Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het definitieve besluit concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen (Kamerstuk 31765-772)
2023D20316 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief Definitief besluit concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen (Kamerstuk 31 765, nr. 772).
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Bakker
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie Den Haan
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor zijn brief met daarin zijn definitieve
besluit ten aanzien van de concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen.
Zij danken de Minister voor zijn brief en steunen het besluit van de Minister. Deze
leden zien dit definitieve besluit niet als einde van een proces, maar juist als het
begin van een volgend proces en hebben hierover nog een enkele vraag. Eerder heeft
de Minister aangegeven de brief met daarin zijn visie op alle (hoog complexe) zorg
die ten behoeve van kwaliteitsverbetering geconcentreerd moet worden rond de zomer
naar de Kamer zal sturen. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de stand
van zaken omtrent deze brief. Loopt de Minister op schema of verwacht hij vertraging?
Welke lessen uit het proces rondom de concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen
neemt de Minister mee in deze visie?
Genoemde leden lezen dat binnenkort een begeleidingscommissie tot stand zal worden
gebracht, ten behoeve van de transitieperiode en het vormgeven van de transitie. Zal
deze begeleidingscommissie ook betrokken patiënten en aanpalend zorgveld betrekken
bij de begeleiding?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Met interesse hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van het besluit van
de Minister over de concentratie van de concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen.
Deze leden hechten veel waarde aan de beste zorg voor deze patiënten en snappen goed
dat het vaak doen van een interventie of ingreep effect heeft op de kwaliteit van
zorg. Deze leden kunnen zich dan ook vinden in het besluit van de Minister. Zij onderschrijven
wel dat het belangrijk is om snel met een bredere visie te komen op de inrichting
van het zorglandschap en roepen de Minister op om hier ook snel duidelijkheid over
te geven. Ook vragen deze leden de Minister om bij het nemen van vervolgstappen goed
op te trekken met zorgprofessionals en patiënten, zodat zij ook goed betrokken worden
bij de uitwerking van het besluit.
Genoemde leden zien daarnaast dat goede gegevensuitwisseling, zowel primair als secundair,
van groot belang is voor goede zorg. Zij willen daarom nogmaals het belang onderstrepen
dat er naast uitwisseling van expertise en patiëntgegevens, ook ingezet wordt op het
uitwisselen van onderzoeksdata, omdat dit bijdraagt aan goede zorg.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het definitieve
besluit van de Minister over de concentratie van kinderhartinterventiecentra. Deze
leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen. Zij begrijpen uit de woorden van de
Minister dat hij het veld verwijt al dertig jaar te treuzelen met het nemen van een
beslissing over de concentratie van de kinderhartinterventiecentra en dat dit zijn
beslissing rechtvaardigt om nu de knoop door te hakken. Deze leden willen de Minister
erop wijzen dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dan ook dertig
jaar de tijd heeft gehad om heldere criteria op te stellen en te werken aan een open
en transparant proces. Genoemde leden constateren dat dit niet is gebeurd.
De betrokken universitair medische centra (UMC’s) daarentegen hebben intussen wel
degelijk werk gemaakt van de concentratie, in de jaren negentig waren er nog zeven
kinderhartinterventiecentra en nu nog vier. Genoemde leden zijn dan ook van mening
dat niet de UMC’s maar de Minister er een rommeltje van heeft gemaakt. Wil de Minister
dit tenminste toegeven? Kan de Minister nog eens uitleggen wat precies de perceptie
is van het dogma «al 30 jaar wordt de beslissing uitgesteld om»? Onderdeel van die
perceptie is het verlagen van het sterftecijfer dat toen met de concentratie van kinderhartinterventies
in Zweden werd bereikt. Kan de Minister in een tabel aangeven wat het sterftecijfer
van kinderhartinterventies in Zweden en Nederland toen was en wat die in Nederland
en Zweden nu is? Een ander deel van dat dogma van dertig jaar is dat er moet worden
gecentraliseerd. Waarom is bij het centraliseren van zeven naar vier kinderhartinterventiecentra
dat dogma niet ingelost en bij zeven naar twee wel?
De leden van de PVV-fractie constateren dat de beslissing van de Minister in feite
is gebaseerd op de criteria «grootste» en «regionale spreiding». Welke cijfers worden
hierbij gehanteerd? Op basis waarvan is het Erasmus MC het «grootste» kinderhartinterventiecentrum?
Zijn de criteria «grootste» en «regionale spreiding» leidend voor verdere concentraties
in de zorgsector?
