Brief Presidium : Brief van het Presidium over een onderzoeksvoorstel voor een parlementaire enquête over corona
36 142 Instelling van een tijdelijke commissie corona
Nr. 2
BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de Leden
Den Haag, 25 mei 2023
Het Presidium legt hierbij aan u voor het onderzoeksvoorstel van de Tijdelijke commissie
corona bij brief van 31 maart 2023 inzake de uitvoering van een parlementaire enquête
naar corona.
Het onderzoeksvoorstel is besproken in de Presidiumvergaderingen van 19 april 2023
en 24 mei 2023. Het voorstel is omvangrijk en op dit moment is een doorlooptijd van
34 maanden voorzien. Het Presidium vraagt daarom aandacht voor de voorgestelde duur
van de parlementaire enquête en de mogelijke consequenties hiervan om te komen tot
een breed samengestelde commissie. Gelet op de duur van het onderzoek vindt het Presidium
het van belang dat bij deelname aan de enquêtecommissie de continuïteit van de samenstelling
lopende het onderzoek zoveel mogelijk is gewaarborgd.
Gezien de omvang van het onderzoeksvoorstel en de onderzoeksrapporten van de Onderzoeksraad
voor Veiligheid (OVV), waarvan één deelrapport nog moet verschijnen, is het denkbaar
dat dit kan leiden tot een aanpassing van de onderzoeksopdracht door de parlementaire
enquêtecommissie.
Het Presidium stelt u voor, met inachtneming van deze aandachtspunten, in te stemmen
met het onderzoeksvoorstel.
Het Presidium acht het wenselijk over te gaan tot de instelling van de commissie nadat
uit een inventarisatie onder fracties blijkt dat de commissie is gebaseerd op een
voldoende brede samenstelling van de Kamer. Het Presidium hoopt voor het zomerreces
een voorstel tot het instellen van de parlementaire enquêtecommissie aan de Kamer
te kunnen voorleggen.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vera Bergkamp
Brief van de tijdelijke commissie corona
Aan het Presidium,
Den Haag, 31 maart 2023
Op 28 juni 2022 heeft de Tweede Kamer de Tijdelijke commissie Corona ingesteld. De
tijdelijke commissie kreeg als taak voorstellen te doen voor de opzet van een parlementaire
enquête over corona.1
Namens de tijdelijke commissie zend ik u ter doorgeleiding aan de Tweede Kamer het
onderzoeksvoorstel voor de uitvoering van deze parlementaire enquête. Namens de tijdelijke
commissie verzoek ik u de Tweede Kamer het voorstel te doen om met het onderzoeksvoorstel
in te stemmen en te besluiten tot de instelling van een parlementaire enquêtecommissie
Corona.
Het onderzoeksvoorstel bevat een planning van de verschillende fasen in het onderzoek.
Bij het opstellen daarvan is de tijdelijke commissie ervan uitgegaan dat de enquêtecommissie
begin mei 2023 van start kan gaan met haar werkzaamheden.
De enquête is omvangrijk en heeft een geplande doorlooptijd van 34 maanden. Dit gaat
gepaard met een fors beslag op de leden van de enquêtecommissie. Daarnaast zullen
tijdens de voorziene looptijd Tweede Kamerverkiezingen plaatsvinden, die mogelijk
gevolgen hebben voor de samenstelling van de enquêtecommissie. De tijdelijke commissie
acht het daarom raadzaam dat de enquêtecommissie werkafspraken vaststelt. Met het
oog op benoeming van de leden van de enquêtecommissie door de Kamer2, brengt de tijdelijke commissie dit bij de Kamer onder de aandacht.
Bij de instelling van de tijdelijke commissie heeft de Kamer, op voorstel van het
Presidium, de tijdelijke commissie verzocht in de planning rekening te houden met
het verloop van de toen reeds gestarte enquêtecommissies.
De tijdelijke commissie constateert in dat verband dat het eindrapport van de parlementaire
enquêtecommissie aardgaswinning Groningen inmiddels op 24 februari 2023 is gepresenteerd.
De parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening heeft de Kamer laten
weten haar eindrapport in januari 2024 te kunnen aanbieden.3 De besloten voorgesprekken en openbare verhoren van de parlementaire enquêtecommissie
Corona zijn na die datum gepland.
Hoogachtend,
De waarnemend voorzitter van de tijdelijke commissie Corona, Paul
De griffier van de tijdelijke commissie Corona, Weeber
Onderzoeksvoorstel parlementaire enquête Corona
Inhoudsopgave
1
Aanleiding en leeswijzer
3
2
Probleemstelling en doelstelling van de parlementaire enquête
5
3
Focus en onderzoeksvragen
7
4
Uitwerking en operationalisering onderzoeksvragen
11
5
Onderzoeksaanpak
18
6
Werkzaamheden tijdelijke commissie
22
BIJLAGE Lijst van geraadpleegde personen en organisaties
23
1. Aanleiding en leeswijzer
1.1 De coronacrisis
Ingrijpende gezondheidscrisis met grote impact op de zorg
De coronapandemie was een langdurige, wereldwijde crisis. Ook voor de Nederlandse
samenleving was de crisis zeer ingrijpend. Allereerst door de gevolgen van het virus
zelf. Van maart 2020 tot en met het eerste kwartaal van 2022 zijn in Nederland ruim
43.000 mensen overleden aan vastgestelde of vermoedelijke COVID-19.4 Veel Nederlanders zijn ziek geworden door een coronabesmetting. Een groot aantal
mensen kwam op een verpleegafdeling of de intensive care van het ziekenhuis terecht,
met een zware belasting van de zorg tot gevolg. Reguliere zorg werd afgeschaald en
een aantal maal bereidden ziekenhuizen zich voor op «code zwart». De druk op huisartsen
en andere eerstelijnszorg was hoog. Ook andere onderdelen van de zorg, zoals verpleeghuizen,
de gehandicaptenzorg en de thuiszorg, werden zwaar getroffen. Een grote groep mensen,
waaronder veel zorgverleners, kampt nog lang na de coronabesmetting met de gevolgen
hiervan. Bij de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) werden grote inspanningen
geleverd voor de uitvoering van het test- en vaccinatiebeleid.
Overheidsbeleid grijpt diep in op het dagelijks leven van burgers
In het kader van de crisisbestrijding nam de overheid maatregelen die een grote weerslag
hadden op het dagelijks leven van de Nederlandse bevolking. Zo veranderde de norm
om anderhalve meter afstand te houden het sociale leven en de manier waarop mensen
elkaar ontmoetten. Ook verbleven mensen vaker thuis, onder meer om thuis te werken.
Fysieke ontmoetingen vonden minder plaats, bijvoorbeeld tussen grootouders en kleinkinderen.
Diverse maatregelen hadden ingrijpende gevolgen. Voorbeelden daarvan zijn de inperking
van het aantal aanwezigen bij uitvaarten en de sluiting van verpleeghuizen voor bezoek,
ook voor verpleeghuisbewoners in de laatste levensfase. De ontwikkelingen en overheidsbesluiten
volgden elkaar in sommige fasen van de crisis in hoog tempo op. Diverse overheidsmaatregelen
raakten aan grondrechten van burgers. Dat geldt bijvoorbeeld voor de lockdowns, de
avondklok en de sluiting van scholen.
Het ingrijpen van de overheid had ook forse gevolgen voor de uitgaven van de rijksoverheid.
In mei 2022 becijferde de Algemene Rekenkamer dat de uitgaven aan maatregelen om de
gevolgen van de crisis op te vangen in de periode 2020–2022 ruim € 85 miljard bedroegen.5
Maatschappelijke gevolgen voor specifieke groepen
De maatschappelijke gevolgen van de crisis en van de maatregelen om deze te bestrijden
werden en worden breed gevoeld, bij een aantal groepen in het bijzonder. Jongeren
en studenten voelden bijvoorbeeld de impact van de onderwijssluitingen en de lockdowns.
Dit had niet alleen gevolgen voor de studievoortgang, maar had ook invloed op het
mentale welzijn. Mensen met een tijdelijk of flexibel arbeidscontract – vaak jongvolwassenen,
laagopgeleiden of mensen met een niet-westerse achtergrond – kregen aan het begin
van de coronacrisis te maken met een sterk stijgende werkloosheid.6 In de geestelijke gezondheidszorg verergerden mentale klachten bij mensen die toch
al psychisch kwetsbaar waren, door de effecten van de coronamaatregelen.7 Dit is slechts een greep uit groepen die de maatschappelijke gevolgen van corona
hebben gevoeld. Vrijwel iedereen draagt persoonlijke ervaringen mee uit de crisisperiode.
Verdeeldheid in de politiek en de samenleving
Het vertrouwen in de Nederlandse aanpak van de coronapandemie daalde in de samenleving
tijdens de coronacrisis.8 Die daling in vertrouwen betrof ook politieke en maatschappelijke instituties in
het algemeen.9 De discussie over bepaalde onderwerpen en maatregelen – zoals vaccinatie, de invoering
van de avondklok en lockdowns – ontwikkelde zich tot een splijtzwam die de verhoudingen
in relaties op scherp zette. Het debat in de politiek, in de media en op sociale media
verhardde naarmate de crisis langer duurde.10 Het protest tegen de coronamaatregelen verhevigde en de polarisatie in de samenleving
nam toe.
