld over de schuldenregeling.
                  In de communicatie zal ook worden meegenomen waarin de schuldenaanpak voor ex-partner
                  verschilt van de schuldenaanpak voor de gedupeerde aanvragers van de kinderopvangstoeslag.
                  Anders dan bij de schuldenaanpak voor de gedupeerde van de kinderopvangtoeslag geldt
                  er geen moratorium of pauzeknop. Dit is niet nodig omdat de ex-partner regeling en
                  de schuldenregeling tegelijk ingaan. De status van ex-partner wordt vastgesteld door
                  UHT waarna diegene direct toegang heeft tot de schuldenaanpak. Indien gewenst kan
                  de uitbetaling van de forfaitaire vergoeding (een jaar lang) worden uitgesteld om
                  eerst de schuldenaanpak af te ronden.
               
3.4.1 Context en doel
               
De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet het proportioneel acht dat
                  iemand die bijvoorbeeld heel 2015 partner is geweest van een gedupeerde ouder, waarna
                  de relatie verbroken is, aanspraak kan maken op kwijtschelding van al zijn schulden
                  tot en met 2021, zonder dat de link met de toeslagenproblematiek wordt onderzocht.
                  Zij vragen of het te verantwoorden is dat het kabinet er op die manier vanuit gaat
                  dat alle schulden daarna vervolgschulden zijn van hetgeen is ontstaan als gevolg van
                  de toeslagenaffaire. De leden van de fractie van de VVD vragen of het kabinet nader
                  kan toelichten waarom voor ex-partners alle betaalachterstanden van privaatrechtelijke
                  schulden en bestuursrechtelijke schulden worden kwijtgescholden en wat de afweging
                  is om ook verkeersboetes kwijt te schelden voor ex-partners. De ex-partner die voldoet
                  aan de wettelijke criteria komt in aanmerking voor de schuldenregeling. De schuldregeling
                  voor ex-partners is grotendeels vergelijkbaar aan de schuldregeling voor gedupeerde
                  ouders, omdat hiermee wordt beoogd dat de compensatie van € 10.000 voor ex-partners
                  zoveel mogelijk vrij besteedbaar is en dat gedupeerden een nieuwe start kunnen maken.
                  Bescherming van de compensatie is daarbij het uitgangspunt. Dit was eveneens het uitgangspunt
                  voor de schuldregeling voor gedupeerde ouders. Van belang is ook dat de uitvoerbaarheid
                  van de regeling positief wordt beïnvloed doordat deze slechts beperkt afwijkt van
                  de al in uitvoering zijnde regeling. De diversiteit in de problematiek van ex-partners
                  is groot en de causaliteit bij schulden is bijvoorbeeld veelal moeilijk vast te stellen
                  door het opstapelend effect. Tegen deze achtergrond is ervoor gekozen om een ruimhartige
                  schuldenregeling te hanteren die de (achterstanden op) privaatrechtelijke schulden
                  oplost en bestuursrechtelijke schulden kwijtscheldt. Deze keuze is met name om redenen
                  van uitvoerbaarheid gekozen.
               
3.4.2 Aanpak van bestuursrechtelijke schulden
               
De leden van de fractie van D66 vragen hoe wordt omgegaan met schulden van buitenlandse
                  overheden en of hier, in lijn met de aanpak van privaatrechtelijke schulden, enkel
                  betalingsachterstanden opgelost worden, of kwijtschelding geldt. De omgang met buitenlandse
                  schulden voor ex-partners is overeenkomstig die voor gedupeerde ouders. Als deze schulden
                  aan de voorwaarden van de schuldenaanpak voldoen, worden die buitenlandse bestuursrechtelijke
                  schulden betaald of overgenomen.
               
3.4.3 Aanpak van privaatrechtelijke schulden
               
De leden van de fractie van D66 vragen in hoeverre ex-partners worden geholpen bij
                  het indienen van aanvragen en of het mogelijk is om later dan zes maanden na dagtekening
                  van de beschikking een aanvraag voor de schuldenregeling in te dienen. Bij het indienen
                  van aanvragen voor de afhandeling van private schulden verleent het serviceteam van
                  SBN aan ex-partners dezelfde ondersteuning als aan aanvragers wordt geboden. In het
                  wetsvoorstel wordt op grond van artikel I, onderdeel GG, voorgesteld om een achtste
                  lid aan artikel 6.1 van de Wht toe te voegen. In genoemd artikel 6.1, achtste lid,
                  wordt voorgesteld om een aanvraag van een ex-partner voor de privaatrechtelijke schuldenregeling
                  binnen zes maanden na dagtekening van de beschikking tot toekenning van de compensatie
                  voor de ex-partnerregeling in te dienen. Het wordt van belang geacht dat ex-partners
                  niet te lang wachten met het indienen van hun schulden om zo betalingsachterstanden
                  niet verder te laten oplopen. Wel kan de uitbetaling van het forfaitaire bedrag van
                  € 10.000 maximaal een jaar worden uitgesteld.
               
3.4.5 Verschil met schuldenregeling voor gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag
               
De leden van de fractie van D66 vragen om toe te lichten op welke termijn de regelingen
                  voor publiekrechtelijke en privaatrechtelijke schulden worden uitgevoerd, gezien het
                  feit dat het niet nodig lijkt om een moratorium in te stellen. De schuldenaanpak voor
                  ex-partners wordt tegelijkertijd met de compensatie voor ex-partners geïntroduceerd.
                  Hiermee wordt voorkomen dat deze compensatie moet worden ingezet voor het betalen
                  van bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke schulden die binnen de peildata van
                  de schuldenaanpak vallen. In het verleden was het moratorium in het leven geroepen,
                  omdat er nog geen schuldenaanpak bestond die voorkwam dat ouders de compensatie moesten
                  gebruiken om schulden af te betalen. Door gelijktijdige introductie van de schuldenaanpak
                  en compensatie voor ex-partners is het niet noodzakelijk om een moratorium in te stellen.
                  Bovendien kan de ex-partner verzoeken om de uitbetaling van de forfaitaire compensatie
                  uit te stellen. Op deze manier kan de ex-partner zelf zorgen voor de bescherming van
                  de compensatie en is het moratorium niet nodig. Ten slotte blijkt uit de voortgangsrapportage
                  van de hersteloperatie over de periode januari-april 2023 dat de wachtlijsten bij
                  SBN kort zijn en nieuwe aanvragen snel opgepakt kunnen worden.
               
3.4.6 Overwogen alternatieven
               
De leden van de fractie van het CDA hebben gelezen dat er ex-partners zijn die hebben
                  gevraagd om schulden bij de Belastingdienst te pauzeren. Zij vragen hoe met die verzoeken
                  tot het pauzeren van schulden bij de Belastingdienst is omgegaan. Het gaat hier om
                  een beperkte groep mensen die zich heeft gemeld bij UHT. Het betreft mensen die nooit
                  een aanvraag voor een kinderopvangtoeslag hebben gedaan en derhalve geen recht hebben
                  op een herstelmaatregel. In het telefonisch contact met UHT is aangegeven dat zij
                  op een aanvraag een afwijzende beschikking zouden krijgen. Een deel van hen heeft
                  aangegeven ex-partner te zijn en heeft gevraagd de beslissing op de aanvraag uit te
                  stellen vanwege de pauzering van bestuursrechtelijke schulden die is ingegaan bij
                  aanmelding voor de herstelmaatregelen voor gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag.
                  In overleg met deze vermoedelijke ex-partners is coulance betracht en is – indien
                  zij dat wensten – besloten het besluit aan te houden in afwachting van de start van
                  de ex-partnerregeling.
               
