Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag van de Staten van Curaçao
36 321 (R2181) Goedkeuring van het op 18 november 2015 tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen; Valletta, 18 november 2015 (Trb. 2015, 196 en Trb. 2016, 124)
Nr. 5
VERSLAG VAN DE STATEN VAN CURAÇAO
Vastgesteld 23 mei 2023
De in de Staten van Curaçao aanwezige fracties van de MFK, PNP, PAR, MAN, KEM en TPK
hebben kennisgenomen van het onderhavige voorstel van rijkswet en hebben de volgende
op- en aanmerkingen.
Op 8 mei 2023, in een Centrale Commissievergadering hebben de fracties uit de Staten
van Curaçao zich uitgelaten over dit voorstel van rijkswet. Hieronder volgt een uiteenzetting
van hun standpunten met de daarbij gemaakte op- en aanmerkingen per fractie.
De MFK-fractie heeft het huidige voorstel van Rijkswet geanalyseerd en heeft de volgende
op- en aanmerkingen. De MFK-fractie geeft aan dat de goedkeuring van dit verdrag noodzakelijk
is in het kader van het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan
van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Op grond van artikel 91
van de Grondwet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen dient onderhavig
verdrag goedgekeurd en geratificeerd te worden in de Tweede Kamer door middel van
een Rijkswet.
De fractie geeft aan dat Curaçao slechts met Noorwegen een belastingverdrag heeft,
terwijl het Koninkrijk verschillende fiscale verdragen heeft ondertekend. Deze verdragen
zijn niet van toepassing op Curaçao, door haar autonome positie binnen het Koninkrijk.
De fractie geeft aan dat dit ten tijde van de Nederlandse Antillen anders was; Nederland
had fiscale verdragen met onder meer de Verenigde Staten, Engeland, Denemarken en
Noorwegen. Middels een uitbreidingsbepaling opgenomen in deze verdragen kon destijds
de Nederlandse Antillen in deze verdragen participeren. Alleen het verdrag met Noorwegen
is na het ontstaan van Land Curaçao van kracht gebleven. Toen bracht de offshore sector
rond NAf. 700 miljoen in Landskas. Goedkeuren van het onderhavige verdrag is belangrijk
om de volgende redenen: het vermijden van dubbele belasting, het bevorderen van de
samenwerking tussen Curaçao en de Republiek Malta, het stimuleren van nieuwe investeringen
met als gevolg het creëren van werkgelegenheid.
De fractie citeert verder uit het Proefschrift van mevrouw dr. G.D. Rekwest getiteld
«Een fiscaal verdragsbeleid voor Curaçao: een onderzoek naar een instrumentarium voor
het ontwikkelen van een fiscaal verdragsbeleid voor Curaçao», om aan te geven waarom
het belangrijk is dat Curaçao een fiscaal beleid heeft en fiscale verdragen sluit
met meerdere landen.
Een belemmering hierbij is het feit dat Curaçao afhankelijk is van Nederland om verdragen
te ratificeren. In de praktijk verloopt het ratificatieproces moeizaam. De door Curaçao
afgesloten verdragen die in Den Haag worden aangemeld worden niet bekrachtigd. Het
is niet duidelijk wat de exacte oorzaak is. Een voorbeeld hiervan is dit belastingverdrag
(Curaçao-Malta 2015). Volgens de zogenoemde PA-Lijst I 2021 wordt evenals de PA-Lijst
I van 2017, 2018, 2019 en 2020 het belastingverdrag Curaçao-Malta aangehouden omdat
«de memorie van toelichting aangepast moet worden n.a.v. het advies van de Raad van
State. De aanpassingen van de memorie van toelichting zijn sinds 2017 nog niet afgerond.
Waarom de aanpassingen niet werden verricht is niet duidelijk.»