1.2 Motie en opdracht voor de tijdelijke commissie
Op 4 november 2021 sprak de Tweede Kamer uit een parlementaire enquête te willen starten,
door het aannemen van de motie Aukje de Vries c.s. In de motie werd gepleit voor een
parlementaire enquête vanwege de ingrijpende gevolgen van de coronapandemie voor de
Nederlandse samenleving en het belang om te leren van de ervaringen uit deze crisis
met het oog op de toekomst.11
Op voorstel van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna:
commissie VWS) stemde de Tweede Kamer op 28 juni 2022 in met het instellen van een
tijdelijke commissie, die de opdracht kreeg een onderzoeksvoorstel voor een parlementaire
enquête op te stellen.12
De door de Kamer vastgestelde opdracht voor de tijdelijke commissie bevat kaders voor
het onderzoeksvoorstel. De daarin genoemde doelen van de enquête zijn waarheidsvinding
en het trekken van lessen voor de toekomst, om zo beter voorbereid te zijn op een
eventuele volgende gezondheidscrisis. De focus van de enquête zou volgens de commissie
VWS moeten liggen op de volksgezondheid. Daarnaast moet de maatschappelijke impact
van het gevoerde beleid in de enquête betrokken worden, alsmede de wijze waarop afwegingen
zijn gemaakt tussen volksgezondheid en andere maatschappelijke belangen.
De commissie VWS verwacht met name meerwaarde van het trekken van lessen door en voor
de Tweede Kamer, zodat deze beter voorbereid is op een volgende gezondheidscrisis.
Zij ziet daarbij als belangrijke onderzoeksthema’s: de informatievoorziening aan de
Tweede Kamer, de verhouding tussen Tweede Kamer en kabinet, de inrichting van de crisisorganisatie,
de rol van de Tweede Kamer, de omgang met grondrechten en de juridische basis voor
de getroffen maatregelen. De commissie VWS stelt voor dat het onderzoek zich richt
op de periode vanaf de eerste signalen vanuit China over het nieuwe coronavirus (eind
2019) tot en met het afschalen van de maatregelen in het voorjaar van 2022. Verdere
keuzes laat de commissie VWS over aan de tijdelijke commissie.
Daarnaast onderstreept de commissie VWS, in lijn met de motie Aukje de Vries c.s.,
dat de enquête aanvullend zal moeten zijn op het onderzoek van de Onderzoeksraad voor
Veiligheid (OVV) naar de aanpak van de coronacrisis. Op dit moment heeft de OVV gepubliceerd
over de resultaten van twee van de drie verwachte deelonderzoeken. Het eerste deelrapport
beslaat de periode vanaf eind 2019 tot september 2020; het tweede betreft de periode
vanaf september 2020 tot juli 2021. Het derde deelrapport wordt in 2023 verwacht.
Met het voorliggende onderzoeksvoorstel geeft de tijdelijke commissie invulling aan
de opdracht van de Tweede Kamer.
1.3 Leeswijzer
Dit onderzoeksvoorstel is als volgt ingedeeld. Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van
de probleem- en doelstelling van het onderzoek. Hoofdstuk 3 gaat in op de belangrijkste
actoren waar het onderzoek zich op richt, de onderzoeksperiode en focuspunten en de
onderzoeksthema’s en hoofdvragen. De actoren, focuspunten, thema’s en hoofdvragen
zijn in hoofdstuk 4 uitgewerkt. Hoofdstuk 5 bevat de aanpak van het onderzoek, inclusief
planning, organisatie en begroting. Ten slotte is in hoofdstuk 6 een overzicht van
de werkzaamheden van de tijdelijke commissie opgenomen.
2. Probleemstelling en doelstelling van de parlementaire enquête
2.1 Probleemstelling
Vanaf begin 2020 hebben de ontwikkelingen rond het coronavirus SARS-CoV-2 en de besluiten
over de aanpak van de gezondheidscrisis elkaar in hoog tempo opgevolgd. Gedurende
de crisis is er daardoor in verschillende fases weinig gelegenheid geweest voor politiek
en maatschappelijk debat, reflectie, consultaties, belangenafwegingen en evaluaties,
die buiten crisistijd meer gangbaar zijn. Gezien de ernst en impact van de crisis
kan dit niet achterwege blijven. De overheid heeft vergaande maatregelen getroffen
met grote maatschappelijke gevolgen. Welke afwegingen daarbij precies zijn gemaakt
en door wie, is nog onvoldoende duidelijk. De Tweede Kamer had een wezenlijke rol
bij de besluitvorming over de crisisbestrijding. Aan een grondige, breed gedragen
terugblik door de Tweede Kamer op deze periode en op haar eigen rolinvulling heeft
het tot nu toe ontbroken. Met het oog op de toekomst moeten lessen worden getrokken
uit wat wel en niet goed is gegaan.
2.2 Doelstelling
Zoals in de aanleiding is geschetst, wil de Tweede Kamer meer inzicht krijgen in de
besluitvorming over de aanpak van de coronacrisis om hieruit lessen te trekken voor
toekomstige (gezondheids)crises. De focus ligt daarbij op de volksgezondheid. De besluiten
en afwegingen van het kabinet en de rol van de Tweede Kamer vormen het primaire aangrijpingspunt
van het onderzoek. Specifiek wordt gekeken naar de wijze waarop afwegingen zijn gemaakt
tussen het belang van de volksgezondheid en andere maatschappelijke belangen, naar
de omgang met grondrechten en naar de plaats die de zorg heeft gehad in de besluitvorming
en de afwegingen.
Het onderzoek heeft de volgende doelstelling:
Het doel van de enquête is te komen tot waarheidsvinding over (1) het handelen van
het kabinet tijdens de coronacrisis, de afwegingen die zijn gemaakt en de inzichten
die daaraan ten grondslag lagen, en (2) de rol en het functioneren van de Tweede Kamer.
Hiermee wordt beoogd tot oordeelsvorming te komen en lessen te trekken, om beter voorbereid
te zijn op toekomstige, langdurige (gezondheids)crises.
De afgelopen jaren zijn veel rapporten en beschouwingen over de coronacrisis geschreven.
Daarin is een groot aantal lessen getrokken en zijn veel aanbevelingen gedaan. Deze
parlementaire enquête vormt hierop een aanvulling. Met inzet van de unieke bevoegdheden
uit de Wet op de parlementaire enquête (Wpe) kan onderzoek worden gedaan naar onder
meer de besluitvorming en advisering op het hoogste niveau: onder andere het kabinet
en het Outbreak Management Team (OMT). De betreffende overleggen vonden veelal achter
gesloten deuren plaats. Uit het onderzoek moet duidelijk worden op welke kennis en
adviezen de besluitvorming berustte en welke geluiden daarbij zijn gehoord en welke
niet. Een belangrijk onderdeel van de parlementaire enquête is tevens de terugblik
en reflectie op de eigen rol van de Tweede Kamer. Uitgangspunt is om in het onderzoek
rekening te houden met de omstandigheden (waaronder de ervaren dreiging, urgentie
en onzekerheid) en beschikbare kennis in de verschillende fasen van de langdurige
crisis.
De tijdelijke commissie acht de inzet van de unieke bevoegdheden die de Wpe biedt
gerechtvaardigd vanwege de ernst, reikwijdte en complexiteit van de crisis en vanwege
het bestuurlijke niveau waarop deze enquête zal zijn gericht. De belangrijkste bevoegdheden
zijn het vorderen van inlichtingen en documenten en het onder ede horen van getuigen
en deskundigen. De parlementaire enquête zal tevens een invulling kunnen geven aan
publieke verantwoording over de crisistijd door directbetrokkenen, doordat de verhoren
onder ede in het openbaar plaatsvinden.
Voor de omgang met grondrechten is in de enquête een belangrijke plaats voorzien.
Mede met het oog op de positieve verplichting om maatregelen te treffen ter bevordering
van de volksgezondheid, zoals bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Grondwet en
daarmee verband houdende wetgeving, zijn er gedurende de coronacrisis veel maatregelen
getroffen om de verdere verspreiding van het virus zoveel mogelijk tegen te gaan.
Daarbij zijn verschillende grondrechten noodgedwongen tegen elkaar afgewogen, waarbij
op diverse momenten grondrechten zijn ingeperkt. Dit had onder meer gevolgen voor
individuele vrijheden. Waren de inperkingen van grondrechten rechtmatig en proportioneel?
Het is een taak van de enquêtecommissie om na te gaan hoe de afwegingen zijn gemaakt
en welke lessen hieruit te trekken zijn.
De tijdelijke commissie spreekt de verwachting uit dat met een kritische en constructieve
enquête belangrijke vragen kunnen worden beantwoord over deze hectische en ingrijpende
periode. De tijdelijke commissie hoopt dat meer inzicht in de afwegingen en beweegredenen
achter de gemaakte keuzes en de genoemde publieke verantwoording kunnen bijdragen
aan herstel van vertrouwen en verbinding in de samenleving.
3. Focus en onderzoeksvragen
3.1 Actoren
Omdat de besluiten en afwegingen van het kabinet en de rol van de Tweede Kamer het
primaire aangrijpingspunt van het onderzoek zijn, zal het onderzoek zich met name
richten op actoren die betrokken zijn bij de nationale, politieke besluitvorming.
Het gaat om de besluitvormende actoren binnen de rijksoverheid en hun belangrijkste
adviseurs. Daarin wordt de inbreng en interactie met andere actoren meegenomen, zoals
vertegenwoordigers van verschillende onderdelen van de zorg, de GGD’en en het Veiligheidsberaad.