3.5 Noodvoorziening
               
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom ten aanzien van de noodvoorziening
                  is gekozen voor een bedrag van € 500 en of er signalen zijn of deze afdoende is en,
                  indien nodig, kan worden aangepast. Naar aanleiding van de motie Van Dijk2 is gemonitord of het noodbedrag van € 500 voldoende is om een acuut financieel probleem
                  op te kunnen vangen. Recent is gebleken dat het bedrag van € 500 vanwege prijsstijgingen
                  in sommige situaties te laag is. Het gaat vooral om situaties met een acute financiële
                  behoefte van grote gezinnen, bijvoorbeeld wanneer de koelkast het begeeft of als er
                  behoefte is aan kleding (voor de kinderen) of boodschappen. Hoewel het al mogelijk
                  was om in dergelijke situaties af te wijken van het bedrag van € 500 is besloten het
                  standaardbedrag te verhogen naar € 750.
               
3.6 Brede ondersteuning
               
De leden van de fractie van D66 vragen wat erop tegen is om brede ondersteuning te
                  bieden op het moment van aanvragen van de ex-partnerregeling. In tegenstelling tot
                  gedupeerde aanvragers is er in het geval van ex-partners geen inhoudelijke dossierbeoordeling
                  nodig. De doorlooptijd is daarmee aanzienlijk korter dan die voor de eerste toets
                  voor mogelijk gedupeerde aanvragers. Er is daarom geen noodzaak om al vanaf aanmelding
                  te starten. Gemeenten hebben benadrukt hun schaarse capaciteit zo veel mogelijk te
                  willen inzetten op daadwerkelijk gedupeerden. Zij bieden niet alleen brede ondersteuning
                  aan (mogelijk) gedupeerde ouders, maar ook aan kinderen. Straks komen daar ook de
                  ex-partners bij. We willen voorkomen dat gemeenten extra belast worden met personen
                  die toch niet onder de regeling blijken te vallen. Dit vergt niet alleen capaciteit
                  van gemeenten, maar ook van UHT. Immers, er moeten gegevens naar de gemeente wanneer
                  iemand zich aanmeldt, en vervolgens opnieuw als iemand niet gedupeerd blijkt. Bovendien
                  heeft starten met ondersteuning vanaf het moment van aanmelding het risico dat mensen
                  die zich aanmelden, maar niet aan de voorwaarden voldoen, wel ondersteuning van gemeenten
                  krijgen.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen om te reflecteren op de proportionaliteit
                     van de brede ondersteuning aan ex-partners en hun gezin omdat mogelijk ondersteuning
                     zal worden geboden aan gezinnen waar nauwelijks causaliteit bestaat met de toeslagenaffaire.
                     Ook vragen deze leden of het klopt dat ook voor kinderen die niet in de regeling vallen,
                     maar wel onderdeel uitmaken van het gezin van de ex-partner, brede ondersteuning mogelijk
                     is. Zij vragen daarbij of dat alleen gaat om gezinsondersteunende maatregelen (denk
                     aan een koelkast enz.) of ook specifiek voor het kind geldende maatregelen. Zij vragen
                     ook hoe discussie hierover bij diverse gemeenten die dit wellicht allemaal anders
                     zullen wegen kan worden voorkomen.
                  
Brede ondersteuning bestaat uit ondersteuning op vijf leefgebieden. Gemeenten bepalen
                     samen met de gedupeerde ouder (en in dit geval ex-partner) wat er nodig is om het
                     leven van het gezin weer op de rit te krijgen. Per situatie wordt gekeken of brede
                     ondersteuning wordt aangeboden en op welke wijze. Daarin wordt ook gekeken of en hoe
                     gezinsleden daarbij ondersteund moeten worden. Dat brede ondersteuning mogelijk is,
                     betekent niet dat er een recht bestaat op bepaalde spullen of vergoedingen. Er is
                     bewust voor gekozen om het leefgebied gezin niet uit te sluiten, omdat door uitsluiting
                     van dit leefgebied de doelstelling van brede ondersteuning (nieuwe start/ leven op
                     de rit) niet zou kunnen worden behaald. Het hebben van stress of het niet (financieel)
                     zelfredzaam zijn beperkt zich immers niet tot één lid van het gezin. Ook zorgt uitsluiting
                     van een leefdomein tot complexiteit in de uitvoering wanneer vanuit de brede ondersteuning
                     onderscheid gemaakt moet worden tussen ouders en kinderen die wel onder een bepaalde
                     regeling vallen en gezinsleden die daar niet onder vallen. Onder gezin vallen daarom
                     ook de nieuwe partner en eventueel in het huishouden aanwezige kinderen. Kinderen
                     van de ex-partner die onder de kindregeling vallen, krijgen eigenstandig recht op
                     brede ondersteuning vanuit gemeenten. Kinderen die niet onder de kindregeling vallen
                     maar die wel in het gezin aanwezig zijn, krijgen geen eigenstandig recht, maar kunnen
                     via het leefgebied gezin wel passend ondersteund worden indien dit nodig is. Dit kan
                     om zaken gaan die heel het gezin ten goede komen, maar dit kan ook gerichte hulp zijn
                     op specifieke problemen. Het gaat dus niet alleen om gezinsondersteunende maatregelen.
                     Dat geldt ook voor situaties waarin de nieuwe partner hulp nodig heeft. Het is aan
                     gemeenten om dat maatwerk te leveren. Als een gezinslid van een ex-partner ondersteuning
                     nodig heeft bij herstel, dan is die mogelijkheid er. Zeker in gevallen waarbij de
                     problemen duidelijk hun oorzaak vinden in de problemen met de toeslagen is dit wenselijk.
                     In overleg met de VNG is bovendien vastgesteld dat het voor gemeenten van belang is
                     dat de brede ondersteuning aan ex-partners zoveel mogelijk op dezelfde manier wordt
                     vormgegeven als die aan gedupeerde aanvragers. Het uitsluiten van het leefgebied gezin
                     is bovendien onwenselijk, omdat de regeling voor ex-partners al minder ver reikt dan
                     die van gedupeerde aanvragers. Zo is er bijvoorbeeld geen schuldenaanpak voor nieuwe
                     partners, in tegenstelling tot de nieuwe partners van gedupeerde aanvragers. Door
                     integraal naar de situatie van de ex-partner en zijn gezin te kunnen kijken, kan een
                     gemeente in deze gevallen ondersteuning bieden op het vlak van schuldhulpverlening.
                     De VNG heeft in februari 2023 uitgangspunten geformuleerd die gemeenten hanteren voor
                     het bieden van brede ondersteuning en het opstellen van een plan van aanpak dat deze
                     ondersteuning motiveert.
                  
3.7 Brede ondersteuning in het buitenland
               
De leden van de fractie van D66 vragen in hoeverre de brede ondersteuning in het buitenland
                     voor ex-partners afwijkt van die voor gedupeerde aanvragers in het buitenland. Deze
                     leden vragen of de bedenktijd van drie maanden om de wens tot remigratie bij het ondersteuningsteam
                     voor ouders in het buitenland (OTB) kenbaar te maken hetzelfde is als voor de gedupeerde
                     aanvrager.
                  
De regelingen zijn inderdaad grotendeels gelijk. Een verschil is dat geen sprake is
                     van een vaste vervaldatum, maar een vaste termijn van drie maanden vanaf het moment
                     dat de wens tot remigratie in het plan van aanpak is opgenomen. Na de termijn van
                     drie maanden is er een termijn van een jaar vastgesteld voor verhuizing terug naar
                     Nederland. De termijn is bedoeld als begrenzing van de ultieme mogelijkheid gebruik
                     te maken van een vergoede verhuizing terug naar Nederland. De termijn is niet bedoeld
                     om in de tussenliggende periode het recht op een vergoede terugkeer naar Nederland
                     in te perken. OTB zal altijd per situatie kijken wat er nodig is om een gezin te helpen.
                  