«Aangezien de uitbreidingsbepalingen in de Nederlandse belastingverdragen in het verleden
geleid hebben tot het afsluiten van belastingverdragen tussen de NA/Curaçao met de
Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Noorwegen, is het opmerkelijk
dat Curaçao deze mogelijkheid in de laatste decennia niet (meer) heeft gebruikt om
een fiscaal verdragsnetwerk op te bouwen. In het bijzonder omdat Nederland over een
groot belastingverdragennetwerk beschikt en bij alle verdragsonderhandelingen de uitbreidingsbepaling
op de onderhandelingstafel neerlegt.»
«Een fiscaal verdragsbeleid voor Curaçao zal vooral een belangrijke functie kunnen
vervullen bij het wegnemen van barrières die Curaçao ervaart bij het opbouwen van
een belastingverdragennetwerk.
Alvorens over te gaan tot verdragsonderhandelingen is hervorming van staatkundige
structuur van het Koninkrijk nodig. Zoals onder meer de bevoegdheidsverdeling en ten
aanzien van het proces van bekrachtiging van een belastingverdrag. De fiscale autonomie
van Curaçao ten aanzien van het onderhandelen en afsluiten van belastingverdragen,
is een schijnautonomie zolang de bekrachtigingsprocedure door Nederland in stand blijft.
Sterker nog, het voeren van verdragsonderhandelingen en het afsluiten van belastingverdragen
door Curaçao is onder de huidige omstandigheden zonder betekenis. Het ligt namelijk
in de lijn der verwachting dat een afgesloten belastingverdrag niet de eindstreep
(ratificatie) haalt.»
De fractie haalt de volgende aanbeveling van mevrouw dr. Rekwest aan:
«4. Meer gebruikmaken van het Koninkrijksverband
Ik adviseer Curaçao om meer gebruik te maken van de mogelijkheden die het Koninkrijksverband
biedt en Nederland te verzoeken om een actieve(re) coördinatie van het ratificatieproces
van de Curaçaose belastingverdragen. Het feit dat er tot nu toe geen actieve coördinatie
van het formele ratificatieproces door Nederland plaatsvindt, vormt vermoedelijk de
belangrijkste belemmering voor het opbouwen van een Curaçaose belastingverdragennetwerk.
Nederland stelt zich terughoudend op vanwege de fiscale autonomie van Curaçao. Niettemin
hoeft de fiscale autonomie een samenwerking binnen het Koninkrijk op dit terrein niet
in de weg te staan.»
Vervolgens heeft de fractie de volgende vragen.
In hoeverre voldoet dit belastingverdrag aan de internationale standaarden? Is toepassing
van het Multilateraal Instrument (MLI) voldoende om aan de internationale standaarden
van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) te voldoen?
Welke handeling dient nog verricht te worden om het MLI te laten doorwerken bij het
verdrag met Malta of vindt de doorwerking automatisch plaats? Ondanks verschillende
onderhandelingen is het verdrag met Malta het eerste belastingverdrag van Curaçao
sinds jaren dat ondertekend is en nu aan het parlement wordt aangeboden. Wat is de
reden dat belastingverdragen wel onderhandeld en geparafeerd worden, maar niet de
fase van ondertekening en vervolgens ratificatie bereiken? Op welke wijze kan Nederland
(BZK/BuZa) ondersteuning bieden bij het coördineren van het ratificatieproces, zodat
de belastingverdragen die door Curaçao onderhandeld en geparafeerd zijn, ook daadwerkelijk
gesloten worden en in werking treden?
De fractie geeft tot slot aan dat dit verdrag vanaf 2015 uit onderhandeld en inmiddels
ook ondertekend is. Dit verdrag is niet in strijd met het internationaal recht en
dus klaar voor goedkeuring. De fractie vraagt aan de overige fracties in de Staten
om dit voorstel van Rijkswet niet tegen te werken, omdat het in het voordeel is van
Curaçao. De fractie verzoekt ook de Tweede Kamer om geen debat aan te vragen ten aanzien
van deze Rijkswet om het proces niet onnodig te vertragen.