In onderstaande figuur zijn de belangrijkste te onderzoeken actoren weergegeven.
Figuur
1 Actoren betrokken bij de nationale crisisbesluitvorming die in het onderzoek centraal
staan.
In het onderzoek staat in de eerste plaats het handelen van het kabinet centraal.
Het gaat onder meer om de overleggen in de ministerraad en de Ministeriële Commissie
Crisisbeheersing (MCCb)13, en de informele afstemming van kabinetsleden (in onder meer het Torentjesoverleg
en Catshuisoverleg). Daarbij is ook aandacht voor de verschillende rollen en verantwoordelijkheden
van individuele bewindspersonen, waaronder de Minister-President, de Minister van
VWS en de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV).
Ook verschillende (ambtelijke) overleggen en organisaties met adviserende, besluitvormende
en/of coördinerende taken worden in het onderzoek betrokken. Hieronder vallen in ieder
geval de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb)14, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), inclusief het
Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC), het Veiligheidsberaad en het bestuurlijk
afstemmingsoverleg (BAO).15 In het BAO zijn onder meer afgevaardigden van de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG), GGD GHOR Nederland en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vertegenwoordigd.
Ook de rol van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wordt in het
onderzoek betrokken. In het onderzoek is naast de adviesrol van het RIVM ook aandacht
voor zijn andere rollen, waaronder de coördinerende rol bij de bestrijding van COVID-19
en de communicatie naar publiek en professionals. Daarbij inbegrepen zijn taken als
modellering, signalering, surveillance en wetenschappelijk onderzoek. Dit wetenschappelijk
onderzoek is gericht op de bestrijding van COVID-19 maar ook op draagvlak en gedrag
(in het bijzonder door de Corona Gedragsunit).
Belangrijke adviseurs voor de nationale crisisbesluitvorming waarop het onderzoek
zich richt zijn de Gezondheidsraad, de planbureaus en het OMT. In het OMT zijn onder
meer verschillende onderdelen van de zorg vertegenwoordigd, zoals de acute zorg, de
intensive cares, de ouderenzorg en de huisartsen.
Binnen de genoemde organisaties zal het niveau waarop het onderzoek zich richt variëren
naar gelang de focus van het onderzoek dit vereist. Dit houdt in dat het onderzoek
primair is gericht op de top van de te onderzoeken organisaties. Dit neemt niet weg
dat het op onderdelen noodzakelijk kan blijken organisaties diepgaander te onderzoeken.
Dit is mede afhankelijk van de mate waarin kan worden voortgebouwd op bestaand onderzoek,
zoals de onderzoeken van de OVV en de Algemene Rekenkamer. Voor specifieke deelvragen
kan het daarnaast nodig zijn ook andere organisaties in het onderzoek te betrekken.
3.2 Onderzoeksperiode en focuspunten
Het onderzoek is gericht op de periode vanaf de eerste signalen vanuit China over
het nieuwe coronavirus (eind 2019) tot en met het afschalen van de maatregelen in
het voorjaar van 2022. Naast bredere beschouwingen over in het bijzonder de politieke
besluitvorming wordt in het onderzoek ingezoomd op zes belangrijke momenten of perioden
(«focuspunten»), met verschillende accenten:
1. December 2019 – maart 2020: de aanloop
Het accent ligt hier op de omgang met de eerste signalen en berichten uit China en
Italië, de beschikbare kennis over het nieuwe coronavirus SARS-CoV-2 en de voorbereidingen
om de crisis op de vangen.
2. 12 – 23 maart 2020: de eerste lockdown
Het accent ligt hier op besluitvorming en afwegingen over de maatregelen, gegeven
de toen beschikbare kennis, in het bijzonder de sluiting van verpleeghuizen voor bezoek,
(richtlijnen voor) het gebruik van (schaarse) persoonlijke beschermingsmiddelen in
de verpleeghuizen en de thuiszorg, de scholensluiting en beperkende regels voor aanwezigheid
bij uitvaarten.
3. Oktober 2020 – januari 2021: lockdown na versoepeling
Het accent ligt op de afwegingen die gemaakt zijn rond de gedeeltelijke lockdown (onder
meer de sluiting van horeca en het afgelasten van evenementen) in oktober, de volledige
lockdown (onder meer de sluiting van scholen en winkels) in december 2020 en de invoering
van de avondklok in januari 2021. Daarnaast gaat de aandacht uit naar de mate waarin
bij de versoepelingen in de voorafgaande periode, vanaf mei 2020, rekening is gehouden
met (het voorkomen van) een tweede golf van besmettingen.
4. Januari 2021 – mei 2021: de vaccinatiecampagne
Het accent ligt op de totstandkoming van het vaccinatiebeleid, inclusief de keuzes
over de strategie en uitrol van de vaccinatiecampagne en de aankoop van vaccins en
het aangaan van contracten met leveranciers. Tevens is er aandacht voor de inrichting
van de monitoring van neveneffecten en de doorwerking daarvan het in beleid en voor
de omgang met antivirale middelen.
5. Juni 2021 – november 2021: het coronatoegangsbewijs
Het accent ligt op de afwegingen over de effectiviteit en proportionaliteit van het
coronatoegangsbewijs, onder andere in het kader van grondrechten. Daarbij is er aandacht
voor de overwogen alternatieven en de beschikbare informatie.
6. December 2021: de vierde lockdown
Het accent ligt hier op de kennis, informatie en modellen die ten grondslag lagen
aan de besluitvorming om als enige land in Europa in lockdown te gaan met het oog
op de Omikronvariant.
Per focuspunt zal bij wijze van contextinformatie worden gekeken welke aanpak in die
periode werd gevolgd in enkele andere Europese landen (de buurlanden België en Duitsland,
Denemarken en Zweden).
3.3 Thema’s en hoofdvragen
De hoofdvragen van het onderzoek zijn ondergebracht in zeven thema's.
Thema 1: Doelen, strategie en crisisorganisatie
Dit thema is gericht op de hoofddoelen van het coronabeleid, de gekozen strategie
om die doelen te bereiken en de vraag waarop werd gestuurd in de verschillende fasen
van de crisis. Ook zal de inrichting van de crisisorganisatie worden onderzocht.
1. Wat waren de doelen van het coronabeleid van het kabinet in verschillende fasen van
de crisis?
2. Wat was de strategie van het kabinet? Hoe kwam deze tot stand?
3. Waar werd in de verschillende fasen van de crisis op gestuurd en waarom?
4. Wie waren tijdens de crisis betrokken bij de besluitvorming en hoe werd dit bepaald?
Thema 2: Besluitvorming over crisisbestrijding en de zorg
Met dit thema wordt beoogd een beeld te vormen van de mate waarin de afwegingen en
de besluitvorming over coronamaatregelen en over de zorg logisch en navolgbaar zijn
geweest, gegeven de omstandigheden en beschikbare kennis van dat moment.
5. Hoe kwamen besluiten met grote impact op zorg en samenleving tot stand? Welke kennis,
scenario’s en inzichten lagen daaraan ten grondslag?
6. Welke rol speelden overwegingen over de capaciteit van de zorg (waaronder IC-capaciteit),
de bescherming van zorgmedewerkers en uitstel van reguliere zorg in de besluitvorming?
Welke aandacht was er in de besluitvorming voor de verschillende onderdelen van de
zorg (zoals ziekenhuizen en eerstelijnszorg, verpleeghuizen en de thuiszorg) en de
GGD’en?
Thema 3: Afwegingen van het kabinet tussen volksgezondheid en andere grondrechten
In aanvulling op thema 2 wordt met dit thema specifiek beoogd een beeld te verkrijgen
van de wijze waarop door het kabinet is omgegaan met grondrechten en hoe beoordeeld
is of de voorgenomen grondrechtenbeperkingen rechtmatig en proportioneel waren.
7. Hoe is de impact van (voorgenomen) maatregelen op de volksgezondheid en andere grondrechten
door het kabinet in kaart gebracht en afgewogen? Hoe heeft het kabinet aandacht geschonken
aan de rechtmatigheid en proportionaliteit van (voorgenomen) grondrechtenbeperkingen?
8. Hoe werden afwegingen gemaakt tussen effectiviteit, proportionaliteit en (maatschappelijke)
impact van maatregelen?
Thema 4: Rol van adviseurs en omgang met maatschappelijke groepen en critici
Dit thema is erop gericht te achterhalen welke stemmen in de politieke besluitvorming
en in de adviezen van onder meer het OMT gehoord en niet gehoord zijn. Ook wordt beoogd
in beeld te krijgen welke ruimte er was voor dialoog en tegenspraak in de verschillende
fasen van de crisis.
9. Welke adviseurs en deskundigen namen deel aan de belangrijkste overleggen van het
kabinet en het OMT? Welke inzichten en adviezen werden hier geagendeerd en/of besproken?
Hoe kwam die keuze tot stand?
10. Hoe was de onafhankelijkheid van belangrijke adviseurs georganiseerd en geborgd gedurende
de crisis?
11. Hoe zijn bij de besluitvorming de belangen gewogen van groepen, die door de maatregelen
in het bijzonder werden geraakt? Welke groepen waren wel en niet in beeld?
12. Welke kritiek op en alternatieven voor het coronabeleid zijn besproken en hoe is met
kritiek en critici omgegaan?