3.8 Terugvordering
               
De leden van de VVD fractie vragen hoe het kabinet de balans wil vinden tussen enerzijds
                  duidelijk maken dat er bij misbruik zal worden teruggevorderd, en anderzijds ervoor
                  wil zorgen dat dit geen ex-partners die te goeder trouw zijn afschrikt. Een uitgangspunt
                  in de hersteloperatie is dat er zo weinig mogelijk wordt teruggevorderd. Als uit de
                  integrale beoordeling blijkt dat een persoon niet gedupeerd is, wordt zijn of haar
                  forfaitaire vergoeding van € 30.000 niet teruggevorderd maar worden de andere aanvullende
                  herstelregelingen, zoals de schuldenaanpak, wel stopgezet. Bij de ex-partnerregeling
                  zal op dezelfde manier worden gehandeld. Als blijkt dat de ex-partner toch geen ex-partner
                  is (omdat bijvoorbeeld bij de integrale beoordeling bleek dat de voormalig partner
                  niet gedupeerd blijkt) worden de andere aanvullende herstelregelingen stopgezet en
                  de forfaitaire compensatie niet teruggevorderd. Tegelijkertijd biedt de Wht in het
                  geval van misbruik zoals het opzettelijk doorgeven van onjuiste informatie de mogelijkheid
                  om terug te vorderen.
               
4. Kindregeling
               
De leden van de fractie van het CDA vragen hoeveel kinderen van ex-partners worden
                  verwacht. De meeste kinderen van ex-partners die in aanmerking komen zijn al in beeld,
                  omdat zij ook kind zijn van de gedupeerde ouder. Er zijn situaties waarin een kind
                  van een ex-partner onder de kindregeling valt en geen kind was van de gedupeerde ouder.
                  UHT verwacht een maximaal aantal van 2.500 kinderen. Deze kinderen ontvangen, net
                  als de kinderen die nu al onder de kindregeling vallen, hun tegemoetkoming in beginsel
                  ambtshalve wanneer de ex-partner als gedupeerde wordt aangemerkt.
               
Het lid Omtzigt vraagt hoe het kabinet denkt zeker te kunnen stellen dat kinderen
                     die uitwonend waren ten tijde van het toeslagpartnerschap alleen een beroep op compensatie
                     kunnen doen als duidelijk is dat de ouders daadwerkelijk een beroep op deze kinderen
                     hebben gedaan. Ook vraagt het lid Omtzigt of dit marginaal wordt getoetst. Kinderen
                     van ex-partners komen in aanmerking voor de kindregeling indien zij:
                  
– thuiswonend dan wel uitwonend zijn;
– geboren zijn voor het toeslagpartnerschap tussen de ex-partner en de gedupeerde aanvrager
                           van kinderopvangtoeslag begon;
                        
– op 1 januari 2005 jonger waren dan 21 jaar of na 1 januari 2005 zijn geboren maar
                           voor het toeslagpartnerschap met de aanvrager van kinderopvangtoeslag begon.
                        
Er wordt niet getoetst of en in welke mate een beroep op deze persoon is gedaan door
                     zijn of haar ouders in het omgaan met de effecten van de toeslagenproblematiek. Er
                     zijn ook kinderen die, soms juist ook vanwege de toeslagenproblematiek, opgroeiden
                     op een andere plek. Toelating tot de kindregeling is afhankelijk van objectieve en
                     verifieerbare criteria. Deze kunnen met een zekere mate van snelheid worden uitgevoerd.
                  
De leden van de fractie van de SGP vragen wat het betekent dat de verruiming van de
                  hardheidsclausule niet uitvoerbaar is binnen de gestelde termijnen. Zij vragen of
                  dit betekent dat een maatregel wordt voorgesteld die niet uitvoerbaar is en dus in
                  de praktijk geen effect zal hebben. Tot slot vragen de leden binnen welke termijn
                  de verruiming wel uitvoerbaar is. De toevoeging van de hardheidsclausules waarvan
                  is aangegeven dat deze niet uitvoerbaar zijn binnen de gestelde termijnen maken geen
                  onderdeel uit van het onderhavige wetsvoorstel. Dit betekent dat de al bestaande hardheidsclausule
                  van de kindregeling wel van toepassing wordt op de kinderen van ex-partners. De hardheidsclausule
                  is echter niet van toepassing op de ex-partnerregeling en de regeling voor nabestaanden
                  van een overleden gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag. De reden hiervoor
                  is dat de kans klein wordt geacht dat een beroep op de hardheidsclausule zou kunnen
                  slagen, terwijl het naar verwachting van UHT wel tot een grote stroom aan aanvragen
                  zou kunnen leiden.
               
4.1 Kinderen van ex-partners
               
Het lid Omtzigt vraagt of een kind dat op 1 januari 2005 20 was en op 1 januari 2015
                  30 was ook onder de regeling valt. Kinderen van wie een ouder erkend is als gedupeerde
                  en voor wie de ouder op 1 januari 2005 nog een zorgplicht had – want nog geen 21 jaar
                  oud – vallen onder de reikwijdte van de kindregeling. Omdat niet alle individuele
                  situaties kunnen worden onderzocht, gewogen en beoordeeld is gekozen voor objectieve
                  criteria om de reikwijdte van de doelgroep van de kindregeling te bepalen. Deze afbakening
                  stelt het kabinet in staat om ook deze kinderen een steun in de rug te geven. Dat
                  betekent dat een kind dat op 1 januari 2005 20 was en op 1 januari 2015 30, ook onder
                  de kindregeling valt. De regeling voor kinderen van ex-partners wijkt hierin niet
                  af van de al in werking getreden kindregeling op grond van de Wht.
               
5. Regeling nabestaanden overleden gedupeerden
               
De leden van de fractie van de VVD vragen of de bewijslast voor de nabestaanden van
                  overleden gedupeerden behapbaar is en hoe de menselijke maat hierbij wordt geborgd.
                  Ook vragen deze leden hoe het forfaitaire bedrag aan de nabestaanden wordt toegewezen.
                  Nabestaanden die aanspraak willen maken op de regeling kunnen zich telefonisch aanmelden
                  bij UHT. UHT toetst eerst in de eigen systemen of de nabestaande volgens de regeling
                  de begunstigde is en vervolgens of de overledene gedupeerd is. Als beide vragen bevestigend
                  worden beantwoord, wordt het forfaitaire bedrag uitgekeerd en worden ambtshalve de
                  bestuursrechtelijke schulden kwijtgescholden. De nabestaande hoeft daarvoor geen bewijzen
                  te leveren. Ook kan de nabestaande brede ondersteuning krijgen vanuit de gemeente.
                  Voor een aanvraag tot het afwikkelen van eventuele privaatrechtelijke schulden en
                  voor de integrale beoordeling moet de nabestaande wel over informatie over de overledene
                  kunnen beschikken. Dat kan lastig zijn, zeker voor kinderen. Nabestaanden zullen tijdens
                  dit proces zo goed mogelijk begeleid worden. Hoe dat precies vorm krijgt wordt nader
                  uitgewerkt. Hierover wordt onder meer gesproken met de Sociaal Raadslieden.
               
Het lid Omtzigt stelt dat in bepaalde gevallen het forfaitaire bedrag van € 10.000
                  terecht kan komen bij kinderen van een ex-partner, die mogelijk nooit last hebben
                  gehad van het toeslagenschandaal. Dit lid vraagt of dat niet veel te ruim is. Ten
                  aanzien van de uitbreiding van de kindregeling naar kinderen en (voormalig) pleegkinderen
                  van ex-partners geldt dat verondersteld wordt dat het merendeel van die kinderen uiteindelijk
                  onderdeel van het gezin van de gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag is gaan
                  uitmaken. Dat kan in bepaalde gevallen niet zo zijn, maar dit wordt geaccepteerd vanwege
                  de uitvoerbaarheid van de regeling. De ex-partnerregeling kent geen regeling voor
                  nabestaanden van een overleden ex-partner. Als een gedupeerde overlijdt voordat diens
                  gedupeerdheid is vastgesteld en er is geen toeslagpartner op het moment van overlijden,
                  dan kunnen de eigen kinderen van de overledene aanspraak maken op de regeling voor
                  nabestaanden van overleden gedupeerden, waaronder het forfaitaire bedrag van € 30.000.
                  Dit bedrag wordt gelijkelijk verdeeld onder de kinderen die een aanvraag hebben ingediend.
                  Het is inderdaad niet gezegd dat deze kinderen bij de aanvrager zijn opgegroeid. Het
                  kabinet heeft ervoor gekozen om hier geen onderscheid in te maken om niet te hoeven
                  treden in de persoonlijke relatie van ouders en hun kinderen de belasting van maatwerk
                  te voorkomen.
               
