Brief regering : Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden
30 821 Nationale Veiligheid
21 501-02
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 181
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN
VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2023
Met deze brief informeren wij, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister
van Buitenlandse Zaken, en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
in nauwe afstemming met andere betrokken departementen, uw Kamer over de kabinetsaanpak
ten aanzien van strategische afhankelijkheden. Dit gebeurt conform de toezegging van
23 november 2022.1
In lijn met bovengenoemde toezegging gaat deze brief in op de concrete uitwerking
van de doelen en activiteiten van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden (hierna:
de taskforce). Over de oprichting van de taskforce is uw Kamer geïnformeerd in de
brief over Open Strategische Autonomie (OSA) van 8 november 2022.2 In het RBZ-verslag van 31 januari 2023 werd uw Kamer geïnformeerd over de eerste
planning van de taskforce.3 Tevens wordt met deze brief de motie van het lid Kuzu (DENK) afgedaan.4
Essentie
Het kabinet is doordrongen van de noodzaak de geopolitieke en geo-economische positie
van de EU en Nederland in de wereld te verstevigen om nationale en Europese publieke
belangen te kunnen blijven borgen. Het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden
maakt daarvan onderdeel uit, waarbij de EU het belangrijkste handelingsplatform is.
Betrouwbare waardeketens zijn cruciaal voor zowel ons verdienvermogen als onze nationale
veiligheid.
Een duidelijk voorbeeld van een risicovolle strategische afhankelijkheid – en het
afbouwen ervan – heeft zich het afgelopen jaar voorgedaan: het kabinet schreef op
22 april 2022 dat het de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen per eind
2022 wilde afbouwen – op 10 februari jl. heeft het kabinet aangegeven dat Nederland
vrijwel geen Russische energie meer importeert.5Bedrijven zijn primair verantwoordelijk voor de mitigatie van risico’s in hun eigen
waardeketens. Echter, daar waar dergelijk ingrijpend handelen om de risico’s van een
strategische afhankelijkheid te mitigeren noodzakelijk is, is het kabinet bereid deze
stappen te nemen. Dit was het geval bij de afbouw van afhankelijkheid van Russische
fossiele brandstoffen. Deze casus laat echter wel zien dat drastisch en/of acuut overheidsingrijpen
hoge kosten met zich meebrengt. Niet alleen in de vorm van hogere private en publieke
uitgaven, maar ook vanwege (in)directe impact op onder andere het investerings- en
vestigingsklimaat. Het is daarom van belang om telkens een gedegen afweging te maken
van de noodzaak en mate van overheidsingrijpen, waarbij vroegtijdig optreden met zo
min mogelijk marktverstoring de voorkeur geniet en altijd ook de eigen verantwoordelijkheden
voor het mitigeren van strategische afhankelijkheden van het bedrijfsleven worden
meegenomen in de afweging. Dit vergt blijvend overleg met en consultatie van het bedrijfsleven.
Daarbij geldt bovendien dat de mitigatie van risicovolle strategische afhankelijkheden
in complexere waardeketens vaak met meer onzekerheid gepaard gaat dan het voorbeeld
van Russische fossiele brandstoffen. De veelheid aan indirecte (politieke en economische)
consequenties bemoeilijkt de kosten-batenanalyse.
Strategische afhankelijkheden komen in veel verschillende waardeketens en sectoren
voor en beslaan zodoende de beleidsterreinen van meerdere departementen. Uit de Veiligheidsstrategie
voor het Koninkrijk der Nederlanden, die op 3 april jl. met uw Kamer is gedeeld, komt
naar voren dat op vier gebieden extra aandacht wenselijk is. Hierbij gaat het om:
i) kritieke grondstoffen en (fossiele) energie; ii) digitale en (hoogwaardige) technologische
toepassingen; iii) medische producten; en iv) voedselzekerheid.6 De identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden is een complex en
tijdrovend proces. Veel in gang gezette onderzoeken zijn nog niet afgerond. In deze
brief wordt ingegaan op de voorlopige appreciatie van de in de geo-economische monitor
geïdentificeerde strategische afhankelijkheden, inclusief mitigerende stappen die
gezet worden. Daarbij moet worden opgemerkt dat vanwege strategische en nationale
veiligheidsoverwegingen waakzaam omgegaan dient te worden met de wijze waarop we openlijk
communiceren over de kwetsbaarheden van de Nederlandse en Europese economie.