Thema 5: Communicatie van kabinet en crisisorganisatie
Dit thema is gericht op de communicatie vanuit het kabinet en de crisisorganisatie
richting de samenleving. Onderzocht zal worden welke strategische keuzes daarbij zijn
gemaakt. Beoogd wordt een beeld te vormen van de mate waarin de communicatie eenduidig,
helder en effectief was.
13. Welke communicatiestrategieën hanteerde het kabinet in de verschillende fasen van
de coronacrisis? Wat waren de communicatiedoelen en wat waren de doelgroepen? Welke
keuzes zijn om welke redenen gemaakt?
14. Hoe hebben kabinet en de landelijke crisisorganisatie gecommuniceerd over de coronamaatregelen
en het gevoerde beleid? Welke zichtbare en minder zichtbare middelen zijn ingezet
(zoals persconferenties, websites, omgang met media en sociale media, publiekscampagnes)?
15. In hoeverre werd onderzocht of de beoogde communicatiedoelen werden bereikt en welke
neveneffecten de communicatie had? In hoeverre heeft dit geleid tot aanpassing van
de communicatiestrategie?
Thema 6: Rol van de Tweede Kamer
Met dit thema wordt beoogd in beeld te brengen hoe de Tweede Kamer haar rollen – die
van medewetgever, controleur en volksvertegenwoordigend orgaan – heeft ingevuld, gegeven
de omstandigheden en de beschikbare informatie. Daarbij wordt specifiek aandacht besteed
aan de wijze waarop de Tweede Kamer met grondrechten is omgegaan en in hoeverre zij
oog heeft gehad voor de rechtmatigheid en proportionaliteit van (voorgenomen) grondrechtenbeperkingen.
Ook de informatievoorziening van het kabinet aan de Tweede Kamer wordt in dit thema
betrokken.
16. In hoeverre is de Tweede Kamer tijdig, juist en volledig geïnformeerd?
17. Hoe heeft de Tweede Kamer tijdens de crisis haar controlerende en medewetgevende rol
ingevuld, onder meer in relatie tot de impact van (voorgenomen) maatregelen op grondrechten
en de rechtmatigheid, effectiviteit, proportionaliteit, (maatschappelijke) impact
en nevenschade?
18. Welke invloed heeft de Tweede Kamer gehad op de doelen, strategie en maatregelen van
het coronabeleid?
Thema 7: Lerend vermogen en lessen voor de toekomst
In dit thema staat het lerend vermogen centraal. Daarbij gaat het om lessen die gedurende
de coronacrisis zijn getrokken en toegepast en om (nieuwe) lessen die op grond van
de parlementaire enquête kunnen worden getrokken, onder meer voor de Tweede Kamer.
Het gaat dan zowel om leren van wat goed is gegaan als van wat niet goed is gegaan.
Ook is een doel inzicht te verwerven in het lerend vermogen van kabinet en crisisorganisatie
bij de bestrijding van de coronacrisis.
19. In welke mate werden gedurende de crisis lessen getrokken uit eerdere besluitvorming,
genomen maatregelen en communicatie en in hoeverre zijn deze lessen toegepast? Hoe
is lerend vermogen georganiseerd en hoe is daarin ruimte gegeven voor tegenspraak?
20. Welke (nieuwe) lessen kunnen getrokken worden uit de parlementaire enquête, in het
bijzonder met het oog op toekomstige, langdurige (gezondheids)crises?
Tot slot zal in het onderzoek op hoofdlijnen aandacht worden geschonken aan de overheidsuitgaven
aan de betreffende coronacrisismaatregelen.
4. Uitwerking en operationalisering onderzoeksvragen
Om de genoemde hoofdvragen, focuspunten en actoren te operationaliseren en bij elkaar
te brengen zijn hieronder de zeven thema’s, waar de hoofdvragen onder vallen, nader
uitgewerkt. De hoofdvragen worden (met hetzelfde nummer als in §3.3) per thema herhaald
en aangevuld met deelvragen.
4.1. Thema 1: Doelen, strategie en crisisorganisatie
In de parlementaire enquête zal over de gehele onderzoeksperiode worden onderzocht
wat de hoofddoelen waren van het coronabeleid, welke strategieën hierbij zijn toegepast
en waarop door het kabinet werd gestuurd in de verschillende fasen van de crisis.
Ook zal de inrichting van de crisisorganisatie worden onderzocht. Hierbij zal waar
mogelijk worden voortgebouwd op de onderzoeken naar de corona-aanpak van de OVV. In
deze rapporten komt bijvoorbeeld de inrichting van de crisisorganisatie in de voorbereiding
op een gezondheidscrisis en tijdens de eerste golf al uitgebreid ter sprake.
Hieronder zijn de hoofd- en deelvragen van dit thema uiteengezet.
1) Wat waren de doelen van het coronabeleid van het kabinet in verschillende fasen van
de crisis?
a. In hoeverre zijn de doelen van het beleid gewijzigd? Waarom en op basis waarvan gebeurde
dit?
2) Wat was de strategie van het kabinet? Hoe kwam deze tot stand?
a. Wie bepaalde de strategie?
3) Waar werd in de verschillende fasen van de crisis op gestuurd en waarom?
a. Wat gebeurde er in de periode van december 2019 tot maart 2020 in de voorbereiding
bij het RIVM, het OMT en het Ministerie van VWS (BAO en top VWS)? Hoe is gereageerd
op de eerste signalen uit China en Italië? Welke voorbereidingen zijn getroffen om
de aankomende crisis op te kunnen vangen? Welke kennis en ervaring waren toen voorhanden?
Welke specifieke kennis over het coronavirus SARS-CoV-2 was voorhanden? Welke informatie
was beschikbaar over de equipering van de zorg (bijvoorbeeld personeel, beschermingsmateriaal,
IC-capaciteit)? Welk zicht was er op de crisis en de mogelijke scenario’s? Werd de
crisisinfrastructuur tijdig ingericht en konden experts tijdig aanschuiven voor de
uitbraak een feit was?
4) Wie waren tijdens de crisis betrokken bij de besluitvorming en hoe werd dit bepaald?
a. Hoe was de crisisorganisatie in Nederland georganiseerd in de verschillende fasen
van de crisis?
b. Wie was wanneer bevoegd voor welk besluit?
c. Hoe was de politieke besluitvorming op kabinetsniveau in verschillende formele en
informele gremia georganiseerd?
d. Hoe verhielden formele en informele structuren van het kabinet zich ten opzichte van
elkaar?
e. Welke departementen en bewindspersonen waren betrokken bij de besluitvorming en/of
afstemming in informele en formele overleggen?
4.2. Thema 2: Besluitvorming over crisisbestrijding en de zorg
Dit thema richt zich op de besluitvorming van het kabinet en afwegingen van het kabinet
over crisisbestrijding en de zorg. Dit wordt voor de gehele onderzoeksperiode op hoofdlijnen
in het onderzoek betrokken en meer diepgaand voor de (besluitvorming ten aanzien van
de) focuspunten en een aantal specifiek in deelvragen benoemde onderwerpen. Hierbij
wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van de inzichten van de OVV. In zijn eerste deelrapport
over de aanpak van de coronacrisis concludeert de OVV dat (knelpunten in) de verpleeghuiszorg
onderbelicht bleven. De OVV concludeert daarnaast dat maatschappelijke effecten gedurende
de eerste golf beperkt zijn meegewogen en ondergeschikt waren aan de infectieziektebestrijding.
In het tweede deelrapport wordt geconstateerd dat er in de tweede golf meer aandacht
was voor de neveneffecten van de maatregelen, maar dat die aandacht bij toenemende
druk op de acute zorg ondergeschikt raakte.
Hieronder zijn de hoofd- en deelvragen van dit thema uiteengezet.
5) Hoe kwamen besluiten met grote impact op zorg en samenleving tot stand? Welke kennis,
scenario’s en inzichten lagen daaraan ten grondslag?
a. Wie nam de besluiten met betrekking tot de focuspunten op welk moment? Welke overwegingen
kregen het meeste gewicht in de besluitvorming?
b. Wat was de invloed van (beleid van) de Europese Unie op de Nederlandse politieke besluitvorming
ten aanzien van de focuspunten (onder andere coronatoegangsbewijs, beschikbaarheid
vaccins)?
c. In hoeverre is door het kabinet bij de focuspunten aandacht besteed aan specifieke
problematiek in grensregio’s, waaronder bestaande structuren voor grensoverschrijdende
samenwerking?
d. Op welke wijze is het kabinet omgegaan met (adviezen over) ventilatie en aerosolen
in de verschillende fasen van de crisis?
e. Waarom is COVID-19 aangewezen tot infectieziekte in groep A van de Wet publieke gezondheid
en heeft het deze status behouden?
f. Hoe is de Nederlandse besluitvorming in het kabinet en de Tweede Kamer over het Europese
coronaherstelfonds tot stand gekomen? Welke afwegingen zijn daarbij gemaakt? Welke
terugkoppeling vanuit Europese Raden is daarbij betrokken?
6) Welke rol speelden overwegingen over de zorg, waaronder de capaciteit zorg (waaronder
IC-capaciteit), de bescherming van zorgmedewerkers en uitstel van reguliere zorg in
de besluitvorming? Welke aandacht was er in de besluitvorming voor de verschillende
onderdelen van de zorg (zoals ziekenhuizen en eerstelijnszorg, verpleeghuizen en de
thuiszorg) en de GGD’en?