5.1 Inleiding
               
De leden van de fractie van het CDA vragen of bij de zelfstandige aanspraak van nabestaanden
                  ook voldoende rekening is gehouden met fiscale aspecten, dat wil zeggen, of de nabestaanden
                  moeten afrekenen over ontvangen bedragen of het risico lopen gekort te worden op eventuele
                  uitkering door het verkrijgen van deze incidentele middelen. Daar is rekening mee
                  gehouden. Zo bestaat er een vermogenstoetsuitzondering voor de compensaties en tegemoetkomingen
                  die op grond van de hersteloperatie toeslagen worden uitgekeerd. Dit houdt in dat
                  deze bedragen niet meetellen bij de vermogenstoets bij het verkrijgen van toeslagen
                  (de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget), bijstandsuitkering en
                  voorzieningen op basis van Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning.
                  Het kabinet is voornemens deze vermogenstoetsuitzonderingen uit te breiden naar de
                  aanvullende regelingen uit het onderhavige wetsvoorstel.
               
5.2 Begunstigden van de regeling
               
De leden van de fractie van D66 vragen of iemand die op het moment van overlijden
                  van de gedupeerde diens ex-partner was, op dezelfde manier recht heeft op de ex-partnerregeling
                  als ex-partners van andere gedupeerden. Deze leden vragen ook hoe omgegaan wordt met
                  de ex-partner van een toeslagpartner op het moment van overlijden. Er zijn voormalig
                  partners die (bijvoorbeeld door scheiding) niet meer de toeslagpartner van de gedupeerde
                  waren op het moment van overlijden. De aanspraak van een ex-partner is afhankelijk
                  van de vastgestelde gedupeerdheid van de aanvrager van kinderopvangtoeslag. Het kan
                  voorkomen dat de potentieel gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag is overleden
                  en nog geen aanvraag voor een herstelmaatregel heeft gedaan. Die overledene is daarmee
                  ook niet aangemerkt als gedupeerde en niet bekend bij UHT. Er zijn twee situaties
                  waarin een ex-partner toch in aanmerking kan komen voor de ex-partnerregeling. Ten
                  eerste in de situatie waarin de aanvrager van kinderopvangtoeslag geen aanvraag voor
                  een herstelmaatregel heeft gedaan en is komen te overlijden vóór 1 januari 2024. De
                  tweede situatie is die waarin de aanvrager van kinderopvangtoeslag voor overlijden
                  een aanvraag voor een herstelmaatregel heeft gedaan, maar de toekenning nog niet heeft
                  plaatsgevonden. In beide situaties geldt dat aannemelijk moet zijn dat de aanvrager
                  van kinderopvangtoeslag in aanmerking gekomen zou zijn voor toepassing van een herstelmaatregel
                  als hij nog in leven zou zijn geweest. Een toeslagpartner geldt niet als gedupeerde
                  aanvrager van kinderopvangtoeslag. Als een toeslagpartner overlijdt en er op dat moment
                  een ex-partner is, dan kan die ex-partner geen aanspraak maken op de ex-partnerregeling.
               
5.3 Herstelregelingen
               
De leden van de fractie van het CDA vragen naar aanleiding van de keuze om werkelijke
                     schade van overleden gedupeerden niet te compenseren of mogelijkheden tot maatwerk
                     beschikbaar zijn in situaties waarin evident is dat de schade heel veel groter is
                     dan de Catshuisregeling.
                  
Voor de toeslagpartner of de kinderen is het zeer complex om de werkelijke schade
                     van de overledene aannemelijk te maken en daarmee ook het beoordelen van de werkelijke
                     schade. Dat geldt ook als de werkelijke schade hoog is. Mede daardoor heeft ook UHT
                     geoordeeld dat een regeling voor het bepalen van de werkelijke schade voor nabestaanden
                     niet uitvoerbaar is. Zodoende heeft het kabinet de keuze gemaakt om de afhandeling
                     van werkelijke schade niet open te stellen in deze regeling. In dit verband wordt
                     verwezen naar paragraaf 8.2.2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting.
                     Daar wordt per abuis vermeld dat de toeslagpartner of kinderen van een overleden gedupeerde
                     aanvrager van kinderopvangtoeslag recht krijgen op aanvullende compensatie voor schade
                     van de overledene.
                  
6. Regeling nabestaanden overleden kinderen
               
De leden van de fractie van de SP vragen naar het aantal overleden gedupeerde ouders
                  en kinderen. Zij vragen in welke periode deze ouders en kinderen zijn overleden en
                  of dit statistisch gezien een hoger aantal is ten opzichte van niet-gedupeerden. Het
                  lid Omtzigt vraagt of de doodsoorzaak bekend is van overleden kinderen van gedupeerde
                  aanvragers en of de sterfte onder deze kinderen hoger was dan de sterfte onder de
                  algemene bevolking. Op dit moment is bekend dat 319 gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag
                  en 469 kinderen van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag zijn overleden.
                  Van de kinderen is bekend dat 409 kinderen minderjarig en 60 kinderen meerderjarig
                  waren (zie onderstaand overzicht). Deze ouders en kinderen zijn overleden in de periode
                  vanaf 1 januari 2005 tot en met 22 mei 2023. Een doodsoorzaak wordt niet geregistreerd
                  in de Basisregistratie Personen en is daarom niet bekend. Ook UHT houdt dit niet bij.
                  Het zou nader statistisch onderzoek vergen om te beoordelen of het sterftepercentage
                  onder kinderen afwijkt van het gemiddelde sterftepercentage in die leeftijdscategorie
                  in die betreffende jaren en of hier gelet op de aantallen significante uitspraken
                  over gedaan kunnen worden. Er is vooralsnog geen aanleiding om een significant verschil
                  te verwachten.
               
Overleden aanvragers kinderopvangtoeslag
Totaal aantal aanvragers kinderopvangtoeslag bekend bij UHT
Waarvan overleden in de periode van 1-1-2005 t/m 22-5-2023
63.030
319
Aantal aanvragers kinderopvangtoeslag aangemeld bij UHT
Waarvan overleden in de periode van 1-1-2005 t/m 22-5-2023
50.379
289
Aantal aanvragers kinderopvangtoeslag aangemerkt als gedupeerd
Waarvan overleden in de periode van 1-1-2005 t/m 22-5-2023
12.651
30
Overleden kinderen
Totaal aantal kinderen van aanvragers kinderopvangtoeslag bekend bij UHT1
Waarvan overleden in de periode van 1-1-2005 t/m 22-5-2023
82.796
469
X Noot
                     
1
Ook kinderen van ex-partners kunnen in aanmerking komen voor de kindregeling, en nabestaanden
                        van overleden kinderen voor de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen.
                        Op dit moment is nog niet bekend om hoeveel kinderen het gaat.
                     
Het lid Omtzigt verwijst naar het advies van de Afdeling advisering van de Raad van
                     State en stelt dat de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen niet meer
                     het karakter heeft van een schaderegeling, maar die van een regeling ter voldoening
                     van een dringende morele verplichting. Dit lid vraagt of bewust deze weg is ingeslagen
                     en om deze fundamentele stap beter te motiveren.
                  
