Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over ondersteuning mantelzorg en informele zorg (Kamerstuk 30169-73)
30 169 Mantelzorg
Nr. 74
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 april 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 30 september 2022 over ondersteuning mantelzorg en informele
zorg (Kamerstuk 30 169, nr. 73).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 november 2022 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 20 april 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De griffier van de commissie, Esmeijer
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie-Den Haan
14
II.
Reactie van de Staatssecretaris
14
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 september 2022. De leden hebben daarover
nog een aantal vragen en opmerkingen.
Uitdagingen rondom informele zorg en mantelzorg
De Staatssecretaris geeft aan dat er naast mantelzorgers, ook vrijwilligers een waardevolle
rol vervullen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel maatschappelijke kosten deze
vrijwilligers opleveren, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris schrijft dat het kabinet
concrete afspraken heeft gemaakt die in het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het Programma
Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) worden beschreven. Dit ondersteunt
de wens om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen waar dit nog kan. Deze afspraken
kunnen niet in uitvoering komen zolang de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening niet met het aanvullende bouwplan voor het WOZO komt. Is de Staatssecretaris
van plan om hier meer druk op te zetten, zo vragen de leden.
In de verkenning van ontwikkelingen in respijtzorg lezen genoemde leden dat zowel
mantelzorgsteunpunten als pilotgemeenten in 2022 stellen dat nieuwe vormen van respijtzorg
slechts bij uitzondering worden aangeboden. Welke oorzaken liggen hieraan ten grondslag?
Over het gebruik van respijtzorg kunnen gemeenten – net als in 2019/2020 – weinig
zeggen omdat inzicht daarin ontbreekt. Hoe kan worden bevorderd dat gemeenten beter
inzicht krijgen in het gebruik van respijtzorg en behoeften van mantelzorgers omtrent
respijtzorg? De leden denken hier bijvoorbeeld aan betere keukentafelgesprekken. Hoe
kunnen gemeenten aangespoord worden om mogelijkheden tot respijtzorg breder onder
de aandacht te brengen, om zo ook
taboedoorbrekend te zijn? Met andere woorden: hoe pakken gemeenten de aanbevelingen
uit de verkenning op en hoe houdt de Staatssecretaris hierbij vinger aan de pols,
zo vragen de leden.
Visie voor de toekomst
De leden lezen dat de Staatssecretaris samen met de bewindslieden van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en werkgevers wil verkennen of er meer nodig is om de inzetbaarheid
op de arbeidsmarkt en het beroep op mantelzorg toekomstbestendig te houden. De leden
vragen op welke termijn en hoe zullen deze gesprekken ingestoken worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er vanuit het omzien naar elkaar woningen bij elkaar moeten staan die passend zijn voor meerdere generaties, die uitnodigen
om elkaar te ontmoeten. Hoe wil de Staatssecretaris dit realiseren met de recente
stikstofuitspraak1 en de ontbrekende (voornoemde) brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening betreffende de woningopgave in het WOZO-programma. Wordt er bij deze opgave
ook gekeken naar projecten zoals connect generations2 om ouderen en bijvoorbeeld studenten in een dezelfde woonvorm te laten verblijven,
zo vragen deze leden.
Uit de verkenning begrijpen de leden van de VVD-fractie dat veel gemeenten nog geen
visie hebben op respijtzorg. Gemeenten zien de urgentie wel, maar handelen er nog
niet altijd naar. Hoe wordt het ontwikkelen van een gemeentelijke visie op respijtzorg
de komende tijd bevorderd, ook in het licht van de programma’s Wonen, Zorg en Ondersteuning
voor Ouderen en het Integraal Zorgakkoord? Hoe gaat de Staatssecretaris de aanbeveling
om meer landelijk aandacht te genereren voor respijtzorg vormgeven, gegeven de extra
middelen die in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) zijn vrijgemaakt voor respijtzorg, zo vragen deze leden.
De agenda voor de sociale basis
De leden vragen of de Staatssecretaris kan aangeven wanneer hij denkt dat de 75 genoemde
pilots die de toegang tot mantelzorgvoorzieningen zouden moeten verbeteren geëvalueerd
zullen worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie willen benadrukken dat mantelzorgers en vrijwilligers
van grote waarde zijn voor onze samenleving. De leden vinden het ook goed dat er in
de «week van de mantelzorg» extra aandacht is voor de maatschappelijke inzet die deze
groep levert.
Visie voor de toekomst
Erkende positie mantelzorger en informele zorg in de samenleving
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat mantelzorgers gefaciliteerd
worden in het uitvoeren van hun taak als mantelzorger. De leden lezen dat er verlofvormen
zijn om werk en mantelzorg te combineren. Kan de Staatssecretaris aangeven om welke
verlofvormen het dan gaat en in hoeverre deze toereikend zijn? De leden horen ook
graag wanneer zij geïnformeerd worden over de verkenning die de Staatssecretaris aan
het uitvoeren is.
Voorts vragen deze leden hoe mantelzorgers en hun werkgevers, bijvoorbeeld via de
reguliere zorgverlening, geïnformeerd kunnen worden over de mogelijkheden voor verlof
om mantelzorg te kunnen bieden. Daarnaast hebben leden van de D66-fractie vernomen3 dat werkgevers van mannelijke mantelzorgers minder bereid zijn om verlof voor mantelzorg
te verlenen dan werkgevers van vrouwelijke mantelzorgers. De leden van de D66-fractie
vragen of de Staatssecretaris cijfermatig kan onderbouwen hoeveel mantelzorgers verlof
krijgen voor hun zorgtaken van hun werkgever en hoe vaak een aanvraag tot verlof wordt
afgewezen, uitgesplitst naar geslacht. Hoe wordt voorkomen dat de druk van mantelzorg
niet teveel bij vrouwen wordt gelegd, zo vragen de leden.
De leden van de D66-fractie hebben er al vaker aandacht voor gevraagd, maar het is
belangrijk dat er snel stappen worden gezet om een nieuw integraal mantelzorgakkoord
wordt gesloten met werkgevers, waarbij er aandacht is voor bijvoorbeeld mantelzorgverlof.
Hoe is de Staatssecretaris hiermee bezig en wanneer kan dit akkoord verwacht worden,
vragen de leden.
Ook willen de leden van de D66-fractie aandacht vragen voor de jonge mantelzorger.
Vaak komt er veel druk te liggen bij jongeren die moeten zorgen voor bijvoorbeeld
hun ouders, waardoor school hieronder kan leiden. De leden vinden dat dit zoveel mogelijk
voorkomen moet worden en hebben met interesse gelezen dat de Staatssecretaris samen
met de bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat inventariseren wat
er nodig is om scholen hierin te ondersteunen. De leden horen graag van de Staatssecretaris
waar hij nu al aan denkt qua ondersteuning en of er andere mogelijkheden zijn om deze
groep te ondersteunen, bijvoorbeeld door meer in te zetten op de tolkenvoorziening.
Wanneer worden de leden geïnformeerd over de uitkomst van deze gesprekken en eventuele
maatregelen die hieruit volgen, zo vragen zij.
De leden vinden het terecht dat er in de brief wordt benadrukt dat randvoorwaarden,
zoals financiering, regelgeving en kader op orde moeten zijn voor mantelzorg en vrijwilligerswerk.
De aanpak is in de brief echter niet concreet, waar ziet de Staatssecretaris dat het
nu al schuurt en welke mogelijke oplossingen heeft hij al geïnventariseerd afgelopen
jaar? Ook hier ontvangen de leden graag een tijdspad van de vervolgstappen.
Verbinding en samenwerking met (het netwerk van) de mantelzorger
De leden lezen met interesse over de samenhang tussen formele en informele zorg en
hoe een goede inzet van beiden van groot belang is. De leden onderschrijven dat goede
samenwerking over het zorgdomein heen hierbij van groot belang is, maar vragen ook
waar de samenwerking nu nog knelt, wat de Staatssecretaris gaat doen om ervoor te
zorgen dat deze samenwerking beter tot stand komt en welke actie hij onderneemt als
dit niet gebeurt.
Individuele ondersteuning, gevarieerd en op maat
Voor de leden van de D66-fractie is respijtzorg een belangrijk onderwerp en om de
mantelzorger te ontlasten is het ook van essentieel belang dat deze respijtzorg goed
is ingericht. De leden zijn dan ook heel blij met het geld dat in het Coalitieakkoord
is gereserveerd voor deze respijtzorg. Hoe wordt het geld uit het coalitieakkoord
besteed en hoe wordt ervoor gezorgd dat dit geld op de juiste plek terecht komt, vragen
de leden.
Tot slot vragen de leden aan de Staatssecretaris hoe hij aankijkt tegen de inzet van
sleutelpersonen en hoe dit kan worden bevorderd. Sleutelpersonen spelen een belangrijke
rol als schakel tussen gemeenten maar dit verschilt momenteel nog per gemeente.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over ondersteuning mantelzorg
en informele zorg en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie vinden het belangrijk dat mantelzorgers kunnen rekenen
op ondersteuning, zij zijn immers van onschatbare waarde. Het lijkt er echter op dat
er steeds meer verwacht wordt van mantelzorgers, terwijl vele mantelzorgers al gebukt
gaan onder veel stress en zorgen en zich (zwaar) overbelast voelen. Hoe gaat de Staatssecretaris
voorkomen dat mantelzorgers om gaan vallen? Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen
dat we te veel professionele taken door mantelzorgers laten overnemen? Welke acties/ondersteuning
overweegt de Staatssecretaris om (zwaar) overbelaste mantelzorgers (van mensen met
dementie) te ontlasten? Is respijtzorg/vervangende zorg opgenomen in de (basis)verzekering?
Graag ontvangen de leden een toelichting. Wat is de reactie van de Staatssecretaris
op de regiorapportages van de NZa waaruit bleek dat de gemiddelde wachttijd voor een
casemanager dementie in 2022 is gestegen naar 4,4 weken, zo vragen de leden.
Om mantelzorgers te faciliteren, bieden gemeenten verschillende vormen van individuele
ondersteuning aan. Wat zijn de eigen bijdragen voor deze verschillende vormen van
ondersteuning? De leden ontvangen graag een overzicht en concrete voorbeelden. De
leden van de PVV-fractie constateren dat nog niet elke gemeente respijtzorg aanbiedt,
hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat respijtzorg op korte termijn in elke
gemeente aangeboden wordt? Kan de Staatssecretaris aangeven wat hij een goed reëel
uurtarief zou vinden voor het verlenen van informele zorg? Zo nee, waarom niet, zo
vragen de leden.
Zijn de mantelzorgers betrokken bij het opstellen van de integrale visie mantelzorger?
Zo nee, hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat ook mantelzorgers (van mensen met
dementie) worden betrokken bij de uitwerking van de integrale visie mantelzorg? De
leden vragen waarom er in het IZA geen afspraken en criteria voor monitoring zijn
opgenomen over de belastbaarheid en ondersteuning van mantelzorgers.
De leden van de PVV-fractie zijn voor het voorkomen van regeldruk in de zorg, dus
ook voor mantelzorgers. Op welke manier kunnen de administratieve lasten worden teruggedrongen?
Graag ontvangen de leden een aantal voorbeelden. Wanneer en op welke manier wordt
dit opgepakt, zo vragen deze leden.
De leden van de PVV-fractie willen graag weten op welke manier gaat de Staatssecretaris
aanleunwoningen gaat realiseren. Om hoeveel aanleunwoningen gaat het? Per wanneer
wil de Staatssecretaris dit geregeld hebben, zo vragen de leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vinden de ondersteuning voor mantelzorgers en informele
zorg thuis belangrijk. Zeker in een zorglandschap waar steeds meer sprake is van arbeidskrapte,
een vergrijzende samenleving en mantelzorgers die werk en zorg steeds meer moeten
combineren. Zij zien dat de Staatssecretaris een aantal stappen zet om mantelzorgers
verder te ondersteunen en specifiek op het terrein van respijtzorg. Graag maken de
leden van deze fractie van de mogelijkheid gebruik enkele verduidelijkende en aanvullende
vragen te stellen.
De Staatssecretaris stelt dat 4,4 miljoen mensen mantelzorg verlenen of die verantwoordelijkheid
hebben. Kan de Staatssecretaris aangeven, zeker gezien de vergrijzing, wat de prognose
is voor de komende jaren? Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken hoeveel mantelzorgers
er de komende jaren bij zullen komen, zo vragen de leden.
Deelt de Staatssecretaris het uitgangspunt van de leden van de CDA-fractie dat gezien
de arbeidskrapte, de vergrijzende samenleving en de combinatie van mantelzorg en werk
er meer urgentie moet komen bij beleidsmakers voor de problemen waar mantelzorgers
tegenaan lopen/waar zij mee geconfronteerd worden? Vindt de Staatssecretaris dat de
urgentie voor de problemen waar mantelzorgers tegenaan lopen, bij gemeenten en zorgorganisaties
voldoende hoog op de agenda staat? Wat kan de Staatssecretaris doen om dit punt hoger
op de agenda te krijgen, zo vragen deze leden.
De Staatssecretaris stelt in zijn brief – terecht – dat veel mantelzorgers te maken
hebben met verschillende zorg- en hulpverleners. In het Integraal Zorgakkoord zullen
oplossingsrichtingen verder worden uitgewerkt. Kan de Staatssecretaris concretiseren
hoe dit vorm gegeven gaat worden? En aan welk tijdsbestek moeten de leden van deze
fractie dan denken? Aan welke concrete oplossingsrichtingen denkt de Staatssecretaris,
zo vragen de leden.
De Staatssecretaris stelt in zijn brief vervolgens dat het aanbod van respijtzorg
nog altijd divers en versnipperd is en dat nog niet alle mantelzorgers worden bereikt.
Dat delen deze leden. Vervolgens stelt de Staatssecretaris dat hij wil inzetten op
innovatie en het ondersteunen van complexe vormen van mantelzorg. Maar, zo vragen
de leden van deze fractie, dit zijn toch verschillende zaken? De eerste vraag is of
het aanbod van diverse vormen van respijtzorg voldoende is. Deelt de Staatssecretaris
dit punt en zo ja, kan en wil hij regionaal in kaart brengen hoe groot het aanbod
is en of het aanbod van respijtzorg voldoende is? Wat wordt er precies bedoelt met
innovatie van respijtzorg, zo vragen de leden.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe het staat met de uitvoering van
de motie van het lid Werner over een pilot met praktische ondersteuning van mantelzorgers4. Kan de Staatssecretaris uiteen zetten hoe de pilot verloopt en of er al eerste resultaten
te noemen zijn, zo vragen de leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Visie voor de toekomst
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief van de Staatssecretaris over ondersteuning van mantelzorg en informele zorg.
De leden van de fractie van de PvdA merken op dat de Staatssecretaris aangeeft dat
het Integraal Zorg Akkoord en Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen
«voor een belangrijk deel rusten op de inzet van informele zorg». Zij vragen hier
een toelichting op, met name op de vraag wie er nu eigenlijk verantwoordelijk is voor
de zorg. Het kan toch niet zo zijn dat de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers
zal gaan bepalen of iemand al dan niet zorg krijgt of bepalend zal zijn voor de kwaliteit
van de zorg die iemand krijgt, zo vragen de leden.
De leden van de fractie van de PvdA vragen waarom de monitoring van mantelzorgers
is stopgezet terwijl steeds meer van mantelzorgers en vrijwilligers gevraagd zal worden.
Juist wanneer mantelzorg en informele zorg zo belangrijk zijn om de reguliere zorg
te ondersteunen, zou actuele kennis over aantallen en knelpunten toch belangrijk geacht
moeten worden. Deze leden vragen of en wanneer het onderzoek uit 2019 van het Sociaal
en Cultureel Planbureau (SCP)5 herhaald kan worden en hoe de vinger aan de pols gehouden wordt ten aanzien van de
stand van zaken rond mantelzorg en informele zorg.
De leden van de fractie van de PvdA lezen een aantal plannen en doelen gericht op
het verstevigen van de positie van de mantelzorger en informele zorg, maar zien vooral
opmerkingen en vragen. Zij missen een stevig beleid dat de druk op mantelzorgers en
informele zorg kan verminderen en de basis vormt voor de afspraken tussen verschillende
partijen. De doelen die genoemd worden, een stevige sociale basis, een sterk vangnet
en een betere domeinoverstijgende samenwerking onderschrijven deze leden natuurlijk,
maar hoe wordt dat alles dan bereikt? In het IZA zijn afspraken opgenomen met veel
verschillende partijen, de Staatssecretaris schrijft: «Onderdeel van de eerder genoemde
brede aanpak met het veld is een concrete uitwerking van deze afspraken: hoe zorgen
we ervoor dat de mantelzorger en zijn/haar netwerk centraal staat? Op welke wijze
kan de formele zorg hier goed op aanhaken? Hoe signaleren we overbelasting? En hoe
kunnen we samenwerking over domeinen heen stimuleren». De antwoorden op die vragen
zouden de leden van de PvdA juist graag door de Staatssecretaris zien ingevuld. Zij
vragen of aangegeven kan worden welke concrete maatregelen worden ingezet, hoe de
verantwoordelijkheden worden verdeeld en hoe en wanneer dat dan gaat gebeuren, en
welk tijdspad daarbij wordt gevolgd.
De agenda voor de sociale basis
De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe versnippering ook op dit belangrijke
onderwerp voorkomen zal worden. De Staatssecretaris constateert dat de ondersteuning
voor mantelzorgers en informele zorg nu al versnipperd is, maar nieuw beleid wordt
verdeeld over onder meer het Integraal Zorgakkoord, het Gezond en Actief Leven Akkoord
(GALA), de afspraken in het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen, het
Nationaal Preventieakkoord, het programma «Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg: Samen
anders leren en werken» (TAZ), en de Hervormingsagenda Jeugd (HA). Hoe wordt ervoor
gezorgd dat voor mantelzorgers en informele zorgverleners duidelijk is waar zij terecht
kunnen? En vooral: hoe wordt ervoor gezorgd dat er daadwerkelijk een verbetering plaatsvindt
en dat de geconstateerde punten die de belasting voor mantelzorgers en vrijwilligers
vergroten, daadwerkelijk worden aangepakt? De leden van de fractie van de PvdA maken
zich zorgen dat beleid dat erop gericht is om de druk op mantelzorg en informele zorg
te verlichten, ondersneeuwt in de vele akkoorden, programma’s en afspraken, die over
veel meer en bredere zorg gaan. Deze leden zouden het graag andersom zien; een concrete
uitwerking van hoe de geconstateerde punten opgelost kunnen worden en doelen kunnen
worden behaald, en deze uitwerking vervolgens overnemen in de verschillende programma’s.
Zij vragen een uitgebreide reactie van de Staatssecretaris.
De leden van de fractie van de PvdA delen de zorgen van MantelzorgNL. Zij vragen een
reactie op het voorstel om zorgprofessionals declarabele uren te geven om te kunnen
overleggen met mantelzorgers en hen ook steun te bieden. In hoeverre zou een landelijke
mantelzorgverklaring helderheid kunnen bieden aan de positie van een mantelzorger,
zo vragen de leden.