4.3. Thema 3: Afwegingen van het kabinet tussen volksgezondheid en andere grondrechten
Met het oog op het tegengaan van verspreiding van het virus zijn verschillende maatregelen
getroffen, mede ingegeven door de positieve verplichting om maatregelen te treffen
ter bevordering van de volksgezondheid als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van
de Grondwet. Deze maatregelen hebben ingegrepen op onder meer het gelijkheidsbeginsel
en het verbod van discriminatie, de vrijheid van meningsuiting, het recht tot vergadering
en betoging, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het recht
op onaantastbaarheid van het lichaam en het eigendomsrecht. Deze rechten zijn achtereenvolgens
neergelegd of komen tot uitdrukking in de artikelen 1, 7, 9, 10, 11 en 14 van de Grondwet
en de daarmee corresponderende artikelen uit internationale verdragen, waaronder het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Aangezien de Grondwet de verplichting
van artikel 22, eerste lid, geen voorrang geeft boven andere grondrechten, dienen
deze andere grondrechten ook in de afweging betrokken te worden.
Hieronder zijn de hoofd- en deelvragen van dit thema uiteengezet. Deze zullen worden
onderzocht ten aanzien van de focuspunten.
7) Hoe is de impact van (voorgenomen) maatregelen op de volksgezondheid en andere grondrechten
door het kabinet in kaart gebracht en afgewogen? Hoe heeft het kabinet aandacht geschonken
aan de rechtmatigheid en proportionaliteit van (voorgenomen) grondrechtenbeperkingen?
a. Op basis van welke informatie, advisering en verwachtingen werden de wetsvoorstellen
voor het coronatoegangsbewijs ingediend, waaronder de wetsvoorstellen voor invoering
van 2G en van 3G-coronatoegangsbewijzen op het werk en in het onderwijs? Welke gevolgen
werden hiervan voorzien?
8) Hoe werden afwegingen gemaakt tussen effectiviteit, proportionaliteit en (maatschappelijke)
impact van maatregelen?
a. In hoeverre werd de mogelijke nevenschade van de maatregelen (op economisch, sociaal
en medisch vlak) in kaart gebracht en meegenomen in de besluitvorming?
b. In hoeverre zijn inzichten en rapporten, die op de betreffende beslismomenten beschikbaar
waren, gebruikt?
c. Welke aandacht was er in het kabinet en het OMT voor de ernst en gevolgen van long
covid16 en de gevolgen van maatregelen voor de mentale gezondheid?
4.4. Thema 4: Rol van adviseurs en omgang met maatschappelijke groepen en critici
Voor de gehele onderzoeksperiode wordt onderzocht welke adviseurs en deskundigen een
(vaste) plek hadden in de crisisbesluitvorming en de formele en informele politieke
overleggen (MCCb, Catshuisoverleg, Torentjesoverleg). Daarnaast wordt de (vaste) samenstelling
van het OMT geanalyseerd. Ook wordt onderzocht hoe de onafhankelijkheid van belangrijke
adviseurs (OMT, RIVM, Gezondheidsraad, planbureaus) is georganiseerd en geborgd. Ten
aanzien van de focuspunten wordt meer specifiek en diepgaand naar de advisering gekeken.
Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden en de beschikbare kennis in
de verschillende fasen van de crisis. Tevens wordt onderzocht welke groepen gehoord
en niet gehoord zijn en hoe met kritiek en critici is omgegaan.
De OVV heeft in zijn gepubliceerde deelonderzoeken aandacht besteed aan de rol van
adviseurs. Hij concludeert onder andere dat naast de formele nationale crisisstructuur
steeds meer een parallelle structuur ontstond waarin rollen van bestuurders en deskundigen
vermengd raakten. De rol van (de voorzitter van) het OMT in verschillende formele
en informele overleggen komt in het onderzoek van de OVV uitgebreid naar voren. In
de enquête wordt op deze bevindingen voortgebouwd.
Hieronder zijn de hoofd- en deelvragen van dit thema uiteengezet.
9) Welke adviseurs en deskundigen namen deel aan de belangrijkste overleggen van het
kabinet en het OMT? Welke inzichten en adviezen werden hier geagendeerd en/of besproken?
Hoe kwam die keuze tot stand?
a. Welke vakgebieden en disciplines zijn vertegenwoordigd geweest in het OMT in de verschillende
fasen van de crisis?
b. Welke vakgebieden en disciplines waren vertegenwoordigd bij de advisering van het
kabinet over het coronabeleid in de verschillende fasen van de crisis?
c. Hoe was het OMT samengesteld toen de adviezen met betrekking tot de focuspunten werden
voorbereid? Op welke gronden is deze samenstelling bepaald? In hoeverre waren de ziekenhuiszorg,
verpleeghuiszorg, eerstelijnszorg en thuiszorg hierin vertegenwoordigd?
d. Hoe kwamen de adviezen van het OMT met betrekking tot de focuspunten tot stand? Welke
(wetenschappelijke) input, data en modelberekeningen betrok het OMT bij de vergaderingen
over de OMT-adviezen en hoe zijn deze gewogen en gebruikt? In hoeverre is aangesloten
bij de adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), het Europees Centrum voor
ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en het beleid van de (Amerikaanse) Centra voor
ziektebestrijding en -preventie (CDC) en wanneer is daarvan afgeweken (onder andere
als het gaat om aerosolen, mondkapjes, impact op kinderen en de rol van scholen)?
Wat waren de redenen van afwijking en wat waren de gevolgen voor de (advisering over
de) maatregelen?
e. Welke inzichten en adviezen heeft het kabinet gevraagd, ontvangen, betrokken en besproken
met betrekking tot de focuspunten? Hoe werd bepaald welke adviezen werden gevraagd
en voorgelegd aan de meest betrokken bewindspersonen en politiek besluitvormende gremia?
Hoe is het kabinet omgegaan met de adviezen?
10) Hoe was de onafhankelijkheid van belangrijke adviseurs georganiseerd en geborgd gedurende
de crisis?
a. In hoeverre zijn de rollen van adviseur en besluitvormer gescheiden geweest?
b. Zijn structuren en afspraken over de onafhankelijkheid van het OMT gerespecteerd bij
de interactie tussen OMT, VWS, BAO en kabinet over de OMT-adviezen m.b.t. de focuspunten?
11) Hoe zijn bij de besluitvorming de belangen gewogen van groepen, die door de maatregelen
in het bijzonder werden geraakt? Welke groepen waren wel en niet in beeld?
a. Waarom kregen deze groepen al dan niet prioriteit in het beleid?
b. In hoeverre werd in adviezen over de focuspunten aandacht geschonken aan kwetsbare
groepen?
12) Welke kritiek op en alternatieven voor het coronabeleid zijn besproken en hoe is met
kritiek en critici omgegaan?
a. Hoe gingen kabinet en OMT om met kritiek? Aan welke kritiek op het coronabeleid is
aandacht besteed door het kabinet en het OMT en van wie was deze kritiek afkomstig?
b. Hoe is in het bijzonder omgegaan met kritiek vanuit adviescolleges, planbureaus, de
Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Ombudsman? Wiens inbreng is besproken
en hoe is dit gewogen?
c. In hoeverre is door het kabinet en onder verantwoordelijkheid van het kabinet opererende
organisaties (de NCTV, de IGJ, het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC) en mogelijk
andere organisaties, zoals inlichtingendiensten) specifiek beleid gevoerd gericht
op critici, die op verschillende manieren ingingen tegen het coronabeleid?
4.5. Thema 5: Communicatie van kabinet en crisisorganisatie
De communicatie van het kabinet en vanuit de landelijke crisisorganisatie, inclusief
onder andere RIVM en OMT, wordt binnen dit thema onderzocht. Het Nationaal Kernteam
Crisiscommunicatie (NKC) van de NCTV heeft een coördinerende rol bij landelijke crisiscommunicatie.
Het NKC was onder meer vertegenwoordigd in de MCCb, het Torentjesoverleg en het Catshuisoverleg.
Het RIVM heeft een rol bij de communicatie over de bestrijding van infectieziekten,
waaronder corona.
Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van bestaand onderzoek om een beeld te schetsen
van effectiviteit en bereik van de communicatie van het kabinet. Zo heeft de OVV in
zijn twee eerste deelonderzoeken veel aandacht geschonken aan de landelijke crisiscommunicatie.
De OVV constateert onder meer dat te stellige communicatie heeft bijgedragen aan de
erosie van maatschappelijk draagvlak. De OVV wijst ook op de gehanteerde strategie
om «ambitieuzer te zijn in besluiten en toezeggingen, terwijl nog niet duidelijk is
of en hoe dit te realiseren is [...]». In de enquête wordt voortgebouwd op deze eerdere
constateringen en wordt dieper ingegaan op de afwegingen achter deze keuzes.
In de enquête is op hoofdlijnen aandacht voor de strategische keuzes met betrekking
tot de landelijke crisiscommunicatie over de gehele onderzoeksperiode. Bij de focuspunten
vindt een diepere beschouwing plaats over de ingezette communicatie en de effecten
daarvan.
Hieronder zijn de hoofd- en deelvragen van dit thema uiteengezet.