Zoals in het nader rapport beschreven, erkent het kabinet dat met de regeling voor
                     nabestaanden van een overleden kinderen afstand genomen lijkt te worden van de oorsprong
                     van de hersteloperatie. Desalniettemin acht het kabinet dit in het kader van de hersteloperatie
                     toeslagen gerechtvaardigd. Gedupeerden zijn door toedoen van de Belastingdienst/Toeslagen
                     in grote problemen geraakt en hebben vaak veel stress ervaren. Hun kinderen hebben
                     de problematiek vaak aan den lijve ondervonden. Er is in dit kader door de Oudercommissie
                     aangegeven dat het als een gemis wordt ervaren dat hun overleden kinderen niet gezien
                     zijn en erkend worden als getroffen door de toeslagenproblematiek. Het kabinet vindt
                     het wenselijk om bepaalde nabestaanden van een overleden kind diezelfde erkenning
                     en tegemoetkoming te bieden. De kern ligt in de erkenning van leed, nu aan overleden
                     kinderen zelf geen steun in de rug meer kan worden geboden en ouders zelf hebben benadrukt
                     dat behoefte bestaat deze kinderen te erkennen als zijnde getroffen door de toeslagenproblematiek.
                     Ook is het mogelijk dat ouders door de stressvolle financiële omstandigheden hun overleden
                     kind niet het afscheid of nagedachtenis hebben kunnen bieden dat zonder de toeslagenproblematiek
                     wel was geboden. Een dergelijke erkenning sluit het meeste aan bij de situatie en
                     kan bijdragen aan herstel.
                  
7. Uitbreiding vooraankondiging en aanpassen zienswijzetermijn
               
De leden van de fractie van het CDA vragen nader in te gaan op welke manier een zienswijze
                     kan worden gegeven en hoe die wordt behandeld. Een aanvrager kan schriftelijk of mondeling
                     een zienswijze geven op een vooraankondiging. Op basis van de inhoud van de zienswijze
                     beziet UHT of dit tot een andere beoordeling of compensatie in de definitieve beschikking
                     leidt. De leden verwachten verder meer zienswijzen als zowel bij een positieve en
                     negatieve beslissing een zienswijze kan worden gegeven en vragen naar de impact. Het
                     bieden van een zienswijzetermijn bij aanvragen die niet voor compensatie in aanmerking
                     komen, heeft impact op de doorlooptijd bij de integrale beoordeling. Deze wordt langer
                     (2 tot 6 weken). Over de gehele hersteloperatie gezien kan de doorlooptijd voor aanvragers
                     evenwel korter worden als hierdoor bezwaren worden voorkomen. Het lid van de BBB,
                     het lid Omtzigt en de leden van de fractie van het CDA vragen naar de noodzaak voor
                     en onderbouwing van het voorstel voor een zienswijzetermijn van twee weken. Er wordt
                     gevraagd welke concrete verbeteringen in het herstelproces plaatsvinden en of de zienswijzetermijn
                     in verhouding staat tot de totale doorlooptijd van alle herstelacties. Daarnaast vragen
                     zij of het een versnelling oplevert of complexer voor ouders wordt of hen kan ontmoedigen
                     een zienswijze te geven.
                  
Betere informatiedeling en afstemming met aanvragers is een van de procesverbeteringen
                     bij de integrale beoordeling. Bij de start van en tijdens de integrale beoordeling
                     is er persoonlijk contact en wordt op verschillende momenten informatie gedeeld en
                     afgestemd. Zo kan bijvoorbeeld het delen van een feitenoverzicht aanvrager helpen
                     om na te gaan of de feiten juist en volledig zijn. Door het delen en afstemmen van
                     informatie kunnen aanvragers het vroegtijdig aan de persoonlijk zaakbehandelaar laten
                     weten als er iets ontbreekt of niet klopt. In de afrondende fase van de integrale
                     beoordeling is er ook altijd contact om de beslissing toe te lichten en de aanvrager
                     de gelegenheid te geven vragen te stellen. Een aanvrager kan daarmee eerder dan de
                     formele zienswijzetermijn bij de vooraankondiging een reactie of aanvulling geven
                     op de feiten en de uitkomst van de beoordeling. De verwachting is dat hierdoor na
                     verzending van de vooraankondiging een termijn van (minimaal) twee weken kan volstaan.
                     Deze termijn voor een zienswijze kan op verzoek verlengd worden tot maximaal zes weken,
                     hetgeen gelijk is aan de huidige termijn. Het effect op de doorlooptijd van de integrale
                     beoordeling is afhankelijk van het aantal aanvragers dat om verlenging van de termijn
                     vraagt.
                  
8. Rechtsbescherming
               
De leden van de fractie van CDA vragen of de kosteloze juridische bijstand tijdig
                  geregeld is voor ex-partners aangezien het proces hieromtrent nog loopt. Zij vragen
                  hoe groot het risico is dat dit niet goed wordt ingeregeld omdat capaciteit hiervoor
                  ontbreekt en mensen moeten worden teleurgesteld. De gesprekken over de subsidieregeling
                  met de Raad voor Rechtsbijstand voor gratis rechtsbijstand voor gedupeerde ex-partners
                  zijn vrijwel afgerond. De planning is erop gericht dat gratis rechtsbijstand voor
                  de start van de regeling is geregeld. Vooralsnog wordt er geen tekort aan advocaten
                  voorzien.
               
9. Budgettaire aspecten
               
De leden van de fractie van de PVV verzoeken het kabinet om de budgettaire aspecten
                     uitgebreid nader toe te lichten dan wel te verduidelijken. De leden vragen ook of
                     het kabinet hierbij in ieder geval stil kan staan bij de volgende aspecten: wat is
                     het totale budgettaire beslag dat samenhangt met de voorliggende wetgeving, waaruit
                     wordt het gedekt, hoeveel wordt er ingezet voor compensatie, hoeveel gaat er naar
                     apparaatskosten, hoeveel wordt uitgegeven aan externe commerciële partijen en hoeveel
                     verwacht het kabinet uit te geven aan dwangsommen in verband met (het significante
                     risico op) wettelijke termijnoverschrijding? Het lid van de fractie van de BBB-vraagt
                     hoe de bedragen uit paragraaf 11 van de memorie van toelichting gerelateerd kunnen
                     worden aan de eerste suppletoire begroting c.q. de Voorjaarsnota 2023.
                  
In hoofdstuk 11 van de memorie van toelichting wordt nader ingegaan op de budgettaire
                     implicaties van de voorstel aanpassingen van de wet. De budgettaire gevolgen betreffen
                     beleid voor compensatie voor ex-partners van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag,
                     aanpak van schulden voor ex-partners, ex-partners in een schuldentraject (wettelijke
                     schuldsanering en buitengerechtelijke schuldregeling), brede ondersteuning voor ex-partners
                     zowel in Nederland als in het buitenland en een aanvullende compensatie voor de werkelijke
                     schade. De uitgaven hiervan worden geraamd op € 479 miljoen en verder worden de lagere
                     belastinginkomsten als gevolg van kwijtschelding bestuursrechtelijke schulden geraamd
                     op € 34 miljoen. Deze middelen zijn al beschikbaar binnen het bestaande budget voor
                     de hersteloperatie toeslagen. Van de circa € 479 miljoen was circa € 109 miljoen op
                     de aanvullende post gereserveerd. Dit voorjaar zijn de prognoses voor de in dit wetsvoorstel
                     gevatte ex-partnerregelingen herijkt op basis van de in maart 2023 beschikbare inzichten.
                     Het budget voor deze regelingen is daarop per saldo opgehoogd met circa € 14 miljoen.
                     Op basis van de begin maart 2023 beschikbare inzichten en gegevens werden de compensatiegelden
                     (programma-uitgaven) van de schaderegeling ex-partners geraamd op ca. 78%. De uitvoeringskosten
                     werden geraamd op ca. 22% van het budget voor deze regeling. Hierbij is rekening gehouden
                     met de uitvoering van de schaderegeling door een externe partij, al is hier nog geen
                     besluit over genomen. Op dit moment is niet de verwachting dat de wettelijke termijn
                     voor de afhandeling van de aanvragen voor de schaderegeling ex-partners zal worden
                     overschreden. Daarom zijn voor deze regeling geen uitgaven ten behoeve van dwangsommen
                     vanwege termijnoverschrijding geraamd.
                  