Deze leden betwijfelen of deze concentratie de kwaliteit van de kinderhartinterventiezorg ten goede komt. De toegankelijkheid staat in ieder geval onder
druk. De aangekondigde juridische stappen van de UMC’s in Leiden en Utrecht zullen
ook niet bevorderlijk zijn voor de samenwerking, aldus deze leden. Had de Minister
de gang naar de rechter niet kunnen voorkomen? Is het feit dat zorgpartijen naar de
rechter stappen geen teken van falend beleid? Zorgaanbieders hebben immers wel wat
anders te doen dan zich bezig te houden met tijdrovende rechtszaken. Graag ontvangen
genoemde leden een reactie.
De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen over de noodzakelijke aanpassingen en
verbouwingen die in Groningen en Rotterdam nog moeten plaatsvinden om de toeloop van
patiënten aan te kunnen. Wat als dit niet binnen tweeënhalf jaar gerealiseerd kan
worden en de afbouw van de centra in Leiden en Utrecht al voltooid is? Hoe wordt geborgd
dat de wachttijden voor patiënten niet gaan oplopen? Deze leden zien in dat de concentratie
van kinderhartinterventies naar Groningen en Rotterdam vooral een grote aantrekkingskracht
op het Erasmus MC zal hebben. De Minister schrijft dat mitigerende maatregelen nodig
zijn om het aantal interventies in Groningen op het minimumaantal te krijgen. Wat
zijn dat voor mitigerende maatregelen? Graag ontvangen deze leden een uitputtende
lijst en een plan van aanpak hoe dat te realiseren is. Wat gaat de Minister doen om
te voorkomen dat het UMC Groningen de minimumaantallen niet haalt en alsnog omvalt,
waardoor het Erasmus MC het enige kinderhartinterventiecentrum van Nederland wordt
met alle kwetsbaarheden van dien? Welke kwetsbaarheden ontstaan er – naast bijvoorbeeld
een uitbraak van meticillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA) waardoor operaties
niet door kunnen gaan – als maar een kinderhartinterventiecentrum overblijft in Nederland?
Met het niet bekend zijn met welke mitigerende overgangsmaatregelen wordt gerekend,
ontstaat een onwerkbare situatie. Wanneer maakt de Minister de mitigerende maatregelen
bekend? Het Prinses Máxima Centrum (PMC) heeft daarbij aangegeven dat de zorg voor
hun patiënten niet met mitigerende maatregelen is op te lossen. Wat is de reactie
van de Minister daarop? Gaarne ontvangen genoemde leden een uitleg met details. Deze
leden willen de Minister er nogmaals op wijzen dat ook de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) met de aanbeveling kwam om eerst het academisch zorglandschap in kaart te brengen
voordat concentratiebeslissingen worden genomen. Waarom heeft de Minister deze aanbeveling
naast zich neergelegd? Nu de Minister deze aanbeveling naast zich neerlegt, krijgen
genoemde leden het gevoel dat de hele NZa-analyse slechts een zoethoudertje was richting
de Kamer. Zij roepen de Minister daarom nogmaals op om te stoppen met de concentratie
van de kinderhartinterventiecentra, om deze hoog-specialistische zorg uit de marktwerking
te halen en middels een bekostigingsbijdrage te financieren zodat er niet meer vier
concurrerende bedrijven zijn maar vier locaties die samen de kinderhartinterventies
doen, en daarna met een visie te komen op het academisch zorglandschap en hierover
met de Kamer in debat te gaan en te stoppen met te handelen als een olifant in een
porseleinkast.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het definitief besluit over concentratie
van interventies bij aangeboren hartafwijkingen. Deze leden hadden bij voorkeur gezien
dat de betrokken instellingen en professionals zelf met een voorstel waren gekomen
waar deze zorg geconcentreerd zou moeten worden. Beter nog zouden UMC’s met een totaalplan
moeten komen voor een goede verdeling van alle hoog complexe, laagvolume specialistische
zorg over heel Nederland. Nu deze bestuurders en zorgprofessionals echter al jarenlang
deze verantwoordelijkheid niet op zich hebben genomen, steunen de leden van de CDA-fractie
de keus van de Minister om zelf hierover een knoop door te hakken. Deze leden steunen
ook de keuze om te concentreren in Rotterdam en Groningen. Zij hebben wel nog enkele
vragen bij de brief van de Minister.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn de Kamer geïnformeerd kan worden
over een gedegen transitieplan, waar mitigerende maatregelen een onderdeel van zijn.