13) Welke communicatiestrategieën hanteerde het kabinet in de verschillende fasen van
de coronacrisis? Wat waren de communicatiedoelen en wat waren de doelgroepen? Welke
keuzes zijn om welke redenen gemaakt?
a. Was er beleid om media, sociale media en influencers in te zetten om de crisiscommunicatie
te ondersteunen? Is vanuit het kabinet en de crisisorganisatie ingezet op pogingen
de media of sociale media op enigerlei wijze te beïnvloeden om de boodschap van de
overheid over te brengen?
b. Welk beleid is gevoerd met het oog op mis- en desinformatie?
c. Heeft de overheid beleid gevoerd om invloed uit te oefenen op sociale media om bepaalde
boodschappen en/of boodschappers te weren?
14) Hoe hebben kabinet en de landelijke crisisorganisatie gecommuniceerd over de coronamaatregelen
en het gevoerde beleid? Welke zichtbare en minder zichtbare middelen zijn ingezet
(zoals persconferenties, websites, omgang met media en sociale media, publiekscampagnes)?
a. Hoe werd in de uitvoering van de communicatiestrategie voor de landelijke crisiscommunicatie
rekening gehouden met verschillende groepen in de samenleving?
b. Was de communicatie vanuit verschillende actoren – kabinet, RIVM, OMT – eenduidig?
Welke onderlinge afspraken zijn hierover gemaakt en werden deze nageleefd?
c. Welke afwegingen heeft het kabinet gemaakt over de communicatie over (on)zekerheden,
over bijvoorbeeld de invloed van aerosolen, de effectiviteit van mondkapjes en andere
maatregelen? Was de informatievoorziening over de voordelen, bijwerkingen en onzekerheden
van de coronavaccinaties helder en begrijpelijk?
15) In hoeverre werd onderzocht of de met de communicatie beoogde doelen werden bereikt
en welke neveneffecten de communicatie had? In hoeverre heeft dit geleid tot aanpassing
van de communicatiestrategie?
a. Hoe werd het bereik van de communicatie gemonitord en werd hierop bijgestuurd?
b. Welke rol hebben de adviezen van de Corona Gedragsunit van het RIVM gespeeld in de
crisiscommunicatie?
4.6. Thema 6: Rol van de Tweede Kamer
Bij het onderzoek naar de rol van de Tweede Kamer worden drie aspecten belicht. Deze
aspecten betreffen informatievoorziening, de rolinvulling, inclusief de toetsing van
wet- en regelgeving aan grondrechten, en de impact die de Tweede Kamer had op (de
uitvoering van) het coronabeleid. Het onderzoek naar deze aspecten wordt toegespitst
op de focuspunten.
De OVV heeft in de eerste twee deelrapporten summier aandacht besteed aan de rol van
de Tweede Kamer. Zo merkt de OVV op dat de Tweede Kamer zich in de eerste maanden
van de coronacrisis terughoudend leek op te stellen in zijn controlerende rol, maar
dat richting de zomer van 2020 de groeiende vraag om de bredere maatschappelijke consequenties
mee te wegen zich ook vertaalde naar een kritischer Kamerdebat.17 De OVV signaleert dat de controlefunctie van het parlement mede door organisatorische
keuzes binnen het Ministerie van VWS voor extra druk op de crisisteams heeft gezorgd.18
Het eerste aspect dat zal worden onderzocht is de informatievoorziening aan de Tweede
Kamer door het kabinet. Hieronder zijn de hoofdvraag en deelvragen van dit aspect
uiteengezet.
16) In hoeverre is de Tweede Kamer tijdig, juist en volledig geïnformeerd?
a. In hoeverre is de Tweede Kamer meegenomen in de belangrijkste keuzes en dilemma’s
van het kabinet? Welke rol speelde vertrouwelijkheid van informatie hierbij?
b. Heeft het kabinet er bewust voor gekozen media eerder te informeren over (voorgenomen)
maatregelen dan de Tweede Kamer? Zo ja, om welke redenen? Voor welke werkwijze heeft
het kabinet gekozen?
Een tweede onderzoeksaspect is de wijze waarop de Tweede Kamer haar rollen heeft ingevuld.
Voor de controlerende taak gaat het specifiek over de activiteiten van de Tweede Kamer,
waaronder onder andere de debatten en schriftelijke overleggen, technische briefings
en Kamervragen, maar ook de wijze waarop de Tweede Kamer haar rol met betrekking tot
de ex ante toetsing van wet- en regelgeving aan grondrechten heeft ingevuld. Voor
de wetgevende taak gaat het om wetten die specifiek van belang waren voor de focuspunten.
Het gaat dan onder meer om de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, een tijdelijke
regeling in de Wet publieke gezondheid om maatregelen te kunnen treffen tegen verspreiding
van het coronavirus. Daarnaast gaat het om de verschillende wetsvoorstellen die wijziging
beoogden van de Wet publieke gezondheid ten behoeve van de inzet van het coronatoegangsbewijs.
Hieronder zijn de hoofdvraag en deelvragen van dit aspect uiteengezet. Deze zullen
worden onderzocht ten aanzien van de focuspunten.
17) Hoe heeft de Tweede Kamer tijdens de crisis haar controlerende en medewetgevende rol
ingevuld, onder meer in relatie tot de impact van (voorgenomen) maatregelen op grondrechten
en de rechtmatigheid, effectiviteit, proportionaliteit, (maatschappelijke) impact
en nevenschade?
a. Welke gevolgen had de besteding van rijksbegrotingsmiddelen via organisaties op afstand
van de rijksoverheid (Mediq en Stichting Open Nederland) voor het budgetrecht (inclusief
controle van de uitgaven) van de Tweede Kamer?
b. Op welke wijze heeft de Tweede Kamer de relevante Kamerstukken behandeld?
c. Welke activiteiten heeft de Tweede Kamer ondernomen om zich te (laten) informeren
(zoals adviesaanvragen, briefings, rondetafelgesprekken en dergelijke)?
d. Hoe is de Tweede Kamer omgegaan met tijdsdruk bij de behandeling van (reeds ingevoerde)
crisismaatregelen?
e. In hoeverre heeft de Tweede Kamer aandacht besteed aan de effectiviteit, proportionaliteit,
(maatschappelijke) gevolgen en nevenschade van de maatregelen?
f. In hoeverre heeft de Tweede Kamer aandacht gehad en gevraagd voor (de impact op) kwetsbare
groepen?
g. In hoeverre heeft de Tweede Kamer aandacht gehad voor de verhouding van (voorgenomen)
maatregelen tot grondrechten en oog gehad voor de noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit
van de maatregelen? In hoeverre heeft de Tweede Kamer aandacht gehad voor het monitoren
van de noodzaak van het handhaven of afbouwen van getroffen maatregelen?
h. In hoeverre heeft de Tweede Kamer zich actief laten adviseren en/of informeren met
het oog op de grondrechtentoetsing?
Een derde onderzoeksaspect is de invloed die de Tweede Kamer heeft gehad op de aanpak
van de coronacrisis. Daarbij wordt onderzocht hoe het kabinet met de inbreng, moties
en amendementen van de Tweede Kamer is omgegaan en tot welke aanpassingen in het coronabeleid
de debatten in de Tweede Kamer hebben geleid. Hierbij wordt ook onderzocht welke druk
de (wijze van) behandeling door de Tweede Kamer heeft gelegd op de uitvoering van
de crisisbestrijding. Hierbij hoort de volgende hoofdvraag:
18) Welke invloed heeft de Tweede Kamer gehad op de doelen, strategie en maatregelen van
het coronabeleid?
4.7. Thema 7: Lerend vermogen en lessen voor de toekomst
In dit thema wordt onderzocht hoe lerend vermogen is georganiseerd en hoe daarin ruimte
is gegeven voor tegenspraak. Om het lerend vermogen tijdens de crisis vast te kunnen
stellen zal voor de focuspunten worden onderzocht in welke mate bij advisering, communicatie
en besluitvorming lessen werden getrokken uit eerdere besluitvorming, maatregelen
en communicatie en in hoeverre deze lessen zijn toegepast. Tot slot wordt beoogd op
basis van de parlementaire enquête lessen te trekken.
Hieronder zijn de hoofd- en deelvragen van dit thema uiteengezet.
19) In welke mate werden gedurende de crisis lessen getrokken uit eerdere besluitvorming,
genomen maatregelen en communicatie en in hoeverre zijn deze lessen toegepast? Hoe
is lerend vermogen georganiseerd en hoe is daarin ruimte gegeven voor tegenspraak?
a. Was er een structuur aanwezig om het effect van de maatregelen op de verspreiding
van de ziekte en op de samenleving te evalueren en ervan te leren? In hoeverre zijn
maatregelen gemonitord en geëvalueerd en zijn voortschrijdende inzichten en lessen
benut in opeenvolgende coronagolven (bijvoorbeeld door aanpassingen in modellen)?
b. In hoeverre is zelfreflectie georganiseerd binnen de landelijke crisisorganisatie?
Was dit tijdig en zijn de resultaten hiervan toegepast? Hoe werd rekening gehouden
met overbelasting van betrokkenen (hoe was de werkcultuur)?
20) Welke (nieuwe) lessen kunnen getrokken worden uit de parlementaire enquête, in het
bijzonder met het oog op toekomstige (gezondheids)crises?