De leden van de fractie van de PVV verzoeken het kabinet om nader toe te lichten wat
                  de budgettaire aspecten zijn indien de uitvoering van de schaderegeling voor ex-partners
                  bij een externe partij komt te liggen. De leden vragen ook of de 150 fte, waar in
                  de uitvoeringstoets naar wordt verwezen, dan niet benodigd is en of er geen significant
                  risico meer bestaat op het overschrijden van wettelijke termijnen. De leden vragen
                  daarnaast of een herprioritering van de IV-portfolio noodzakelijk is. In het budget
                  is rekening gehouden met het feit dat de uitvoering van de schaderegeling voor ex-partners
                  bij een externe partij komt te liggen. De verwachte 150 FTE waarover gesproken wordt
                  in de uitvoeringstoets zijn benodigd om het gedeelte van de ex-partnerregeling dat
                  binnen de reikwijdte van UHT valt uit te voeren. Het gaat hier dan ook niet om de
                  personele inzet die benodigd is voor de uitvoering van de schaderegeling bij een externe
                  partij. Met het onderhavige wetsvoorstel is er sprake van een uitbreiding van de taak
                  van UHT. Het risico dat niet al het benodigde personeel tijdig is aangetrokken is
                  een risico dat mogelijke gevolgen kan hebben voor het binnen de wettelijke termijnen
                  beslissen. Om dit risico zoveel mogelijk te mitigeren wordt er hard gewerkt aan de
                  werving van nieuwe medewerkers. Verder wordt gevraagd of het noodzakelijk is om te
                  herprioriteren in het IV-portfolio. Er is sprake van een herprioritering om deze regeling
                  tijdig uit te kunnen voeren.
               
10. Uitvoering
               
De leden van de fractie van de PVV constateren dat het wetsvoorstel niet is geselecteerd
                  door het Adviescollege toetsing regeldruk voor een advies en vragen of het kabinet
                  bereid is expliciet advies te vragen nu diverse regelingen worden aangemerkt als inhoudelijk
                  complex. Het wetsvoorstel is al expliciet voor advies voorgelegd geweest aan het Adviescollege
                  toetsing regeldruk. Dit adviescollege heeft het wetsvoorstel vervolgens niet geselecteerd
                  voor advies, omdat er naar verwachting geringe gevolgen voor de regeldruk zullen zijn.
                  Het kabinet ziet geen aanleiding om het wetsvoorstel opnieuw aan het adviescollege
                  voor te leggen.
               
De leden van de fractie van het CDA hebben zorgen bij de geschetste risico’s in de
                  uitvoering, zoals tijdige uitvoering van een op voorhand niet in te schatten hoeveelheid
                  bezwaar en beroep, het niet kunnen aantrekken van voldoende gekwalificeerd personeel
                  en herprioritering in de IV-portefeuille. Deze leden vragen een goed gebalanceerde
                  overweging te maken, of een snelle uitvoering in goede verhouding staat tot de kwaliteit
                  en uitvoeringskosten. Zij vragen eveneens om te reflecteren op het later uitvoeren
                  van de regeling als er weer meer capaciteit beschikbaar is. Het kabinet herkent het
                  door de leden geschetste dilemma. De groep gedupeerde ex-partners wacht al geruime
                  tijd op de start van hun herstel. In de tussentijd zijn de problemen die zij ondervinden
                  niet minder geworden. Het kabinet wenst hen dan ook niet langer te laten wachten indien
                  dat niet strikt noodzakelijk is. De Belastingdienst en Belastingdienst/Toeslagen hebben
                  in de uitvoeringstoetsen aangegeven de regeling uitvoerbaar te achten per voorgestelde
                  inwerkingtredingsdatum, met dien verstande daar risico’s aan zijn verbonden.
               
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe beoordeeld wordt welke gevallen
                  het meest urgent zijn en daarom het snelst moeten worden afgehandeld. Toekenning van
                  urgentie gebeurt op basis van vaste criteria. De criteria zien toe op het voorkomen
                  van een snel ernstig verslechter(en)de of onomkeerbare situatie. De gemeenten kunnen
                  aangeven als aanvragers in een urgentie situatie verkeren. UHT zal dit advies onverkort
                  overnemen en de ouder met urgentie behandelen.
               
De leden van de fractie van de SGP vragen hoe uitvoeringsgevolgen worden gemonitord.
UHT werkt, net als andere uitvoeringsorganisaties van de overheid, met een vaste rapportagestructuur
                     waar de reguliere voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer onderdeel van is. UHT maakt
                     afspraken met haar opdrachtgever en zo kan, indien nodig, worden bijgestuurd.
                  
De leden van de fractie van de SGP lezen op diverse plekken dat het zeer waarschijnlijk
                  is dat wettelijke termijnen, bijvoorbeeld in het kader van bezwaar en beroep, niet
                  gehaald zullen worden en dat dit wetsvoorstel ervoor zorgt dat de termijnen nog verder
                  uit beeld komen. Deze leden wijzen erop dat het wettelijk verplicht is om deze termijnen
                  te halen. Zij vragen of door het aannemen van dit wetsvoorstel niet inbreuk wordt
                  gedaan op andere wettelijke bepalingen. De leden van de fractie van de VVD vragen
                  te reflecteren op het risico dat wettelijke termijnen niet gehaald worden door arbeidsmarktkrapte.
                  In de aanbiedingsbrief bij onderhavige wetsvoorstel is aangegeven dat het advies van
                  de Afdeling advisering van de Raad van State, tezamen met de uitspraak van de rechtbank
                  midden-Nederland aanleiding geeft om de beslistermijnen opnieuw kritisch te bezien.
                  Hetzelfde geldt voor de termijn voor beslissingen op bezwaar. Op dit moment wordt
                  er nog gekeken naar wat haalbare beslistermijnen op aanvragen en op bezwaarschriften
                  zouden zijn en welke versnellingsmogelijkheden nog mogelijk zijn. Deze analyse is
                  nog niet afgerond. Er wordt derhalve in dit wetsvoorstel nog niet vooruit gelopen
                  op de nadere analyse. Het kabinet is voornemens de eventuele aanpassing in beslistermijnen
                  in een separaat aanvullend wetsvoorstel aan uw Kamer te doen toekomen, zodat de Afdeling
                  advisering van de Raad van State hierop adviseert. De krapte op de arbeidsmarkt brengt
                  een reëel risico met zich mee dat niet alle benodigde personeel tijdig aangetrokken
                  zal zijn. Er wordt hard gewerkt aan de werving van medewerkers om de opgave uit te
                  kunnen voeren. Hiervoor wordt onder andere gekeken naar de wijze waarop andere grote
                  (overheids)organisaties hun wervingsopgave uitvoeren.
               
11. Belastingdienst en Belastingdienst/Toeslagen
               
De leden van de fractie van de PVV merken op dat in de memorie van toelichting gesteld
                  wordt dat Belastingdienst/Toeslagen alle voorgestelde maatregelen uitvoerbaar acht,
                  terwijl het eindoordeel van uitvoeringstoetsen is dat twee regelingen niet uitvoerbaar
                  zijn en één vermoedelijk niet uitvoerbaar is. Deze leden vragen om een nadere onderbouwing.
                  De Belastingdienst/Toeslagen heeft inderdaad geoordeeld dat werkelijke schade voor
                  nabestaanden van overleden gedupeerden en de hardheidsclausule ten aanzien van bepaalde
                  regelingen niet uitvoerbaar zijn. Dat heeft ertoe geleid dat deze twee maatregelen
                  geen onderdeel uitmaken van het onderhavige wetsvoorstel. Bij de uitvoering van het
                  forfaitair bedrag ex-partnerregeling heeft UHT aangegeven dat deze uitvoerbaar is
                  indien twee zwaarwegende uitvoeringsconsequenties geaccepteerd worden. Als eerste
                  de extra capaciteit die nodig is om de regeling uit te voeren. Er wordt hard gewerkt
                  aan de werving van medewerkers om de opgave uit te kunnen voeren. Hiervoor wordt onder
                  andere gekeken naar de wijze waarop andere grote (overheids)organisaties hun wervingsopgave
                  uitvoeren. Daarnaast wordt gesteld dat de noodzaak om prioriteit te geven aan de regeling
                  in het IV-portfolio tot gevolg heeft dat andere maatregelen, waarvan het doel is om
                  de reguliere dienstverlening van de Belastingdienst en Belastingdienst/Toeslagen te
                  verbeteren, pas later in de tijd opgepakt zullen worden. Het maken van deze prioritering
                  was noodzakelijk om de ex-partnerregeling tijdig te kunnen uitvoeren.
               