De TPK-fractie heeft de navolgende op- en aanmerkingen. De fractie stelt voorop dat
zij geen probleem heeft met de inhoud van het verdrag. De belangrijkste vraag in casu
is volgens de fractie of Curaçao wel vrij is om verdragen te sluiten met andere landen.
Het antwoord op deze vraag is, volgens de fractie, ontkennend. Een voorstel van Rijkswet
wordt in de Tweede Kamer behandeld. Tijdens deze behandeling kan de regering van Curaçao
vragen stellen aan de desbetreffende Nederlandse Minister. Het enige wat de Staten
van Curaçao daarna kunnen doen, zijn bijzondere gedelegeerden naar Den Haag sturen.
De kans bestaat dat het voorstel van Rijkswet, ondanks bijdrage van onze gedelegeerden
vastgesteld wordt door de Tweede Kamer met een geheel andere tekst die Curaçao oorspronkelijk
had willen zien. Wat als de Tweede Kamer bijvoorbeeld bij artikel 20 (natuurlijke
bronnen) wijzigingen doorvoert? De fractie wenst te weten waarom in artikel 29 (beëindiging)
van het verdrag wel een beëindigingstermijn van zes maanden is opgenomen, terwijl
de Consensusrijkswetten van 2010 geen beëindigingstermijnen hebben. Met het vorenstaande
wil de fractie aangeven dat Nederland oftewel de Tweede Kamer altijd, met betrekking
tot Rijkswetten het laatste woord heeft. Stof tot nadenken, aldus de fractie. Tot
slot is de fractie van mening dat Curaçao, ook ten aanzien van het sluiten van internationale
verdragen die met name de belangen van Curaçao raken, het laatste woord moet hebben.
De MAN-fractie heeft kennisgenomen van het voorstel van rijkswet.
De fractie geeft aan dat het van belang is om stil te staan bij het verloop van het
traject. De vorige regering heeft haar werkzaamheden naar behoren uitgevoerd en haar
verantwoordelijkheden nagekomen. Dit heeft ertoe geleid dat Curaçao niet op de zwarte
lijst kwam te staan. Thans is het mogelijk om een voorstel van Rijkswet te behandelen
en eventuele toekomstige fiscale en economische verdragen te sluiten met andere landen.
De fractie benadrukt dat de voorgestelde rijkswet belangrijk is voor de Curaçaose
samenleving. Het voornaamste doel van het verdrag is om dubbele belasting te voorkomen
en belastingontduiking tegen te gaan, alsmede om een onderlinge uitwisseling van fiscale
gegevens en wederzijdse bijstand bij het invorderen van belastingschulden te bewerkstelligen.
Dit is van groot belang voor personen die handel willen drijven in Malta, maar hun
woonplaats hebben in Curaçao, of vice versa. Dit is volgens de fractie een belangrijke
pijler voor het Curaçaose exportbeleid. De fractie staat dan ook positief tegenover
dit verdrag.
De fractie stelt voor − mede gelet op de complexiteit van de materie − om een technische
briefing te houden zodat de Staten meer informatie kunnen krijgen over soortgelijke
onderwerpen. De fractie verwelkomt de vooruitgang die is geboekt bij het bereiken
van het verdrag en juicht toe dat dit uiteindelijk wordt opgenomen in een rijkswet.
In dit kader heeft de Afdeling advies Raad van State suggesties en wijzigingen gegeven
over artikel 2 van het voorstel tot goedkeuring van rijkswet. De fractie citeert de
redactionele opmerking: «Voor de inwerkingtreding (artikel 2 van het voorstel) minimaal een termijn van een
maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad in Nederland aanhouden in verband
met de bekendmaking op Curaçao». De fractie vraagt: waarom heeft de Nederlandse overheid de redactionele opmerkingen
van de Raad van State met betrekking tot artikel 2 niet meegenomen in het voorstel
van Rijkswet?