5. Onderzoeksaanpak
5.1. Aanpak
De aanpak van het onderzoek bestaat uit de volgende fasen:
– Fase 1: Dossieronderzoek
– Fase 2: Besloten voorgesprekken
– Fase 3: Openbare verhoren
– Fase 4: Rapportage en aanbieding onderzoeksrapport aan de Tweede Kamer
Nadat het rapport is aangeboden, kan de Tweede Kamer het rapport in behandeling nemen.
Fase 1: Dossieronderzoek
Kort na de installatie van de parlementaire enquêtecommissie zal deze overgaan tot
het vorderen van informatie en documenten bij de actoren die in het onderzoek worden
betrokken. Met het oog op een efficiënt dossieronderzoek zullen de informatie en documenten
zo veel mogelijk in digitale vorm moeten worden geleverd. De enquêtecommissie kan,
wanneer het verloop van het onderzoek daartoe aanleiding geeft, te allen tijde aanvullende
of nieuwe vorderingen versturen. De te vorderen informatie is een belangrijke basis
voor het dossieronderzoek.
Verder zal de enquêtecommissie gebruik maken van bestaand onderzoek en hier waar mogelijk
op voortbouwen. Dit geldt in elk geval voor de twee reeds verschenen deelonderzoeken
van de OVV en het nog te verschijnen derde deelonderzoek naar de aanpak van de coronacrisis.
Onderwerpen die in het eerste deelonderzoek aan de orde zijn gekomen en waar de enquêtecommissie
op kan voortbouwen zijn onder meer de voorbereiding op een pandemie, de crisisorganisatie,
de communicatie en de gevolgen van de crisisaanpak voor de verpleeghuizen. In het
tweede deelonderzoek betreft dit de aanpak van het vaccinatieprogramma, de scholensluiting
van basis- en voortgezet onderwijs en de avondklok. Het derde deelonderzoek zal naar
verwachting onder meer ingaan op doelstellingen en strategieën van het kabinet gedurende
de gehele duur van de coronacrisis en de afwegingen rondom invoering en versoepeling
van maatregelen.19
Wat betreft de overheidsuitgaven zal de enquêtecommissie zich baseren op onderzoek
van de Algemene Rekenkamer. Daaronder valt onder meer de webpublicatie Coronarekening,
waarin financiële informatie is opgenomen over de coronacrisismaatregelen die het
kabinet heeft ingezet.20
Bij het onderzoek naar de aankoop van vaccins en de daartoe afgesloten contracten
zal de enquêtecommissie zich voornamelijk baseren op onderzoek van derden. Hieronder
valt het nog te verschijnen onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar coronavaccins.21 De Algemene Rekenkamer onderzoekt hoe de Minister van VWS publieke belangen heeft
geborgd in onder meer de niet-openbare afspraken met farmaceuten. Daarnaast zal gebruik
worden gemaakt van onderzoeken van de Europese Rekenkamer en reeds verschenen en nog
te verschijnen publicaties van de COVI-commissie van het Europees Parlement.22
Een onderdeel van het onderzoek is de vraag wat er op de momenten van besluitvorming
wel en niet bekend was over de maatschappelijke impact van corona en van de maatregelen,
waaronder over mogelijke nevenschade. De enquêtecommissie zal zich daarbij baseren
op de inzichten, studies en rapporten die op dat moment beschikbaar waren. Dit gaat
in ieder geval om publicaties van planbureaus en adviesraden. Voor het achteraf vaststellen
van effectiviteit en impact van maatregelen is een parlementaire enquête geen geschikt
onderzoeksinstrument. Dergelijk effectonderzoek maakt dan ook geen deel uit van de
enquête.
Bij diverse onderdelen van het onderzoek zal gebruik gemaakt worden van beschikbare
(wetenschappelijke) inzichten en literatuur. Onderwerpen waar dit voor geldt zijn
in elk (patronen van) besluitvorming in crisisperiodes en leren tijdens en na crises.
In aanvulling daarop zijn gesprekken voorzien met deskundigen over deze en mogelijk
andere onderwerpen.
Een deel van het onderzoek zal extern worden uitbesteed. Het gaat om:
1. een inventarisatie van de corona-aanpak in enkele andere Europese landen, waarbij
belangrijke verschillen en overeenkomsten met de Nederlandse aanpak worden geïdentificeerd.
Hiermee zal context worden geleverd bij de verschillende focuspunten;
2. een discoursanalyse van de maatschappelijke discussie over het coronabeleid in de
media in relatie tot het publieke debat in de Tweede Kamer. Dit levert achtergrondinformatie
op voor het onderzoek naar de vragen van onder meer thema 6 (rol van de Tweede Kamer).
Ten aanzien van mogelijk onderzoek naar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt
de enquêtecommissie in overweging gegeven een voorstel voor de Tweede Kamer uit te
werken, waarmee de CTIVD wordt verzocht dit onderzoek uit te voeren.23 Vanwege haar wettelijke bevoegdheden is de CTIVD voor dergelijk onderzoek de aangewezen
partij.
Tot slot kan de enquêtecommissie gesprekken voeren en werkbezoeken afleggen om een
beeld te krijgen van de wijze waarop de coronacrisis door verschillende groepen mensen
is ervaren.
Nadere afbakeningen
Onder meer vanwege de omvang van de coronacrisis is afbakening noodzakelijk en is
het onvermijdelijk keuzes te maken in de aanpak van het onderzoek. Het onderzoek richt
zich primair op de advisering en besluitvorming over de aanpak van de coronacrisis
op nationaal niveau. Decentrale overheden worden slechts in het onderzoek betrokken
voor zover er een relatie is met de nationale besluitvorming. In beginsel wordt geen
onderzoek verricht bij afzonderlijke decentrale overheden en andere decentrale actoren.
Ook wordt geen onderzoek verricht bij individuele zorginstellingen. Het beslechten
van medisch-inhoudelijke discussies maakt voorts geen onderdeel uit van de enquête.
Onderzoeksvragen over de omgang van het kabinet met de media richten zich op het handelen
van kabinet en overheid. De enquêtebevoegdheden (vorderen, horen onder ede) zullen
niet worden ingezet bij media.
De enquêtecommissie richt zich primair op de Nederlandse aanpak van corona en zal
geen onderzoek in het buitenland verrichten. De invloed vanuit het buitenland, in
het bijzonder de Europese Unie, op de Nederlandse besluitvorming maakt wel onderdeel
uit van het onderzoek. Wat betreft het Europese coronaherstelfonds ligt de focus in
het onderzoek op de Nederlandse besluitvorming in kabinet en Tweede Kamer, inclusief
de terugkoppeling die zij hebben ontvangen van de relevante Europese raden en overleggen.
De Europese overleggen en onderhandelingen maken zelf geen deel uit van het onderzoek.
Fase 2: Besloten voorgesprekken
Na het dossieronderzoek zal de enquêtecommissie als voorbereiding op de openbare verhoren
besloten voorgesprekken voeren. Besloten voorgesprekken hebben tot doel het vergroten
van kennis van en inzicht in de materie en het toetsen van de bevindingen uit het
dossieronderzoek. Daarnaast kunnen de besloten voorgesprekken behulpzaam zijn voor
het selecteren van getuigen en deskundigen voor de openbare verhoren.
Fase 3: Openbare verhoren
In fase 3 zal de enquêtecommissie personen als getuige of als deskundige in het openbaar
onder ede horen. Het doel van de verhoren is waarheidsvinding, het ophelderen van
onduidelijkheden en in het openbaar een beeld geven van de onderzochte gebeurtenissen.
Fase 4: Rapportage en aanbieding onderzoeksrapport aan de Tweede Kamer
In het onderzoeksrapport presenteert de enquêtecommissie haar bevindingen, conclusies
en aanbevelingen. Tevens is daarin een verantwoording van het onderzoek opgenomen.
5.2. Planning
De commissie heeft de volgende inschatting gemaakt van de benodigde planning voor
de verschillende fasen van het onderzoek. Daarbij is uitgegaan van een start begin
mei 2023.
Fase
Activiteiten
Tijdvak
Dossieronderzoek
vorderen informatie en documenten
werving en selectie
dossieronderzoek
reconstructie en tussenrapportage
Mei 2023 – feb 2024
Besloten voorgesprekken
voorbereiding gesprekken
Mrt 2024 – jan 2025
uitvoering besloten voorgesprekken
tweede tussenrapportage
Openbare verhoren
voorbereiding
Feb 2025 – sep 2025
uitvoering openbare verhoren
Rapportage
opstellen eindrapportage, inclusief conclusies en aanbevelingen
Okt 2025 – feb 2026
De enquête is omvangrijk en heeft een geplande doorlooptijd van 34 maanden. Tijdens
de looptijd van de enquête vinden bovendien Tweede Kamerverkiezingen plaats, waardoor
de samenstelling van de parlementaire enquêtecommissie mogelijk wijzigt. De enquêtecommissie
zal daarom periodiek moeten bezien in hoeverre de planning aanpassing behoeft.
De duur en de omvang van de enquête leiden tot een fors beslag op de leden van de
enquêtecommissie. De tijdelijke commissie acht het daarom raadzaam dat de enquêtecommissie
werkafspraken vaststelt.