De leden van de fractie van de PvdA vragen tot slot wanneer de resultaten van de 75
pilots in gemeenten bekend worden. Ook vragen zij waar in Nederland al wel goede lokale
initiatieven ten aanzien van mantelzorgers en informele zorg bestaan en in hoeverre
daar gebruik van wordt gemaakt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de brief over de integrale
visie op mantelzorg. Zij herkennen zich in de uitdagingen zoals geschetst in de brief.
Over de visie van de Staatssecretaris hebben de genoemde leden wel nog een aantal
vragen.
De leden van GroenLinks-fractie lezen dat bestaande verlofvormen mogelijkheden bieden
om werk en mantelzorg te combineren. De leden van de fractie van GroenLinks zijn het
daar niet helemaal mee eens. Het kortdurend zorgverlof bestaat maar uit twee weken
en je verliest 30 procent van je inkomen. Zeker mensen met een lager inkomen kunnen
30 procent van het inkomen niet missen. Daarnaast is twee weken ook erg kort. En het
langdurig zorgverlof, dat zes weken mag duren, is onbetaald. In de ogen van de leden
van de fractie van GroenLinks zijn deze twee regelingen ontoereikend, zeker als de
vraag in 2040 (zo staat in de brief van de Staatssecretaris) zo groot is dat elke
Nederlander voor iemand zal zorgen. De vraag van de leden is of de Staatssecretaris
bereid is samen met zijn collega’s op het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
te onderzoeken of de genoemde verlofregelingen wel toereikend zijn voor mantelzorgers
en in hoeverre zij dienen te worden uitgebreid om aan de toekomstige vraag te voldoen.
Dit vragen zij omdat nu maar heel weinig mensen gebruik maken van de zorgverlofregelingen
en ruim een kwart van de mantelzorgers vakantiedagen opgeeft om te kunnen zorgen6. In de ogen van de leden zijn de regelingen dan niet toereikend en werkt dit overbelasting
alleen maar in de hand.
Veel mantelzorgers werken zelf ook in de zorg. Hierdoor ontstaat er een probleem.
Op het moment dat zij meer gaan mantelzorgen en minder werken wordt het arbeidsmarkttekort
in de zorg nog groter. Op het moment dat zij meer in de zorg gaan werken, zijn er
ook weer minder mantelzorgers beschikbaar. Het is daarom volgens de leden van de fractie
van GroenLinks ook ontzettend hard nodig om werknemers uit andere sectoren te verleiden
om meer mantelzorgtaken uit te voeren. De leden van de fractie van GroenLinks vragen
de Staatssecretaris of hij samen met zijn collega’s van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid kan onderzoeken welke obstakels werknemers vanuit hun werk
ervaren om te mantelzorgen en hoe die kunnen worden weggenomen.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn verheugd te lezen dat de Staatssecretaris
aandacht heeft voor jonge mantelzorgers, maar de visie op de ondersteuning van jongeren
vinden zij nog wel een beetje summier. De genoemde leden maken zich erg zorgen over
jonge mantelzorgers. Vanwege hun zorgtaken hebben zij minder tijd voor school of studie
en voor hun eigen ontwikkeling. Hierdoor maken zij minder carrière, bouwen minder
pensioen op en leren minder door. De leden van de fractie van GroenLinks delen met
de Staatssecretaris dat het belangrijk is om vroegtijdig jonge mantelzorgers te signaleren,
maar vragen wel wie daar verantwoordelijk voor is en wie er vervolgens verantwoordelijk
is voor de juiste ondersteuning van deze jongeren.
De vraag wie er verantwoordelijk is voor de ondersteuning stellen de leden van de
fractie van GroenLinks ook in zijn algemeenheid aan de Staatssecretaris. Er zijn zoveel
partijen verantwoordelijk voor signalering en ondersteuning op verschillende gebieden,
waardoor dit per definitie sterk is versnipperd. Is het mogelijk om hier een partij,
een aanspreekpunt en een verantwoordelijke voor te organiseren? Het liefst een partij
die de mantelzorger in beeld heeft en pro actief kan ondersteunen.
De leden van de fractie van GroenLinks hadden graag gezien dat de Staatssecretaris
ook aandacht had voor migrantenmantelzorgers. Zij voelen zich vaker overbelaste, mantelzorger
vaker en intensiever, zijn vaak jonger en minder vaak op de hoogte dat er ondersteuning
is. Beleidsmakers en ondersteuning zijn vaak niet goed op de hoogte hoe zij deze groep
goed kunnen ondersteunen. De leden vragen de Staatssecretaris of hij deze groep expliciet
wil meenemen in de ontwikkeling van de visie. Ook vragen zij of hij kan onderzoeken
waar migrantenmantelzorgers behoefte aan hebben en hoe gemeenten kunnen worden ondersteund
in een passend aanbod.
In de brief van de Staatssecretaris lezen de leden van de fractie van GroenLinks dat
de woning ook een belangrijk onderdeel zijn in de toekomstvisie van de Staatssecretaris.
Momenteel zijn mantelzorgwoningen uitgezonderd van de vergunningsplicht, maar het
is de genoemde leden niet duidelijk of deze uitzondering in de omgevingswet blijft
bestaan. Kan de Staatssecretaris hier duidelijkheid over verschaffen en indien deze
uitzondering vervalt, is hij dan bereid om samen met de verantwoordelijk Minister
deze vrijstelling ook in de omgevingswet te regelen, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen het begrip «sociale basis» een aantal keer
terug in de brief van de Staatssecretaris. Zij vragen hoe de Staatssecretaris het
begrip sociale basis precies definieert. In de definitie in de brief valt ongeveer
alles onder de sociale basis. Genoemde leden vragen of de Staatssecretaris dit iets
preciezer kan definiëren en hoe hij de verschillende aspecten van de sociale basis
concreet wil versterken. Ook lezen de leden van de fractie van GroenLinks over de
respijtconsulent. De genoemde leden vragen wat de respijtconsulent precies gaat doen
en of dit hetzelfde is als de aanjager respijtzorg.
Tot slot lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat de Staatssecretaris nog veel
stappen moet zetten om een visie te realiseren. Dit zal hij doen door middel van het
sluiten van meerdere akkoorden en met de gemeenten. De leden vragen of bij de uitwerking
hiervan de vraaggebieden leidend kunnen zijn en bij elke uitwerking er specifiek aandacht
kan zijn voor elk aparte vraaggebied.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Staatssecretaris voor zijn brief aan
de Kamer over informele zorg en voor de bijbehorende stukken en maken van de gelegenheid
gebruik enkele opmerkingen te maken en vragen te stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderstrepen het belang van informele zorg in
de samenleving. Zonder de vele mantelzorgers en vrijwilligers in het sociale domein,
maar ook daarbuiten, verliest de samenleving veel kwaliteit en warmte. Deze leden
delen de ambitie van de Staatssecretaris om informele zorg te versterken, te ondersteunen
en te waarderen om als samenleving de zorg voor elkaar te dragen. Gezien de opgave
waar Nederland voor staat om ook in de toekomst een zorgzame samenleving te blijven,
zien deze leden de rol van mantelzorgers en vrijwilligers belangrijker worden. Zij
menen dat dit niet betekent dat informele zorg zonder meer taken van de formele zorg
moet overnemen, maar dat er naar een goed samenspel van formele en informele zorg
moet worden gezocht. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij dit samenspel in de
toekomst ziet, zo vragen de leden.
Ten aanzien van de doelstelling om de positie van mantelzorger en de informele zorg
in de samenleving te erkennen vragen de leden van de ChristenUnie-fractie welke concrete
en afrekenbare doelen de Staatssecretaris hieraan verbindt. Deze leden zien een grote
opgave om de combinatie van mantelzorg en werk toekomstbestendig te houden. Wanneer
is de aangekondigde verkenning met andere ministeries, werkgevers en werknemers af?
Verkent de Staatssecretaris ook of het nodig is om fiscale regelingen, verlofregelingen
en uitkeringen aan te passen? Wanneer verwacht de Staatssecretaris voorstellen, samen
met de bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die de onderwijssector
beter in staat stellen jonge mantelzorgers te ondersteunen, zo vragen de leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris gemeenten onder
andere verwijst naar bredere (nog te ontwikkelen) akkoorden en uitkeringen, die deels
onder de verantwoordelijkheid van andere bewindspersonen vallen, om de integrale visie
op informele zorg te concretiseren. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat informele
zorg een prominente plek krijgt in de uitwerking van het Integraal Zorgakkoord, het
Programma Wonen en Zorg voor Ouderen en het Gezond en Actief Leven Akkoord?
Ten aanzien van de uitwerking van de Specifieke Uitkering (SPUK) voor gemeenten vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie op welke manier de Staatssecretaris de mogelijkheden
gaat vergroten om ontmoetingsplekken te realiseren en in stand te houden in wijken
en buurten. Heeft de Staatssecretaris in de uitwerking van de SPUK extra aandacht
voor de gemeenten en wijken waarin de sociale samenhang en leefbaarheid lager dan
gemiddeld is, zo vragen de leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de Staatssecretaris om randvoorwaarden
als financiering, regelgeving en kaders voor informele zorg op orde te brengen. Deze
leden sporen de Staatssecretaris aan om vaart te maken in het onderzoek naar de kaders
die de rijksoverheid kan stellen en de ondersteuningsmogelijkheden voor gemeenten.
Zij wijzen op de diverse onderzoeken die hierover al zijn gedaan, zoals het Rapport
van de aanjager respijtzorg, handreikingen van Movisie, het advies «Anders leven en
anders zorgen» van de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving en op de ervaringen
en adviezen van MantelzorgNL en van de Vereniging NOV (Platform Vrijwillige Inzet).
Deze leden vragen bovendien de Staatssecretaris wat hij vindt van een landelijke mantelzorgverklaring,
zoals MantelzorgNL voorstelt, aangezien veel gemeenten en instanties van mantelzorgers
een bewijs vragen dat hij of zij mantelzorger is.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris specifiek naar mantelzorgers
voor dementerenden. Zij hebben vaak een zware zorgtaak en zijn relatief vaak overbelast.
Op welke manier wordt deze groep betrokken bij de uitwerking van de visie op mantelzorg
en welke ideeën heeft de Staatssecretaris om deze specifieke groep passend te ondersteunen,
zo vragen de leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris vooral
over mantelzorg en veel minder over vrijwilligers. Is de Staatssecretaris van plan
in zijn uitwerking van de visie wel meer aandacht te besteden aan vrijwilligers? En
gaat dit dan vooral over vrijwilligers in de zorg en het sociaal domein, of is de
Staatssecretaris ook van plan een visie te ontwikkelen en uit te werken op de rol
van vrijwilligers in de samenleving in het algemeen, zo vragen de leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Staatssecretaris over mantelzorg en informele zorg. Zij hechten veel belang aan
dit onderwerp. Zo’n 4,4 miljoen Nederlanders geven op dit moment hulp aan een naaste.
Het aantal beschikbare mantelzorgers neemt af, terwijl het beroep op mantelzorgers
in de komende decennia zal toenemen. Naar verwachting zal de zorgvraag in 2040 zo
groot zijn, dat elke Nederlander voor een naaste zal zorgen. De urgentie hoe we de
informele zorg kunnen ondersteunen en versterken is dan ook groot. Graag maken de
leden van de SGP-fractie daarom van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen
over de brief.
In algemene zin hadden de leden van de SGP-fractie gehoopt (en verwacht) dat in de
brief concrete voorstellen zouden worden gedaan om mantelzorgers te ondersteunen.
De motie van de leden Van der Staaij en Pieter Heerma7 had hier immers om gevraagd. In de brief geeft de Staatssecretaris vooral een opsomming
van de onderzoeken en verkenningen die hij wil gaan doen. Er zijn in de afgelopen
jaren echter al verschillende onderzoeken gedaan en visies geformuleerd waarvan gebruik
kan worden gemaakt. De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris om aan
te geven wat hij aan het einde van deze kabinetsperiode concreet bereikt wil hebben
op het gebied van ondersteuning van mantelzorg en informele zorg.
Uitdagingen rondom informele zorg en mantelzorg
De leden van de SGP-fractie herkennen zich in de uitdagingen die de Staatssecretaris
schetst. Tegelijkertijd missen zij in zijn analyse het verband tussen de arbeidsmarktproblematiek
en de vraag naar mantelzorg. De leden van de SGP-fractie constateren dat er in het
huidige overheidsbeleid sprake lijkt te zijn van tegengestelde belangen. Aan de ene
kant worden werknemers gestimuleerd (veel) meer betaald werk te verrichten, terwijl
aan de andere kant informele zorg steeds belangrijker zal gaan worden in een vergrijzende
samenleving. Erkent de Staatssecretaris dat deze twee beleidsdoelen met elkaar conflicteren?
Hoe wil het kabinet hiermee omgaan, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat de hervorming van de arbeidsmarkt
en de toenemende zorgkosten ons dwingen grondig na te denken over de verdeling van
arbeid en zorgtaken, en daarbij de samenleving niet uit het oog te verliezen. Ook
het SCP adviseerde het kabinet in de uitwerking van arbeidsmarkthervormingen verschillende
vormen van maatschappelijke participatie mee te nemen. Is de Staatssecretaris het
ermee eens dat het evenwicht tussen arbeid en zorg zoek dreigt te raken? Hoe wil hij
ervoor gaan zorgen dat er meer ruimte ontstaat voor zorgtaken en de eenzijdige focus
op arbeidsmarktparticipatie wordt bijgesteld, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Staatssecretaris ontwikkelingen in het geven
van informele hulp monitort. Zij doen de suggestie om onderzoek hiernaar periodiek
te herhalen. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid, zo vragen zij.
Zij vragen de Staatssecretaris tevens om een reactie op het feit dat mantelzorg en
informele hulp in krimpregio’s onder grotere druk staat dan elders.8 Welke concrete acties kunnen zij van het kabinet verwachten om knelpunten in regio’s
aan te pakken?
Verder vragen de leden van de SGP-fractie hoe de Staatssecretaris specifiek de groep
ouderen wil ondersteunen die mantelzorg biedt aan (nog oudere) naasten.
Visie voor de toekomst
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwijst naar de bestuurlijke
afspraken «Samen Sterk voor Mantelzorg». Zijn de afspraken die hierin staan inmiddels
gerealiseerd? Zo nee, kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij hiermee alsnog aan
de slag gaat, zo vragen de leden.
Erkende positie mantelzorger en informele zorg in de samenleving
Begin 2020 is door de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport advies
gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad (SER) over het faciliteren en ondersteunen
van de combinatie van werk en mantelzorg.9 Weet de Staatssecretaris of, en zo ja wanneer, dit advies van de SER nog kan worden
verwacht?
Eén op de vier werkenden combineert mantelzorg met een baan, en dat is een forse uitdaging.
Het aantal werkende mantelzorgers neemt naar verwachting alleen maar toe. Het gevolg
is een toenemende druk op werkende mantelzorgers; een extra belasting voor deze toch
al kwetsbare groep. De leden van de SGP-fractie vinden het juist voor deze groep van
belang om te bezien hoe de combinatie werk en zorgtaken kan worden vergemakkelijkt,
zodat overbelasting en uitval kan worden tegengegaan. Hoe wil het kabinet dit doen?
Wil de Staatssecretaris samen met werkgevers bekijken hoe ruimte en eventuele ondersteuning
kan worden geboden aan medewerkers die hier mee te maken hebben? Hoe wordt voorkomen
dat overbelaste mantelzorgers steeds maar doorgaan en daardoor in een burn-out belanden,
zo vragen de leden.
In veel gevallen rust er een taboe op het praten op de werkverlof over het verlenen
van mantelzorg. Is de Staatssecretaris bereid de bewustwording en de dialoog met werkgevers
rondom de combinatie mantelzorg en werk te stimuleren? Is de Staatssecretaris bereid
in gesprek te gaan met landelijke initiatieven op het gebied van voorlichting, training
en begeleiding rondom het faciliteren van mantelzorg vriendelijk werken, zoals de
stichting Werk & Mantelzorg en Mantelzorg met beleid, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Staatssecretaris met de bewindslieden van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil verkennen of er meer nodig en mogelijk is ten
aanzien van inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het beroep op mantelzorg toekomstbestendig
te houden. Hoe wil de Staatssecretaris vrijwilligerswerk en informele zorg stimuleren,
zodat mensen zich gaan aanmelden als vrijwilliger of vaker de keuze te maken voor
de naaste te zorgen, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris bij de genoemde verkenning
ook de fiscale maatregelen ten aanzien van een- en tweeverdieners te betrekken. Alleenverdieners
worden fiscaal benadeeld voor het feit dat een van beide partners niet werkt, terwijl
velen van de niet-werkende partners zich inzetten als vrijwilliger of mantelzorger.
Uitgangspunt van kabinetsbeleid is dat iedereen een vrije keuze heeft in de verdeling
van werk- en privézaken, terwijl alleenverdieners tot wel twaalf keer meer belasting
betalen dan tweeverdieners. Is de Staatssecretaris van mening dat dit informele zorg
ontmoedigt, en dat dus ook naar ons belastingstelsel moet worden gekeken? Is hij bereid
om dit te betrekken bij de genoemde verkenning, zo vragen de leden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gestart met een nadere inventarisatie
van de mogelijkheden om het verlofstelsel te vereenvoudigen, specifiek voor verlof
voor zorgdoeleinden. Daarbij wordt ook gekeken naar een mogelijk «breed maatschappelijk
verlof», zoals voorgesteld door de SER. De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris
een opsomming te geven van de wettelijke (verlof)regelingen die er op dit moment zijn
om werk en mantelzorg te combineren. Is hij bereid hierbij ook te bezien in hoeverre
de huidige regelingen toereikend zijn voor deze doelgroep? Wanneer verwacht de Staatssecretaris
hier meer duidelijkheid over te kunnen bieden, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Staatssecretaris inzet op een «sterke sociale
basis». Wat is er volgens hem op dit moment nodig om die sociale basis te versterken?
Richt de sociale basis zich ook op preventie, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris naar de rol van zorgverzekeraars.
In de brief wordt hierop niet ingegaan. Klopt het dat sommige zorgverzekeraars mantelzorgondersteuning
en/of respijtszorg vergoeden via de aanvullende verzekering? Is de Staatssecretaris
bereid om te verkennen of vormen van mantelzorgondersteuning ook via de basisverzekering
zouden kunnen worden vergoed, zo vragen de leden.
Verbinding en samenwerking met (het netwerk van) de mantelzorger
De leden van de SGP-fractie lezen met instemming over het belang van een goede verbinding
tussen formele en informele zorg. Zij begrijpen dat vanuit het Integraal Zorgakkoord
hierover afspraken zijn opgenomen. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke termijn
er meer duidelijkheid komt over de uitwerking hiervan? Zij vragen hem ook om te specificeren
waarover precies afspraken zullen worden gemaakt en welke organisaties en partijen
aan tafel zitten.