De PNP-fractie heeft de volgende op- en aanmerkingen. Het belastingverdrag tussen
Nederland – Curaçao en de Republiek Malta is product van het rapport van de Raad van
State inhoudende Koninkrijkverdragen
en het Unierecht. De fractie merkt op dat het Koninkrijk op basis van het Statuut
voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het Statuut) verantwoordelijk is voor
het verdragenbeleid. Het Statuut regelt de organen van het Koninkrijk. De landen behartigen
zelfstandig hun eigen aangelegenheden. Aangelegenheden van het Koninkrijk worden in
samenwerking van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten behartigd. Het onderhavige
verdrag kwam tot stand na onderhandelingen tussen fiscale autoriteiten van Curaçao
en vertegenwoordigers van Malta. De contacten met Malta werden gelegd door vertegenwoordigers
van Curaçao tijdens de «face one review» van Curaçao op de «Cayman Islands» in juli
2011.
Het verdrag dateert van 2015. De fractie vraagt zich af waarom het zolang heeft geduurd
om antwoord te geven. Wat moet Curaçao doen, behalve capaciteit, om het proces te
versnellen? Belangrijk in deze is dat de behandeling van dit verdrag niet in strijd
is met de regelgeving van de Europese Unie. Kan Curaçao dit proces onverhinderd afronden?
Hoeveel belastingverdragen kunnen wij verwachten?
Wat kan Curaçao doen vanuit haar unieke staatkundige positie? Het effect van deze
belastingverdragen is belangrijk om aanknoping te vinden met investeringsverdragen.
Hoe kunnen wij lering hieruit trekken? Hoe kunnen wij onze regelingen aanpassen om
onze positie te versterken en hoe snel kan dit gebeuren? Hoe staat het met onze positie
op de grijze lijst op het moment dat dit verdrag in werking treedt? Heeft dit proces
effecten op de Europese Unie. Als LGO-land moet Curaçao voordelen trekken. Dr. G.
Rekwest maakt een vergelijking tussen het Curaçaose fiscaal verdragsbeleid en dat
van Barbados. Als eiland heeft Barbados eenentwintig (21) belastingverdragen, terwijl
Curaçao slechts één (1) verdrag heeft met Noorwegen. De fractie ziet ernaar uit dat
op korte termijn het verdrag met Malta wordt geratificeerd. Dit helpt in het kader
van informatie-uitwisseling, bijstand, steun en het versterken de positie van Curaçao
met andere landen.
In 2022 heeft Nederland verdragen gesloten met de republieken Colombia en Chili. Volgens
de fractie zouden deze verdragen ook mede moeten gelden voor Curaçao. Daarnaast is
het belangrijk om met de nabijgelegen landen/eilanden (denk aan CARICOM) fiscale verdragen
te sluiten. Nederland wil in 2023 de onderhandelingen voortzetten met België, Brazilië,
Marokko, Moldavië, Mozambique, Oeganda, Portugal, Rwanda en Suriname. Daarnaast wil
Nederland (her)onderhandelingen starten met Suriname, Bahrein, Barbados, Duitsland,
Kenia en Roemenië. De fractie geeft aan dat Curaçao van dit moment gebruik moet maken
om tot meerdere fiscale verdragen te komen.
Het Koninkrijk heeft meerdere belastingverdragen geratificeerd. Maar de meeste verdragen
zijn uitsluitend voor Nederland van toepassing. De fractie wenst uitleg hierover.
Met dit verdrag heeft Curaçao voordelen op het financieel, fiscaal en economisch gebied.
Daarnaast speelt ook een rol de geografische ligging van Curaçao dicht bij Zuid-Amerika,
in het Caribisch gebied en haar sterke banden met Europa.
