Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 362 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met een aanpassing van de aanvullende regeling voor antiek, kunst- en verzamelvoorwerpen, en in verband met aanpassingen van de bepalingen inzake plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting bij bepaalde diensten die virtueel aan een afnemer worden verricht
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk en wenselijk is de regeling
voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten,
en de bepalingen inzake plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting bij diensten
die virtueel aan een afnemer worden verricht in de wetgeving inzake omzetbelasting
aan te passen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/542 van de Raad van 5 april 2022
tot wijziging van Richtlijnen 2006/112/EG en (EU) 2020/285 wat de btw-tarieven betreft
(PbEU 2022, L 107);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 6d wordt toegevoegd:
Dit artikel is niet van toepassing op het verlenen van toegang tot de evenementen
indien de aanwezigheid virtueel is.
B
Aan artikel 6e, eerste lid, wordt toegevoegd:
Indien de diensten en de daarmee samenhangende diensten betrekking hebben op activiteiten
die worden gestreamd of anderszins virtueel ter beschikking worden gesteld, is de
plaats van de dienst evenwel de plaats waar de andere dan een als zodanig handelende
ondernemer is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
C
Artikel 28c, eerste lid, aanhef en onderdeel a, komt te luiden:
1. Indien de bij deze wet behorende tabel I, onderdeel a, post 29, niet van toepassing
is op de levering aan de wederverkoper, de invoer door de wederverkoper of de door
de wederverkoper verrichte intracommunautaire verwerving van kunstvoorwerpen, voorwerpen
voor verzamelingen en antiquiteiten, is op verzoek van de wederverkoper artikel 28b,
eerste lid, van overeenkomstige toepassing op de leveringen van:
a. kunstvoorwerpen die hem zijn geleverd door:
1°. de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of
2°. een ondernemer, andere dan een wederverkoper;.
ARTIKEL II
De wederverkoper waarvan het verzoek door de inspecteur is ingewilligd, bedoeld in
artikel 28c, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, en die tot en met 31 december
2024 ter zake van een levering in aanmerking zou komen voor de toepassing van artikel 28c,
eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, zoals dat artikel luidde op die
datum, maar ter zake van die levering vanaf 1 januari 2025 niet meer in aanmerking
komt voor de toepassing van artikel 28c, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting
1968, zoals dat artikel komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C,
kan de belasting die hij ingevolge artikel 28e, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting
1968 niet in aftrek heeft gebracht alsnog in aftrek brengen in het eerste belastingtijdvak
van het kalenderjaar 2025.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Indien het Staatsblad waarin
deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2025, treedt zij in werking
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2025.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.