12. Uitvoerder aanvullende compensatie werkelijke schade
               
De leden van de fractie van de VVD vragen naar verschillende aspecten van de beoogde
                  uitbesteding. Zo vragen deze leden hoe de marktpartij op hetzelfde niveau wordt gebracht
                  als de CWS, welke kaders worden gebruikt en of het kabinet overweegt om, indien succesvol,
                  meer marktpartijen in te schakelen om te helpen in de hersteloperatie. De marktpartijen
                  vertegenwoordigen een breed veld aan relevante expertises (bijvoorbeeld juridische
                  beoordelingsvaardigheden, efficiënte procesinrichting en sociaal-economische begeleiding).
                  De verwachting is dus dat zij snel op niveau zullen kunnen zijn. De gesprekken worden
                  begeleid door de Rijksinkooporganisatie. Hiermee is geborgd dat de juiste aanbestedingskaders
                  worden gevolgd. De uiteindelijke uitgaven zullen plaatsvinden vanuit de Rijksbegroting
                  conform de daarvoor geldende regels. Wanneer de inzet van marktpartijen een succes
                  blijkt, kan het kabinet overwegen meer markpartijen in te schakelen voor de hersteloperatie.
                  Zo wordt al een beroep gedaan op externe partijen bij het organiseren van mediation
                  na bezwaar.
               
De leden van de fractie van de PVV vragen naar de rechtsgelijkheid tussen de gedupeerden
                  die zich moeten melden bij het CWS en de gedupeerden die zich melden bij de uitvoerder
                  voor de schaderegeling voor de ex-partners. In de invulling van de schaderegeling
                  wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de civielrechtelijke beoordelingskaders van
                  de schaderegeling voor de gedupeerde aanvrager en de schaderegeling voor de ex-partner
                  overeenkomen. Daarmee is er geen rechtsongelijkheid tussen de aanvrager van kinderopvangtoeslag
                  en de ex-partner. Daarnaast bestaat er binnen de groep ex-partners gelijkheid, omdat
                  zij alleen voor de beoordeling van hun werkelijke schade terecht kunnen bij dezelfde
                  uitvoerder van de schaderegeling voor ex-partners.
               
12.1 Gemeenten en VNG
               
De leden van de fractie van het CDA geven aan dat volgens de VNG voldoende voorbereidingstijd
                     nodig is voor gemeenten en vragen hoeveel tijd dat zou moeten zijn. Ook vragen deze
                     leden een werkwijze te schetsen om tot zoveel mogelijk eenduidigheid te komen in de
                     uitvoering en heldere communicatie richting gemeenten. Deze leden zien dat daar in
                     de reguliere hersteloperatie vaak onduidelijkheid optreedt en dat ouders aangeven
                     dat er ongelijkheid zit in de steun door verschillende gemeenten. De leden vragen
                     hoe het kabinet hiermee omgaat en of mogelijk een sterkere coördinerende rol richting
                     gemeenten nodig is.
                  
Gemeenten zijn sinds jaar en dag actief binnen het sociaal domein, waarin zij veelal
                     werken op basis van gedecentraliseerde wetgeving en grote beleidsruimte hebben. De
                     brede ondersteuning door gemeenten is maatwerk. Gemeenten zien dat de mate waarin
                     ouders zijn geraakt door de toeslagenproblematiek – en de effecten daarvan op hun
                     huidige situatie – zeer verschillend zijn. Wat voor de een passende oplossing is,
                     is niet automatisch passend voor een ander. De brede ondersteuning geeft gemeenten,
                     samen met de partners op de diverse leefgebieden, de ruimte om elk individu passend
                     te ondersteunen, waarbij zij volgens dezelfde uitgangspunten werken. Deze werkzaamheden
                     zijn gericht op het kunnen maken van een nieuwe start en (emotioneel) herstel. Gemeenten
                     zullen, desgewenst, hierbij ook ex-partners en hun gezin ondersteunen. Het uitbreiden
                     van de doelgroep voor brede ondersteuning met ex-partners en hun gezinnen heeft daarom
                     met name impact op de capaciteit die van gemeenten gevraagd wordt en minder op de
                     manier van werken, omdat dit volgens dezelfde manier zal gebeuren als nu bij gedupeerde
                     aanvragers.
                  
De leden van de fractie van het CDA vragen of gemeenten de brede ondersteuning op
                  de vijf leefgebieden van ex-partners erbij kunnen hebben en vragen hoeveel extra werk
                  verwacht wordt voor gemeenten. Daarnaast vragen de leden hoe groot de impact van de
                  uitbreiding van de taken is voor gemeenten en of gemeenten redelijkerwijs verwachten
                  dit waar te kunnen maken. De leden ontvangen een nadere beschouwing van de VNG op
                  de uitvoerbaarheid van de regelingen. Om dit in kaart te brengen heeft de VNG een
                  quickscan uitgevoerd. De doorlooptijd voor het opstellen daarvan was kort. Daarnaast
                  is er nog onvoldoende zicht op de omvang van de doelgroep en de problemen waar zij
                  mee te maken hebben. Het is daarom niet mogelijk om op basis van de quickscan de volledige
                  impact op de uitvoering en daarmee de uitvoerbaarheid in te schatten. Wel is het zo
                  dat gemeenten de afgelopen tijd ervaring hebben opgebouwd met het bieden van brede
                  ondersteuning op de vijf leefgebieden aan gedupeerde ouders en hun gezin. De werkwijze
                  en de uitgangspunten hiervan zullen ook voor de ondersteuning aan ex-partners gelden.
               
13. EU-aspecten
               
De leden van de fractie van de VVD vragen hoeveel ex-partners niet (volledig) gecompenseerd
                  kunnen worden door Europese staatssteunregels en om welke bedragen dit gaat. Verder
                  vragen de leden van de fractie van de VVD of het kabinet ook alle (onorthodoxe) middelen
                  wil onderzoeken om deze doelgroep toch volledig te compenseren en het kabinet bereid
                  is om naar de EU te gaan om hierover in gesprek te gaan met de Europese Commissie.
                  Daarbij vragen deze leden of het kabinet bereid is om te laten onderzoeken of het
                  echt als staatssteun gezien zal worden en of ook ondernemers erop moeten kunnen rekenen
                  dat de overheid hen zal compenseren voor het aangedane leed. Het kabinet is van mening
                  dat alle gedupeerden gecompenseerd moeten worden voor het leed dat hen is aangedaan.
                  In de hersteloperatie is de compensatie opgebouwd uit een aantal elementen waaronder
                  de compensatie die volgt uit de integrale beoordeling, het vergoeden van aanvullende
                  schade indien daar sprake van is, het kwijtschelden van bestuursrechtelijke schulden
                  en het overnemen van betalingsachterstanden op privaatrechtelijke schulden. Gedupeerde
                  ouders die ook een onderneming drijven hebben volledig recht op deze regelingen. Ze
                  worden op dezelfde wijze behandeld als gedupeerden zonder onderneming, zowel bij de
                  schuldenaanpak als bij de schadevergoedingen. Uitsluitend bij de schuldvereffening
                  kunnen staatssteunregels een rol spelen. Zoals in de 13e en 14e voortgangsrapportage is uiteengezet, is er bijzondere aandacht voor gedupeerden met
                  hoge zakelijke schulden. Er is voor de ouders met hoge zakelijke schulden een specifiek
                  team ingericht. Voor ex-partners zal dit ook gelden. Gebleken is dat door de aanpak
                  van dit team het aantal situaties van mogelijke overschrijding van de staatssteunnormen
                  tot een minimum is beperkt. In die beperkte gevallen worden maatwerkoplossingen aangeboden.
                  Het is onduidelijk hoeveel ex-partners met zakelijke schulden zich gaan melden.
               