De Minister schrijft dat voor de gevolgen voor de zorg in het PMC mitigerende maatregelen
kunnen worden ingezet, wanneer in het UMC Utrecht geen interventies meer plaatsvinden.
In de impactanalyse van de NZa staat hierover dat voor de inzet van de kinderinterventiecardioloog
goede afspraken nodig zijn tussen een interventielocatie en het PMC om de benodigde
zorg te leveren in het PMC. Daarnaast is volgens de NZa aanvullend beleid bij concentratie
van congenitale hartzorg noodzakelijk. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister
deze twee zaken bedoelt met de benodigde mitigerende maatregelen die nodig zijn voor
het PMC, of dat ook andere maatregelen nodig zijn. Deze leden vragen op welke wijze
ingezet wordt om deze maatregelen op tijd te kunnen nemen. De Minister geeft aan dat
de gevolgen van het voorgenomen besluit groot kunnen zijn voor het kinderziekenhuis
en de Pediatrische Intensive Care Unit (PICU) van het Leids Universitair Medisch Centrum
(LUMC), maar dat volgens de impactanalyse van de NZa op dit punt mitigerende maatregelen
mogelijk zijn. Genoemde leden vragen de Minister om aan te geven welke mitigerende
maatregelen dat zijn, en op welke termijn deze maatregelen genomen kunnen worden.
De Minister zal zelf een adviescommissie van onafhankelijke en gezaghebbende deskundigen
instellen die de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) gaat
ondersteunen en adviseren bij de herinrichting van het academisch zorglandschap. De
leden van de CDA-fractie vragen of de taakopdracht van deze adviescommissie alleen
de transitieperiode van tweeënhalf jaar in het kader van de concentratie van interventies
bij aangeboren hartafwijkingen betreft, of dat ook breder geadviseerd wordt over de
verdeling van alle hoog complexe, laagvolume specialistische zorg over heel Nederland.
Genoemde leden vragen tevens op welke wijze deze adviescommissie een goede betrokkenheid
zal borgen van patiëntenorganisaties.
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte of de Minister kan aangeven welke instellingen
inmiddels hebben aangegeven mogelijk een bezwaar- en beroepsprocedure te zullen starten
en welke impact dat heeft (of kan hebben) op de transitieperiode van tweeënhalf jaar.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het besluit om de interventies
bij mensen met een aangeboren hartafwijking te concentreren in twee centra. Zij blijven
zeer kritisch op dit besluit en hebben hierover nog een aantal kritische vragen en
opmerkingen. Deze leden constateren dat de Minister nog steeds niet voldoende onderbouwd
heeft waarom een scenario met drie interventiecentra niet mogelijk was. De volumenormen
waar dit op is gebaseerd worden immers niet door alle experts onderschreven. Kan de
Minister alsnog met een betere onderbouwing komen?
De Minister schrijft in zijn brief over de reactie van de Nederlandse Vereniging voor
Thoraxchirurgie (NVT) «dat zij het aantal van 60 niet als veldnorm ziet, maar [...]
evenmin een andere norm hiervoor in de plaats [heeft] gesteld». Genoemde leden wijzen
erop dat het feit dat de NVT geen alternatief heeft geboden, niet betekent dat die
volumenorm van zestig ingrepen bij kinderen tot dertig dagen minder controversieel
is. Waarom heeft de Minister niet gekeken of een breder gedragen volumenorm opgesteld
zou kunnen worden?
De leden van de SP-fractie constateren dat het nog niet duidelijk is wat precies zal
worden gedaan om te voorkomen dat andere typen zorg in de centra waar de interventies
verdwijnen, in gevaar komen. Uit de impactanalyse van de NZa bleek immers «dat concentratie
van de AHA-zorg grote en onomkeerbare gevolgen heeft voor een ziekenhuis dat de zorg
moet overdragen»1. Wanneer kan de Minister duidelijkheid geven over welke maatregelen genomen worden
om ervoor te zorgen dat geen andere typen zorg in de centra verdwijnen of in kwaliteit
achteruit gaan?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister hoe hij de unaniem aangenomen motie-Hijink2 gaat uitvoeren, over garanderen dat de concentratie van de kinderhartchirurgie niet
zal leiden tot sluiting van de PICU in het LUMC. Kan de Minister al aangeven hoe hij
ervoor gaat zorgen dat de kinder-Intensive Care (IC) in Leiden open kan blijven?
