Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 332 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 22 mei 2023
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave
Blz.
1.
Algemeen deel
1
1.1 Inleiding
2
2.
Administratieve lasten en financiële consequenties
5
3.
Artikelsgewijze toelichting
6
Artikel I
6
Elfde lid (nieuw)
6
1. Algemeen deel
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van
de Vreemdelingenwet 2000 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen
van derde landen met het oog op hooggekwalificeerde baan (hierna: het wetsvoorstel).
Deze leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden zien veel meerwaarde in de Europese Blauwe Kaart en zien
het als een positief gegeven dat deze op Europees niveau meer gelijk wordt getrokken.
Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
maken van de gelegenheid gebruik voor het stellen van vragen aan de regering.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben
nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.
1.1 Inleiding
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Unie (EU) inzet op «inclusievere
toelatingscriteria». Kan de regering toelichten wat hier precies mee wordt bedoeld?
Hoe gaan deze toelatingscriteria verschillen van de huidige toelatingscriteria?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EU beoogt de bestaande regelingen voor hooggekwalificeerde
werknemers uit derde landen aantrekkelijker te maken. Kan de regering toelichten wat
het verwachte effect is van het aantrekkelijker maken van de regelingen? Zijn er specifieke
doelstellingen die de EU wil behalen ten aanzien van het aantrekken van hooggekwalificeerde
werknemers? Gaat dit effect hebben op de instroom naar Nederland? Zo ja, hoe groot
is het verwachte effect?
De leden van de VVD-fractie lezen verschillende manieren waarop de EU de toelatingsvoorwaarden
van de Europese blauwe kaart wil versoepelen. Kan de regering toelichten hoe wordt
gewaarborgd dat er geen misbruik wordt gemaakt van deze versoepelingen? Kan de regering
toelichten in welke mate er momenteel sprake is van misbruik van de Europese blauwe
kaartregeling? Welk effect verwacht de regering dat deze versoepelingen gaan hebben
op de mate van misbruik?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er door de wetswijziging een langere periode
van werkloosheid wordt toegestaan, met name wanneer de houder van de Europese blauwe
kaart langer dan twee jaar houder is van deze kaart. Kan de regering toelichten waarom
hiervoor gekozen is? Kan de regering toelichten wat de financiële gevolgen van deze
wetswijzing zijn? Kan de regering toelichten wat de impact op de sociale zekerheid
in Nederland zal zijn?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe deze wetswijzigingen zich verhouden tot de
noodzaak om meer grip te krijgen op migratie, en meer specifiek op gezinshereniging.
Deze leden vragen waarom de regering enerzijds werkt aan maatregelen om meer grip
op migratie te krijgen en de instroom van migranten te beheersen, maar dat de eis
van een arbeidsovereenkomst of bindend baanaanbod voor tenminste twaalf maanden wordt
verlaagd naar zes maanden. Dit kan een aanzuigende werking hebben, waardoor de instroom
van migranten toeneemt. Hoe beoordeelt de regering dit risico op een aanzuigende werking
en een toename van de instroom?
De leden van de VVD-fractie lezen dat indien de houder van de Europese blauwe kaart
al een dergelijk verblijf heeft gehad in een eerste lidstaat, voor een verblijf in
een opeenvolgend lidstaat een verblijf van ten minste zes maanden als houder van de
Europese blauwe kaart voldoende is. Hoe wordt ervoor gezorgd dat een houder van de
Europese blauwe kaart niet gaat land-hoppen binnen EU-lidstaten en zo niet meer terugkeert
naar het land van herkomst?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering geen gebruik heeft gemaakt van de
mogelijkheid om eenvoudiger procedures en toelatingsvoorwaarden te hanteren voor erkende
werkgevers, zoals beschreven in artikel 13 van de herziene Richtlijn kennismigranten.
Daarnaast lezen deze leden in de herziene Richtlijn kennismigranten het belang van
ethisch werven en dat het daarbij passend is om meer mogelijkheden te scheppen voor
circulaire en tijdelijke arbeidsmigratie, teneinde de «brain drain» om te zetten in
een «brain gain». Deze leden vragen de regering hierop te reflecteren en toe te lichten
waarom hierover niets is opgenomen in het voorliggende voorstel.
De leden van de CDA-fractie lezen dat met het wetsvoorstel een duidelijk en transparant
Uniebreed toelatingsstelsel gecreëerd wordt dat hooggekwalificeerde werknemers uit
derde landen voor langere termijn naar de EU trekt én ervoor zorgt dat zij hier blijven
en dat daarnaast mobiliteit bevorderend voor die werknemers is. Kan de regering nader
toelichten waarom zij van mening is dat hierdoor werknemers uit derde landen voor
langere termijn naar de EU komen en hier blijven? Acht de regering het wenselijk dat
in alle gevallen deze medewerkers voor een langere tijd zich vestigen in Nederland?