De onderhandelingen voor wat betreft dit verdrag zijn gebaseerd op het feit dat Curaçao
deel uitmaakt van een groter conglomeraat. De rechtszekerheid, het internationale
vertrouwen en de politieke stabiliteit. Dit maakt Curaçao aantrekkelijk voor andere
landen om verdragen te sluiten. De fractie haalt het ongevraagde advies Raad van State
over het Koninkrijk aan. Het Statuut biedt verschillende mogelijkheden. Wij maken
hiervan geen gebruik. Vaak wordt aangehaald dat wij geen inspraak hebben en dat Nederland
buiten ons om beslissingen neemt aldus de fractie. De Raad van State heeft in haar
advies verschillende onderwerpen behandeld; onder meer de autonome aangelegenheden
van de landen en die van het Koninkrijk als geheel. De landen hebben een vertegenwoordiger
binnen de Rijksministerraad en een gevolmachtigde Minister. Aldus heeft elk land inspraak
in de Rijksministerraad. Op pagina 7 wordt door de Raad van State aangegeven hoe verdragen
tot stand komen, gevolgd door goedkeuring en bekrachtiging. Een zeer belangrijk punt
van aandacht is dat verdragen terreinen kunnen bestrijken die tot autonome landen
behoren. Hierbij hebben de landen een eigen positie voor zowel de bepaling van de
inhoud als voor wat betreft de gelding van die verdragen.
De fractie verwacht een meer proactieve houding van Curaçao bij de beantwoording van
de vragen in dit proces. Het is voor Curaçao belangrijk te weten, waarmee zij rekening
moet houden bij de «small Island Development States Tax Treaty». Hoe wordt dit laatste gezien? Hoe kunnen wij vorm geven na invoering van het proces
conform het Statuut? In dit kader is het voor de fractie belangrijk om een technische
briefing te organiseren van deskundigen, om de Staten uitleg te geven van de inhoud
van het belastingverdrag en welke voordelen Curaçao heeft bij een belastingverdrag.
De PAR-fractie heeft kennisgenomen van het voorstel van rijkswet. De fractie stelt
vast dat de Staten de rijkswet hebben ontvangen, maar dat de verdragstekst zelf niet
aan de Staten is verstrekt en dat deze tekst enkel online te vinden was op de website
www.overheid.nl. Het verdrag is in 2011 behandeld, in 2015 ondertekend en in 2023 verstuurd naar
de Raad van State ter advisering. Thans ligt het ter behandeling bij de Staten van
Curaçao. Dit verdrag is nimmer eerder aan de Staten bekendgemaakt. Hier rijst de vraag
wat de rol van het parlement is in het kader van het Koninkrijk die zich bezighoudt
met rijkswetten en verdragen. Moet het parlement afwachtend blijven totdat het Koninkrijk
zich over de rijkswetten en verdragen heeft gebogen, teneinde slechts goedkeuring
te verlenen ten aanzien van een voorstel van rijkswet? De fractie benadrukt dat het
van groot belang is om voorafgaand aan het vaststellen van een rijkswet alle nodige
inhoudelijke vragen aan de regering te stellen met betrekking tot het verdrag. Het
is zeer betreurenswaardig dat deze vragen pas bij het vaststellen van de rijkswet
tot goedkeuring van het verdrag aan de orde zijn gekomen.
De fractie merkt op dat het verdrag enkele artikelen bevat die vragen oproepen. Zo
wordt er in het verdrag vermeld dat het ten opzichte van Malta enkel van kracht zal
zijn voor inkomstenbelasting, terwijl het voor Curaçao ook van toepassing zal zijn
op overige belastingen zoals inkomsten-, loon-, winst- en dividendbelasting. Waarom
is dit verschil gemaakt in dit verdrag?
In artikel 3 van het verdrag wordt de definitie van een onderdaan beschreven. De fractie
heeft enkele vragen ten opzichte van dit artikel. Wordt een onderdaan uitgesloten
als deze persoon geboren is op Curaçao maar geen inwoner was voor ten minste vijf
jaar? Geldt deze definitie van een onderdaan ook voor onze overige nationale wetgeving?