Via de verschillende verantwoordelijke ministeries wordt u met regelmaat geïnformeerd
over de wijze waarop met strategische afhankelijkheden wordt omgegaan.7 Het kabinet draagt reeds op verschillende manieren bij aan het verminderen van de
Nederlandse risicovolle strategische afhankelijkheden. Dit gebeurt zowel op nationaal
als op Europees niveau.8 Recente concrete voorbeelden hiervan zijn onder andere de nationale grondstoffenstrategie
en de nog te verschijnen Nationale Technologiestrategie (NTS).
Gelet op de interdepartementale aspecten van deze thematiek is een kabinetsbrede aanpak
noodzakelijk. Om deze aanpak en de rol van de interdepartementale taskforce strategische
afhankelijkheden hierbinnen uiteen te zetten, gaat deze brief in op i) de definitie
en identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden; ii) de uitgangspunten
voor mitigatie van deze afhankelijkheden; iii) de kerntaken van de taskforce, complementair
aan de verantwoordelijkheden van individuele departementen en iv) een planning van
de activiteiten van de taskforce.
1. Definitie en identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden
1.1 De definitie van risicovolle strategische afhankelijkheden
De kabinetsbrede aanpak ziet op het adresseren van risicovolle strategische afhankelijkheden
tussen landen. Afhankelijkheden zijn niet per definitie problematisch: wederzijdse afhankelijkheden vormen de hoeksteen
van het mondiale handelssysteem, waardoor specialisatie kan optreden, innovatie wordt
gestimuleerd, producten toegankelijk blijven, wetenschappelijke kennis circuleert
en onze welvaart en koopkracht toeneemt. We spreken onder meer van een afhankelijkheid
voor Nederland als (i) we van een product, dienst of technologie relatief veel importeren
ten opzichte van de binnenlandse productie en (ii) de invoer hiervan afkomstig is
uit een beperkt aantal landen van buiten de EU. Hierbij zijn zowel directe afhankelijkheden
als indirecte afhankelijkheden (handelsstromen die via andere landen lopen) relevant.
Ook kunnen afhankelijkheden ontstaan op het terrein van de Nederlandse zeggenschap-,
kennis-, innovatie- of investeringspositie. Een afhankelijkheid is strategisch wanneer het betreffende product, dienst of technologie cruciaal is voor het borgen
van publieke belangen van Nederland en/of de EU, of de afhankelijkheid een risico
vormt voor de continuïteit van vitale processen of de toegang tot gevoelige informatie
voor derden. Om te bepalen of een strategische afhankelijkheid ook als risicovol kan worden bestempeld, zal het risico op leveringsonderbrekingen beoordeeld moeten
worden. Dit hangt onder meer af van de mate van marktconcentratie en de mogelijkheid
tot substitutie, de aard van de betrekkingen met het land waarvan we afhankelijk zijn
en de mate van wederzijdse afhankelijkheid. Bij een hoog risico spreken we van een risicovolle strategische afhankelijkheid.
1.2 De identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden
Om risicovolle strategische afhankelijkheden te kunnen mitigeren, is allereerst zorgvuldige
identificatie van deze afhankelijkheden noodzakelijk. De afgelopen jaren hebben meerdere
partijen getracht om op kwantitatieve wijze strategische afhankelijkheden in kaart
te brengen. Dit gebeurt nationaal, maar ook internationaal en in EU-kader. Het is
in het Nederlandse belang om zoveel mogelijk aan te sluiten bij Europese trajecten
en daar ons voordeel mee te doen. Een nationaal voorbeeld is de geo-economische monitor9, welke reeds met uw Kamer is gedeeld.10. De geo-economische monitor identificeert 21 productgroepen waarvoor een strategische
afhankelijkheid van een land buiten de EU bestaat, en elf productgroepen waarvoor
een mogelijke strategische afhankelijkheid bestaat. Een Europees voorbeeld is het methodologisch paper dat DG GROW op 18 april 2023 publiceerde, waarin ingegaan wordt op bottom-up en data-gedreven
methodologie voor het identificeren van strategische afhankelijkheden in de EU.11 Het onderzoek identificeert 204 producten in sensitieve industriële ecosystemen waar
de EU een belangrijke mate van buitenlandse afhankelijkheid heeft. Met internationale partners buiten de EU blijft het kabinet eveneens inzetten op kennisuitwisseling en
samenwerking. Daarbij zal bekeken worden hoe geleerde lessen door deze partners van
toepassing kunnen zijn in de nationale of Europese context.