Verder vragen de leden van de SGP-fractie wat zorgaanbieders/zorgverleners kunnen
betekenen in de bewustwording van mantelzorgers. Soms hebben mantelzorgers niet eens
door dat zij mantelzorger zijn, laat staan dat er sprake is van overbelasting. Welke
rol zouden hulpverleners volgens de Staatssecretaris moeten spelen bij het signaleren
van een zorgvraag bij de mantelzorger en het doorgeleiden naar mantelzorgondersteuning,
zoals een mantelzorgmakelaar? Hoe zou deze signaleringsfunctie verder kunnen worden
versterkt?
Het zorgen voor een goede verbinding tussen de formele zorg en informele zorg kost
tijd en dus geld. De leden van de SGP-fractie vragen of dit voldoende is gewaarborgd
vanuit de verschillende zorgwetten. Krijgen zorgprofessionals tijd om met mantelzorgers
te kunnen overleggen om de zorg voor een cliënt/patiënt zo goed mogelijk vorm te geven,
zo vragen de leden.
Individuele ondersteuning, gevarieerd en op maat
De leden van de SGP-fractie lezen dat passende individuele ondersteuning beschikbaar
moet zijn als de collectieve ondersteuning onvoldoende helpt. Kan de Staatssecretaris
een beeld geven van wat nu aan collectieve ondersteuning wordt geboden aan mantelzorgers,
zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de implementatie van de adviezen van de landelijk
«aanjager respijtzorg» (Clémence Ross). Wat is de laatste stand van zaken, zo vragen
de leden.
De agenda voor de sociale basis
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe voorkomen gaat worden dat
mantelzorg verdwijnt in de grote programma’s van het kabinet, zoals het Integraal
Zorgakkoord en het Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen waardoor acties
verwateren. Zij doen de suggestie om een landelijk aanjager mantelzorg aan te stellen
die de regie op zich kan nemen en kan zorgen voor een integrale benadering.
De leden van de SGP-fractie vragen tot slot hoe de Kamer op de hoogte gehouden zal
worden van de acties en onderzoeken die Staatssecretaris in de brief heeft aangekondigd.
Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie-Den Haan
Het lid van de fractie-Den Haan heeft kennisgenomen van de brief over de ondersteuning
van mantelzorg en informele zorg en heeft nog een aantal vragen.
De Staatssecretaris schrijft in de brief dat hij de mantelzorgers een plek wil geven
in de sociale basis. Maar wat betekent dat precies, en hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat die positie goed geborgd wordt, wil het lid van de fractie-Den Haan
weten. Wordt de sociale basis goed gestut door een stevige professionele basis, zodat
de informele zorg daarop kan terugvallen? Want een sociale basis kun je niet alleen
opbouwen met informele zorg.
De Staatssecretaris schrijft dat er meerdere akkoorden tussen het Rijk en partners
dienen als instrument om de contouren en uitgangspunten met elkaar te bewaken en gezamenlijk
verantwoordelijkheid te dragen voor de opgave rondom de sociale basis, zoals de WOZO
en de GALA. Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen dat de positie van mantelzorgers in
deze akkoorden niet vergeten wordt, zo vraagt het lid.
In de schriftelijke beantwoording van vragen die tijdens de begrotingsbehandeling
zijn gesteld schrijft de Staatssecretaris dat hij samen met de Minister voor Langdurige
Zorg voornemens is de aanpak voor de sociale basis en mantelzorg te intensiveren met
onder meer de inzet van een brede specifieke uitkering (gezondheid, sport en sociale
basis). Kan hij hier al dieper op ingaan, wat betekent dit voor de mantelzorgers?
Betekent dit dat zij in elke gemeente kunnen rekenen op een goede ondersteuning en
dat gemeenten het geld dat bestemd is voor mantelzorgers ook daadwerkelijk aan mantelzorgers
wordt besteed?
In het rapport «Aanjager Respijtzorg» van Clémence Ross voor regionale respijtaanjagers.
In de brief schrijft de Staatssecretaris over regionale respijtconsulenten. Bedoelt
de Staatssecretaris hier hetzelfde als Clémence Ross, zo vraagt het lid.
MantelzorgNL pleit al jaren voor een landelijke mantelzorgverklaring, waarmee mantelzorgers
hun positie kunnen weergeven. Is de Staatssecretaris bereid een landelijke mantelzorgverklaring
in het leven te roepen, zo vraagt het lid.
II. Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en antwoorden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoeveel maatschappelijke
kosten de vrijwilligers die ook een waardevolle rol vervullen naast de mantelzorgers
opleveren.
Op landelijk niveau zijn geen gegevens beschikbaar over het kwantitatieve zicht op
de economische waarde van het vrijwilligerswerk in Nederland. Uit onderzoek blijkt
dat 39% van de volwassen Nederlandse bevolking zich in 2021 heeft ingezet als vrijwilliger10. Het gaat om meer dan 5 miljoen mensen die zich wekelijks en soms zelfs dagelijks
in vele verschillende sectoren vrijwillig inzetten.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris van plan is om meer druk
te zetten op het aanvullende bouwplan voor het WOZO.
Het programma Wonen en Zorg voor Ouderen waarin de bouwplannen nader zijn uitgewerkt
is op 23 november 202211 door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Minister voor
Langdurige Zorg en Sport naar uw Kamer gestuurd.
De leden van de VVD-fractie lezen in de verkenning van ontwikkelingen in respijtzorg
dat zowel mantelzorgsteunpunten als pilotgemeenten in 2022 stellen dat nieuwe vormen
van respijtzorg slechts bij uitzondering worden aangeboden en vragen zich af welke
oorzaken hieraan ten grondslag liggen.
In de verkenning «De zorg even overnemen»12 die in 2022 is uitgevoerd door de DSP – groep (onafhankelijk bureau voor beleidsadvies,
beleidsonderzoek en management) is geconstateerd dat het inzicht ontbreekt. Gemeenten
beschikken alleen over registratiegegevens als respijtzorg bestaat uit een geïndiceerde
maatwerkvoorziening, zoals logeeropvang. Er zijn geen gegevens beschikbaar als respijtzorg
beschikbaar wordt gesteld als algemene voorziening. Voor het overige wordt in deze
verkenning afgegaan op hetgeen de intermediairs (steunpunten mantelzorg, zorg en welzijn,
eigen medewerkers) aangeven. Dit betreft vooral kwalitatieve informatie. Op 3 februari
2023 is het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) ondertekend. Hierin is, onder meer,
afgesproken dat het respijtzorgaanbod de komende jaren wordt vernieuwd. Gemeenten
ontvangen hiervoor ook structureel extra middelen. In de uitvoeringsagenda mantelzorg
en worden hierover afspraken gemaakt. Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie
van VWS heb ik toegezegd aan uw Kamer dat deze uitvoeringsagenda mantelzorg in het
eerste kwartaal van 2023 gereed is. Dit blijkt niet mogelijk omdat ik nog in gesprek
ben met maatschappelijke partners over de precieze vormgeving en concrete maatregelen.
Ik zal de uitvoeringsagenda in het tweede kwartaal van 2023 aan uw Kamer toesturen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe er kan worden bevorderd dat gemeenten beter
inzicht krijgen in het gebruik van respijtzorg en de behoeften van mantelzorgers hierin.
Ik heb uw Kamer op 30 september 202213 geïnformeerd over de visie op mantelzorg en informele zorg. In deze brief is aangegeven
dat in deze kabinetsperiode wordt gewerkt aan een aanpak mantelzorg op drie onderdelen:
(1) de erkenning van mantelzorg en informele zorg in de samenleving, (2) verbinding
en samenwerking met (het netwerk) van de mantelzorger en (3) individuele ondersteuning.
Momenteel ben ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG, Mantelzorg NL,
Movisie, de NOV, SWN, ActiZ en Werk en Mantelzorg) in gesprek over de vormgeving van
deze agenda. Ik zal de uitvoeringsagenda mantelzorg in het tweede kwartaal van 2023
aan uw Kamer toesturen. Hierin is, zoals al eerder vastgesteld in de brief van 30 september
2022, aandacht voor respijtzorg. Er wordt nagedacht over maatregelen om pilots te
starten om respijtzorg domein overstijgend te organiseren en de inzet van regionale
respijtzorgconsulenten en mantelzorg in brede zin beter te betrekken bij de toegang
tot maatschappelijke ondersteuning («het keukentafelgesprek»).
De leden van de VVD-fractie vragen over het gebruik van respijtzorg waarom gemeenten
– net als in 2019/2020 – weinig kunnen zeggen omdat inzicht daarin ontbreekt. De leden
denken hier bijvoorbeeld aan betere keukentafelgesprekken. Ook vragen de leden van
de VVD-fractie hoe gemeenten aangespoord worden om mogelijkheden tot respijtzorg breder
onder de aandacht te brengen, om zo ook taboedoorbrekend te zijn. Hoe pakken gemeenten
de aanbevelingen uit de verkenning op en hoe houdt de Staatssecretaris hierbij vinger
aan de pols, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De vragen die uw fractie stelt zal ik betrekken bij de gesprekken met de maatschappelijke
partners en waar mogelijk bij de uitwerking van de aanpak. Hierbij is het niet mogelijk
om inzicht te krijgen in het gebruik van respijtzorg omdat gemeenten, op grond van
de Wmo, niet verplicht zijn om dergelijke informatie te registreren. Daarnaast ben
ik voornemens om samen met de genoemde partners een brede landelijke coalitie te starten
die – ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid – gezamenlijk stuurt op de uitvoering
van de agenda en zodoende monitort of de gewenste resultaten worden behaald.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris samen met de bewindslieden
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en werkgevers wil verkennen of er meer nodig
is om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het beroep op mantelzorg toekomstbestendig
te houden. Deze leden vragen op welke termijn en hoe deze gesprekken ingestoken zullen
worden.
Op dit moment ben ik, samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
in gesprek met werkgevers en werknemers over het onderwerp arbeid en mantelzorg. Wij
zijn met elkaar doordrongen van het feit dat het noodzakelijk is op de korte en lange
termijn te onderzoeken of aanvullende afspraken noodzakelijk zijn. Wij kijken, binnen
de bestaande kaders, welke inspanningen nodig zijn om ervoor te zorgen dat werkgevers
en werknemers gezamenlijk het gesprek aangaan over het combineren van werk en mantelzorg
en afspraken maken met elkaar op het moment dat mantelzorg moet worden verleend. Het
is mijn ambitie om hier in de uitvoeringsagenda mantelzorg een aantal concrete afspraken
over op te nemen. Deze agenda wordt in het tweede kwartaal van 2023 aan uw Kamer aangeboden.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Staatssecretaris wil realiseren dat er woningen
bij elkaar staan die passend zijn voor meerdere generaties, die uitnodigen om elkaar
te ontmoeten. De VVD-fractie vraagt of er bij deze opgave ook wordt gekeken naar projecten
zoals connect generations om ouderen en bijvoorbeeld studenten in een dezelfde woonvorm
te laten verblijven.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport is bezig met het uitwerken van een stimuleringsregeling
om cohesie en sociale interactie op plekken waar overwegend ouderen wonen te vergroten
door te stimuleren dat jongeren, als een goede buur, een actieve bijdrage leveren
aan deze cohesie en sociale interactie. Voor deze regeling zijn de middelen beschikbaar
zoals opgenomen in de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord. Het voornemen is
dat deze regeling voor de zomer wordt opengesteld en richt zich op verhuurders van
geclusterde ouderenwoningen.
Uit de verkenning begrijpen de leden van de VVD-fractie dat veel gemeenten nog geen
visie hebben op respijtzorg. Gemeenten zien de urgentie wel, maar handelen er nog
niet altijd naar. Hoe wordt, zo vragen de leden van de VVD-fractie, het ontwikkelen
van een gemeentelijke visie op respijtzorg de komende tijd bevorderd, ook in het licht
van de programma’s Wonen, Zorg en Ondersteuning voor Ouderen en het Integraal Zorgakkoord?
Ook vragen de leden van de VVD-fractie hoe de Staatssecretaris de aanbeveling om meer
landelijk aandacht te genereren voor respijtzorg gaat vormgeven, gegeven de extra
middelen die in het coalitieakkoord zijn vrijgemaakt voor respijtzorg.
Op 3 februari 2023 is het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) ondertekend. In dit
akkoord zijn, onder meer, afspraken gemaakt met gemeenten en verzekeraars over de
onderwerpen sociale basis, mantelzorg en respijtzorg. Hiermee is concreet uitvoering
gegeven aan de ambities die in het Integraal Zorgakkoord en Wonen en Zorg voor Ouderen
zijn opgenomen. Gemeenten hebben de mogelijkheid om extra middelen aan te vragen om
het respijtzorgaanbod te versterken. In de uitvoeringsagenda mantelzorg worden concrete
maatregelen opgenomen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het inzetten van
regionale respijtzorgconsulten.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris van VWS kan aangeven wanneer
hij denkt dat de 75 genoemde pilots die de toegang tot mantelzorgvoorzieningen zouden
moeten verbeteren geëvalueerd zullen worden.
Het adviesteam mantelzorg is opgezet door mijn ministerie, de VNG, Movisie en MantelzorgNL.
Het team heeft als opdracht om gemeenten te adviseren over het inrichten van het mantelzorgbeleid.
Het team bestaat uit medewerkers van MantelzorgNL en Movisie die in het team functioneren
als adviseur. Dit adviesteam is op dit moment bezig met het begeleiden en laten uitvoeren
van de 75 pilots. De resultaten hiervan worden, in opdracht van het Ministerie van
VWS, gemonitord door Regioplan Beleidsonderzoek B.V. Zij hebben inmiddels twee tussenrapportages
opgeleverd. De belangrijkste bevindingen zijn dat gemeenten de informatievoorziening
over mantelzorg willen verbeteren, de samenwerking met huisartsen en andere partners
willen stimuleren en het advies en aanbod van mantelzorg/respijtzorg willen verbeteren.
De pilots worden in mei 2023 afgerond met een eindrapportage.
Vragen en antwoorden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat er verlofvormen zijn om werk en mantelzorg te
combineren. Kan de Staatssecretaris aangeven om welke verlofvormen het dan gaat en
in hoeverre deze toereikend zijn? De leden van de D66-fractie horen ook graag wanneer
zij geïnformeerd worden over de verkenning van de verruiming van de verlofregelingen
die de Staatssecretaris aan het uitvoeren is.
Werknemers kunnen ten behoeve van het verlenen van mantelzorg gebruik maken van de
regelingen voor kortdurend en langdurend zorgverlof. Het recht op kortdurend zorgverlof
bestaat bij de noodzakelijk verzorging van een zieke. Het recht op langdurend zorgverlof
bestaat bij de verzorging van een persoon die levensbedreigend ziek is of voor de
noodzakelijke verzorging van een persoon die ziek of hulpbehoevend is. Het gaat dan
om de verzorging van een persoon die behoort tot de volgende kring:
• echtgenoot/geregistreerd partner of persoon waarmee men samenwoont;
• eigen kind, kind van de echtgenoot/geregistreerd partner of van de persoon waarmee
men samenwoont, of een pleegkind;
• een bloedverwant in de eerste of tweede graad;
• iemand die deel uitmaakt van de huishouding van de werknemer;
• degene met wie de werknemer een sociale relatie heeft voor zover de te verlenen zorg
rechtstreeks voortvloeit uit die relatie en redelijkerwijs door de werknemer moet
worden verleend.
• Het kortdurend zorgverlof omvat tweemaal de wekelijkse arbeidsduur per periode van
12 maanden. Men heeft recht op loondoorbetaling van 70%, en in ieder geval ten minste
het toepasselijke minimumloon. Het langdurend zorgverlof omvat zesmaal de wekelijkse
arbeidsduur en is onbetaald.
In welke mate deze toereikend zijn, is moeilijk in algemene zin te duiden. Dit is
immers sterk afhankelijk van individuele factoren, zoals de noodzakelijke duur van
de verzorging, de beschikbaarheid van andere mantelzorgers en de vraag of de verzorging
permanent nodig is of, bijvoorbeeld in het geval van hulpbehoevendheid, niet meer
dan een of twee dagdelen per week beslaat. In ieder geval bieden de regelingen een
basis om gedurende een bepaalde periode vrijgesteld te worden van de verplichtingen
die uit het werk voortvloeien om mantelzorg te kunnen verlenen. Dat kan dan voor een
kortere periode intensieve zorg zijn of voor een langere periode minder intensief.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inventariseert momenteel mogelijkheden
om het verlofstelsel uit de Wet arbeid en zorg te vereenvoudigen. Dat betreft de genoemde
zorgverloven en de verloven rond de geboorte en opvoeding van kinderen. De Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid streeft ernaar uw Kamer voor of in de zomer een
overzicht te sturen van vereenvoudigingen die op kortere termijn zijn door te voeren
en na de zomer een overzicht van mogelijkheden voor vereenvoudiging die raken aan
het stelsel als zodanig of die financiële gevolgen hebben.
De leden van de D66-fractie vragen hoe mantelzorgers en hun werkgevers, bijvoorbeeld
via de reguliere zorgverlening, geïnformeerd kunnen worden over de mogelijkheden voor
verlof om mantelzorg te kunnen bieden. De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris
van VWS cijfermatig kan onderbouwen hoeveel mantelzorgers verlof krijgen voor hun
zorgtaken van hun werkgever en hoe vaak een aanvraag tot verlof wordt afgewezen, uitgesplitst
naar geslacht.
De combinatie van werk en mantelzorg wordt gefaciliteerd door kortdurend en langdurend
zorgverlof. In de praktijk zijn ook maatwerkafspraken tussen werkgever en werknemer
van belang. Om het overleg daarover te faciliteren heeft het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid een handreiking Werk en mantelzorg laten ontwikkelen door
TNO. Daarbij is samengewerkt met de Stichting van de Arbeid. De handreiking geeft
informatie en handvatten aan werknemers die mantelzorg verlenen en hun leidinggevenden
en beschrijft onder meer de verschillende regelingen, waaronder het zorgverlof, die
een werkende mantelzorger kunnen ondersteunen bij het combineren van werk en zorgtaken.
Deze handreiking is te vinden op het Arboportaal. Ook op de website van de rijksoverheid
wordt informatie gegeven over de verlofregelingen. Het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid beziet hoe de handreiking en de verlofregelingen verder onder de
aandacht kunnen worden gebracht van werkgevers en werknemers.
In de onderstaande tabel is aangegeven hoeveel werknemers in 2021 een langdurende
of kortdurende zorgsituatie doormaakten en hun behoefte aan en gebruik van verlof.
In percentages uitgedrukt is het beeld als volgt. Van de werknemers met een langdurende
zorgsituatie had 72 procent geen behoefte aan verlof (mannen 71 procent, vrouwen 73
procent). Bij werknemers met een kortdurende zorgsituatie lag dit percentage lager,
namelijk op 67 procent (mannen 64 procent, vrouwen 69 procent). Van degenen die wel
behoefte hadden aan verlof heeft (langdurend: 28 procent, kortdurend 33 procent) heeft
respectievelijk 48 procent en 43 procent dit om uiteenlopende redenen niet opgenomen.
In een minderheid van de gevallen laat het werk verlofopname niet toe. In welke mate
dit een eigen inschatting van de werknemer was dan wel een weigering van de werkgever
is niet bekend.