Als voorbeeld noemt de fractie de huidige AOV wetgeving, waarin staat dat iemand 15
jaar op Curaçao moet hebben gewoond om in aanmerkingen te komen voor een uitkering.
Betekent de ratificering van dit verdrag dat de voorwaarde om in aanmerking te komen
voor een AOV uitkering wordt verlaagd naar vijf jaar? Wat is de basis voor de definitie
«onderdaan»?
De fractie merkt op dat artikel 16, lid 3 van het verdrag stelt dat een artiest die
werkzaamheden verricht in Curaçao of Malta alleen belast kan worden in de staat waarin
hij of zij woonachtig is. De fractie vraagt zich af of de eisen van het OESO-verdrag
ook van toepassing zijn op ingezetenen zoals artiesten en sportbeoefenaars.
De fractie merkt op dat de Minister van Financiën onlangs een dienstreis heeft afgelegd
naar Malta, waarbij de focus lag op de «online-gaming» sector. Het eiland staat bekend
om haar online gaming. Tijdens dit werkbezoek heeft de Minister van financiën de Staten
geïnformeerd over zijn ontmoeting met het bedrijf «Maltese Pinnacle», dat ook een
vestiging heeft op Curaçao. Door de media wordt opgemerkt dat Malta de ontwikkeling
van wetgeving op maat voor de online gaming sector stimuleert. Met name dat Malta
gunstige wetgeving creëert voor de online gaming sector. In dit verband stelt de fractie
de volgende vragen. Heeft de Minister van Financiën urgentie om het verdrag te ratificeren
om verdere ontwikkeling van de online gaming sector te stimuleren? Wat is de aard
en omvang van de economische handelsbetrekkingen tussen Curaçao en Malta? Wat zijn
de te verwachten economische voordelen voor Curaçao uit deze handelsbetrekkingen?
De fractie refereert aan het synopsis van de griffie waarin wordt gesteld dat het
verdrag zowel economische voordelen biedt voor de betrekkingen tussen beide landen
alsook de uitwisseling van fiscale informatie tussen de belastingdiensten regelt,
dit ter bevordering van een effectief belastingbeleid. In deze context wenst de fractie
graag geïnformeerd te worden omtrent de concrete economische voordelen die voortvloeien
uit dit verdrag, alsmede wat de uitwisseling van fiscale informatie tussen de belastingdiensten
in de praktijk behelst. Welke specifieke informatie zal er tussen de Curaçaose en
Maltese belastingdiensten worden uitgewisseld? De fractie wil graag weten of de uitwisseling
van fiscale informatie inderdaad zal bijdragen aan een effectief belastingbeleid op
Curaçao.
De fractie is op de hoogte van de naderende Rijkswet Wijziging belastingregeling Nederland
Curaçao. De fractie vraagt zich af wat het verband is tussen deze rijkswet en het
verdrag tussen Malta en Curaçao. Zal het sluiten van dit verdrag invloed hebben op
de eerder genoemde rijkswet?
De fractie maakt zich zorgen over de implicaties van dit verdrag en verzoekt om adequate
antwoorden op deze vragen alvorens over te gaan tot goedkeuring van het voorstel tot
rijkswet. De fractie constateert dat enkele vermeldingen in de Memorie van Toelichting
het gevolg zijn van aanpassingen die de afgelopen jaren naar aanleiding van strengere
OESO-eisen hebben plaatsgevonden. In dit kader verlangt de fractie meer toelichting
omtrent de aanpassingen in de Memorie van Toelichting die samenhang hebben met BEPS/OESO.
De fractie merkt op dat adviezen van de Raad van State met betrekking tot dit onderwerp
in acht genomen dienen te worden. Het advies van de Raad van State is doorslaggevend,
aldus de fractie.
De fractie deelt de mening van de andere fracties om een technische briefing te organiseren.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Centrale Commissie van de 8e mei 2023.
De Rapporteur, Ch.M. America-Francisca
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.