Kwantitatieve onderzoeken naar strategische afhankelijkheden, zoals de geo-economische
monitor, vinden veelal plaats op basis van door de douane verzamelde handelsdata en
geven daarmee een globaal overzicht van afhankelijkheden die mogelijk een probleem
kunnen vormen voor Nederland en de EU. Voor deze onderzoeken geldt echter dat de gevolgde
methodologie en de verkregen data de nodige beperkingen met zich meebrengen. Een eerste beperking betreft het detailniveau van deze data. De beschikbare data zijn van een dusdanig
hoog aggregatieniveau dat deze kwantitatieve onderzoeken onvoldoende basis bieden
om concreet beleid voor specifieke risicovolle strategische afhankelijkheden te formuleren. Een tweede beperking is dat waardeketens dusdanig zijn geglobaliseerd dat op basis van (veelal bilaterale)
handelsdata indirecte afhankelijkheden slechts zeer beperkt geïdentificeerd kunnen
worden. Een derde beperking is dat kwantitatieve analyse beperkt zicht biedt op de relatie van een afhankelijkheid
met een publiek belang, de mogelijkheid tot tijdige substitutie door een vergelijkbaar
product, de mogelijkheid tot diversificatie van aanvoerlijnen of het op korte termijn
opzetten van eigen productiecapaciteit.
De beperkingen van kwantitatieve analyses vragen daarom om aanvullende kwalitatieve
analyse en oordeelsvorming. Departementen zijn reeds begonnen met het nader onderzoeken
van de strategische afhankelijkheden die uit de geo-economische monitor op hun beleidsterreinen
voortkwamen. Zo onderzoekt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de
Europese afhankelijkheid van onder meer China op het gebied van werkzame stoffen voor
generieke geneesmiddelen (tekstbox 1), het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
de afhankelijkheid van difosforpentaoxide, een hoofdbestanddeel van kunstmest (tekstbox
2), en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de afhankelijkheden op het
gebied van zonnepanelen (tekstbox 3). Tevens is TNO bezig met een verdiepend onderzoek
naar de methodiek van de identificatie van strategische afhankelijkheden. Door kwantitatieve
indicaties van strategische afhankelijkheden aan te vullen met kwalitatieve analyses
het kabinet gerichter beleid te kunnen vormgeven.
Er zijn verschillende vragen en overwegingen die bij deze kwalitatieve analyse kunnen
worden meegenomen door departementen en de taskforce in hun analyse, zoals hierboven
in paragraaf 1.1 bij de definiëring van risicovolle strategische afhankelijkheden
reeds is geschetst. Deze set vragen wordt door de departementen nu al gebruikt om
afhankelijkheden te kunnen analyseren, maar in een speelveld dat voortdurend in ontwikkeling
is, zal actualisering en aanscherping van deze set vragen wenselijk zijn. Hier kan
de taskforce strategische afhankelijkheden een rol in spelen. Zie hiervoor ook paragraaf
3.
Tekstbox 1: Generieke geneesmiddelen
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) herkent de in de geo-economische
monitor genoemde afhankelijkheid van (onder meer) China voor productie van werkzame
stoffen (active pharmaceutical ingredients, API’s) voor bepaalde categorieën antibiotica.
Met name voor generieke geneesmiddelen, waaronder belangrijke antibiotica, zien we
een grote directe en indirecte afhankelijkheid van Azië voor de productie van API’s,
met name in China en India. Vanwege het evidente publieke belang van voldoende beschikbaarheid
van generieke geneesmiddelen, waaronder antibiotica, lijkt hier sprake te zijn van
een strategische afhankelijkheid.
Om meer inzicht te krijgen voor welke API’s voor Europa de meest risicovolle strategische afhankelijkheden liggen voor de beschikbaarheid van (generieke) geneesmiddelen,
wordt momenteel door de Europese Commissie, o.a. via de Europese Health Emergency
Preparedness and Response Authority (HERA), gewerkt aan nadere analyse. VWS inventariseert
daarnaast welke geneesmiddelen voor Nederland essentieel en kwetsbaar zijn zodat dit
kan worden ingebracht in deze Europese trajecten.