5.3. Organisatie
De enquêtecommissie wordt ondersteund door een ambtelijke staf. De staf die de tijdelijke
commissie heeft ondersteund zal ook de enquêtecommissie ondersteunen en zal worden
uitgebreid met een aantal nog te werven onderzoekers. De staf komt te bestaan uit
een griffier, een onderzoekscoördinator, een adjunct-griffier, een plaatsvervangend
onderzoekscoördinator, onderzoekers (11 fte), een informatiespecialist, een commissie-assistent,
een juridisch adviseur, een communicatieadviseur en een data-analist. Op verschillende
momenten zal tevens een beroep worden gedaan op verschillende ondersteunende diensten
van de Tweede Kamer, waaronder de Bodedienst en de Dienst Verslag en Redactie.
Met het oog op kwaliteitsborging zal de enquêtecommissie een externe klankbordgroep
instellen. Deze zal de enquêtecommissie gedurende de uitvoering van het onderzoek
en bij het opstellen van het onderzoeksrapport voorzien van adviezen over de aanpak,
uitvoering en resultaten van het onderzoek.
5.4. Begroting
De kosten van een overeenkomstig dit onderzoeksvoorstel uit te voeren parlementaire
enquête naar corona zijn begroot op € 7,5 miljoen. Deze begroting is gebaseerd op
de reguliere begrotingssystematiek voor parlementair onderzoek en afgestemd met de
Stafdienst Financieel Economische Zaken van de Tweede Kamer. De voor het onderzoek
benodigde middelen zullen, conform artikel 3 van de Wet op de parlementaire enquête
2008, worden toegevoegd aan de begroting van de Tweede Kamer.
6. Werkzaamheden tijdelijke commissie
De Tweede Kamer heeft op 28 juni 2022 de tijdelijke commissie ingesteld (Handelingen
II 2021/22, nr. 97, item 23). De Voorzitter van de Tweede Kamer heeft op 30 juni 2022 negen leden benoemd en
op 6 september 2022 een tiende lid. De commissie verkoos het lid Arib tot haar voorzitter.
Sinds mevrouw Arib de Tweede Kamer heeft verlaten, bestaat de commissie uit de leden
Mariëlle Paul (ondervoorzitter, VVD), Marijke van Beukering-Huijbregts (D66), Vicky
Maeijer (PVV), Hilde Palland (CDA), Pepijn van Houwelingen (FVD), Nicky Pouw-Verweij
(JA21), Wybren van Haga (Groep Van Haga), Liane den Haan (Fractie Den Haan) en Pieter
Omtzigt (Lid Omtzigt).
De tijdelijke commissie heeft in de periode september 2022 tot en met maart 2023 gewerkt
aan het opstellen van dit onderzoeksvoorstel. Om zich nader te laten informeren en
kennis op te bouwen over de gevolgen van de coronacrisis heeft de commissie in deze
fase gesprekken gevoerd met deskundigen met uiteenlopende achtergronden en expertises.
Ook heeft de commissie drie werkbezoeken afgelegd, aan Noordoost-Brabant, Zuid-Limburg en Utrecht (zie de bijlage voor een overzicht van betrokkenen bij de gesprekken en de werkbezoeken).
Doel hiervan was een goed beeld te krijgen van de verschillende relevante aspecten
en gevolgen van de coronacrisis in de samenleving.
Dit onderzoeksvoorstel is tot stand gekomen op basis van de verkregen informatie van
deskundigen, de afgelegde werkbezoeken en informatie uit bestaand onderzoek. Het concept
onderzoeksvoorstel is besproken met een klankbordgroep bestaande uit externe deskundigen.
De commissie spreekt haar dank uit voor de bereidwilligheid en openheid van alle betrokken
partijen om informatie over en ervaringen uit de coronacrisis te delen. Deze informatie
is zeer waardevol geweest voor het opstellen van dit voorstel.
BIJLAGE LIJST VAN GERAADPLEEGDE PERSONEN EN ORGANISATIES
Advies- en onderzoeksinstellingen
– Ir. J.R.V.A. (Jeroen) Dijsselbloem en betrokken medewerker (Onderzoeksraad voor Veiligheid)
– Dr. E.A. (Erica) Bakkum en betrokken medewerkers (Onderzoeksraad voor Veiligheid)
– Prof. dr. M. (Jet) Bussemaker en drs. S. (Stannie) Driessen (Raad voor Volksgezondheid
en Samenleving)
– Drs. M. (Marjolein) Olde Monnikhof en betrokken medewerker (Sociaal en Cultureel Planbureau)
– Drs. E. (Ewout) Irrgang en drs. M. (Maaike) Adema (Algemene Rekenkamer)
Betrokkenen bij eerdere parlementaire enquêtes of buitenlandse parlementaire onderzoeken
– Drs. K. (Kathleen) van Brempt (Bijzondere Commissie COVID-19-pandemie Europees Parlement)
– Prof. dr. J.G. (Jørgen) Christensen (Universiteit van Aarhus, corona onderzoekscommissie
Deens Parlement)
– Dr. G.D. (Greg) Clark (corona onderzoekscommissie Brits Lagerhuis)
– Drs. M.T.M. (Tom) van der Lee en M.Y. (Miguel) Israël MSc (voorzitter respectievelijk
griffier Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen)
– Prof. dr. A.A.G.M. (Ronald) van Raak (tijdelijke commissie evaluatie Wet Parlementaire
Enquête) en mr. A.C. (Anouschka) Verbruggen-Groot (diverse parlementaire enquête-
en ondervragingscommissies)
– Drs. V.A. (Ed) Groot (parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties)
– Prof. mr. dr. E.R. (Erwin) Muller (Universiteit Leiden)
Overige gesprekspartners
– Prof. dr. C.J. (Casper) Albers (Rijksuniversiteit Groningen)
– Dr. A. (Amrish) Baidjoe (London School of Hygiene and Tropical Medicine, voormalig
Red Team)
– Prof. dr. M. (Maurice) van den Bosch (OLVG Amsterdam)
– Dr. E.M. (Eline) van den Broek-Altenburg (Universiteit Vermont Verenigde Staten)
– Prof. dr. R.A. (Roel) Coutinho (voormalig RIVM)
– Prof. dr. A.R.J. (Armand) Girbes (Amsterdam UMC, locatie VUmc)
– Prof. dr. P. (Paul) ’t Hart (Universiteit Utrecht, Nederlandse School voor Openbaar
Bestuur)
– Prof. dr. F.G. (Frank) Huisman (Universiteit Utrecht)
– Ir. P. (Pieter) Klok (Volkskrant)
– Mr. dr. J.P. (Jan-Peter) Loof (College voor de Rechten van de Mens; Universiteit Leiden)
– Prof. dr. R.W.J. (Ronald) Meester (Vrije Universiteit Amsterdam)
– Drs. N. (Nathal) van Rijn (Nationaal Ouderenfonds)
– Prof. dr. T. (Theo) Schetters (Universiteit van Pretoria, ProtActivity)
– Prof. dr. M.C. (Michaéla) Schippers (Erasmus Universiteit Rotterdam)
– Drs. E. (Els) van Veen (huisarts)
– Prof. dr. J.C.M. (Julia) van Weert (Universiteit van Amsterdam)
– Dr. M. (Marino) van Zelst (voormalig Red Team)
Gesprekspartners tijdens werkbezoeken
I. Werkbezoek Noordoost-Brabant
– Bernhoven Ziekenhuis Uden (management en betrokken zorgmedewerkers ten tijde van de
coronacrisis, rondleiding in aanwezigheid van ic-artsen en -verpleegkundigen langs
de ic-afdeling, de spoedeisende hulp en de voormalige afdeling corona)
– Sint Petrusparochie Uden (betrokkenen ten tijde van de coronacrisis)
– Uitvaartonderneming Uden (betrokkenen ten tijde van de coronacrisis)
– Openbare basisschool Uilenspiegel Boekel (betrokkenen vanuit de directies van verschillende
SAAM-scholen te Uden en Boekel)
– Zorg- en verpleeghuiscentrum Sint Petrus (BrabantZorg) Boekel (betrokkenen vanuit
de directie, zorgmedewerkers waaronder artsen, verpleegkundigen en verzorgenden en
daarnaast bewoners en familieleden)
II. Werkbezoek Zuid-Limburg
– Gemeenten Maastricht en Voerendaal (betrokkenen ten tijde van de coronacrisis)
– Veiligheidsregio Zuid-Limburg (betrokkenen ten tijde van de coronacrisis)
– EMRIC (Euregio Maas-Rijn Incidentenbestrijding en Crisisbeheersing) Maastricht (betrokkenen
ten tijde van de coronacrisis)
– Horeca- en ondernemersverenigingen Maastricht (betrokkenen ten tijde van de coronacrisis)
– Expertisecentrum ITEM (Institute for Transnational and Euregional cross border cooperation
and Mobility) Maastricht (onderzoekers)
– Maastricht Universitair Medisch Centrum Plus (Maastricht UMC+) (directie en betrokken
zorgmedewerkers ten tijde van de coronacrisis waaronder artsen, verpleegkundigen en
medewerkers laboratorium voor Medische Biotechnologie)
III. Werkbezoek Utrecht
– Landelijke Studentenvakbond (LSVb) Utrecht (betrokkenen)
– Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) Utrecht (betrokkenen)
– Penitentiaire Inrichting Nieuwegein (directie)
– Stichting Krachtwijken Overvecht (betrokkenen zoals bewoners, jongeren, zorgmedewerkers
en andere professionals vanuit de wijk Overvecht)
– St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein (bestuurders en betrokken zorgmedewerkers tijdens
de coronacrisis waaronder artsen en verpleegkundigen)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.A. Bergkamp, Voorzitter van de Tweede Kamer