Genoemde leden vragen daarnaast wat er gebeurt als blijkt dat onvoldoende maatregelen
kunnen worden genomen om te voorkomen dat andere typen zorg in gevaar komen. Wordt
dit besluit dan alsnog doorgezet, ook als dat bijvoorbeeld betekent dat de kinder-IC
in het LUMC verdwijnt? Of is de Minister dan alsnog bereid om dit besluit te herzien
en een integrale analyse te maken van het academische zorglandschap voor kindzorg?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het definitieve besluit over
de concentratie van interventies bij aangeboren hartafwijkingen. Er is uitvoerig gesproken
over het besluit en het proces naar het besluit toe. Deze leden zijn in dit gehele
proces zeer kritisch geweest. Zij vinden het belangrijk dat er, na tussenkomst van
de Kamer, een impactanalyse is uitgevoerd door de NZa. Uit deze impactanalyse kwam
duidelijk naar voren dat het kinderhartcentrum in het UMC Groningen cruciaal is voor
de acute zorg in Noord-Nederland. Dat het UMC Groningen open blijft is dan ook een
logische keuze naar mening van deze leden. Zij blijven kritisch over de onderbouwing
van andere delen van het besluit. Zo blijft de keuze voor twee in plaats van drie
centra, zeer pijnlijk. Hoewel overeenstemming is in de literatuur dat een zekere mate
van concentratie bevorderlijk is voor de kwaliteit, staat de mate van concentratie
ter discussie. De kwaliteit van interventies bij aangeboren hartafwijkingen is in
Nederland erg hoog, en het is onduidelijk of de verdere concentratie van centra per
definitie leidt tot een hogere kwaliteit. De onenigheid in het veld over de veldnorm
van minimaal zestig ingrepen per jaar bij pasgeborenen onderschrijft dat de keuze
voor twee centra niet noodzakelijk was. Ook als het gaat om de beschikbaarheid van
professionals is de concentratie naar twee centra niet nodig. Zo blijkt uit de NZa
impact analyse (bladzijde 76) dat met drie centra nog steeds voldaan kan worden aan
de norm van vier specialisten per centrum.
De leden van de PvdA-fractie zullen scherp in de gaten houden hoe het nu verder gaat
met de concentratie van kinderhartcentra, maar ook met de bredere ambities van de
Minister om hoog complexe, laag volume zorg te concentreren. Deze leden hechten groot
belang aan de mitigerende maatregelen die zullen moeten worden genomen in de UMC’s
die hun kinderhartcentrum verliezen. Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden van
de verdere stappen in de concentratie van de kinderhartcentra? Hoe wordt gemonitord
hoe dit besluit straks uitpakt voor de UMC’s, wat dit betekent voor de kwaliteit van
de zorg voor patiënten met een aangeboren hartafwijking en hoe het verder gaat met
de bijzondere interventies die alleen in het LUMC of het UMC Utrecht verricht konden
worden? Kan de Minister aangeven of er andere specialismen zijn die hij wil concentreren?
Zo ja, welke specialismen zijn dit en wat voor proces, inclusief tijdslijn, ziet de
Minister bij deze specialismen voor zich? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat UMC’s
niet worden uitgekleed?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van de Minister
om de kinderhartchirurgie te concentreren in Groningen en Rotterdam. Nu het besluit
is genomen, hebben genoemde leden nog wel een aantal vragen over het proces in de
toekomst. Zij lezen dat een transitieperiode van tweeënhalf jaar geldt voor de ziekenhuizen
om de interventies te verplaatsen naar de twee centra in Groningen en Rotterdam. Deze
leden vragen de Minister of deze periode ook wordt gebruikt om andere zorg te concentreren
in Utrecht en Leiden. Hoe ziet dat proces eruit?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook nog een aantal vragen over de mitigerende
maatregelen. Kan de Minister schetsen welke maatregelen genomen zullen worden en wat
daar de effecten van zullen zijn op het LUMC en UMC Utrecht? Kan de Minister ook een
beeld geven van de financiële compensatie die beschikbaar wordt gesteld aan de UMC’s?
Tot slot vragen deze leden wat de stand van zaken is van de andere concentratie-vraagstukken
van super specialistische zorg. Zijn nieuwe trajecten opgestart om zorg te concentreren?