Wordt het hiermee voor bijvoorbeeld kennismigranten uit andere werelddelen zoals Azië
(China) makkelijker om toelating te krijgen tot Nederland? Zo ja, wat betekent dit
dan voor onze kenniseconomie en de zorgen die hierover bestaan met name ten aanzien
van statelijke actoren?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie in haar voorstel schreef
dat de nieuwe Europese blauwe kaartregeling naar schatting een positief jaarlijks
economisch effect zal hebben van € 1,4 miljard tot € 6,2 miljard voor de lidstaten.
Deze leden vragen wat de schatting van het jaarlijks economisch effect is voor Nederland.
Kan de regering dit beargumenteren en deelt zij dit standpunt van de Europese Commissie?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de blauwe kaart hooggekwalificeerde werknemers
van buiten de EU het recht geeft om in elk EU-land te wonen en te werken, met uitzondering
van Denemarken en Ierland. Deze leden vragen welke beperkingen gelden voor werknemers
om te wonen en werken in beide landen en of hier veranderingen optreden ten aanzien
van de huidige Europese blauwe kaartregeling. Wordt er gestreefd naar een regeling
die in heel de EU geldig is? Is het mogelijk dat ook andere landen dezelfde uitzonderingspositie
krijgen als Denemarken en Ierland? Zo ja, hoe reëel is en dit en om welke landen zou
dit kunnen gaan?
De leden van de CDA-fractie lezen dat houders van een Europese blauwe kaart een zelfstandige
activiteit mogen uitoefenen naast het beroep van hun blauwe kaart. Zijn hier restricties
aan verbonden, bijvoorbeeld in het aantal uur dat minimaal gewerkt moet worden in
het beroep van de hun blauwe kaart en/ of het maximale aantal uur dan houders van
een Europese blauwe kaart zelfstandige activiteiten mogen uitoefenen? Bestaat hier
de kans op verdringing van de arbeidsmarkt voor inwoners met de Nederlandse nationaliteit?
Heeft deze wijziging ook effect op het gelijktrekken van criteria tussen lidstaten
in het verlenen van de blauwe kaart ten aanzien van salariseisen. Zo nee, heeft dit
dan naar het oordeel van de regering effect op de aantrekkelijkheid van Nederland
of andere lidstaten?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de verwachting
is dat er geen toename van kennismigranten ontstaat, maar eerder een verschuiving
van kennismigratie via nationale regeling naar de EU-blauwe kaartregeling. Waarom
is dit de verwachting? Een erkende referent als werkgever is toch altijd nog een snellere
procedure dan de Europese blauwe kaartvoorwaarden?
De leden van de SP-fractie vragen op welke manier de criteria voor de blauwe kaart
na de implementatie van de wetswijziging nog zullen verschillen met de criteria voor
nationale werkvergunningen buiten de EU. Kan de regering dit toelichten? Zal door
deze wetswijziging bijvoorbeeld worden ingeleverd op oorspronkelijke salariseisen
die golden voor blauwe kaarthouders?
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er met de wijziging
wordt beoogd dat «hooggekwalificeerde werknemers uit derde landen voor langere termijn
naar de EU trekken én dat de wijziging ervoor zorgt dat zij hier blijven». Is dit
ook beleid van de regering? Onderschrijft de regering de mening van deze leden dat
dit ervoor kan zorgen dat derde landen hooggekwalificeerde werknemers juist kwijtraken?
De leden van de SP-fractie lezen daarnaast dat de eis voor de arbeidsovereenkomst
wordt verlaagd naar zes maanden. Hierdoor kan de duur van het werk in Nederland erg
kort zijn. Wat doet de regering eraan om te voorkomen dat mensen hierna op straat
komen te staan of werkeloos in Nederland blijven?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op nut en noodzaak van de
Richtlijn 2021/1883. Welk(e) proble(e)m(en) wordt of worden hiermee opgelost? Gaat
het dan enkel om het creëren van een gelijker speelveld, of ziet de richtlijn ook
op een bredere beleidswijziging ten aanzien van het versoepelen van de regels voor
arbeidsmigranten?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering tevens toe te lichten in welk kader
deze richtlijn staat. Wat is de rationale achter deze richtlijn? Hoe kijkt de regering
aan tegen de wens, zoals geschetst in de inleiding van de richtlijn, te komen tot
een soepeler arbeidsmigratiebeleid binnen de Europese Unie? Hoe beoordeelt zij de
genoemde richtlijn in dat licht?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering uiteen te zetten op welke punten sprake
is van een strikte implementatie van de richtlijn, en op welke onderdelen gekozen
is voor een (iets) ruimere interpretatie, en om welke reden. Daarnaast vragen zij
in een tabel aan te geven hoe de regelgeving per bepaling er op dit moment uitziet,
hoe die op grond van de richtlijn moet worden gewijzigd en voor welke implementatie
de regering kiest.