Aantal werknemers met zorgsituatie en behoefte en gebruik van verlof 2021 (x 1.000
werknemers)
Langdurende zorgsituatie
Kortdurende zorgsituatie
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Mannen
Vrouwen
Aantal werknemers met zorgsituatie
639
285
354
420
203
217
Verlof opgenomen
91
44
47
97
52
46
– wv zorgverlof
46
22
24
30
17
13
Wel behoefte, niet opgenomen
84
36
47
42
20
22
– wv werk liet niet toe
29
10
19
15
6
9
– wv financieel niet haalbaar
6
4
10
0
1
1
Geen behoefte
462
203
259
280
131
149
Bron: CBS, monitor arbeid, zorg en kinderopvang, 2022.
De leden van de D66-fractie vragen hoe er wordt voorkomen dat de druk van mantelzorg
niet teveel bij vrouwen wordt gelegd.
Het kabinet zet in op een gelijkwaardigere werk-zorgbalans tussen mannen en vrouwen.
Op dit moment is de gelijkwaardigheid er nog niet. Dit wordt onderstreept in de Emancipatienota
2022–2025 (Bijlage bij Kamerstuk 30 420, nr. 374) van dit kabinet, als ook in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt die onlangs met uw Kamer is gedeeld. Daarin
wordt aangegeven dat vrouwen nog altijd meer zorgtaken thuis en voor naasten op zich
nemen dan mannen. Uit onderzoek van het SCP uit 2019 volgt bijvoorbeeld dat 31 procent
van de werkende vrouwen (16–69 jaar met een baan van 12 uur of meer) in Nederland
werk met mantelzorgtaken combineert, tegenover 22% van de werkende mannen.14
Het kabinet heeft al verschillende stappen gezet om het combineren van arbeid en zorg
te vergemakkelijken, zoals het invoeren van het betaald ouderschapsverlof met verhoogd
uitkeringspercentage en een forse investering in de kinderopvang. Daarnaast start
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dit jaar een maatschappelijke dialoog
over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. In die dialoog wordt de arbeid-zorgverdeling
en de verschillende verwachtingen die in de samenleving heersen over mannen en vrouwen
op het werk en het gezin meegenomen. Verder wordt in het kader van het onderwijs ingezet
op het doorbreken van genderstereotypering binnen loopbaanoriëntatie en -begeleiding
en studiekeuze, zodat jongeren vrij van heersende rolpatronen en sociale normen kunnen
kiezen wat het best hun talenten past.
De leden van de D66-fractie hebben er al vaker aandacht voor gevraagd, maar het is
belangrijk dat er snel stappen worden gezet om een nieuw integraal mantelzorgakkoord
te sluiten met werkgevers, waarbij er aandacht is voor bijvoorbeeld mantelzorgverlof.
Hoe is de Staatssecretaris hiermee bezig en wanneer kan dit akkoord verwacht worden,
vragen de leden. De leden van de D66-fractie vragen graag de Staatssecretaris waar
hij nu al aan denkt qua ondersteuning en of er andere mogelijkheden zijn om deze groep
te ondersteunen, bijvoorbeeld door meer in te zetten op de tolkenvoorziening. Wanneer
worden de leden geïnformeerd over de uitkomst van deze gesprekken en eventuele maatregelen
die hieruit volgen, vragen zij. De leden vinden het terecht dat er in de brief wordt
benadrukt dat randvoorwaarden, zoals financiering, regelgeving en kader op orde moeten
zijn voor mantelzorg en vrijwilligerswerk. De aanpak is in de brief echter niet concreet,
waar ziet de Staatssecretaris dat het nu al schuurt en welke mogelijke oplossingen
heeft hij al geïnventariseerd afgelopen jaar? Ook hier ontvangen de leden graag een
tijdspad van de vervolgstappen.
Ik heb uw Kamer op 30 september 202215 geïnformeerd over de visie op mantelzorg en informele zorg. In deze brief is aangegeven
dat in deze kabinetsperiode wordt gewerkt aan een aanpak mantelzorg op drie onderdelen:
(1) de erkenning van mantelzorg en informele zorg in de samenleving, (2) verbinding
en samenwerking met (het netwerk) van de mantelzorger en (3) individuele ondersteuning.
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS heb ik aan uw Kamer toegezegd
om in het eerste kwartaal van 2023 een uitvoeringsagenda te sturen. Momenteel ben
ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG, Mantelzorg NL, Movisie, de NOV,
SWN, ActiZ en Werk en Mantelzorg) in gesprek over de vormgeving van deze agenda.
In het kader van deze agenda ben ik op dit moment, samen met de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, in gesprek met werkgevers en werknemers over het onderwerp
arbeid en mantelzorg. Wij zijn met elkaar doordrongen van het feit dat het noodzakelijk
is op de korte en lange termijn te onderzoeken of aanvullende afspraken noodzakelijk
zijn. Wij kijken, binnen de bestaande kaders, welke inspanningen nodig zijn om ervoor
te zorgen dat werkgevers en werknemers gezamenlijk het gesprek aangaan over het combineren
van werk en mantelzorg en afspraken maken met elkaar op het moment dat mantelzorg
moet worden verleend. Tot slot ben ik bereid om in het kader van de uitvoeringsagenda
te onderzoeken of de tolkenvoorziening een rol kan spelen bij de organisatie en uitvoering
van mantelzorg.
De leden van de D66-fractie lezen met interesse over de samenhang tussen formele en
informele zorg en hoe een goede inzet van beiden van groot belang is. De leden onderschrijven
dat goede samenwerking over het zorgdomein heen hierbij van groot belang is, maar
vragen ook waar de samenwerking nu nog knelt, wat de Staatssecretaris gaat doen om
ervoor te zorgen dat deze samenwerking beter tot stand komt en welke actie hij onderneemt
als dit niet gebeurt.
De samenwerking knelt nog geregeld op het erkennen van de gelijkwaardige positie die
de mantelzorger heeft tot de zorgvrager. De formele zorg lijkt onvoldoende oog te
hebben voor de draaglast – draagkracht van de mantelzorger. Maatwerk is hierbij belangrijk
omdat iedere situatie er één op zich is aangezien de mantelzorger zelf bepaald in
welke mate hij/zij zorg kan bieden. In de uitvoeringsagenda mantelzorg die nu opgesteld
wordt, is dit één van de acties die opgenomen wordt.
De leden van de D66-fractie vragen hoe het geld uit het coalitieakkoord dat gereserveerd
is voor respijtzorg wordt besteed en hoe ervoor wordt gezorgd dat dit geld op de juiste
plek terecht komt.
Op 3 februari hebben de Minister van VWS, de Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
de VNG, ZN, GGD GHOR en ik het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) ondertekend.
Om uitvoering te geven aan het GALA is een financieel arrangement opgesteld in de
vorm van een brede specifieke uitkering (SPUK). In het GALA is de afspraak gemaakt
met gemeenten dat zij hun aanpak op respijtzorg intensiveren en hiervoor de extra
beschikbare middelen inzetten. Het is een voorwaarde in de brede SPUK dat zij hiertoe
in een plan van aanpak kenbaar maken hoe uitvoering te geven aan deze afspraak. Daarnaast
zijn op de VWS-begroting middelen beschikbaar voor de financiering van regionale respijtzorgconsulenten.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie aan de Staatssecretaris hoe hij aankijkt
tegen de inzet van sleutelpersonen en hoe dit kan worden bevorderd. Sleutelpersonen
spelen een belangrijke rol als schakel tussen gemeenten maar dit verschilt momenteel
nog per gemeente.
Sleutelpersonen kunnen een belangrijke rol vervullen, bijvoorbeeld om mensen met een
migratieachtergrond te ondersteunen bij het vinden van (mantelzorg)ondersteuning.
Het is aan de gemeente om dit – bijvoorbeeld als onderdeel van het sociaal werk –
vorm te geven. In elke gemeente moet op grond van de Wmo in ieder geval de functie
onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar zijn waar deze rol is weggelegd voor
sleutelpersonen. Voor alle gemeenten is deze functie ingeregeld en vindbaar op www.regelhulp.nl.
Vragen en antwoorden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de Staatssecretaris van VWS gaat voorkomen
dat mantelzorgers om gaan vallen.
Ik deel de zorgen van de PVV-fractie dat mantelzorgers overbelast kunnen raken en
dat dit onwenselijk is gelet op de ontwikkeling van de zorgvraag tot 2040. In het
coalitieakkoord zijn middelen ter beschikking gesteld om het aanbod van respijtzorg
structureel te verbeteren. Op basis van de afspraak in het Gezond en Actief Leven
Akkoord (GALA) kunnen gemeenten geoormerkt geld aanvragen om dit aanbod te verbeteren.
Dit moeten zij kenbaar maken in een plan van aanpak. Daarnaast zijn ook middelen op
de VWS-begroting beschikbaar om regionale respijtzorgconsulenten aan te stellen met
het doel het aanbod inzichtelijker te maken. Ook ben ik bezig met een uitvoeringsagenda
mantelzorg. Samen met maatschappelijke partners bezie ik of het noodzakelijk is om
nog verdere maatregelen te nemen op het gebied van overbelasting.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de Staatssecretaris van VWS gaat voorkomen
dat te veel professionele taken door mantelzorgers worden overgenomen.
Het verlenen van mantelzorg betekent niet dat de taken van de formele zorgverlener(s)
overgenomen moet worden. Ik vind het van belang dat we, zoals aangegeven in mijn brief
van 30 september 202216, in de samenleving omzien naar elkaar en elkaar helpen waar dat nodig is. Dit betekent
dat een mantelzorger een zorgbehoevende helpt met bijvoorbeeld de boodschappen, af
en toe een maaltijd bereidt, ondersteunt met de administratie en/of het innemen van
medicatie. Op het moment dat formele zorg noodzakelijk is, stopt de rol van de mantelzorger
niet, maar verandert deze in expert, aanspreekpunt en begeleider. De mantelzorger
voert dan bijvoorbeeld gesprekken met formele zorgverleners en maakt afspraken met
hen, indicatiestellers en/of zorginkopers om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke
zorg geleverd wordt.
De leden van de PVV-fractie vragen welke acties/ondersteuning de Staatssecretaris
van VWS overweegt om (zwaar) overbelaste mantelzorgers (van mensen met dementie) te
ontlasten?
In het coalitieakkoord zijn middelen ter beschikking gesteld om het aanbod van respijtzorg
structureel te verbeteren. Op basis van de afspraak van het GALA krijgen gemeenten
geoormerkt geld om dit aanbod te verbeteren. Dit moeten zij kenbaar maken in een plan
van aanpak. Daarnaast zijn ook middelen op de VWS-begroting beschikbaar om regionale
respijtzorgconsulenten aan te stellen met het doel het aanbod inzichtelijker te maken.
Daarnaast zet de Minister van Langdurige Zorg en Sport met de Nationale Dementie Strategie
in op versterking van het aanbod van zinvolle dagactiviteiten voor mensen met dementie.
Aanbod van dagactiviteiten draagt bij aan het ontlasten van de mantelzorg.
De leden van de PVV-fractie vragen of respijtzorg/vervangende zorg opgenomen is in
de (basis)verzekering?
Zorgverzekeraars kunnen vanuit de aanvullende verzekering mantelzorgondersteuning
en/of respijtzorg aanbieden. Ook zijn bij de aanvullende verzekering vergoedingen
mogelijk voor de mantelzorgmakelaar en mantelzorgcursussen. Zorgverzekeraars kunnen
hieraan voorwaarden stellen. Zo moet er bij sommige verzekeraars eerst toestemming
worden gevraagd of kan de respijtzorg alleen bij een specifieke stichting worden geregeld.
De essentie van mantelzorg is dat het onbetaalde zorg/diensten, bijvoorbeeld verzorging
of ondersteuning bij dagelijkse activiteiten, betreft voor zieke naasten. Hiervoor
gelden geen kwaliteit- of opleidingseisen conform de Wet kwaliteit klachten en geschillen
zorg. Zorg in het basispakket ziet op geneeskundige zorg. Deze zorg die beroeps- of
bedrijfsmatig zorg wordt verricht voldoet aan strenge kwaliteitseisen.
Ook zijn aan de verleners van de zorg opleidingseisen verbonden. Zorgverzekeraars
kopen de zorg uit het basispakket jaarlijks in. Daarvoor sluiten zij een contract
met de zorgaanbieder. Daarbij gebruiken zorgverzekeraars normen die beroepsverenigingen
vaststellen. Mantelzorg voldoet hier niet aan en past daarmee niet binnen de kaders
van de Zorgverzekeringswet.
De leden van de PVV-fractie vragen wat de reactie van de Staatssecretaris is op de
regiorapportages van de NZa waaruit bleek dat de gemiddelde wachttijd voor een casemanager
dementie in 2022 is gestegen naar 4,4 weken.
Casemanagement dementie valt onder de treeknorm V&V thuiszorg van 6 weken. Dat betekent
dat de maximaal aanvaardbare wachttijd waarbinnen de patiënt zorg moet kunnen krijgen
6 weken is. Op dit moment is de gemiddelde wachttijd 4,4 weken, wat dus binnen de
treeknorm valt. In individuele gevallen wordt de treeknorm wel overschreden. De krapte
op de arbeidsmarkt kan daar van invloed op zijn.
Ik vind het belangrijk dat casemanagement dementie voor een ieder die dat wenst en
nodig heeft tijdig beschikbaar is. Naast de algemene aanpak van de arbeidsmarkt via
het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & Welzijn (TAZ) is in oktober 2022,
met steun van het Ministerie van VWS, gestart met een traject om de zorgstandaard
dementie (waarvan casemanagement dementie een belangrijk onderdeel is) in alle regionale
dementienetwerken te implementeren. Daarbij is ook nadrukkelijk aandacht voor de inzet
van de casemanager dementie.
De leden van de PVV-fractie constateren dat gemeenten verschillende vormen van individuele
ondersteuning aanbieden om mantelzorgers te faciliteren. Deze leden vragen wat de
eigen bijdragen voor deze verschillende vormen van ondersteuning zijn en ontvangen
graag een overzicht en concrete voorbeelden.
Binnen het Wmo-domein is op bijna alle maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen
waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie het abonnementstarief van
toepassing. Het abonnementstarief bedraagt 19 euro per maand. Ook ontvangers van een
persoonsgebonden budget (pgb) zijn het abonnementstarief verschuldigd.
Voorbeelden van voorzieningen waarop het abonnementstarief van toepassing is: hulp
bij het huishouden, persoonlijke verzorging, dagbesteding, hulpmiddelen (bijvoorbeeld
rolstoelen) vervoersvoorzieningen en woningaanpassingen. Voor de maatwerkvoorziening
beschermd wonen geldt een aparte eigenbijdragesystematiek. Die is ook van toepassing
op ontvangers van het pgb beschermd wonen (met wooncomponent).
Gezamenlijke huishoudens (meerpersoonshuishoudens) waarin iemand nog niet de AOW-leeftijd
heeft bereikt zijn vrijgesteld van het betalen van het abonnementstarief. Daarnaast
hebben gemeenten de mogelijkheid om het abonnementstarief voor alle inwoners in gelijke
mate naar beneden bij te stellen, of om voor categorieën van personen – tot een door
de gemeente bepaalde inkomensgrens – het tarief op € 0,– te zetten.
In sommige gevallen is een cliënt zo afhankelijk van de hulp van mantelzorgers dat
tijdelijke uitval tot problemen kan leiden. In dat geval kan er vanuit de gemeente
vervanging of hulp worden geboden in de vorm van respijtzorg. Dit kan als algemene
voorziening zijn georganiseerd. Van respijtzorg maken de meeste mensen maar een paar
keer per jaar gebruik. In dit geval is er geen langdurig gebruik en geen sprake van
een duurzame hulpverleningsrelatie. Dan geldt de eigen bijdrage die de gemeente in
de verordening voor de algemene voorziening vaststelt. Als respijtzorg vooral gericht
is op gezinnen met een kind met een levenslange (verstandelijke) beperking, of op
mensen met een chronische aandoening kan er wel sprake zijn van een duurzame hulpverleningsrelatie
en is het abonnementstarief van toepassing.
De leden van de PVV-fractie constateren dat nog niet elke gemeente respijtzorg aanbiedt,
hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat respijtzorg op korte termijn in elke
gemeente aangeboden wordt?
Ik heb uw Kamer op 30 september 202217 geïnformeerd over de visie op mantelzorg en informele zorg. In deze brief is aangegeven
dat in deze kabinetsperiode wordt gewerkt aan een aanpak mantelzorg op drie onderdelen:
(1) de erkenning van mantelzorg en informele zorg in de samenleving, (2) verbinding
en samenwerking met (het netwerk) van de mantelzorger en (3) individuele ondersteuning.
Momenteel ben ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG, Mantelzorg NL,
Movisie, de NOV, SWN, ActiZ en Werk en Mantelzorg) in gesprek over de vormgeving van
deze agenda. Ik zal de uitvoeringsagenda mantelzorg in het tweede kwartaal van 2023
aan uw Kamer toesturen. Hierin is, zoals al eerder vastgesteld in de brief van 30 september
2022, aandacht voor respijtzorg. In het coalitieakkoord zijn extra middelen beschikbaar
gesteld om het respijtzorgaanbod te versterken. Deze zijn met de brede specifieke
uitkering (SPUK) verstrekt aan gemeenten. Zij hebben de verplichting om in een plan
aan te tonen hoe deze middelen worden ingezet. Indien gemeenten geen respijtzorgaanbod
hebben is het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om het
college van B&W hierop aan te spreken.
Kan de Staatssecretaris aangeven wat hij een goed reëel uurtarief zou vinden voor
het verlenen van informele zorg? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport en ik hebben niet de bevoegdheid om uitspraken
te doen over de hoogte van tarieven. In de vigerende wet- en regelgeving zijn kaders
gesteld op basis waarvan de NZa (bij de uitvoering van Wlz en de Zvw) en gemeenten
(bij de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo) tot reële of passende tarieven kunnen
komen. Indien geen passende of reële tarieven worden verstrekt treden wij in overleg
met de betreffende partners. In het kader van de Jeugdwet en de Wmo wordt een handreiking
voor het berekenen van toereikende pgb-tarieven ontwikkeld waarbij een uniforme, uitlegbare
en uitvoerbare werkwijze wordt geïntroduceerd. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen
informele en formele tarieven. Hierover heeft de Minister voor LZS uw Kamer geïnformeerd
op 23 december 202218.
De leden van de PVV-fractie vragen of mantelzorgers zijn betrokken bij het opstellen
van de integrale visie op de mantelzorger. Zo nee, hoe zorgt de Staatssecretaris van
VWS ervoor dat ook mantelzorgers (van mensen met dementie) worden betrokken bij de
uitwerking van de integrale visie op mantelzorg.
Mantelzorgers worden betrokken bij het opstellen en uitvoeren van de uitvoeringsagenda
mantelzorg. Ook MantelzorgNL is nauw betrokken bij dit proces. Waar nodig zal ik,
zowel bij de beleidsvoorbereiding als beleidsuitvoering, ervaringsdeskundigen betrekken.
De leden van de PVV-fractie vragen waarom er in het IZA geen afspraken en criteria
voor monitoring zijn opgenomen over de belastbaarheid en ondersteuning van mantelzorgers.