Hoe staat dat specifiek met kankerzorg, aangezien de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties
(NFK) vorig jaar aangaf dat de zorg voor zeldzame kankers nog onvoldoende is geconcentreerd
en daar nog grote kwaliteitswinst is te halen?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het definitieve besluit van de
Minister inzake de concentratie van interventies bij aangeboren hartafwijkingen. Zij
heeft grote zorgen over de gevolgen van dit besluit en over het proces van totstandkoming
van dit besluit. Als dit een blauwdruk moet zijn voor de concentraties van hoog complexe
zorg die nog moeten volgen, dan belooft dat weinig goeds. Wat het genoemde lid het
meest verbaast is dat dit onderwerp al zo’n dertig jaar onderwerp van discussie is,
maar dat er in die dertig jaar geen goede schets is gemaakt van op welke wijze het
academische zorglandschap ingedeeld zou moeten worden. Het lid van de BBB-fractie
denkt dat de Minister de plank heeft misgeslagen door de concentratie van de hoog
complexe hartzorg als een zelfstandig onderdeel te behandelen zonder goed inzicht
te hebben op de totale gevolgen voor de academische ziekenhuizen en zonder een beeld
te hebben van verdere concentraties die nog gaan volgen.
Op deze wijze is sprake van een versnipperd beleid dat de kwaliteit van de academische
ziekenhuizen geen goed zal doen. Waarom negeert de Minister de oproep van de NZa om
eerst een schets te maken van de toekomst van het academische zorglandschap en zo
te kiezen voor een integrale aanpak? In de beleving van het lid van de BBB-fractie
is nu sprake van incidentenbeleid, niet van beleid waarin een duidelijke koers wordt
gevaren met een bekende bestemming. Hoe gaat de Minister de overige concentraties
aanpakken? Gaat hij nu wel gevolg geven aan de oproep van de NZa? Zo nee, waarom niet?
Het lid van de BBB-fractie maakt zich zorgen over de gevolgen van de keuze die nu
gemaakt is. Deze zorg betreft dan met name het UMC Utrecht. In het verleden is ervoor
gekozen om de kinderoncologie te concentreren in Utrecht, in het naastgelegen PMC.
In dit ziekenhuis vindt hoogwaardige zorg voor kinderen met kanker plaats. Bij deze
kinderen worden ook vaak hartproblemen geconstateerd, al dan niet als gevolg van de
behandelingen die ze krijgen.
Het gaat hierbij zeker om zestig verrichtingen per jaar die noodzakelijk zijn en vallen
onder de hoog complexe hartzorg. Het gaat bovenal om acute zorg. Genoemd lid maakt
zich dan ook zorgen over hoe dit in de toekomst moet. Hoe ziet de Minister dit precies
voor zich? Deze kinderen zullen vervoerd moeten worden naar Rotterdam. Het gaat hier
om kinderen die al in een langdurig ziekteproces zitten. Is dit een overweging geweest
bij de definitieve keuze? Welke waarde heeft de Minister daar dan aan gegeven? Zou
de stapeling van ziektes en aandoeningen en de gevolgen van het besluit van de Minister
voor deze kinderen en hun ouders niet van een groter belang moeten zijn?
Genoemd lid wil graag weten hoe de transitieperiode er precies uit gaat zien. Hoe
draagt de Minister zorg voor de personele consequenties? Draait de Minister simpelweg
de geldkraan dicht? Het gaat hier om personeel dat zeer gespecialiseerd is en hoogwaardige
zorg verleent. Verwacht de Minister dat dit personeel van het ene ziekenhuis overstapt
naar het andere? Wordt dit begeleid? Hoe gaat de Minister om met het feit dat door
de manier waarop dit proces is verlopen er ernstige verstoringen in de onderlinge
verhoudingen tussen ziekenhuizen zijn ontstaan? Erkent de Minister dat juist goede
verhoudingen nodig zijn om deze transitie goed te laten verlopen?
Het lid van de BBB-fractie heeft ook wat vragen over de zogenaamde mitigerende maatregelen
(maatregelen die de negatieve effecten moeten verminderen). De Minister stelt dat
de effecten op de aanpalende zorg voor kinderen met kanker in Utrecht op te lossen
zijn met mitigerende maatregelen. Het PMC denkt daar anders over en stelt dat de acute
zorg voor hun patiënten niet met mitigerende maatregelen is op te lossen. Welke mitigerende
maatregelen ziet de Minister wel, die het PMC niet ziet, voor acute interventies die
niet gepland kunnen worden? Bovendien zijn de effecten op de aanpalende zorg voor
het UMC Utrecht, Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) en PMC niet in beeld gebracht.