De leden van de SGP-fractie lezen in de overwegingen bij de richtlijn: «De lidstaten
moeten er ook voor zorgen dat aanvragers van een Europese blauwe kaart niet in een
minder gunstige positie verkeren dan aanvragers van nationale verblijfsvergunningen
met betrekking tot erkenningsprocedures voor werkgevers, en dat zij geen hogere leges
moeten betalen voor de behandeling van hun aanvraag.» Vindt de regering dat een aanvrager
van een Europese blauwe kaart op dit moment in een minder gunstige positie verkeert
dan een aanvrager van een nationale verblijfsvergunning in Nederland? Wat is de hoogte
van de lege die moet worden betaald voor behandeling van de aanvraag in Nederland,
in geval van nationale verblijfsvergunning en in geval van een Europese blauwe kaart?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering of en hoe zij invulling wenst te geven
aan de volgende overweging ten aanzien van de richtlijn: «Deze richtlijn mag geen
afbreuk doen aan het recht van de lidstaten zelf te bepalen hoeveel onderdanen van
derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten om
daar arbeid te verrichten, zoals in artikel 79, lid 5, van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU) is voorgeschreven. Op die grondslag moeten
de lidstaten een aanvraag voor een Europese blauwe kaart niet-ontvankelijk kunnen
verklaren of kunnen afwijzen.» Welke mogelijkheden worden door Nederland op dit moment
benut om invulling te geven aan deze eigen bevoegdheid?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de richtlijn wordt beperkt tot hooggekwalificeerde
werknemers uit derde landen. Waarom is de regeling beperkt tot hooggekwalificeerde
werknemers uit derde landen? Hoe beoordeelt de regering de (onbedoelde) negatieve
gevolgen van een dergelijke regeling voor de landen van herkomst, en hoe is dit meegewogen
in het wetsvoorstel?
De leden van de SGP-fractie vragen een reflectie van de regering op de versoepelingsvoorstellen
ten aanzien van de toestroom aan arbeidsmigranten. Deze leden lezen dat de regering
niet direct een toename verwacht van het aantal kennismigranten. Wat betekent in dit
verband «niet direct»? Welke feiten en aannames liggen aan deze verwachting ten grondslag?
De leden van de SGP-fractie vragen specifiek hoe de regering de versoepeling beoordeelt
dat de aanvrager een arbeidsovereenkomst of een bindend baanaanbod voor ten minste
zes maanden heeft en voldoet aan de overige voorwaarden, toegelaten wordt. Het betreft
hier een halvering van de norm. Deze leden ontvangen graag het oordeel van de regering
op dit punt, aangezien het een forse koerswijziging betreft met mogelijke gevolgen
voor het Nederlandse arbeidsmigratiebeleid.
2. Administratieve lasten en financiële consequenties
De leden van de VVD-fractie lezen dat de herziening van de richtlijn zal leiden tot
een toename van het aantal aanvragen van de Europese blauwe kaart. Kan de regering
toelichten waarom er dan voor deze versoepelingen is gekozen en niet voor maatregelen
die de druk op organisaties zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) kunnen
verminderen? Deze leden vragen hoe de aangekondigde wetswijzigingen zich verhouden
tot de huidige migratiecrisis in Nederland.
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de basis de IND voldoende is toegerust op
de uitvoering van deze werkzaamheden. Kan de regering dit onderbouwen? Deze leden
lezen dat de regering van mening is dat het niet de verwachting is dat het verschoven
accent van nationale kennismigranten vergunningen naar de Europese blauwe kaart zal
leiden tot een toename van het aantal gerechtelijke procedures. Kan zij dit nader
toelichten?
De leden van de SGP-fractie wijzen op de enorme wachttijden bij de IND bij het beoordelen
van aanvragen als gevolg van de toegenomen asielinstroom. Deze leden vragen of dat
ook consequenties heeft voor de beoordeling van de aanvragen voor kennismigranten.
Daarnaast willen zij weten welke invloed de voorgestelde wijzigingen in dit wetsvoorstel
hierop heeft.
3. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Elfde lid (nieuw)
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de Kamer het genoemde besluit kan verwachten.
De voorzitter van de commissie, Kat
De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.