In het Integraal Zorgakkoord zijn ambities opgenomen over preventie, gezondheid, sociale
basis en mantelzorg, maar geen concrete afspraken gemaakt of indicatoren vastgesteld
die gemonitord kunnen worden. Over deze onderwerpen zijn concrete afspraken gemaakt
in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) dat op 3 februari 2023 is ondertekend.
Eén van de afspraken in dit akkoord is dat een uitvoeringsagenda mantelzorg wordt
opgesteld met de maatschappelijk partners. De wijze waarop de uitvoering van deze
agenda wordt gemonitord moet nog worden vastgesteld.
De leden van de PVV-fractie vragen op welke manier de administratieve lasten kunnen
worden teruggedrongen? Graag ontvangen de leden een aantal voorbeelden. Wanneer en
op welke manier wordt dit opgepakt, zo vragen deze leden.
In opdracht van mijn ministerie voert Movisie een actieonderzoek uit naar de ervaren
regeldruk bij professionals. Een onderdeel van dit onderzoek is het verkennen en testen
van handvatten om regeldruk van professionals te verminderen. Zo wordt getracht de
administratieve last te verminderen, ook voor mantelzorgers. Daarnaast hebben de regioadviseurs
van het Ketenbureau i-Sociaal Domein een belangrijke functie in het verminderen van
administratieve last en regeldruk van professionals. De regioadviseurs hebben een
verbindende en informatieve rol in het veld en staan in direct contact met gemeenten
en aanbieders. Tot slot is door het programma Ontregel de Zorg een e-learning en training
ontwikkeld om professionals te trainen tot «ontregelaars». De inschrijving van de
e-learning is gestart.
De leden van de PVV-fractie willen graag weten op welke manier de Staatssecretaris
aanleunwoningen gaat realiseren. De leden van de PVV-fractie vragen om hoeveel aanleunwoningen
het gaat en per wanneer de Staatssecretaris dit geregeld wil hebben.
In het programma Wonen en Zorg voor Ouderen dat op 23 november 2022 door de Minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Minister voor Langdurige Zorg
en Sport naar uw Kamer is gestuurd19, wordt nader ingegaan op bouwplannen voor ouderen. Hierin is opgenomen dat in de
periode tot en met 2030 290.000 woningen voor senioren worden gebouwd, 170.000 nultredenwoningen,
80.000 regulier geclusterde woningen en 40.000 geclusterde verpleegzorgplekken.
Vragen en antwoorden van de CDA-fractie
De Staatssecretaris stelt dat 4,4 miljoen mensen mantelzorg verlenen of die verantwoordelijkheid
hebben. De leden van de CDA-fractie vragen aan de Staatssecretaris om aan te geven,
zeker gezien de vergrijzing, wat de prognose is voor de komende jaren. De leden van
de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris inzichtelijk kan maken hoeveel mantelzorgers
er de komende jaren bij zullen komen.
Een antwoord op de vraag hoeveel mantelzorgers er de komende jaren bij zullen komen
is niet zo eenvoudig te geven. We veronderstellen dat de druk op de mantelzorg toe
gaat nemen mede door de toenemende vraag naar (mantel)zorg en het afnemende zorgpotentieel
per oudere (SCP/PBL, 201920). De druk komt naar verwachting voor een deel terecht bij werkende mantelzorgers
(RIVM, 202121).
Trends op basis van het verleden laten zien dat:
het aandeel mantelzorgers in 2019 iets groter is dan in 2014 en 2016. In andere onderzoeken
is tot nu toe geen stijging in het aandeel mantelzorgers geconstateerd. Vervolgmetingen
zullen moeten uitwijzen of de toename die we in 2019 zien van kortere of langere duur
is. Het iets grotere aandeel mantelzorgers past wel bij het beeld dat het aantal (hoogbejaarde)
thuiswonende ouderen toeneemt en dat bij de hulpvraag een steeds groter beroep op
het sociale netwerk wordt gedaan. Vooral onder de 55–64-jarigen is het aandeel dat
hulp geeft toegenomen. Deze leeftijdsgroep heeft vermoedelijk steeds vaker personen
in hun directe omgeving die hulp nodig hebben, zoals oude, hulpbehoevende (schoon)ouders22.
het aandeel onder werkenden dat intensief mantelzorg geeft, d.w.z. meer dan 4 uur
per week, vanaf 2016 iets hoger ligt dan in 2018, maar het is te vroeg om te zeggen
dat dit aandeel inderdaad stijgt23.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris het uitgangspunt van de
leden van de CDA-fractie delen dat gezien de arbeidskrapte, de vergrijzende samenleving
en de combinatie van mantelzorg en werk er meer urgentie moet komen bij beleidsmakers
voor de problemen waar mantelzorgers tegenaan lopen/waar zij mee geconfronteerd worden.
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris vindt dat de urgentie
voor de problemen waar mantelzorgers tegenaan lopen, bij gemeenten en zorgorganisaties
voldoende hoog op de agenda staat. Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie wat
de Staatssecretaris kan doen om dit punt hoger op de agenda te krijgen.
Ik deel de opvatting van de CDA-fractie dat, gelet op de maatschappelijke en demografische
ontwikkelingen, een stevige agenda op het terrein van mantelzorg en informele zorg
noodzakelijk is. Momenteel ben ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG,
Mantelzorg NL, Movisie, de NOV, SWN, ActiZ en Werk en Mantelzorg) in gesprek over
de vormgeving van deze agenda. Ik zal de uitvoeringsagenda mantelzorg in het tweede
kwartaal van 2023 aan uw Kamer toesturen.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris van VWS kan concretiseren
hoe de oplossingsrichtingen uit het Integraal Zorgakkoord verder worden uitgewerkt.
Ook vragen de leden van deze fractie binnen welk tijdsbestek deze oplossingen worden
uitgewerkt en aan welke oplossingsrichtingen wordt gedacht.
In het Integraal Zorgakkoord (hierna: IZA) zijn diverse afspraken gemaakt over de
verbetering en houdbaarheid van zorg en ondersteuning op korte en lange termijn. Voor
de sociale basis en mantelzorg zijn deze afspraken verder uitgewerkt in het Gezond
en Actief Leven Akkoord (hierna: GALA). Dit akkoord is op 3 februari 2023 ondertekend.
Op basis hiervan ga ik samen met gemeenten en andere betrokken actoren een brede visie
op de sociale basis en een uitvoeringsagenda mantelzorg opstellen. In deze uitvoeringsagenda
willen we bijvoorbeeld afspraken maken over respijtzorg, het versterken van de positie
van de mantelzorg en de relatie tussen arbeid en zorg. Gemeenten kunnen extra financiële
middelen aanvragen voor bijvoorbeeld het versterken van de sociale basis en het respijtzorgaanbod.
De Staatssecretaris stelt in zijn brief vervolgens dat het aanbod van respijtzorg
nog altijd divers en versnipperd is en dat nog niet alle mantelzorgers worden bereikt.
Dat delen de CDA-fractie leden. Vervolgens stelt de Staatssecretaris dat hij wil inzetten
op innovatie en het ondersteunen van complexe vormen van mantelzorg. Maar, zo vragen
de leden van deze fractie, dit zijn toch verschillende zaken?
Ik heb uw Kamer op 30 september 202224 geïnformeerd over de visie op mantelzorg en informele zorg. In deze brief is aangegeven
dat in deze kabinetsperiode wordt gewerkt aan een aanpak mantelzorg op drie onderdelen:
(1) de erkenning van mantelzorg en informele zorg in de samenleving, (2) verbinding
en samenwerking met (het netwerk) van de mantelzorger en (3) individuele ondersteuning.
Momenteel ben ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG, Mantelzorg NL,
Movisie, de NOV, SWN, ActiZ en Werk en Mantelzorg) in gesprek over de vormgeving van
deze agenda. Ik zal de uitvoeringsagenda mantelzorg in het tweede kwartaal van 2023
aan uw Kamer toesturen.
Hierin is, zoals al eerder vastgesteld in de brief van 30 september 2022, aandacht
voor versterking van mantelzorg en respijtzorg in brede zin. Omtrent respijtzorg wordt
nagedacht over maatregelen om pilots te starten om respijtzorg domein overstijgend
te organiseren en de inzet van regionale respijtzorgconsulenten en mantelzorg in brede
zin beter te betrekken bij de toegang tot maatschappelijke ondersteuning («het keukentafelgesprek»).
Daarnaast ben ik voornemens om samen met de genoemde partners een brede landelijke
coalitie te starten die – ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid – gezamenlijk
stuurt op de uitvoering van de agenda en zodoende monitort of de gewenste resultaten
worden behaald.
De leden van de CDA-fractie vragen als eerste of het aanbod van diverse vormen van
respijtzorg voldoende is. En of de Staatssecretaris dit punt deelt en zo ja, of hij
regionaal in kaart kan en wil brengen hoe groot het aanbod is en of het aanbod van
respijtzorg voldoende is. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie wat er precies
wordt bedoeld met innovatie van respijtzorg.
Het onderzoeksbureau DSP (onafhankelijk bureau voor beleidsadvies, beleidsonderzoek
en management) heeft een rapport opgesteld, genaamd «de zorg even overnemen» waarin
wordt beschreven dat het aanbod aan respijtzorg onvoldoende is voor mensen met dementie.
In kwalitatief opzicht sluit het aanbod onvoldoende aan op de vraag en bovendien is
er onvoldoende beeld bij gemeenten wat de behoefte aan respijtzorg is. In mijn brief
van 30 september 202225 heb ik aangegeven regionale respijtzorgconsulenten in te willen zetten. Dit idee
ga ik samen met onder andere gemeenten nader uitwerken. Een onderdeel van deze functie
kan zijn, het in kaart brengen van regionaal vraag en aanbod aan (intensievere vormen
van) respijtzorg. Met innovatieve vormen van respijtzorg worden vormen bedoeld die
beter passen bij de vraag en behoefte van de mantelzorger: geen standaard aanbod,
maar kleinschaligere, nieuwe vormen van respijtzorg.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe het staat met de uitvoering van
de motie van het lid Werner over een pilot met praktische ondersteuning van mantelzorgers,
vragen de Staatssecretaris uiteen te zetten hoe de pilot verloopt en of er al eerste
resultaten te noemen zijn.
Momenteel wordt door Ecorys (een internationaal onderzoeksgericht consultancy bedrijf)
onderzoek gedaan naar de effecten van de interventies voor mantelzorgers. Deze worden
gemeten om een beter beeld te krijgen van de opbrengsten van de verschillende typen
interventies. Ecorys voert dit onderzoek uit in opdracht van VWS. Deze pilot loopt
nog door tot in het eerste kwartaal van 2023. De uitkomsten worden eind Q2 opgeleverd,
daarna met uw Kamer gedeeld en betrokken bij de uitvoering van het beleid.
Vragen en antwoorden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vragen een toelichting op de ambities uit het Integraal
Zorgakkoord en het programma Wonen en Zorg voor Ouderen en dat deze voor een belangrijk
deel rusten op de inzet van informele zorg. De leden vragen hier een toelichting op,
met name op de vraag wie er nu eigenlijk verantwoordelijk is voor de zorg. Het kan
toch niet zo zijn, zo stellen de leden, dat de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers
zal gaan bepalen iemand al niet zorg krijgt of dat dit bepalend is voor de kwaliteit
van zorg.
Het verlenen van mantelzorg betekent niet dat de taken van de formele zorgverlener(s)
per definitie overgenomen moeten worden. Ik vind het van belang dat we, zoals aangegeven
in mijn brief van 30 september 202226, in de samenleving omzien naar elkaar en elkaar helpen waar dat nodig is. Dit betekent
dat een mantelzorger een zorgbehoevende helpt met bijvoorbeeld de boodschappen, af
en toe een maaltijd bereidt, ondersteunt met de administratie en/of het innemen van
medicatie.
Op het moment dat formele zorg noodzakelijk stopt, stopt de rol van de mantelzorger
niet, maar verandert deze. De mantelzorger voert dan bijvoorbeeld gesprekken met de
formele zorgverleners en maakt afspraken met hen, indicatiestellers en/of zorginkopers
om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke zorg geleverd wordt. Het is wat mij betreft
niet aan de orde dat de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers bepalend is of en
hoe iemand zorg krijgt en de daarmee samenhangende kwaliteit. Tegelijkertijd is het
wel zo dat gemeenten de wettelijke opdracht hebben, op grond van de Wmo, om medicalisering
tegen te gaan en niet iedere normale hulpvraag als zorg te beschouwen.
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de monitor van mantelzorgers is stopgezet,
terwijl er steeds meer van mantelzorgers en vrijwilligers zal worden gevraagd. Deze
leden vragen ook of en wanneer het onderzoek uit 2019 van het Sociaal en Cultureel
Planbureau (SCP)27 herhaald kan worden en hoe de vinger aan de pols gehouden wordt ten aanzien van de
stand van zaken rond mantelzorg en informele zorg.
De Informele Zorg Monitor is uitgevoerd in 2001, 2007, 2008, 2014, 2016 en 2019. De
reden dat het SCP geen vervolgmonitor heeft uitgevoerd is omdat de resultaten in 2019
niet substantieel waren gewijzigd ten opzichte van de voorgaande jaren. Ik ben voornemens
om met het SCP in gesprek te gaan over het herhalen van de monitor.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de doelen die genoemd worden, genaamd een
stevige sociale basis, een sterk vangnet en een betere domein overstijgende samenwerking
die de leden natuurlijk onderschrijven, worden bereikt?
Op 3 februari 2023 is het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) ondertekend. In het
GALA zijn met gemeenten en verzekeraars afspraken gemaakt over het verbeteren en versterken
van de sociale basis, mantelzorg en respijtzorg. Op dit moment ben ik samen met maatschappelijke
partners aan het verkennen hoe gemeenten en andere partners gefaciliteerd kunnen worden
bij de doorontwikkeling van de sociale basis. Daarnaast ben ik, samen met maatschappelijke
partners, bezig om een uitvoeringsagenda mantelzorg op te stellen. Eén van de maatregelen
waaraan wordt gedacht is het laten uitvoeren van pilots voor domein overstijgende
respijtzorg.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Staatssecretaris van VWS concrete uitvoering
gaat geven aan het mantelzorgbeleid zoals hij in zijn brief van 30 september 2022
heeft opgenomen. De leden van de PvdA-fractie zouden graag zien dat hij ingaat op
de volgende vragen: hoe zorgen we ervoor dat de mantelzorger en zijn/haar netwerk
centraal staat? Op welke wijze kan de formele zorg hier goed op aanhaken? Hoe signaleren
we overbelasting? En hoe kunnen we samenwerking over domeinen heen stimuleren? Ook
willen de leden van deze fractie weten welke concrete maatregelen worden ingezet,
hoe de verantwoordelijkheden worden verdeeld en hoe en wanneer dat dan gaat gebeuren,
en welk tijdspad daarbij wordt gevolgd.
Ik heb uw Kamer op 30 september 202228 geïnformeerd over de visie op mantelzorg en informele zorg. In deze brief is aangegeven
dat in deze kabinetsperiode wordt gewerkt aan een aanpak mantelzorg op drie onderdelen:
(1) de erkenning van mantelzorg en informele zorg in de samenleving, (2) verbinding
en samenwerking met (het netwerk) van de mantelzorger en (3) informele ondersteuning.
Momenteel ben ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG, Mantelzorg NL,
Movisie, de NOV, SWN, ActiZ en Werk en Mantelzorg) in gesprek over de vormgeving van
deze agenda. Ik zal de uitvoeringsagenda mantelzorg in het tweede kwartaal van 2023
aan uw Kamer toesturen.
In deze uitvoeringsagenda mantelzorg is aandacht voor respijtzorg. Er wordt nagedacht
over maatregelen om pilots te starten om respijtzorg domein overstijgend te organiseren
en de inzet van regionale respijtzorgconsulenten en mantelzorg in brede zin beter
te betrekken bij de toegang tot maatschappelijke ondersteuning («het keukentafelgesprek»).
Ik zal de vragen die uw fractie stelt te betrekken bij de gesprekken met de maatschappelijke
partners en waar mogelijk bij de uitwerking van de aanpak. Daarnaast zijn er voornemens
om samen met de genoemde partners een brede landelijke coalitie te starten die – ieder
vanuit de eigen verantwoordelijkheid – gezamenlijk stuurt op de uitvoering van de
agenda en zodoende monitort of de gewenste resultaten worden behaald.
De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe versnippering ook op dit belangrijke
onderwerp voorkomen zal worden. De Staatssecretaris constateert dat de ondersteuning
voor mantelzorgers en informele zorg nu al versnipperd is, maar nieuw beleid wordt
verdeeld over onder meer het Integraal Zorgakkoord, het Gezond en Actief Leven Akkoord
(GALA), de afspraken in het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen, het
Nationaal Preventieakkoord, het programma «Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg: Samen
anders leren en werken» (TAZ), en de Hervormingsagenda Jeugd (HA). Hoe wordt ervoor
gezorgd dat voor mantelzorgers en informele zorgverleners duidelijk is waar zij terecht
kunnen? En vooral: hoe wordt ervoor gezorgd dat er daadwerkelijk een verbetering plaatsvindt
en dat de geconstateerde punten die de belasting voor mantelzorgers en vrijwilligers
vergroten, daadwerkelijk worden aangepakt? De leden van de fractie van de PvdA maken
zich zorgen dat beleid dat erop gericht is om de druk op mantelzorg en informele zorg
te verlichten, ondersneeuwt in de vele akkoorden, programma’s en afspraken, die over
veel meer en bredere zorg gaan. Deze leden zouden het graag andersom zien; een concrete
uitwerking van hoe de geconstateerde punten opgelost kunnen worden en doelen kunnen
worden behaald, en deze uitwerking vervolgens overnemen in de verschillende programma’s.
Zij vragen een uitgebreide reactie van de Staatssecretaris.
De leden van de PvdA-fractie stellen terecht dat er wordt gewerkt aan de uitvoering
van een aantal akkoorden om zorg en ondersteuning te verbeteren in de uitvoeringspraktijk.
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat mantelzorgers en vrijwilligers versnippering
ervaren en dat zij niet meer weten waar zij terecht kunnen. Op een aantal terreinen
(ouderen, jeugd en arbeidsmarkt) zijn specifieke doelen en maatregelen opgesteld.
Daarnaast zijn in twee akkoorden doelen en maatregelen opgenomen die beogen zorg en
ondersteuning in brede zin te verbeteren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de samenwerking
tussen het sociaal en medisch domein of de wijkverpleging. De leden van de PvdA-fractie
hebben gelijk dat dit kan leiden tot een onoverzichtelijke situatie en dat niet meer
helder is welke afspraken waar zijn gemaakt en hoe de uitvoering wordt vorm gegeven.
Om versnippering en onduidelijkheid tegen te gaan is ervoor gekozen om in het GALA
– en niet in de andere akkoorden – afspraken te maken over de sociale basis en mantelzorg.
Aan deze onderwerpen wordt in de komende periode, samen met de maatschappelijke partners,
verdere invulling gegeven. Bijvoorbeeld met het opstellen van een uitvoeringsagenda
mantelzorg met als doel om concrete verbetermaatregelen voor te stellen.