Is de Minister voornemens dit alsnog te doen?
Het lid van de BBB-fractie maakt zich grote zorgen over de volgende tekst uit de zienswijze
van het PMC: «het Vertrek van het kinderhartteam uit het WKZ leidt in een aantal gevallen
tot levensbedreigende situaties voor kinderen met kanker, hetgeen het PMC onvoldoende
door samenwerking met een ander centrum kan opvangen». Heeft de Minister dit risico
in beeld gebracht? Is de Minister het met het dit lid eens dat dit soort risico’s
niet acceptabel zijn?
Genoemd lid vreest dat door het verlies van het kinderhartteam uit Utrecht de succesvolle
nationale concentratie van de zorg voor kinderen met kanker voor een belangrijk deel
teniet wordt gedaan. De ene concentratie brengt de voordelen van de andere concentratie
teniet. Dat kan nooit de bedoeling zijn en is precies de reden waarom er eerst een
toekomstschets voor het totale academische zorglandschap moet komen. Het lid van de
BBB-fractie staat dan ook op het standpunt dat de Minister een pas op de plaats moet
maken en zijn beslissing op moet schorten om zo de tijd te nemen om alsnog met een
toekomstbestendig beeld te komen, waarin ook andere vormen van concentratie van hoog
complexe zorg meegenomen wordt. Ook hier moeten de gevolgen voor aanpalende zorg goed
in beeld zijn gebracht en meegewogen worden in de beslissing.
Uiteraard zal dit betekenen dat geschoven wordt met zorg, maar als dit leidt tot een
gedragen uitkomst met voldoende toekomstperspectief voor alle academische ziekenhuizen
dan hebben alle academische ziekenhuizen daar baat bij. Ook wordt dan voorkomen dat
voor elke vorm van hoog complexe zorg die geconcentreerd gaat worden, ditzelfde traject
doorlopen moet worden. Een traject dat vooral verliezers kent en dat zijn niet in
de laatste plaats de patiënten.
Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie Den Haan
Het lid van de fractie Den Haan heeft kennisgenomen van het definitieve besluit over
de concentratie van interventies bij aangeboren hartafwijkingen. Zij is van mening
dat regionale spreiding niet als criterium moet worden meegenomen bij het concentreren
van hoog complexe zorg. Kwaliteit en de continuïteit van zorg moeten altijd voorop
staan. Kan de Minister aangeven of de selectiecriteria voor de keuze van toekomstige
concentraties van hoog complexe zorg nu zijn vastgesteld op welk centrum het grootst
is en of er goede regionale spreiding is? Wat het lid van de fractie Den Haan betreft
leidt dit besluit tot minder kwaliteit bij de concentratie van kinderoncologische
zorg. Klopt het dat de Minister deze afname van kwaliteit accepteert als een effect
van dit besluit?
In de brief geeft de Minister aan dat uit de impactanalyse blijkt dat er gevolgen
zijn voor de zorg in het PMC als het UMC Utrecht niet wordt aangewezen als interventiecentrum,
maar dat die gevolgen niet zodanig zijn dat die niet kunnen worden ingeperkt met mitigerende
maatregelen. Aan welke maatregelen denk de Minister? Kan de Minister aangeven welke
maatregelen hij zal nemen als blijkt dat de gevolgen voor de zorg voor patiënten met
kanker niet met mitigerende maatregelen kan worden opgelost? Heeft de Minister een
verkenning gedaan naar de mogelijkheden?
Tijdens het debat op 22 februari jongstleden heeft het lid van de fractie Den Haan
een motie ingediend3 waarin zij verzoekt alles op alles te zetten om hoog complexe ketenzorg voor kinderen
met kanker te verbreken en hier eerst onderzoek naar te doen. Deze motie is aangenomen.
Kan de Minister aangeven wanneer hij start met de uitvoering van die motie?
In de brief geeft de Minister aan dat hij een adviescommissie zal instellen die de
NFU zal ondersteunen bij het herinrichting van het medisch zorglandschap. Deze commissie
zal ook een goede betrokkenheid van alle patiëntenorganisaties borgen. Horen daar
ook de patiëntenorganisaties voor kinderoncologie bij? Zo ja, wat was de strekking
van deze gesprekken?
Het lid van de fractie Den Haan heeft al eerder aangeven dat volgens haar niet regionale
spreiding moet worden gehanteerd als belangrijk criterium maar regionale dekking.
Waarom heeft de Minister hier niet voor gekozen?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.