Zoals onder andere toegelicht in de Kamerbrief over de leveringszekerheid van medische
producten (Kamerstukken 29 477 en 32 805, nr. 794) dringt Nederland aan bij de Europese Commissie op het heel gericht afbouwen van
de meest risicovolle strategische afhankelijkheden. In Europa gezamenlijk optrekken
als lidstaten is nodig, omdat productieketens complex en mondiaal verweven zijn, en
EU-regelgeving een belangrijke rol speelt in het terughalen van productie naar de
EU. Op nationaal niveau wordt in de context van deze mondiale afhankelijkheden al
ingezet op maatregelen om plotselinge schaarste aan geneesmiddelen door eventuele
disrupties in de keten zoveel mogelijk op te kunnen vangen, zoals het aanhouden van
een veiligheidsvoorraad en het tijdig melden en handelen op (dreigende) tekorten (Kamerstukken
29 477 en 32 805, nr. 806).
Tekstbox 2: Difosforpentaoxide
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een eerste appreciatie
gedaan van een strategische afhankelijkheid die in de geo-economische monitor naar
voren komt. De geo-economische monitor rapporteert een strategische afhankelijkheid
voor difosforpentaoxide, waarbij 59% van de totale Nederlandse import afkomstig is
uit China. Difosforpentaoxide is een grondstof voor de productie van fosfaatkunstmest,
en raakt daarom aan het publieke belang voedselzekerheid.
Nader onderzoek door het ministerie wijst uit dat de werkelijke afhankelijkheid van
China voor de beschikbaarheid van kunstmest genuanceerder ligt dan de monitor schetst.
De monitor houdt er geen rekening mee dat voor kunstmestproductie meerdere fosforzuurvarianten
gebruikt kunnen worden als input, en er dus substitutiemogelijkheden bestaan in geval
van leveringsproblemen vanuit China. Analyse wijst uit dat grondstoffen voor fosfaatkunstmestproductie
met name uit Israël (77%) en Marokko (11,7%) komen.
Slechts 1,6% van de import van fosfaatkunstmestproducten komt uit China. De praktijk
laat bovendien zien dat er toenemend alternatieve grondstoffen beschikbaar komen door
middel van recycling processen. Voorbeelden van alternatieve fosfaatstromen zijn verbrandingsassen
uit rioolslib, mest en beendermeel, en terugwinning van struviet op inmiddels tien
rioolzuiveringsinstallaties. De EU-Meststoffenverordening maakt het sinds medio 2022
mogelijk om dergelijke producten als grondstof voor EU-bemestingsproducten te gebruiken.
Deze analyse voor difosforpentaoxide laat zien dat de kwantitatieve onderzoeksbevindingen
van de geo-economische monitor niet altijd toereikend zijn bij de identificatie van
strategische afhankelijkheden. LNV is momenteel bezig met het opzetten van verder
onderzoek naar risicovolle strategische afhankelijkheden binnen het agrocomplex die
kunnen raken aan de voedselvoorziening.
Tekstbox 3: Zonnepanelen
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft een eerste appreciatie gedaan
van de bevindingen van de geo-economische monitor, en concludeert dat mogelijk niet
alle bestaande strategische afhankelijkheden naar voren komen. Het ministerie stelt
namelijk vast dat, ondanks de bevindingen van de geo-economische monitor, een afhankelijkheid
op zonne-energie wel degelijk bestaat. Zonne-energie, opgewekt met zonnepanelen (zon-PV),
is een essentieel onderdeel van de energietransitie. Om aan de gestelde ambities (42,5%
hernieuwbare energie in 2030 conform Renewable Energy Directive) te kunnen voldoen
zou de komende jaren een verviervoudiging van de capaciteit aan zon-PV moeten plaatsvinden.
Hiervoor is Nederland sterk afhankelijk van China: de waardeketen van zon-PV is van
grondstof tot eindproduct sterk geconcentreerd in China, waarbij China’s aandeel in
bijvoorbeeld de siliciumproductie afgelopen jaar gegroeid is tot 88%.