De leden van de PvdA-fractie vragen zich af in hoeverre een landelijke mantelzorgverklaring
helderheid kan bieden aan de positie van een mantelzorger.
Er is door Significant Public een «verkenning- mantelzorgverklaring»29 uitgevoerd. Deze verkenning is op 8 oktober 202130 aan uw Kamer aangeboden. Significant heeft onderzocht of een landelijke mantelzorgverklaring
het antwoord zou kunnen bieden op de vraag naar verlaging van drempels tot de toegang
tot voorzieningen voor mantelzorgers. De conclusie van het onderzoek is dat een landelijke
mantelzorgverklaring niet uitvoerbaar is. Ten eerste omdat onvoldoende duidelijk is
wie een verklaring kan afgeven, ten tweede omdat instanties het niet eens zijn met
de status van een mantelzorgverklaring en ten derde omdat met de inwerkingtreding
van de Wmo gemeenten beleidsvrijheid hebben gekregen om de toegang tot mantelzorgondersteuning
op hun eigen manier lokaal te beleggen. Dit geldt ook voor een eventuele mantelzorgverklaring.
In de verkenning werden een aantal aanbevelingen gedaan. Eén van deze aanbevelingen
was samen met pilotgemeenten een verkenning te starten naar andere mogelijkheden om
de toegang tot regelingen en andere vormen van ondersteuning aan mantelzorgers te
vergemakkelijken. Deze aanbeveling wordt uitgevoerd door het adviesteam mantelzorg
(een team adviseurs vanuit MantelzorgNL en Movisie).
De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de resultaten van de 75 pilots in gemeenten
bekend worden.
Het adviesteam Mantelzorg is op dit moment bezig met het begeleiden en laten uitvoeren
van de 75 pilots. De resultaten hiervan worden, in opdracht van het Ministerie van
VWS, gemonitord door Regioplan Beleidsonderzoek B.V. Zij hebben inmiddels twee tussenrapportages
opgeleverd. De belangrijkste bevindingen zijn dat gemeenten de informatievoorziening
over mantelzorg willen verbeteren, de samenwerking met huisartsen en andere partners
willen stimuleren en het advies en aanbod van mantelzorg/respijtzorg willen verbeteren.
De pilots worden in mei 2023 afgerond met een eindrapportage.
De leden van de PvdA-fractie vragen waar in Nederland al wel goede lokale initiatieven
ten aanzien van mantelzorgers en informele zorg bestaan en in hoeverre daar gebruik
van wordt gemaakt.
Er bestaan tal van goede voorbeelden en initiatieven. Deze zijn samengebracht in de
«Woudlopersgids informele zorg» en te vinden op de website van Movisie. De woudlopersgids
is samengesteld door Movisie, de VNG en een aantal gemeenten en nadrukkelijk bedoeld
ter inspiratie. Wat in één gemeente een adequaat instrument kan zijn, kan in een andere
gemeente onvoldoende aansluiten bij de behoefte van inwoners. In de uitvoeringsagenda
mantelzorg wordt het vraagstuk over het toepassen van kennis en goede voorbeelden
in de uitvoeringspraktijk geadresseerd.
Vragen en antwoorden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks zijn het niet helemaal eens dat bestaande verlofvormen
mogelijkheden bieden om werk en mantelzorg te combineren. Het kortdurend zorgverlof
bestaat maar uit twee weken en je verliest 30 procent van je inkomen. Zeker mensen
met een lager inkomen kunnen 30 procent van het inkomen niet missen. Daarnaast is
twee weken ook erg kort. En het langdurig zorgverlof, dat zes weken mag duren, is
onbetaald. In de ogen van de leden van de fractie van GroenLinks zijn deze twee regelingen
ontoereikend, zeker als de vraag in 2040 (zo staat in de brief van de Staatssecretaris)
zo groot is dat elke Nederlander voor iemand zal zorgen. De vraag van de leden is
of de Staatssecretaris bereid is samen met zijn collega’s op het departement van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid te onderzoeken of de genoemde verlofregelingen wel toereikend
zijn voor mantelzorgers en in hoeverre zij dienen te worden uitgebreid om aan de toekomstige
vraag te voldoen.
De bestaande verlofvormen, i.c. kortdurend en langdurend zorgverlof, bieden een goede
basis om vrijgesteld te worden van werkverplichtingen om de werknemer in staat te
stellen mantelzorg te verlenen. Het verlof kan gespreid worden in de tijd, zodat de
werknemer bijvoorbeeld één of twee dagen verlof per week op kan nemen gedurende een
groot aantal weken. Met name als het gaat om ondersteuning bij hulpbehoevendheid kunnen
één dag of twee dagdelen verlof per week al soelaas bieden. Gaat om het om langer
durende of meer intensieve zorg, dan is maatwerk nodig en zal mede in overleg met
de werkgever en eventueel ook met andere naasten, bekeken moeten worden wat mogelijk
is aan ondersteuning van de mantelzorger met daarbij ook oog voor de belangen van
de werkgever en de bedrijfsvoering. Overigens is het bij de opname van kortdurend
zorgverlof zo bepaald, dat de werkgever 70 procent van het loon doorbetaalt aan de
werknemer, met tenminste het voor hem geldende wettelijk minimumloon (Wet arbeid en
zorg, artikel 5:6, eerste lid). Het langdurend zorgverlof is onbetaald. Bij het onderzoek
naar de vereenvoudiging van het verlofstelsel zal ook het kort- en langdurend zorgverlof
worden meegenomen waaronder de bekendheid en toereikendheid. De Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid streeft ernaar uw Kamer voor of in de zomer een overzicht
van vereenvoudigingen te sturen die op kortere termijn zijn door te voeren en na de
zomer een overzicht van mogelijkheden voor vereenvoudiging die raken aan het stelsel
als zodanig of die financiële gevolgen hebben.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris of hij samen met
zijn collega’s van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan onderzoeken
welke obstakels werknemers vanuit hun werk ervaren om te mantelzorgen en hoe die kunnen
worden weggenomen.
Ik heb uw Kamer op 30 september 202231 geïnformeerd over de visie op mantelzorg en informele zorg. In deze brief is aangegeven
dat in deze kabinetsperiode wordt gewerkt aan een aanpak mantelzorg op drie onderdelen:
(1) de erkenning van mantelzorg en informele zorg in de samenleving, (2) verbinding
en samenwerking met (het netwerk) van de mantelzorger en (3) individuele ondersteuning.
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS heb ik aan uw Kamer toegezegd
om in het eerste kwartaal van 2023 een uitvoeringsagenda te sturen. Momenteel ben
ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG, Mantelzorg NL, Movisie, de NOV,
SWN, ActiZ en Werk en Mantelzorg) in gesprek over de vormgeving van deze agenda.
In het kader van deze agenda ben ik op dit moment, samen met de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, in gesprek met werkgevers en werknemers over het onderwerp
arbeid en mantelzorg. Wij zijn met elkaar doordrongen van het feit dat het noodzakelijk
is op de korte en lange termijn te onderzoeken of aanvullende afspraken noodzakelijk
zijn. Wij kijken, binnen de bestaande kaders, welke inspanningen nodig zijn om ervoor
te zorgen dat werkgevers en werknemers gezamenlijk het gesprek aangaan over het combineren
van werk en mantelzorg en afspraken maken met elkaar op het moment dat mantelzorg
moet worden verleend. Het is mijn ambitie om hier in de uitvoeringsagenda mantelzorg
een aantal concrete maatregelen over op te nemen. Deze agenda wordt in het eerste
kwartaal van 2023 aan uw Kamer aangeboden.
De leden van de fractie van GroenLinks delen met de Staatssecretaris
De leden van de fractie van GroenLinks delen met de Staatssecretaris dat het belangrijk
is om vroegtijdig jonge mantelzorgers te signaleren, maar vragen wel wie daar verantwoordelijk
voor is en wie er vervolgens verantwoordelijk is voor de juiste ondersteuning van
deze jongeren.
Jonge mantelzorgers zijn kinderen en jongeren tot 27 jaar die opgroeien met een gezinslid
met een chronische ziekte, beperking, psychische kwetsbaarheid en/of verslaving. Gemeenten
hebben de verantwoordelijkheid voor het beschermen en ondersteunen van jongeren en
ontwikkelen hiertoe preventief jeugdbeleid. Hierbij hoort onder andere het signaleren
van problemen in de ontwikkeling bij jongeren, dus ook jonge mantelzorgers. Bij het
ontwikkelen van preventief jeugdbeleid wordt ook het formele en informele netwerk
rondom jongeren betrokken.
De vraag wie er verantwoordelijk is voor de ondersteuning stellen de leden van de
fractie van GroenLinks ook in zijn algemeenheid aan de Staatssecretaris. Er zijn zoveel
partijen verantwoordelijk voor signalering en ondersteuning op verschillende gebieden,
waardoor dit per definitie sterk is versnipperd. Is het mogelijk om hier een partij,
een aanspreekpunt en een verantwoordelijke voor te organiseren?
Ik vind het belangrijk dat er op zoveel mogelijk plaatsen oog is voor de jonge mantelzorger.
Om deze reden verstrek ik subsidie aan de Stichting JMZ Pro en de Strategische Alliantie
Jonge Mantelzorg. In deze organisaties werken jonge mantelzorgers, professionals en
maatschappelijke partijen aan meer aandacht voor en betere ondersteuning van jonge
mantelzorgers. Er wordt veel aan deskundigheidsbevordering, scholing en ondersteuning
van professionals in het netwerk rondom jongeren gedaan; alles in samenwerking met
jonge mantelzorgers zelf. Gemeenten dragen verantwoordelijkheid voor het ondersteunen
van mantelzorgers, jonge mantelzorgers zijn één van de groepen die in deze verantwoordelijkheid
een erkende positie verdienen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris van VWS of hij de
mantelzorgers met een migratieachtergrond expliciet wil betrekken bij de ontwikkeling
van de visie. Ook vragen deze leden of de Staatssecretaris van VWS kan onderzoeken
waar mantelzorgers met een migratieachtergrond behoefte aan hebben en hoe gemeenten
ondersteund kunnen worden bij het ontwikkelen van passend aanbod.
Ik ben bereid om aan het verzoek van de fractie van GroenLinks tegemoet te komen en
ook aandacht te besteden aan mantelzorgers met een migratieachtergrond. Hierbij wil
ik voortbouwen op de ervaringen die al zijn opgedaan en te verkennen wat op basis
daarvan extra nodig is. Movisie heeft bijvoorbeeld, op basis van een pilot in de gemeente
Dordrecht, concrete handreikingen32 gemaakt die gemeenten in kunnen zetten in de dagelijkse uitvoeringspraktijk.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of mantelzorgwoningen in de omgevingswet
uitgezonderd blijven van de vergunningsplicht en of, indien deze uitzondering vervalt,
de Staatssecretaris bereid is om samen met de verantwoordelijk Minister deze vrijstelling
ook in de omgevingswet te regelen?
De regeling voor vergunningsvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken en de mogelijkheid
zo’n bouwwerk te gebruiken voor huisvesting in verband met mantelzorg, wordt onder
de Omgevingswet onderdeel van het omgevingsplan. De regeling wordt zonder wijzigingen
overgezet vanuit bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. De bouw- en gebruiksmogelijkheid
voor mantelzorgwoningen blijft daarmee ongewijzigd bestaan. Gemeenten kunnen de regeling
echter wel gaan aanpassen in de toekomst en bouw- en gebruiksmogelijkheden aanpassen
(kleiner of groter). Soms is dat ook nodig, bijvoorbeeld om te voorkomen dat bewoning
kan plaatsvinden binnen afstandsnormen voor geluid of geur ten gevolge van bedrijven
of wegen. Eerder is al toegezegd dat de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijk
ordening (VRO) een instructieregel in het Besluit kwaliteit leefomgeving zal opnemen
voor het omgevingsplan, die moet verzekeren dat gemeenten ervoor zorgen dat bij woningen
mogelijkheden blijven bestaan voor mantelzorg. Dit zal worden opgenomen in een inhoudelijke
verzamel-AMvB.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen het begrip «sociale basis» een aantal keer
terug in de brief van de Staatssecretaris. Zij vragen hoe de Staatssecretaris het
begrip sociale basis precies definieert. In de definitie in de brief valt ongeveer
alles onder de sociale basis. Genoemde leden vragen of de Staatssecretaris dit iets
preciezer kan definiëren en hoe hij de verschillende aspecten van de sociale basis
concreet wil versterken.
In het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) definiëren we de sociale basis als het
samenhangend geheel van alle vrij toegankelijke formele en informele activiteiten
en voorzieningen die zorgen dat mensen kunnen samenleven en meedoen. Het raakt alle
aspecten van het dagelijks leven: ontmoeten, ontplooien, ontspannen en ondersteunen.
Vele thema’s en leefdomeinen maken deel uit van of zijn verbonden met de sociale basis.
Het versterken van de sociale basis gaat over het omzien naar elkaar in de wijken,
buurten en dorpen. Maar ook het van daaruit autonoom en met eigen regie en netwerk
het leven kunnen leiden. Er is een intensieve samenwerking tussen het sociaal domein,
de wijkverpleegkundige zorg, huisartsenzorg en GGZ nodig vanuit de sociale basis.
De manier waarop deze samenwerking plaatsvindt, is afhankelijk van de lokale situatie.
Daarnaast wordt er samen met de landelijke kernpartners VNG, MantelzorgNL, Sociaal
Werk Nederland en Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk (NOV) gewerkt aan een
kernboodschap en bijbehorende actie-agenda met activiteiten voor de komende jaren
en ontwikkelopgaven voor de lange termijn.
Met de brede specifieke uitkering (SPUK) worden aan gemeenten extra financiële middelen
beschikbaar gesteld als impuls om de sociale basis en de positie van de mantelzorger
verdergaand te versterken. Het doel is om een sterke sociale basis te organiseren
waarin mensen omzien naar elkaar en hulpvragen (niet direct zorg gerelateerd) meer
met en voor elkaar oplossen. In het GALA is de afspraak gemaakt dat gemeenten uiterlijk
in 2024 een beleidsvisie op de sociale basis gereed hebben, met aandacht voor gebiedsgerichte
uitvoering. In deze visie komen in ieder geval de volgende thema’s aan bod: sociale
samenhang of samenlevingsopbouw, mantelzorg, tegengaan van eenzaamheid, inzet en ondersteuning
van vrijwilligerswerk en professionals sociaal domein. Deze thema’s worden naar eigen
inzicht verbonden aan de lokale context. Daarnaast zullen gemeenten nog nadrukkelijker
de inzet van de sociale basis en de algemene voorzieningen versterken als passende
laagdrempelige maatschappelijke ondersteuning. Ook ga ik een brede verkenning naar
de waarde van de sociale basis starten en de aansluiting op de versterking van preventie
op lokaal niveau faciliteren. Gemeenten, mantelzorgers, vrijwilligers, welzijnswerkers
en andere relevante actoren worden actief uitgenodigd om zich hierbij aan te sluiten.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de respijtconsulent precies gaat
doen en of dit hetzelfde is als de aanjager respijtzorg.
Clémence Ross heeft als aanjager respijtzorg onderzocht waarom vraag en aanbod van
respijtzorg niet goed op elkaar aansluiten. Hiertoe zijn onder meer initiatieven respijtzorg
geïnventariseerd, is actieonderzoek in vier gemeenten uitgevoerd en zijn deelonderzoeken
verricht naar casuïstiek over mantelzorgers van mensen met dementie, en respijtzorg
in krimpgebieden. De aanjager respijtzorg heeft haar eindrapport gepresenteerd. Hierover
is uw Kamer geïnformeerd op 3 februari 202033. Een respijtzorgconsulent heeft andere taken die samen met onder andere gemeenten
verder worden uitgewerkt in de uitvoeringsagenda mantelzorg.
Tot slot lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat de Staatssecretaris nog veel
stappen moet zetten om een visie te realiseren. Dit zal hij doen door middel van het
sluiten van meerdere akkoorden en met de gemeenten. De leden vragen of bij de uitwerking
hiervan de vraaggebieden leidend kunnen zijn en bij elke uitwerking er specifiek aandacht
kan zijn voor elk aparte vraaggebied.
Om vanuit de visie tot maatregelen en acties te komen werken wij met de VNG, de gemeenten,
MantelzorgNL, Stichting Werk en Mantelzorg, Movisie, Sociaal Werk Nederland, ActiZ,
NOV en ZN aan een gezamenlijke uitvoeringsagenda mantelzorg. Het uitgangspunt is hierbij
de behoefte van de mantelzorger. De akkoorden Integraal Zorgakkoord (IZA), Wonen,
Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) en GALA vormen naast de SPUK de kaders hiervoor.
De acht vraaggebieden maken standaard onderdeel uit van de wijze waarop gemeenten
hun ondersteuningsaanbod inrichten.
Vragen en antwoorden van ChristenUnie-fractie
Gezien de opgave waar Nederland voor staat om ook in de toekomst een zorgzame samenleving
te blijven, zien de leden van de ChristenUnie-fractie de rol van mantelzorgers en
vrijwilligers belangrijker worden. Zij menen dat dit niet betekent dat informele zorg
zonder meer taken van de formele zorg moet overnemen, maar dat er naar een goed samenspel
van formele en informele zorg moet worden gezocht.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij dit samenspel in de toekomst ziet, zo vragen
de leden.
In het samenspel tussen de formele en informele zorg zijn gelijkwaardigheid, respect
en samenwerking sleutelwoorden. Naasten, vrijwilligers en beroepskrachten werken samen
in een gelijkwaardige samenwerking, met ieder zijn eigen expertise. Het is daarbij
belangrijk dat de mantelzorger gezien, gehoord en erkend wordt in de belangrijke rol
die hij vervult. In de uitvoeringsagenda mantelzorg en informele zorg wordt aandacht
besteed aan hoe we de mantelzorger en zijn netwerk centraal stellen. Centrale vragen
zijn onder andere; Hoe signaleren we overbelasting? En hoe kan de formele zorg een
zo goed mogelijke rol vervullen richting de mantelzorger?
Ten aanzien van de doelstelling om de positie van mantelzorger en de informele zorg
in de samenleving te erkennen, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie welke concrete
en afrekenbare doelen de Staatssecretaris hieraan verbindt. Deze leden zien een grote
opgave om de combinatie van mantelzorg en werk toekomstbestendig te houden. Wanneer
is de aangekondigde verkenning met andere ministeries, werkgevers en werknemers af?
Verkent de Staatssecretaris ook of het nodig is om fiscale regelingen, verlofregelingen
en uitkeringen aan te passen? Wanneer verwacht de Staatssecretaris voorstellen, samen
met de bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die de onderwijssector
beter in staat stellen jonge mantelzorgers te ondersteunen, zo vragen de leden.
Ik heb uw Kamer op 30 september 202234 geïnformeerd over de visie op mantelzorg en informele zorg. In deze brief is aangegeven
dat in deze kabinetsperiode wordt gewerkt aan een aanpak mantelzorg op drie onderdelen:
(1) de erkenning van mantelzorg en informele zorg in de samenleving, (2) verbinding
en samenwerking met (het netwerk) van de mantelzorger en (3) individuele ondersteuning.