De leden van de fractie van het CDA vragen allereerst of sprake kan zijn van staatssteun,
                  omdat het karakter van de betalingen een terugbetaling of schadecompensatie is. En
                  mocht er toch sprake zijn van staatssteun, dan zijn zij van mening dat dit mogelijk
                  om gerechtvaardigde staatssteun kan gaan. De leden van de fractie van het CDA vragen
                  of het kabinet de casuïstiek al met de Europese Commissie heeft besproken. Deze leden
                  vragen verder of het kabinet bij de Commissie kenbaar kan maken waarom het gerechtvaardigd
                  is dat inwoners in het kader van de toeslagenaffaire geld uitgekeerd krijgen waar
                  zij recht op hebben en hiervoor begrip te vragen. Het kabinet doet er alles aan om
                  deze mensen te helpen. Bij de betaling van compensatie (€ 30.000), bij terugbetaling
                  (integrale beoordeling) of bij schadeafwikkeling zijn Europese (staatssteun)regels
                  niet aan de orde. Zoals hierboven aangegeven kunnen uitsluitend bij de schuldvereffening
                  staatssteunregels een rol spelen. Er is voor de ouders met hoge zakelijke schulden
                  een specifiek team ingericht. Gebleken is dat door de aanpak van dit team het aantal
                  situaties van mogelijke overschrijding van de staatssteunnormen tot een minimum is
                  beperkt. In die beperkte gevallen worden maatwerkoplossingen aangeboden.
               
De leden van de fractie van de BBB vragen of zicht is op het aantal ex-partners dat
                  compensatie van werkelijke schade misloopt door de beperkingen in het kader van de
                  staatssteunregels en om welke bedragen het gaat. Op dit moment zijn nog geen aanvragen
                  van ex-partners in behandeling genomen, omdat de regeling nog niet is gestart. Derhalve
                  kan op dit moment niet worden gezegd hoeveel ex-partners zich gaan melden met het
                  verzoek schade in te willen dienen die voortkomt uit een onderneming.
               
14.  Advies en consultatie
               
De leden van de fractie van de VVD vragen of er meer niet-gedupeerden onder de compensatieregeling
                  zullen vallen vanwege de voorgestelde uitbreiding met groepen personen die als gedupeerde
                  worden aangemerkt en vragen of het kabinet zich zorgen maakt over een eventuele aanzuigende
                  werking en vragen hoe groot het kabinet dit risico acht. Daarnaast vragen de leden
                  hoeveel niet-gedupeerden op deze manier onder de compensatieregeling gaan vallen en
                  wat de regeling doet om dit zoveel mogelijk te beperken. Het kabinet heeft hier een
                  afweging moeten maken tussen uitvoerbaarheid enerzijds en maatwerk anderzijds. In
                  het nader rapport gaat het kabinet uitgebreid in op de overwegingen die een rol spelen
                  bij de keuze voor een generieke benadering. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat een
                  ex-partner ten onrechte als gedupeerde wordt aangemerkt bevat het voorstel een duurcriterium
                  en een kindcriterium. Het is dan ook de verwachting dat het merendeel van de voormalige
                  partners die geen schade hebben geleden op deze wijze niet als gedupeerde ex-partners
                  kwalificeren. De aanzuigende werking wordt beperkt geacht, aangezien uitsluitend ex-partners
                  in aanmerking komen die ex-partner zijn van een erkend gedupeerde aanvrager van een
                  kinderopvangtoeslag en die voldoen aan bovenstaande criteria.
               
15.1 Raad voor de rechtspraak
               
De leden van de fractie van het CDA wijzen op het advies van de Raad voor de Rechtspraak
                  en vragen wat volgens de Raad de verwachting is betreffende het aantal rechtszaken
                  indien de maatregelen in het onderhavige aanvullende wetsvoorstel niet zouden worden
                  getroffen. Daarnaast vragen de leden of het niet logisch is om te veronderstellen
                  dat het aantal rechtszaken in dat geval hoger zal zijn. De aanvullende regelingen
                  ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen, zoals de ex-partnerregeling, zien op
                  de uitbreiding van de groepen gedupeerden die zijn geraakt en schade hebben geleden
                  door de uitvoering van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. De
                  Raad voor de Rechtspraak heeft niets opgemerkt over de verwachte gang naar de rechter
                  indien de aanvullende maatregelen niet worden getroffen. De intentie is dat met introductie
                  van de aanvullende regelingen minder mensen binnen deze doelgroepen de gang naar de
                  rechter zullen (moeten) maken om hun recht te halen.
               
15.2 Raad voor Rechtsbijstand
               
De leden van de fractie van het CDA merken op dat bij de reguliere hersteloperatie
                  een andere manier van werken wordt verkend. Zij vragen waarom die lessen niet bij
                  deze aanvullende wetgeving zijn meegenomen. De Raad voor de Rechtsbijstand wijst in
                  haar advies op de moeizame verstrekking van dossiers en de lange wachttijden bij de
                  integrale beoordeling en de werkelijke schade, waardoor advocaten hun cliënten niet
                  goed kunnen bijstaan. Bij het ontwerpen van de ex-partnerregeling is lering getrokken
                  uit de knelpunten die zich hebben voorgedaan bij de herstelregelingen voor aanvragers.
                  Zo wordt de gedupeerdheid van de ex-partner zo veel mogelijk ambtshalve vastgesteld,
                  op basis van de eerste toets of integrale beoordeling van de aanvrager. Hiermee wordt
                  een arbeidsintensieve beoordeling voorkomen en kan een ex-partner zo snel mogelijk
                  de forfaitaire vergoeding ontvangen. Voor de uitvoering van de schaderegeling voor
                  ex-partners wil het kabinet een externe partij selecteren, om juist te voorkomen dat
                  ex-partners achteraan in de rij bij CWS moeten aansluiten. Daarnaast zijn in de 13e
                  en 14e voortgangsrapportages diverse verbetermaatregelen aangekondigd met betrekking
                  tot dossierverstrekking, behandeling van bezwaar en de afwikkeling van werkelijke
                  schade bij de reguliere herstelregeling. Deze maatregelen zijn tot stand gekomen na
                  overleg met stakeholders. De maatregelen voor met name dossier verstrekking en bezwaar
                  zijn ook relevant voor bij de uitvoering van de ex-partnerregeling.
               
16. Evaluatie
               
Het lid van de fractie van de BBB vraagt of de uitbreiding van de vooraankondiging
                  en de verkorting van de zienswijzetermijnen ook worden geëvalueerd en zo ja, wanneer.
                  Ook vraagt zij wanneer de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen wordt
                  geëvalueerd. Tot slot vraagt zij of de regelingen uit het onderhavige wetsvoorstel
                  ook meegenomen worden in de invoeringstoets. Het lid Omtzigt vraagt verder of en zo
                  ja wanneer de aanpassing van de zienswijzetermijn geëvalueerd wordt. Zoals aangegeven
                  bij de invoering van de Wht vindt het kabinet het vanwege de vele raakvlakken van
                  de bestaande met de nieuwe maatregelen wenselijk zowel de bestaande als de nieuwe
                  maatregelen gezamenlijk te evalueren. In die evaluatie zal de doeltreffendheid en
                  de doelmatigheid van de maatregelen geëvalueerd worden en zal aandacht worden besteed
                  aan de uitvoering van de maatregelen door de Belastingdienst/Toeslagen. Het kabinet
                  zet in op een evaluatie in 2025. Tot aan dat moment blijft het kabinet de voortgang
                  van de hersteloperatie monitoren en hiervan verslag doen in de periodieke voortgangsrapportages
                  herstel toeslagen.
               
De Staatssecretaris van Financiën,
                  A. de Vries
Indieners
- 
              
                  Indiener
 A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