Op nationaal en Europees vlak zijn verschillende stappen gezet om de Europese en nationale
zon-PV maakindustrie een impuls te geven, zoals het nationale consortium SolarNL,
het voorstel voor het Nationaal Groeifonds op gebied van maakindustrie circulaire
zonnepanelen, en Europese initiatieven (bv. IPCEI Solar, de opgerichte EU Solar PV
Industry Alliance en European Solar Manufacturing Council en de bredere Net Zero Industry
Act). Verdere analyses van de afhankelijkheden in deze keten, afgezet tegen de te
behalen ambities, zijn echter noodzakelijk voordat bepaald kan worden of het publiek
belang dusdanig strategisch is dat extra overheidsingrijpen op dit moment opportuun
is.
2. Mitigatie van risicovolle strategische afhankelijkheden
Als een afhankelijkheid op basis van bovengenoemde overwegingen wordt gekwalificeerd
als een risicovolle strategische afhankelijkheid, is het van belang om vast te stellen
hoe, op proportionele en kosteneffectieve basis, de risico’s gemitigeerd kunnen worden.
Hierbij zal gelden dat, gelet op onder meer de onderlinge verbondenheid van de economieën
op de interne markt en de slagkracht van de EU, bij het gros van de risicovolle strategische
afhankelijkheden de EU het belangrijkste handelingsniveau is om deze risico’s te adresseren.12 Uitgangspunt hierbij is dat er bij een product, dienst of technologie die volledig
binnen de interne markt wordt geproduceerd geen sprake is van een risicovolle strategische
afhankelijkheid vanwege het vrije verkeer van goederen en diensten binnen de EU.
Waar zich risicovolle strategische afhankelijkheden voordoen zijn er verschillende
beleidsopties, variërend van – niet limitatief – het opzetten én in stand houden van
opslag- of productiefaciliteiten, substitutie van de afhankelijkheid, tot het faciliteren
van diversificatie middels handelsakkoorden en het aanjagen van innovatie en transitieprocessen,
waarbij ook bestaande financieringsinstrumenten aangewend kunnen worden.13 In de brief van 1 april 2022 is uw Kamer hierover geïnformeerd. In beginsel worden
risicovolle strategische afhankelijkheden door de marktpartijen zelf geadresseerd,
waarbij de overheid een faciliterende rol speelt. Bestaande gremia voor consultatie
van het bedrijfsleven, evenals de stakeholderconsultatie waarvan de taskforce gebruikmaakt,
kunnen hier een rol in spelen.
Een meer invasieve overheidsinterventie is onder meer te overwegen als: i) het risico
op schade aan een of meer publieke belangen groot is; ii) het bedrijfsleven zelf (nog)
niet voldoende acteert om de risico’s van de strategische afhankelijkheid te mitigeren
en de verwachting niet is dat dit op korte termijn verandert; en/of iii) als de verwachte
baten van overheidsingrijpen groter zijn dan de verwachte kosten, of de kosten in
verhouding staan tot het te beschermen publieke belang. Uiteindelijk is het een politiek
besluit of en wat voor overheidsinterventie nodig geacht wordt en welke middelen daarvoor
beschikbaar worden gesteld.
Bij het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden treedt in de meeste
gevallen een wisselwerking tussen snelheid en betaalbaarheid op. Het hangt van geval
tot geval af welke mitigatiestrategie de voorkeur geniet. Voorraadvorming van goederen
kan in veel gevallen relatief snel gebeuren, maar kan tegelijk leiden tot (zeer) hoge
kosten. Mitigatie door het faciliteren van diversificatie kan een lang proces zijn
zonder gegarandeerde uitkomst. Hierbij worden tegen relatief lage kosten aantrekkelijke(re)
randvoorwaarden gecreëerd voor bedrijven om hun aanvoerkanalen te verbreden. Reshoring, het naar eigen land verplaatsen van productie, is een langdurig proces dat gepaard
gaat met hoge kosten. Ter illustratie: Boston Consulting Group kwam tot de conclusie dat het opzetten van een gelokaliseerde en volledig zelfvoorzienende
chipindustrie een investering van minstens één biljoen (duizend miljard) dollar zou
vergen en tot incrementele en jaarlijkse operationele kosten van 45 tot 125 miljard
dollar zou leiden. Chips zouden 35–65% duurder worden.14Voor alle oplossingsrichtingen geldt daarnaast dat het afbouwen van risicovolle strategische
afhankelijkheden gepaard kan gaan met een verhoogd risico dat (nog) bestaande afhankelijkheden
door statelijke actoren worden geïnstrumentaliseerd. Het is daarom belangrijk om kabinetsbreed
ervaringen met het mitigeren van de risico’s in de verschillende beleidsterreinen
te delen en van elkaar te leren. De taskforce, waarop in paragraaf drie zal worden
ingegaan, heeft hierin een belangrijke rol.
Er zijn op nationaal niveau reeds verschillende beleidsmaatregelen van kracht of in ontwikkeling die indirect
of direct bijdragen aan het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden
en zo onderdeel zijn van de kabinetsaanpak. Denk aan de nationale grondstoffenstrategie;
de ontwikkeling van het kennisveiligheidsbeleid conform de brief «Voortgang aanpak
kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap»15; de totstandkoming van de Wet Vifo om ongewenste investeringen, fusies en overnames
tegen te gaan. Via exportcontrole wordt tevens bijgedragen aan het voorkomen van ongewenste
kennisdeling. Om technologisch leiderschap op specifieke technologieën te stimuleren
wordt gewerkt aan de eerdergenoemde NTS, die na de zomer wordt verwacht. Ook wordt
uw Kamer naar verwachting dit najaar geïnformeerd over de verdere invulling van Digitale
Open Strategische Autonomie (DOSA). Deze invulling is een specifieke uitwerking van
de kabinetsaanpak OSA voor het digitale domein. Het verkrijgen van zicht op afhankelijkheden
en de mogelijke cascade-effecten daarvan is tevens een belangrijk onderdeel in de
aanpak van de bescherming van de vitale infrastructuur. Uw Kamer wordt later dit jaar
geïnformeerd over deze zogenaamde Aanpak Vitaal.
Daarnaast zet Nederland op EU-niveau zich actief in om de eigen concurrentiepositie, een competitieve maakindustrie en
strategische sectoren te verstevigen.16 Door de economische fundamenten van de EU te verstevigen, conform de Kamerbrief Open
Strategische Autonomie, kunnen ook de risico’s van strategische afhankelijkheden worden
gemitigeerd. Bijvoorbeeld via de EU Chips Act, de IPCEI’s voor halfgeleiders, waterstof en cloud-infrastructuur en voor geneesmiddelen
en de nog op te zetten IPCEI voor medische technologie; en een actieve rol bij de
Commissievoorstellen die onder de EU Green Deal Industrial Plan vallen, met name de Net-Zero Industry Act en de Critical Raw Materials Act. In brede zin geldt dat een actief handelsbeleid, waarbinnen handelsakkoorden een
belangrijk instrument zijn, bijdraagt aan het faciliteren van diversificatie van handelspartners.
Wat betreft defensiecapaciteiten is de Europese Commissie bezig om de bottlenecks
voor het opschroeven van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie
te onderzoeken, en om daarvoor oplossingen aan te dragen. De in maart verschenen EU Space Strategy for Security and Defence onderstreept bijvoorbeeld het strategische belang van vrije toegang en gebruik van
de ruimte voor veiligheid en defensie. Nederland steunt de politieke aandacht hiervoor
en kijkt uit naar de concrete voorstellen die de Commissie binnenkort zal presenteren.
3. Taskforce Strategische Afhankelijkheden
In sommige gevallen is extra inzet vereist of moet de onderlinge samenhang tussen
bestaande initiatieven worden gezocht om de kabinetsaanpak te laten slagen. Dit is
waar de interdepartementale Taskforce Strategische Afhankelijkheden in beeld komt.
Het werk van de taskforce is nadrukkelijk complementair aan dat van de departementen.
EZK en BZ delen het co-voorzitterschap van de taskforce, waarbij deelname voor alle
departementen open staat. De verschillende departementen blijven zelf verantwoordelijk
voor de aanpak van risicovolle strategische afhankelijkheden binnen de sectoren waar
zij verantwoordelijkheid voor dragen. De taskforce beoogt de samenwerking tussen departementen
in de aanpak van risicovolle strategische afhankelijkheden te bevorderen en een aanjagende
rol te spelen bij de aanpak hiervan. De taskforce rapporteert aan de Hoogambtelijke
Commissie EU (HCEU). Daarbij heeft de taskforce twee kerntaken waarop hieronder nader
wordt ingegaan.
1. Inzicht vergroten in risicovolle strategische afhankelijkheden en de identificatie
en prioritering van risicovolle strategische afhankelijkheden.
Aan deze kerntaak wordt onder meer invulling gegeven op de volgende manieren.
• Verder ontwikkelen en uitwerken van een kwantitatieve en kwalitatieve methodiek om
de afhankelijkheden in kaart te brengen.
• Afbakening van gebieden waar extra aandacht wenselijk is, en prioritering van risicovolle
strategische afhankelijkheden.
Ten aanzien van afbakening van risicovolle strategische afhankelijkheden is het volgende
reeds door de taskforce vastgesteld. In verschillende strategieën, onderzoeken en
analyses, waaronder in de bovengenoemde Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der
Nederlanden, komt naar voren dat op vier gebieden extra aandacht wenselijk is. Hierbij
gaat het om: i) grondstoffen en (fossiele) energie; ii) digitale en (hoogwaardige)
technologische toepassingen; iii) medische producten; en iv) voedselzekerheid. Met
deze gebieden gaat de taskforce nu als eerste aan de slag om hierbinnen prioritaire
risicovolle strategische afhankelijkheden te identificeren. Om concrete voorbeelden
te geven van hoe de kabinetsaanpak en taskforce in de praktijk uitwerken, schetsen
bovenstaande tekstboxen hoe het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit met behulp van deze aanpak momenteel de strategische afhankelijkheden
in respectievelijk de antibioticaketen, de zonne-energieketen en het agrocomplex opnieuw
gaan beoordelen. De hierboven genoemde aandachtsgebieden nemen echter niet weg dat
de taskforce ook, conform de eerste kerntaak, oog blijft houden voor risicovolle strategische
afhankelijkheden in andere domeinen, zoals die bijvoorbeeld uit de geo-economische
monitor naar voren komen, evenals mogelijk toekomstige risicovolle strategische afhankelijkheden.
Zo kan de taskforce waar nodig en in aanvulling op de rol die de departementen hierop
spelen beleidsontwikkeling aanjagen door afwegingen en dilemma’s te verduidelijken
en te adviseren over te maken keuzes.
2. Aanjagen van de aanpak van specifieke risicovolle strategische afhankelijkheden
en de daarbij betrokken economische, diplomatieke, maatschappelijke en veiligheidsbelangen.
Aan deze kerntaak wordt invulling gegeven langs onder andere de volgende punten.
• Geopolitieke risico-inschatting evenals advisering over de positiebepaling van Nederland
in de EU en andere relevante gremia op dit terrein en de mogelijkheden voor samenwerking
met gelijkgezinde landen, binnen en buiten de EU.
• Bevorderen van de beleidssamenhang tussen de departementen.
• Delen van geleerde lessen, ervaringen en bespreken van dilemma’s met het mitigeren
van de risico’s van risicovolle strategische afhankelijkheden. Departementen kunnen
hiervoor casuïstiek aandragen.
• Advisering over moment waarop overheidsingrijpen noodzakelijk is in aanvulling op
de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven.
• Betrekken van het bedrijfsleven bij de bewustwording over de aanpak van strategische
afhankelijkheden, daarbij onder andere gebruikmakend van instrumenten zoals Invest-NL,
Invest International, Atradius en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
die bieden.
Een goed voorbeeld van versterking van de positiebepaling van Nederland in de EU op
deze thematiek is de gemeenschappelijke kabinetsinzet ter voorbereiding van het voorzitterschap
van Spanje van de Raad van de Europese Unie, waarbinnen open strategische autonomie
een van de speerpunten is. Het kabinet ondersteunt dit, en is actief betrokken bij
de voorbereiding. Dit gebeurt onder andere via deelname aan het Spaanse onderzoeksproject
waarin gekeken wordt hoe voor de sectoren digitaal/technologie, volksgezondheid, voedselzekerheid
en energie tussen de deelnemende EU-Lidstaten gemeenschappelijke inzichten kunnen
worden vastgesteld.17 Via de taskforce worden alle departementen bij dit proces betrokken.
Stakeholderconsultatie
Voor het verzamelen van kennis en ontwikkelen van adviezen zal de taskforce gebruik
maken van externe stakeholders. Hieronder vallen denktanks en kennisinstellingen,
maar ook consultaties met het bedrijfsleven en best-practices van gelijkgezinde landen.
Het bedrijfsleven beschikt over de informatie om inzicht in en kennis over waardeketens
te verkrijgen om afhankelijkheden beter in kaart te brengen. Waar strategische afhankelijkheden
gericht zouden worden ingezet als drukmiddel, kunnen bovendien niet alleen landen
maar juist ook de in de betreffende waardeketen betrokken bedrijven directe negatieve
gevolgen ondervinden. Betrokkenheid van het bedrijfsleven is ook om die reden van
groot belang. Consultaties bieden gelegenheid om gezamenlijk met het bedrijfsleven
de bewustwording over de geopolitieke risico’s voor hun waardeketens te vergroten,
waarbij het bedrijfsleven primair zelf verantwoordelijk blijft voor de economische
weerbaarheid van hun waardeketens. Tegelijkertijd ligt er een gezamenlijke opgave
voor overheid en bedrijfsleven om publieke belangen te beschermen. De consultaties
zullen het gesprek omvatten met het brede bedrijfsleven waarbij de vraag centraal
staat of zij zich herkennen in de gestelde sectorale afbakening; daarna zal in gesprekken
met specifieke sectoren verder worden ingezoomd op waar het bedrijfsleven tegenaan
loopt, wat hun zorgen zijn en gezamenlijk naar geëigende oplossingsrichtingen gekeken
worden. Daarbij wordt ook gekeken naar de rol die onderzoek en innovatie speelt ten
opzichte van de specifieke waardeketens. Voor het toevoegen van de internationale
kennis en stakeholder consultatie kunnen de posten (o.a. in de vorm van het Innovatie
Attachee netwerk, het Onderwijs en Wetenschap Attachee netwerk en zgn. «economische
veiligheidsstoelen») een rol vervullen. Uit consultaties met het bedrijfsleven tot
dusverre blijkt dat het bedrijfsleven in toenemende mate geconfronteerd wordt met
geopolitieke risico’s en kwetsbaarheden in hun waardeketens, maar dat de mate waarin
hierop geacteerd wordt nog verschilt.
4. Tijdslijn activiteiten taskforce
Q2 2023
• Inventarisatie stand van zaken (waar staan we met identificatie, prioritering, instrumenten
en handelingsopties) binnen de deelterreinen i) Grondstoffen en Energie; ii) Digitale
en (hoogwaardige) technologische toepassingen; iii) Medische producten en iv) Voedselzekerheid),
om te bepalen waar de rol van de taskforce van meerwaarde kan zijn.
• Het verder beoordelen en verdiepen van de bevindingen van de geo-economische monitor
om op basis hiervan risicovolle strategische afhankelijkheden te identificeren.
• Bespreken van methodologische vraagstukken in kwantitatieve analyse, o.a. met gebruikmaking
van de expertise van de OESO en Europese Commissie.
• Actualisering van de set vragen om kwalitatieve analyse toe te passen.
• (Verdere) consultaties met bedrijfsleven, kenniscentra, EU-lidstaten, de Europese
Commissie, etc. in het kader van identificatie en prioritering binnen de geïdentificeerde deelterreinen.
• Organiseren van interne kennissessies (bv. over grondstoffen) om geleerde lessen bij
identificatie en mitigatie van risico’s uit te wisselen.
Q3 2023
• Daar waar wenselijk verdere consultaties, incl. op politiek niveau, met bedrijfsleven,
kenniscentra, EU-lidstaten, de EU Commissie etc. in het kader van instrumenten en handelingsopties binnen de geïdentificeerde deelterreinen.
• Organiseren van interne kennissessies om geleerde lessen bij mitigatie van risico’s
uit te wisselen en om via simulaties de aanpak van specifieke risicovolle strategische
afhankelijkheden te toetsen.
• Advisering aan de interdepartementale stuurgroep OSA en de HCEU hoe het identificeren
en mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden kan worden meegegeven als
aandachtspunt aan de Europese Commissie voor de periode 2024–2029.
• Lessen uit inventarisatie gebruiken voor het verder uitwerken van kwantitatieve en
kwalitatieve methodiek om de afhankelijkheden in kaart te brengen.
Q4 2023
• Voortgangsrapportage aan uw Kamer over de voortgang van de kabinetsaanpak (onder andere
vanuit de verantwoordelijke departementen) en activiteiten van de taskforce.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Indieners
-
Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Medeindiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.