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS heb ik aan uw Kamer toegezegd
om in het eerste kwartaal van 2023 een uitvoeringsagenda te sturen. Momenteel ben
ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG, MantelzorgNL, Movisie, de NOV,
Sociaal Werk Nederland, ActiZ en Werk en Mantelzorg) in gesprek over de vormgeving
van deze agenda.
In het kader van deze agenda ben ik op dit moment, samen met de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, in gesprek met werkgevers en werknemers over het onderwerp
arbeid en mantelzorg. Wij zijn met elkaar doordrongen van het feit dat het noodzakelijk
is om op de korte en lange termijn te onderzoeken of aanvullende afspraken noodzakelijk
zijn. Wij kijken, binnen de bestaande kaders, welke inspanningen nodig zijn om ervoor
te zorgen dat werkgevers en werknemers gezamenlijk het gesprek aangaan over het combineren
van werk en mantelzorg en afspraken maken met elkaar op het moment dat mantelzorg
moet worden verleend. Het is mijn ambitie om hier in de uitvoeringsagenda mantelzorg
een aantal concrete maatregelen over op te nemen. Het is mijn ambitie om deze agenda
in het eerste kwartaal van 2023 aan uw Kamer sturen. Ook ben ik voornemens om met
mijn collega-bewindspersonen van OCW een soortgelijk traject te starten. De eerste
gesprekken hierover zijn inmiddels gevoerd waarbij, bijvoorbeeld, is verkend in hoeverre
het onderwerp Mantelzorg kan worden meegenomen in het opleidingsaanbod van het middelbaar
en hoger beroepsonderwijs.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Staatssecretaris van VWS ervoor
gaat zorgen dat informele zorg een prominente plek krijgt in de uitwerking van het
Integraal Zorgakkoord, het Programma Wonen en Zorg voor Ouderen en het Gezond en Actief
Leven Akkoord.
Ik heb in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) afspraken met gemeenten gemaakt
over de sociale basis, mantelzorg en respijtzorg. Gemeenten gaan in de komende periode
aan de slag met het maken van een beleidsvisie op de sociale basis en moeten gebaseerd
op een plan van aanpak aangeven welke extra inzet zij plegen op mantelzorg en respijtzorg.
De afspraken in het GALA zijn een concretisering van de afspraken die zijn gemaakt
in het Integraal Zorgakkoord (IZA) en Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO).
Daarnaast is in het GALA de uitwerking van de aanpak van Mantelzorg en Informele Zorg
aangekondigd met het opstellen van een uitvoeringsagenda mantelzorg.
Ten aanzien van de uitwerking van de Specifieke Uitkering (SPUK) voor gemeenten vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie op welke manier de Staatssecretaris de mogelijkheden
gaat vergroten om ontmoetingsplekken te realiseren en in stand te houden in wijken
en buurten.
In de brede specifieke uitkering (SPUK) is geld gereserveerd voor het thema sociale
basis. Aan gemeenten wordt gevraagd om een plan van aanpak te maken voor de aanwending
van deze middelen. Gemeenten krijgen met deze middelen de mogelijkheid om binnen de
gemeentelijke beleidsvrijheid (extra) ontmoetingsplekken te realiseren en in stand
te houden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er in de uitwerking van de SPUK extra
aandacht is voor de gemeenten en wijken waarin de sociale samenhang en leefbaarheid
lager dan gemiddeld is.
Er is binnen de SPUK en de uitwerking ervan op twee manieren aandacht voor de sociale
samenhang en leefbaarheid. Ten eerste weegt het aantal inwoners met een lage Sociaaleconomische
positie mee bij de verdeling van de middelen die met de SPUK beschikbaar zijn gekomen.
Ten tweede wordt van de gemeenten een plan van aanpak gevraagd dat ingaat op de situatie
in de wijk of gemeente.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen bovendien aan de Staatssecretaris wat
hij vindt van een landelijke mantelzorgverklaring, zoals MantelzorgNL voorstelt, aangezien
veel gemeenten en instanties van mantelzorgers een bewijs vragen dat hij of zij mantelzorger
is.
Er is door Significant Public een «verkenning- mantelzorgverklaring»35 uitgevoerd. Deze verkenning is op 8 oktober 202136 aan uw Kamer aangeboden. Ten eerste omdat onvoldoende duidelijk is wie een verklaring
kan afgeven, ten tweede omdat instanties het niet eens zijn met de status van een
mantelzorgverklaring en ten derde omdat met de inwerkingtreding van de Wmo gemeenten
beleidsvrijheid hebben gekregen om de toegang toe mantelzorgondersteuning op hun eigen
manier lokaal te beleggen. Dit geldt ook voor een eventuele mantelzorgverklaring.
In de verkenning werden een aantal aanbevelingen gedaan. Eén van deze aanbevelingen
was samen met pilotgemeenten een verkenning te starten naar andere mogelijkheden om
de toegang tot regelingen en andere vormen van ondersteuning aan mantelzorgers te
vergemakkelijken. Deze aanbeveling wordt uitgevoerd door het adviesteam mantelzorg
(een team adviseurs vanuit MantelzorgNL en Movisie).
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris specifiek naar mantelzorgers
voor dementerenden. Zij hebben vaak een zware zorgtaak en zijn relatief vaak overbelast.
Op welke manier wordt deze groep betrokken bij de uitwerking van de visie op mantelzorg
en welke ideeën heeft de Staatssecretaris om deze specifieke groep passend te ondersteunen?
In het coalitieakkoord zijn middelen ter beschikking gesteld om het aanbod van respijtzorg
structureel te verbeteren. Op basis van de afspraak van het Gezond en Actief Leven
Akkoord (GALA) krijgen gemeenten geoormerkt geld om dit aanbod te verbeteren. Dit
moeten zij kenbaar maken in een plan van aanpak. Daarnaast zijn ook middelen op de
VWS-begroting beschikbaar om regionale respijtzorgconsulenten aan te stellen met het
doel het aanbod inzichtelijker te maken. De Minister voor Langdurige Zorg en Sport
zet met de Nationale Dementie Strategie in op versterking van het aanbod van zinvolle
dagactiviteiten voor mensen met dementie. Aanbod van dagactiviteiten draagt bij aan
het ontlasten van de mantelzorger. Tot slot wordt in het tweede kwartaal van 2023
langs de drie actielijnen die beschreven staan in de Kamerbrief37 mantelzorg en informele zorg gezamenlijk met relevante partijen een uitvoeringsagenda
mantelzorg opgesteld. Het voorkomen van overbelasting krijgt binnen deze actielijnen
een plaats.
Is de Staatssecretaris van plan in zijn uitwerking van de visie wel meer aandacht
te besteden aan vrijwilligers? En gaat dit dan vooral over vrijwilligers in de zorg
en het sociaal domein, of is de Staatssecretaris ook van plan een visie te ontwikkelen
en uit te werken op de rol van vrijwilligers in de samenleving in het algemeen, zo
vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
In het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) hebben we afspraken met gemeenten gemaakt
over de sociale basis, met daarin een belangrijke plek voor het vrijwilligerswerk
in de brede zin. Gemeenten gaan in de komende periode aan de slag met het maken van
een beleidsvisie op de sociale basis en de rol van
vrijwilligers hierin. Daarnaast zal ik in het tweede kwartaal van 2023 een brief naar
uw Kamer toesturen waarin ik nader inga op het vrijwilligerswerk in het zorg- en welzijnsdomein
en het brede vrijwilligerswerk.
Vragen en antwoorden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris om aan te geven wat hij aan
het einde van deze kabinetsperiode concreet bereikt wil hebben op het gebied van ondersteuning
van mantelzorg en informele zorg.
Ik heb uw Kamer op 30 september 202238 geïnformeerd over de visie op mantelzorg en informele zorg. In deze brief is aangegeven
dat in deze kabinetsperiode wordt gewerkt aan een aanpak mantelzorg op drie onderdelen:
(1) de erkenning van mantelzorg en informele zorg in de samenleving, (2) verbinding
en samenwerking met (het netwerk) van de mantelzorger en (3) individuele ondersteuning.
Momenteel ben ik met verschillende maatschappelijke partners (VNG, Mantelzorg NL,
Movisie, de NOV, SWN, ActiZ en Werk en Mantelzorg) in gesprek over de vormgeving van
deze agenda. Ik zal de uitvoeringsagenda mantelzorg in het tweede kwartaal van 2023
aan uw Kamer toesturen.
Ik wil aan het eind van deze kabinetsperiode concrete stappen hebben gezet op het
terrein van arbeid en zorg, respijtzorg en de verbinding tussen de formele en informele
zorg. Hierbij kan, bijvoorbeeld, worden gedacht aan het verbeteren van het respijtzorgaanbod
op regionaal niveau voor mantelzorgers die zorgen voor mensen met een complexe zorgvraag.
De leden van de SGP-fractie herkennen zich in de uitdagingen die de Staatssecretaris
schetst. Tegelijkertijd missen zij in zijn analyse het verband tussen de arbeidsmarktproblematiek
en de vraag naar mantelzorg. De leden van de SGP-fractie constateren dat er in het
huidige overheidsbeleid sprake lijkt te zijn van tegengestelde belangen. Aan de ene
kant worden werknemers gestimuleerd (veel) meer betaald werk te verrichten, terwijl
aan de andere kant informele zorg steeds belangrijker zal gaan worden in een vergrijzende
samenleving. Erkent de Staatssecretaris dat deze twee beleidsdoelen met elkaar conflicteren?
Hoe wil het kabinet hiermee omgaan, zo vragen de leden. De leden van de SGP-fractie
zijn van mening dat de hervorming van de arbeidsmarkt en de toenemende zorgkosten
ons dwingen grondig na te denken over de verdeling van arbeid en zorgtaken, en daarbij
de samenleving niet uit het oog te verliezen. Ook het SCP adviseerde het kabinet in
de uitwerking van arbeidsmarkthervormingen verschillende vormen van maatschappelijke
participatie mee te nemen. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het evenwicht
tussen arbeid en zorg zoek dreigt te raken?
Het is voor velen een uitdaging om hun werk te combineren met andere taken waaronder
mantelzorg. Met name als het gaat om langer durende of meer intensieve zorg, dan is
maatwerk nodig en zal mede in overleg met de werkgever en eventueel ook met andere
naasten, bekeken moeten worden wat mogelijk is aan ondersteuning van de mantelzorger.
De inzet is om een juiste balans te vinden tussen werk, dat niet alleen belangrijk
is voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt, maar ook voor de individuele ontplooiing
en economische zelfstandigheid, en het verlenen van mantelzorg aan naasten. Daarom
ook werk ik aan de mantelzorgagenda en ben ik met betrokken partijen in gesprek om
te bekijken hoe we de mantelzorgers, werkend of niet, kunnen ondersteunen.
Hoe wil hij ervoor gaan zorgen dat er meer ruimte ontstaat voor zorgtaken en de eenzijdige
focus op arbeidsmarktparticipatie wordt bijgesteld, zo vragen de leden.
Zoals in antwoord op de voorgaande vragen aangegeven kan het moeilijk zijn om een
goede balans te vinden tussen werken en (mantel)zorgen. Daarbij gaat het niet om een
eenzijdige focus op arbeidsmarktparticipatie. Maar het is nu eenmaal de realiteit
dat veel mensen actief willen zijn en blijven op de arbeidsmarkt en economisch zelfstandig
willen zijn, ook als zij mantelzorgtaken hebben. Deze mensen hebben onze ondersteuning
nodig. Uiteraard staat het mensen vrij om hun eigen keuze te maken en niet of minder
te werken. Ook dan kunnen zij rekening op ondersteuning, afgestemd op waar zij behoefte
aan hebben en op wat de overheid kan bieden.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Staatssecretaris ontwikkelingen in het geven
van informele hulp monitort. Zij doen de suggestie om onderzoek hiernaar periodiek
te herhalen. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid, zo vragen zij.
Op dit moment ben ik bezig met het opstellen van een uitvoeringsagenda mantelzorg.
Het thema mantelzorg komt al terug in verschillende monitors. Wel ben ik bereid om
te onderzoeken welke aanvullende acties op het terrein van monitoring noodzakelijk
zijn.
De leden van de SGP-fractie vragen welke concrete acties het Kabinet gaat ondernemen
om knelpunten, op het terrein van mantelzorg en informele zorg, in krimpregio’s aan
te pakken. Verder vragen de leden van de SGP-fractie hoe de Staatssecretaris specifiek
de groep ouderen wil ondersteunen die mantelzorg biedt aan (nog oudere) naasten.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van het mantelzorgbeleid op grond
van de Wmo. Dit geldt voor alle gemeenten, ook waar sprake is van bevolkingskrimp
(ontgroening en vergrijzing). Op dit moment zijn op landelijk niveau geen signalen
bekend dat het mantelzorgbeleid knelt vanwege bevolkingskrimp. Ook zijn gemeenten
verantwoordelijk voor het faciliteren van (oudere) mantelzorgers. Als zich knelpunten
voordoen dan zal ik deze oppakken in het kader van de uitvoeringsagenda mantelzorg.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwijst naar de bestuurlijke
afspraken «Samen Sterk voor Mantelzorg». Zijn de afspraken die hierin staan inmiddels
gerealiseerd? Zo nee, kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij hiermee alsnog aan
de slag gaat.
De afspraken uit «Samen sterk voor Mantelzorg» zijn grotendeels uitgevoerd. Het adviesteam
mantelzorg (een team adviseurs vanuit MantelzorgNL en Movisie) biedt ondersteuning
aan gemeenten bij het verbeteren van de toegang tot ondersteuning aan mantelzorgers.
Daarnaast wordt in samenwerking met een zorgverzekeraar gewerkt aan het instrument
Mantelzorgtest. Het onderwerp respijtzorg wordt verder uitgewerkt in de uitvoeringsagenda
mantelzorg.
Begin 2020 is door de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport advies
gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad (SER) over het faciliteren en ondersteunen
van de combinatie van werk en mantelzorg.39 Weet de Staatssecretaris of, en zo ja wanneer, dit advies van de SER nog kan worden
verwacht?
De SER zal eerst, naar verwachting in mei 2023, het advies over Maatschappelijk verlof
vaststellen. Mijn ministerie is, samen met de ministeries van SZW, OCW en Financiën,
in gesprek met de SER over de hervatting van het advies over het faciliteren en ondersteunen
van de combinatie van werk en mantelzorg en op welke wijze dat kan worden hervat.
Het is mijn streven om hier in de uitvoeringsagenda mantelzorg een concrete actie
over op te nemen.
De leden van de SGP-fractie willen graag weten hoe werk- en zorgtaken met elkaar gecombineerd
kunnen worden zodat overbelasting en uitval kan worden tegengegaan. Hoe wil het kabinet
dit doen? Wil de Staatssecretaris samen met werkgevers bekijken hoe ruimte en eventuele
ondersteuning kan worden geboden aan medewerkers die hier mee te maken hebben? Hoe
wordt voorkomen dat overbelaste mantelzorgers steeds maar doorgaan en daardoor in
een burn-out belanden, zo vragen de leden. Is de Staatssecretaris bereid de bewustwording
en de dialoog met werkgevers rondom de combinatie mantelzorg en werk te stimuleren?
Ja, hiertoe ben ik bereid. In het kader de eerder genoemde uitvoeringsagenda ben ik
op dit moment, samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in gesprek
met werkgevers en werknemers over het onderwerp arbeid en mantelzorg. Wij zijn met
elkaar doordrongen van het feit dat het noodzakelijk is om op de korte en lange termijn
te onderzoeken of aanvullende afspraken noodzakelijk zijn. Wij kijken, binnen de bestaande
kaders, welke inspanningen nodig zijn om ervoor te zorgen dat werkgevers en werknemers
gezamenlijk het gesprek aangaan over het combineren van werk en mantelzorg en afspraken
maken met elkaar op het moment dat mantelzorg moet worden verleend. Het doel is dat
werknemers zorg kunnen verlenen, maar dat klachten (zoals overspannenheid of burn-out)
worden voorkomen. Het is mijn ambitie om hier in de uitvoeringsagenda mantelzorg een
aantal concrete maatregelen over op te nemen. Het is mijn ambitie om deze agenda eerste
kwartaal van 2023 aan uw Kamer sturen.
Is de Staatssecretaris bereid in gesprek te gaan met landelijke initiatieven op het
gebied van voorlichting, training en begeleiding rondom het faciliteren van mantelzorg
vriendelijk werken, zoals de stichting Werk & Mantelzorg en Mantelzorg met beleid,
zo vragen de leden.
Ja, hiertoe ben ik bereid. Op dit moment ben ik in gesprek met de Stichting Werk &
Mantelzorg en worden de mogelijkheden verkend over de wijze waarop hun activiteiten
kunnen worden ondersteund door mijn ministerie en het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid.
Hoe wil de Staatssecretaris vrijwilligerswerk en informele zorg stimuleren, zodat
mensen zich gaan aanmelden als vrijwilliger of vaker de keuze gaan maken om voor de
naaste te zorgen, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Het Ministerie van VWS financiert en faciliteert vanuit de systeemverantwoordelijkheid
verschillende organisaties en projecten om vrijwillige inzet te stimuleren. Daarnaast
moet de extra inzet op de sociale basis van dit kabinet gemeenten stimuleren om te
komen tot een brede aanpak rondom het omzien naar elkaar in de wijk, o.a. via het
versterken van vrijwilligerswerk en burgerinitiatieven.
Daarnaast hebben lokale vrijwilligersorganisaties baat bij adequate ondersteuning
bij organiseren van vrijwilligerswerk en daarmee de werving, begeleiding en ondersteuning
van vrijwilligers. In 2021 en 2022 zijn er middelen ingezet ter versterking/uitbreiding
van de coördinerende en organiserende beroepsmatige capaciteit in het organiseren
van de vrijwillige inzet. Naar aanleiding van het door uw Kamer aangenomen (Handelingen
II 2022/23, nr. 33, item 35) amendement van het lid Bikker c.s.40zal ik in periode 2023 t/m 2027 een post van 1 miljoen euro «ondersteunen en bevorderen
vrijwilligerswerk» opnemen op de begroting.
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris bij de genoemde verkenning
ook de fiscale maatregelen ten aanzien van een- en tweeverdieners te betrekken. Alleenverdieners
worden fiscaal benadeeld voor het feit dat een van beide partners niet werkt, terwijl
velen van de niet-werkende partners zich inzetten als vrijwilliger of mantelzorger.
Uitgangspunt van kabinetsbeleid is dat iedereen een vrije keuze heeft in de verdeling
van werk- en privézaken, terwijl alleenverdieners tot wel twaalf keer meer belasting
betalen dan tweeverdieners. Is de Staatssecretaris van mening dat dit informele zorg
ontmoedigt, en dat dus ook naar ons belastingstelsel moet worden gekeken? Is hij bereid
om dit te betrekken bij de genoemde verkenning, zo vragen de leden.
Het verschil in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners is bekend. Het verschil
in belastingdruk is het gevolg van kabinetsbeleid – al sinds de belastingherziening
2001 – om arbeidsparticipatie te stimuleren door middel van heffingskortingen. Arbeidsparticipatie,
deeltijd of voltijd, sluit informele zorg niet uit. Tegelijk is arbeidsparticipatie
en zorg vanuit een burger bezien een samenhangend geheel. Het ligt dan voor de hand
om de desbetreffende beleidsterreinen ook met elkaar in verbinding te bezien. Uiteraard
is het kabinet bereid om dit aspect te betrekken bij deze verkenning.
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris een opsomming te geven van
de wettelijke (verlof)regelingen die er op dit moment zijn om werk en mantelzorg te
combineren. Is hij bereid hierbij ook te bezien in hoeverre de huidige regelingen
toereikend zijn voor deze doelgroep? Wanneer verwacht de Staatssecretaris hier meer
duidelijkheid over te kunnen bieden, zo vragen de leden.
Op dit moment kan ten behoeve van het verlenen van mantelzorg kortdurend en langdurend
zorgverlof worden opgenomen. Het kortdurend zorgverlof kan opgenomen worden voor de
noodzakelijke verzorging in verband met ziekte. Het bedraagt tweemaal de wekelijkse
arbeidsduur per 12 maanden. Het loon wordt voor 70 procent doorbetaald, met als ondergrens
het voor de werknemer van toepassing zijnde wettelijk minimumloon. Het langdurend
zorgverlof ten behoeve van de verzorging van een naaste die levensbedreigend ziek
is en bij hulpbehoevendheid, bedraagt zes weken per 12-maandsperiode en is wettelijk
onbetaald. Beide verlofsoorten kunnen flexibel worden opgenomen. In welke mate deze
toereikend zijn, is moeilijk in algemene zin te duiden. Dit is immers sterk afhankelijk
van individuele factoren, zoals de noodzakelijke duur van de verzorging, de beschikbaarheid
van andere mantelzorgers en de vraag of de verzorging permanent nodig is of, bijvoorbeeld
in het geval van hulpbehoevendheid, niet meer dan een of twee dagdelen per week beslaat.
In ieder geval bieden de regelingen een basis om gedurende een bepaalde periode vrijgesteld
te worden van de verplichtingen die uit het werk voortvloeien om mantelzorg te kunnen
verlenen. Dat kan dan voor een kortere periode intensieve zorg zijn of voor een langere
periode minder intensief. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkt op
dit moment aan de verkenning van mogelijkheden om het verlofstelsel in de Wet Arbeid
en Zorg (WAZO) te vereenvoudigen, met daarbij ook aandacht voor de zorgverloven. De
SER werkt aan een advies over maatschappelijk verlof. Ik verwacht dit advies in mei.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Staatssecretaris inzet op een «sterke sociale
basis». Wat is er volgens hem op dit moment nodig om die sociale basis te versterken?
Richt de sociale basis zich ook op preventie, zo vragen de leden.
Met het Gezond en Actief leven Akkoord (GALA) bouwen we aan het fundament voor een
gerichte lokale en regionale aanpak op het gebied van preventie, gezondheid en sociale
basis. Een integrale benadering van preventie is nodig, met aandacht voor achterliggende
factoren die invloed hebben op gezondheid. Dat kunnen individuele factoren zijn, maar
ook de fysieke en sociale omgeving en daarmee dus de sociale basis van mensen. Met
de brede specifieke uitkering (SPUK) worden aan gemeenten extra financiële middelen
beschikbaar gesteld als impuls om de sociale basis. Daarnaast wordt er samen met de
landelijke kernpartners VNG, MantelzorgNL, Sociaal Werk Nederland en Nederlandse Organisatie
Vrijwilligerswerk (NOV) gewerkt aan een kernboodschap en bijbehorende actieagenda
met activiteiten voor de komende jaren en ontwikkelopgaven voor de lange termijn.
Deze agenda heeft onder meer als doel om gemeenten te ondersteunen en faciliteren
bij het inrichten van de sociale basis.
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris naar de rol van zorgverzekeraars.
In de brief wordt hierop niet ingegaan. Klopt het dat sommige zorgverzekeraars mantelzorgondersteuning
en/of respijtszorg vergoeden via de aanvullende verzekering?
Dat klopt, verzekeringsmaatschappijen hebben mantelzorgondersteuning en respijtzorg
geregeld in de aanvullende zorgverzekering. Het zit dus niet in het basispakket. Of
de verzekering mantelzorgondersteuning of respijtzorg vergoedt, hangt af van de aanvullende
verzekering die is gekozen.
Is de Staatssecretaris bereid om te verkennen of vormen van mantelzorgondersteuning
ook via de basisverzekering zouden kunnen worden vergoed, zo vragen de leden.
Zorgverzekeraars kunnen vanuit de aanvullende verzekering mantelzorgondersteuning
en/of respijtzorg aanbieden. Ook zijn bij de aanvullende verzekering vergoedingen
mogelijk voor de mantelzorgmakelaar en mantelzorgcursussen. Zorgverzekeraars kunnen
hieraan voorwaarden stellen. Zo moet er bij sommige verzekeraars eerst toestemming
worden gevraagd of kan de respijtzorg alleen bij een specifieke stichting worden geregeld.
De essentie van mantelzorg is dat het onbetaalde zorg/diensten, bijvoorbeeld verzorging
of ondersteuning bij dagelijkse activiteiten, betreft voor zieke naasten.
Hiervoor gelden geen kwaliteit- of opleidingseisen conform de Wet kwaliteit klachten
en geschillen zorg. Zorg in het basispakket ziet op geneeskundige zorg. Deze zorg
die beroeps- of bedrijfsmatig zorg wordt verricht voldoet aan strenge kwaliteitseisen.
Ook zijn aan de verleners van de zorg opleidingseisen verbonden. Zorgverzekeraars
kopen de zorg uit het basispakket jaarlijks in. Daarvoor sluiten zij een contract
met de zorgaanbieder. Daarbij gebruiken zorgverzekeraars normen die beroepsverenigingen
vaststellen. Mantelzorg voldoet hier niet aan en past daarmee niet binnen de kaders
van de Zorgverzekeringswet.
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven op welke termijn
er meer duidelijkheid komt over de uitwerking van de afspraken uit het Integraal Zorgakkoord
over de verbinding tussen formele en informele zorg. Zij vragen hem ook om te specificeren
waarover precies afspraken zullen worden gemaakt en welke organisaties en partijen
aan tafel zitten.
In het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) zijn de afspraken over sociale basis
en mantelzorg nader uitgewerkt. In het GALA is de afspraak gemaakt met gemeenten en
zorgverzekeraars dat een uitvoeringsagenda mantelzorg wordt opgesteld. Aan deze agenda
wordt op dit moment – samen met VNG, Mantelzorg NL, Movisie, NOV, Werk en Mantelzorg
– gewerkt. In deze agenda worden onder meer afspraken gemaakt over arbeid en zorg,
respijtzorg en de verbinding tussen formele en informele zorg.
De leden van de SGP-fractie vragen aan de Staatssecretaris welke rol hulpverleners
zouden moeten spelen bij het signaleren van een zorgvraag bij de mantelzorger en het
doorgeleiden naar mantelzorgondersteuning, zoals een mantelzorgmakelaar. De leden
van de SGP-fractie vragen hoe deze signaleringsfunctie verder zou kunnen worden versterkt?
Ook vragen de leden van de SGP-fractie of dit voldoende is gewaarborgd vanuit de verschillende
zorgwetten.
Hulpverleners hebben een belangrijke rol bij het signaleren van een zorgvraag bij
een mantelzorger. Zij zijn namelijk één van de eersten die in aanraking komen met
een zorgvrager en het netwerk om deze zorgvrager heen. Veelal bestaat dit netwerk
uit één of enkele mantelzorgers. Zo komen bijvoorbeeld Wmo consulenten in contact
met een mantelzorger en kunnen zij een behoefte bij mantelzorgers als onderdeel van
het uitvoerend proces in kaart brengen. Doorgeleiding naar een vorm van mantelzorgondersteuning
hoort hier integraal bij. Dit kan een mantelzorgsteunpunt zijn, maar ook een mantelzorgmakelaar.
In de uitvoeringsagenda mantelzorg die in het tweede kwartaal van 2023 aangeboden
zal worden aan uw Kamer, worden voorstellen gedaan om de formele zorg beter te verbinden
met de informele zorg. Zo wordt onder andere gedacht aan meer aandacht voor mantelzorg
binnen diverse opleidingen. Het staat hulpverleners vrij om mantelzorgers te ondersteunen
of te helpen bij hun taak. Het is echter niet vanuit alle wetten een expliciete opdracht.
Gemeenten zijn, bijvoorbeeld, op grond van de Wmo verplicht om mantelzorgers te ondersteunen
en hier in de uitvoering afspraken over te maken. Bij de uitvoering van de Wlz (CIZ,
Zorgkantoor, aanbieders) geldt deze verplichting niet.
De leden van de SGP-fractie vragen of zorgprofessionals tijd krijgen om met mantelzorgers
te kunnen overleggen om de zorg voor een cliënt/patiënt zo goed mogelijk vorm te geven.
Op dit moment ben ik, zoals eerder aangegeven, bezig met het opstellen van een uitvoeringsagenda
mantelzorg. Door verschillende maatschappelijke partners, zoals Actiz, is aangegeven
dat in de uitvoeringspraktijk soms sprake is van een knelpunt. Dit betreft de tijd
die hulpverleners hebben of krijgen voor het ondersteunen van mantelzorgers. Ik ben
met de partijen aan het onderzoeken of het mogelijk is om een concrete actie te formuleren.
De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris of hij een beeld kan geven
van wat nu aan collectieve ondersteuning wordt geboden aan mantelzorgers.
Met de inwerkingtreding van de Wmo, heeft de wetgever bepaald dat gemeenten de beleidsvrijheid
krijgen om mantelzorgondersteuning zo lokaal mogelijk in te richten op grond van een
beperkt aantal landelijke voorschriften. In de praktijk betekent dit dat ondersteuning
aan mantelzorgers per gemeente kan verschillen. Veel gemeenten kiezen hierbij voor
collectieve ondersteuningsvormen zoals mantelzorgcafés, cursussen of vervangende zorg
(zoals bijvoorbeeld dagbesteding).
De leden van de SGP-fractie vragen naar de implementatie van de adviezen van de landelijk
«aanjager respijtzorg» (Clémence Ross). Wat is de laatste stand van zaken, zo vragen
de leden.
In de eerder genoemde uitvoeringsagenda mantelzorg is aandacht voor respijtzorg. Bij
het opstellen van maatregelen worden de adviezen van de aanjager respijtzorg Clemence
Ross betrokken. Er wordt nagedacht over maatregelen om pilots te starten om respijtzorg
domeinoverstijgend te organiseren en de inzet van regionale respijtzorgconsulenten
en mantelzorg in brede zin beter te betrekken bij de toegang tot maatschappelijke
ondersteuning («het keukentafelgesprek»). Daarnaast ben ik voornemens om samen met
de genoemde partners een brede landelijke coalitie te starten die – ieder vanuit de
eigen verantwoordelijkheid – gezamenlijk stuurt op de uitvoering van de agenda en
zodoende monitort of de gewenste resultaten worden behaald.
De leden van de SGP-fractie vragen tot slot hoe de Kamer op de hoogte gehouden zal
worden van de acties en onderzoeken die Staatssecretaris in de brief heeft aangekondigd.
Ik informeer uw Kamer in het tweede kwartaal van 2023 over de uitwerking van de sociale
basis en de uitvoeringsagenda mantelzorg. In deze brief en de onderliggende aanpak
zal ik aangeven hoe ik uitvoering geef aan de moties die door uw Kamer zijn aangenomen
en de toezeggingen die ik – mondeling of schriftelijk – aan uw Kamer heb gedaan.
Vragen en antwoorden van de fractie-Den Haan
Het lid van de fractie-Den Haan geeft aan dat de Staatssecretaris uw Kamer op 30 september
2022 geïnformeerd heeft over de visie op mantelzorg en informele zorg41 en dat hij de mantelzorgers een plek wil geven in de sociale basis. Het lid van de
fractie-Den Haan vraagt wat dit precies betekent, en hoe de Staatssecretaris ervoor
gaat zorgen dat die positie goed geborgd wordt,. Wordt de sociale basis goed gestut
door een stevige professionele basis, zodat de informele zorg daarop kan terugvallen,
zo vraagt het lid van de fractie-Den Haan.
Mantelzorgers hebben een essentiële rol in de sociale basis van hun naasten om te
zorgen dat (kwetsbare) mensen langer thuis kunnen blijven wonen in de eigen, vertrouwde
omgeving. Echter kunnen we er niet vanuit gaan dat een mantelzorger altijd beschikbaar
is en blijft. Mantelzorgers kunnen overbelast raken als we teveel van hen vragen.
We moeten daarom ook zorgen voor een goede sociale basis van mantelzorgers zelf waar
zij op kunnen terugvallen.
In het samenspel tussen de formele en informele zorg zijn gelijkwaardigheid, respect
en samenwerking sleutelwoorden. Naasten, vrijwilligers en beroepskrachten werken samen
in een gelijkwaardige samenwerking, met ieder zijn eigen expertise. Het is daarbij
belangrijk dat de mantelzorger gezien, gehoord en erkend wordt in de belangrijke rol
die hij vervult. In de uitvoeringsagenda mantelzorg wordt aandacht besteed aan hoe
we de mantelzorger en zijn netwerk centraal stellen. Centrale vragen zijn onder andere;
hoe signaleren we overbelasting? En hoe kan de formele zorg een zo goed mogelijke
rol vervullen richting de mantelzorger?
Het lid van de fractie-Den Haan geeft aan dat de Staatssecretaris schrijft in de Kamerbrief42 mantelzorg en informele zorg dat er meerdere akkoorden tussen het Rijk en partners
dienen als instrument om de contouren en uitgangspunten met elkaar te bewaken en gezamenlijk
verantwoordelijkheid te dragen voor de opgave rondom de sociale basis, zoals de WOZO
en de GALA. Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen dat de positie van mantelzorgers in
deze akkoorden niet vergeten wordt, zo vraagt het lid van de fractie-Den Haan.
De positie van de mantelzorger is van groot belang voor de opgave rondom de sociale
basis. Daarom werkt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) momenteel
aan een uitvoeringsagenda mantelzorg, in samenwerking met verschillende maatschappelijke
partners (VNG, Mantelzorg NL, Movisie, ActiZ, de NOV, SWN en Werk en Mantelzorg).
De afspraken die in deze agenda worden gemaakt, gebruiken gemeenten in de vormgeving
van het lokale beleid op het gebied van mantelzorgondersteuning.
Het lid van de fractie-Den Haan geeft aan dat de schriftelijke beantwoording van vragen
die tijdens de begrotingsbehandeling zijn gesteld dat de Staatssecretaris schrijft
dat hij samen met de Minister voor Langdurige Zorg voornemens heeft de aanpak voor
de sociale basis en mantelzorg te intensiveren met onder meer de inzet van een brede
specifieke uitkering. Het lid van de fractie-Den Haan vraagt of hij hier al dieper
op in kan gaan, wat betekent dit voor de mantelzorgers? Betekent dit dat zij in elke
gemeente kunnen rekenen op een goede ondersteuning en dat gemeenten het geld dat bestemd
is voor mantelzorgers ook daadwerkelijk aan mantelzorgers wordt besteed, zo vraagt
het lid van de fractie-Den Haan.
Samen met de Minister van Langdurige Zorg en Sport ben ik inderdaad van plan om de
aanpak voor de sociale basis en mantelzorg te intensiveren. Over onder andere de versterking
van de sociale basis en de mogelijkheden voor respijtzorg zijn afspraken gemaakt in
het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) tussen gemeenten, zorgverzekeraars en VWS.
Om gemeenten in de goede uitgangspositie te brengen om de afspraken in GALA uit te
voeren, heb ik in een brede specifieke uitkering voor sport, gezondheid en sociale
basis aan alle gemeenten voor de jaren 2023 tot en met 2026 financiële middelen ter
beschikking gesteld.
Gemeenten werken de aanwending en daarmee te bereiken doelen uit in een plan van aanpak
dat in september 2023 gereed dient te zijn. Door de uitvoering van dat plan zullen
mantelzorgers ervaren dat er meer mogelijkheden voor mantelzorgondersteuning, bijvoorbeeld
in de vorm van respijtzorg beschikbaar komen. Als voorwaarde voor de specifieke uitkering
geldt dat gemeenten in 2027 zullen moeten aantonen dat de beschikbare middelen daadwerkelijk
aan de daaraan verbonden doelen – dus ook meer mogelijkheden voor respijtzorg – zijn
uitgegeven.
Het lid van de fractie-Den Haan geeft aan dat de Staatssecretaris naar aanleiding
van het rapport «Aanjager Respijtzorg» van Clémence in de Kamerbrief43 mantelzorg en informele zorg schrijft over regionale respijtconsulenten. Bedoelt
de Staatssecretaris hier hetzelfde als Clémence Ross, zo vraagt het lid van de fractie-Den
Haan.
Aanjager respijtzorg Clémence Ross heeft een voorstel gedaan in haar rapportage om
meer specifieke aandacht te generen door middel van het inzetten van onder andere
regionale respijtaanjagers. Hier wordt hetzelfde bedoeld als wat de Staatssecretaris
bedoeld. De inzet van regionale respijtaanjagers wordt nader uitgewerkt.
Het lid van de fractie-Den Haan geeft aan dat MantelzorgNL al jaren pleit voor een
landelijke mantelzorgverklaring, waarmee mantelzorgers hun positie kunnen weergeven.
Het lid van de fractie-Den Haan vraagt of de Staatssecretaris bereid is een landelijke
mantelzorgverklaring in het leven te roepen.
Er is door Significant Public een «verkenning- mantelzorgverklaring»44 uitgevoerd. Deze verkenning is op 8 oktober 2021 aan uw Kamer aangeboden. Significant
heeft onderzocht of een landelijke mantelzorgverklaring het antwoord zou kunnen bieden
op de vraag naar verlaging van drempels tot de toegang tot voorzieningen voor mantelzorgers.
De conclusie van het onderzoek is dat een landelijke mantelzorgverklaring niet uitvoerbaar
is. Ten eerste omdat onvoldoende duidelijk is wie een verklaring kan afgeven, ten
tweede omdat instanties het niet eens zijn met de status van een mantelzorgverklaring
en ten derde omdat met de inwerkingtreding van de Wmo gemeenten beleidsvrijheid hebben
gekregen om de toegang toe mantelzorgondersteuning op hun eigen manier lokaal te beleggen.
Dit geldt ook voor een eventuele mantelzorgverklaring. In de verkenning werden een
aantal aanbevelingen gedaan. Een van deze aanbevelingen was samen met pilotgemeenten
een verkenning te starten naar andere mogelijkheden om de toegang tot regelingen en
andere vormen van ondersteuning aan mantelzorgers te vergemakkelijken. Deze aanbeveling
wordt uitgevoerd door het adviesteam mantelzorg (een team adviseurs vanuit MantelzorgNL
en Movisie).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier