Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Lessons learned Oekraïense ontheemden in NL (Kamerstuk 36045-149)
36 045 Situatie in de Oekraïne
29 861
Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 155
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 april 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 22 februari 2023 over Lessons learned Oekraïense ontheemden in NL (Kamerstukken
36 045 en 29 861, nr. 149).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 maart 2023 aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 17 april 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie, Meester-schaap
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende brief en wensen
hierbij enkele vragen te stellen.
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie delen de waardering van de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid voor de enorme (arbeids)participatie en inzet van de Oekraïense
ontheemden in Nederland. Hoe beoordeelt de Minister de hoge mate van arbeidsparticipatie
van de Oekraïense ontheemden in Nederland in vergelijking met de achterblijvende arbeidsparticipatie
van statushouders in Nederland? Wat zijn volgens de Minister de belangrijkste lessen
hier en welke concrete mogelijkheden ziet zij om de arbeidsparticipatie van statushouders
op korte termijn te verhogen?
Antwoord 1
Oekraïense ontheemden zijn aanzienlijk sneller aan de slag gegaan dan andere groepen
nieuwkomers. Waar Oekraïense ontheemden op 1 november 2022, na een maximaal verblijf
van 7 maanden in Nederland, reeds een participatiegraad van 46%1 hadden bereikt (onder de groep 15 tot 65-jarigen), bereiken statushouders een vergelijkbare
participatiegraad doorgaans pas na een verblijf van 5 jaar2 in Nederland. Meerdere factoren spelen hierbij een rol. Omdat Oekraïense ontheemden
onder de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen, zijn zij vrijgesteld van de inburgeringsplicht
en hoeft aan werkgevers geen tewerkstellingsvergunning af te zijn gegeven. Wel geldt
er een meldplicht bij het UWV voor werkgevers die ontheemden uit Oekraïne arbeid in
loondienst willen laten verrichten. Zij hoeven ook niet eerst een (vaak langdurige)
verblijfsrechtelijke procedure te doorlopen. Daarmee hebben Oekraïense ontheemden
direct toegang tot de arbeidsmarkt. Asielzoekers in procedure mogen werken wanneer
hun asielaanvraag zes maanden in behandeling is. Zij mogen dan 24 weken werken in
een periode van 52 weken en er geldt een tewerkstellingsvergunningsplicht voor de
werkgever. Statushouders zijn nog een aantal jaar inburgeringsplichtig. Het vernieuwde
inburgeringsstelsel is wel zodanig ingericht dat gemeenten combinaties kunnen maken
van werken en het leren van de taal. Deze dualiteit is cruciaal, omdat naast het belang
van werk de casus van de Oekraïense ontheemden aantoont dat het leren van de Nederlandse
taal belangrijk is als het verblijf in Nederland langduriger is. De inzet is dat direct
wordt begonnen met (vrijwilligers)werk, en het leren van de taal daarmee gecombineerd
wordt.
Daarnaast was het enthousiasme, de betrokkenheid en het draagvlak bij veel Nederlanders
om Oekraïense ontheemden in Nederland op te vangen groot Werkgevers, overheden (en
gemeenten in het bijzonder), maatschappelijke organisaties en vrijwilligers hebben
gezamenlijk hard gewerkt om deze groep aan een betaalde baan te helpen. We hebben
gezien dat het opzetten van informele initiatieven, zoals banenbeurzen en het vroegtijdig
ontstaan van (informele) netwerken, goed heeft gewerkt voor de groep Oekraïense ontheemden.
Dit geldt ook voor het op vele manieren betrekken van Oekraïense ontheemden bij de
opgave om zo tijdig signalen op te vangen en een «brugfunctie» te vervullen tussen
overheden en ontheemden zelf, het aanbieden van informatie in de eigen taal en kleinschalige
huisvesting in het hele land.
Om arbeidsparticipatie onder statushouders te verhogen, is een vroege start belangrijk.
De vroege start is een gezamenlijke verantwoordelijkheid: het COA is verantwoordelijk
voor de voorinburgering en de participatieactiviteiten in de opvang, de gemeenten
hebben een regierol. Uiteraard hebben de statushouders daarnaast zelf een verantwoordelijkheid
om zich in te spannen voor integratie. Recentelijk heb ik uw Kamer, via het Plan van
Aanpak «Statushouders aan het Werk»3, geïnformeerd over diverse maatregelen gericht op een vroege start. Hierbij heb ik
aangegeven dat de inzet is dat de arbeidsparticipatie van statushouders versnelt via
het concept van startbanen, waarbij statushouders meteen bij vestiging in de gemeente
een betaalde baan krijgen. Hiermee volg ik het voorstel en de motie van het Kamerlid
Aartsen (VVD)4. Hierbij is een goede balans tussen werken, het leren van de Nederlandse taal en
het voldoen aan andere inburgeringsverplichtingen een belangrijke vereiste. Daarnaast
neem ik ook de andere inzichten, zoals het informeren in de eigen taal en het belang
van informele initiatieven en netwerken, zowel met mede-ontheemden als met werkgevers,
gemeentes, vrijwilligers en maatschappelijke organisaties, mee voor deze groep.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verwachting bestaat dat veel Oekraïense ontheemden
waarschijnlijk langere tijd in Nederland zullen blijven. Is het voortduren van de
oorlog de enige oorzaak van deze conclusie of zijn er andere onderzoeken of enquêtes
geweest waaruit deze conclusie kan worden getrokken? Hoeveel Oekraïense ontheemden
zijn naar schatting voornemens om langere tijd in Nederland te verblijven? Hoeveel
Oekraïense ontheemden zijn wel voornemens om uiteindelijk weer naar het land van herkomst
te gaan? In hoeverre wordt hier rekening mee gehouden ten aanzien van beleid inzake
een betere match tussen opleiding en baan voor Oekraïners en het organiseren van doorstroom
op de arbeidsmarkt?
Antwoord 2
De genoemde inschatting is niet allen gebaseerd op het voortduren van de oorlog, maar
ook op een uitgebreide analyse. Hier gaat het met name om de onderzoeken die Instituut
Clingendael in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft uitgevoerd.
Met betrekking tot die onderzoeken verwijs ik naar de eerdere Verzamelbrieven opvang
Oekraïne van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van oktober5 en december 20226.
Daarnaast vind ik het, onafhankelijk van de intentie en het uiteindelijke besluit
om (op termijn) ofwel te blijven ofwel terug te keren naar Oekraïne, van belang om
te investeren in een betere match op de arbeidsmarkt voor alle (volwassen) Oekraïense
ontheemden die zich in Nederland bevinden. In beide gevallen speelt passend werk namelijk
een positieve rol voor deze groep. Ten eerste, als Oekraïense ontheemden langere tijd
in Nederland blijven, zal passend werk een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid
van Oekraïense ontheemden en de mate van participatie in de Nederlandse samenleving.
Ten tweede, op die manier kan deze groep (tijdelijk) bijdragen aan het mitigeren van
problemen in kraptesectoren. Ten derde, als de ontheemde uiteindelijk besluit om terug
te keren naar Oekraïne kan verder opgebouwde werkervaring, die matcht met de vaardigheden
van de ontheemden, een positieve rol spelen bij de wederopbouw. Ten vierde is de functie
van passend werk in termen van zingeving, afleiding en behoud van (mentale) energie
belangrijk met het oog op de toekomst van de ontheemden – waar die ook zal zijn.
Vraag 3
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de meldplicht bij het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) die geldt voor werkgevers wanneer zij «vreemdelingen»
en in dit geval Oekraïense ontheemden in dienst nemen. Hoeveel meldingen heeft het
UWV tot nu toe ontvangen? Zijn er ook gevallen bekend waarbij werkgevers wel degelijk
Oekraïense ontheemden in dienst hadden, maar geen melding werd gemaakt door de werkgever
bij het UWV? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het? Welke consequenties gelden voor
werkgevers wanneer zij zich niet aan de meldplicht houden?
Antwoord 3
Per 1 april 2022 geldt een vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht met
meldplicht voor werkgevers die ontheemden uit Oekraïne arbeid in loondienst willen
laten verrichten. Op 3 april 2023 heeft UWV in het totaal 70.054 meldingen ontvangen.
Het niet voldoen aan de meldplicht betreft een overtreding van artikel 2a van de Wet
arbeid vreemdelingen. Aan de werkgever kan voor deze overtreding een boete opgelegd
worden van € 1.500. De Arbeidsinspectie heeft het afgelopen jaar enkele overtredingen
geconstateerd van de meldplicht voor werkgevers van ontheemden uit Oekraïne en daarvoor
boeterapporten opgemaakt.
Vraag 4
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat veel Oekraïners in contact zijn gebracht
met lokale werkgevers door het organiseren van banenbeurzen en steunpunten. Deze leden
achten het zeer positief dat verschillende Oekraïense ontheemden uiteindelijk een
baan hebben overgehouden aan het bezoeken van banenbeurzen. Zij onderstrepen het belang
van banenbeurzen en brengen graag de aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 28, item 11) motie van het lid Aartsen in herinnering waarin de oproep werd gedaan om lokale
banenmarkten en jobcoaches in te zetten ter bevordering van de arbeidsparticipatie
van statushouders. In het kader van deze motie en het bewezen succes van banenmarkten
voor Oekraïense ontheemden, per wanneer worden (lokale) banenmarkten ingezet voor
het matchen van statushouders met (lokale) werkgevers?
Antwoord 4
In het Plan van Aanpak «Statushouders aan het werk» dat onlangs aan uw Kamer is aangeboden,
noem ik het extra inzetten van informele initiatieven (zoals banenbeurzen), om werkgevers
en werkzoekenden te matchen. Dit is opgenomen mede naar aanleiding van de motie van
het lid Aartsen (VVD) die hiertoe oproept. Gemeenten en andere partijen gaan hier
meer op inzetten de komende periode. Zij bouwen hierbij voort op de ervaringen die
ze al hebben, want bijvoorbeeld gemeentes en brancheorganisaties organiseren op veel
plekken in het land met regelmaat banenmarkten voor statushouders.
Vraag 5
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat bij Oekraïense ontheemden de behoefte groeit
om de Nederlandse taal te leren. Welke voornemens heeft de Minister concreet op het
terrein van taal en integratie voor deze doelgroep en kan de Minister ingaan op de
financiering hiervan?
Antwoord 5
Kennis van de Nederlandse taal speelt een positieve rol bij het vinden van passend
werk en is in bredere zin nodig bij het vinden van je weg in de Nederlandse maatschappij.
Daarom vind ik het belangrijk dat Oekraïense ontheemden die in Nederland verblijven
toegang hebben tot taalonderwijs. Ik heb 15 miljoen euro beschikbaar gesteld om taalonderwijs
voor volwassen Oekraïense ontheemden te stimuleren. Uw Kamer wordt over deze toegezegde
gelden via de Voorjaarsnota verder geïnformeerd.
Daarnaast is voor Oekraïense ontheemden de website Refugeehelp.nl van Vluchtelingenwerk
opgericht om meer kennis te vergaren over de Nederlandse maatschappij. Hier is informatie
te vinden over verschillende onderwerpen zoals gezondheidszorg, onderwijs, werk en
de Nederlandse cultuur. Alle informatie op de website is ook beschikbaar in het Oekraïens.
Vraag 6
Ondanks dat deze leden veel waardering hebben voor de leergierigheid en inzet van
de groep Oekraïense ontheemden in Nederland, willen zij waken voor verdringing van
statushouders inzake het leren van de taal. Deze leden willen voorkomen dat er minder
aandacht uitgaat naar statushouders die wettelijk verplicht zijn om de taal te leren
onder de Wet inburgering en voor wie we dus hebben afgesproken om zo snel en goed
mogelijk de taal te leren. Is de Minister voornemens een dergelijke verdringing te
voorkomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Omdat Oekraïens ontheemden niet inburgeringsplichtig zijn, volgen zij een ander pad
dan statushouders om de Nederlandse taal te leren. We zien in de eerste monitor Taalonderwijs7 dat Oekraïense ontheemden vooral informeel en non-formeel taalonderwijs volgen. Veel
ontheemden hebben een voorkeur voor laagdrempelig en flexibel onderwijs om dit te
kunnen combineren met hun werk. Mensen die meer taalonderwijs willen, kunnen in sommige
gemeenten terecht voor formeel onderwijs. Uit de monitor blijkt echter dat daar tot
nu toe niet veel inschrijvingen voor zijn.
We zien dus dat het taalonderwijs voor Oekraïens ontheemden veelal op een andere manier
wordt vormgegeven dan bij inburgeringsplichtigen, die via de gemeenten bij een taalschool
met het Blik op Werk-keurmerk onderwijs volgen. Er is dan geen sprake van verdringing.
Verdringing is echter niet volledig uit te sluiten, omdat gemeenten de beleidsvrijheid
hebben om op eigen wijze taalaanbod te organiseren, zodat ze rekening kunnen houden
met de specifieke situatie in de gemeente.
Vraag 7
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie, terecht, over het belang van een match tussen
vaardigheden en een baan en over het voornemen om hierop verbeterpunten in kaart te
brengen de komende tijd. Naast dat deze leden het belang van deze match hier willen
onderstrepen, zijn zij benieuwd aan welke concrete acties gedacht wordt. Welke concrete
mogelijkheden ziet de Minister om deze match te vergroten bij het vinden van een baan,
in het bijzonder voor de groep statushouders?
Antwoord 7
Om knelpunten die Oekraïense ontheemden ervaren bij het vinden van passend werk te
identificeren, organiseert het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in
de periode april-juni 2023 vijf (regionale) verdiepingssessies en één afsluitende
(landelijke) conferentie met gemeenten, werkgevers, maatschappelijk organisaties en
ontheemden. Op basis van deze analyse zal het vervolgens mogelijk zijn om met een
gedegen aanpak met concrete acties te komen om deze groep te ondersteunen bij het
vinden van een match tussen baan en vaardigheden. Daarnaast wordt momenteel voor bepaalde
(krapte)sectoren, zoals het onderwijs, de zorg en de kinderopvang, al gekeken hoe
barrières om aan het werk te gaan in deze sectoren weggenomen kunnen worden.
Vraag 8
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat het voor Oekraïense ontheemden nog
steeds niet mogelijk is om als zelfstandige aan de slag te gaan in Nederland, ondanks
dat zij dit wel graag zouden willen. In de brief wordt aangegeven dat in de eerste
helft van 2023 hier een beslissing over zal worden genomen. Kan de Minister aangeven
welke acties zij voornemens is in te zetten om tot deze beslissing te komen? Kan de
Minister hierbij meer schetsen over het proces en het tijdspad? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Er is gekozen om de vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht in eerste
instantie te beperken tot arbeid in loondienst, omdat hierbij betere bescherming mogelijk
is tegen misstanden zoals onderbetaling en schijnzelfstandigheid Daarnaast is toezicht
en handhaving ten aanzien van zelfstandigen complexer dan bij arbeid in loondienst.
Er zijn echter signalen dat ontheemden uit Oekraïne die in Nederland verblijven aan
de slag willen als zelfstandigen. Momenteel worden de mogelijkheden in kaart gebracht
om de vrijstelling te verruimen. Het is juridisch mogelijk om de vrijstelling van
de tewerkstellingsvergunningsplicht uit te breiden voor het verrichten van arbeid
als zelfstandige bij ministeriele regeling. Ik streef ernaar uw Kamer voor de zomer
hierover te informeren.
Vraag 9
Ten slotte maken de leden van de VVD-fractie zich zorgen over de recente nieuwsberichten
over de uitbuiting van Oekraïense vluchtelingen in Nederland. Heeft het kabinet zicht
op hoe groot dit probleem is? Welke maatregelen neemt het kabinet hiertegen? Op welke
acties is intensivering nodig nu er zo’n grote groep Oekraïners hier is?
Antwoord 9
Net als iedereen in Nederland hebben ontheemden uit Oekraïne recht op eerlijk, gezond
en veilig werk. Om eventuele risico’s op misstanden te kunnen signaleren, is het van
belang goed zicht te houden op waar deze mensen aan het werk gaan. Daarom geldt er
voor werkgevers een meldplicht als zij ontheemden uit Oekraïne in dienst willen nemen.
Zij moeten ten minste twee werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden bij het UWV
melden dat zij een ontheemde uit Oekraïne op grond van de vrijstelling tewerkstellen.
Het niet naleven van deze meldplicht is beboetbaar op grond van de Wet arbeid vreemdelingen.
Het boetenormbedrag bedraagt € 1.500,-. De Arbeidsinspectie heeft, zoals vermeld in
het antwoord op vraag 3 van de VVD-fractie, het afgelopen jaar enkele overtredingen
geconstateerd van de meldplicht voor werkgevers van ontheemden uit Oekraïne en daarvoor
boeterapporten opgemaakt.
Wat betreft uitbuiting heeft de Arbeidsinspectie het beeld dat Oekraïense ontheemden
ongeveer even vaak te maken hebben met overtredingen door hun werkgevers van de Wet
minimumloon, Arbeidstijdenwet of andere arbeidswetten als bijvoorbeeld arbeidsmigranten.
De opsporingsdienst van de Arbeidsinspectie heeft sinds het begin van de oorlog in
Oekraïne wel meldingen ontvangen met signalen van mogelijke arbeidsuitbuiting. Alle
meldingen zijn bekeken en daarbij is, conform de staande praktijk, beoordeeld of er
aanleiding was voor het doen van strafrechtelijk vervolgonderzoek door de opsporingsdienst.
Dat bleek niet het geval. De meldingen zijn vervolgens voor onderzoek naar de mogelijke
overtredingen van de arbeidswetten, dan wel ernstige benadeling, doorgezet naar het
bestuursrechtelijk toezicht dat in de toezichtsprogramma’s van de Arbeidsinspectie
plaatsvindt.
De Arbeidsinspectie heeft in 2022 de campagne #daspaseerlijk geïntensiveerd, gericht
op werkgevers. Daarnaast is het van belang dat de mensen die Oekraïne zijn ontvlucht
goed op de hoogte zijn van de rechten en plichten omtrent werken in Nederland. Gelet
hierop is het centrale informatiepunt Work in NL, waar informatie beschikbaar is voor
mensen die in Nederland wonen en werken, ook in het Oekraïens beschikbaar. Ik zet
mij ervoor in dat de juiste informatie ook bij deze doelgroep terechtkomt.
Verder heeft FairWork deze maand vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid
subsidie gekregen ten behoeve van het voorkomen en bestrijden van arbeidsuitbuiting
onder Oekraïense ontheemden. Hiermee ondersteunt het kabinet FairWork zodat zij het
werk dat ze doen, namelijk het informeren van Oekraïense ontheemden over arbeidsrechten
en het signaleren van mogelijke slachtoffers van arbeidsuitbuiting, kunnen voortzetten.
Ik benadruk dat het heel belangrijk is dat organisaties en personen signalen van vermoedens
van arbeidsuitbuiting én overtredingen van arbeidswetten melden bij de Arbeidsinspectie,
anders kan de Arbeidsinspectie geen actie ondernemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse de brief van de Minister gelezen.
Net als de Minister spreken deze leden graag enorme waardering en dankbaarheid uit
voor alle mensen die zich hebben ingezet om mensen gevlucht uit Oekraïne zo goed mogelijk
op te vangen in Nederland. Deze leden zijn van mening dat er veel kan worden geleerd
van de afgelopen periode waar het de toekomst van Oekraïners in Nederland aangaat.
Zij onderschrijven de opmerking van de Minister dat werken «autonomie, economische
zelfstandigheid, zingeving en afleiding» brengt en zien ook het belang hiervan voor
de start van andere nieuwkomers in Nederland. Daartoe hebben zij verdere vragen.
Vraag 1
De leden van de D66-fractie lezen dat 46% van 15- tot 65-jarige Oekraïense ontheemden
in Nederland op 1 november aan het werk was. Kan de Minister inzichtelijk maken hoeveel
tijd (gemiddeld) verstrijkt van moment van binnenkomst tot aan moment van starten
op de Nederlandse arbeidsmarkt en kan zij hierbij een vergelijking maken met reguliere
asielzoekers – bijvoorbeeld door de cijfers van arbeidsparticipatie van Oekraïners
na een jaar te vergelijken met die van asielzoekers/statushouders een jaar en vijf
jaar na aankomst in Nederland? Kan de Minister de verschillen verklaren?
Antwoord 1
Oekraïense ontheemden zijn relatief snel gestart met betaald werk. Dit blijkt uit
het feit dat de participatiegraad onder Oekraïense ontheemden tussen de 15 en 65 jaar
op 1 juli 2022 al 35%
8
was. Dit is vervolgens gestegen naar 46%
op 1 november 2022. Uit deze relatief snelle start van Oekraïense ontheemden met betaald
werk neem ik een aantal praktische lessen mee. Het gaat dan bijvoorbeeld om het belang
van het aanbieden van informatie in eigen taal, het versterken van de netwerkfunctie,
het creatief omgaan met taalbarrières, huisvesting dichtbij werk en het snel aan het
werk kunnen gaan.
Voor een verklaring van de verschillen tussen de participatiegraden van Oekraïense
ontheemden en statushouders en asielzoekers verwijs ik de D66-fractie naar het antwoord
op vraag 1 van de VVD-fractie.
Vraag 2
Kan de Minister inzichtelijk maken waar (in welke sectoren) in de arbeidsmarkt Oekraïense
ontheemden terechtkomen? Kan de Minister daarbij duiden waarom welke sector toegankelijker
(b)lijkt?
Antwoord 2
Op basis van onderzoek van het CBS werkte in november 2022 een groot deel van de werkende
Oekraïense ontheemden in de bedrijfstakken «Zakelijke dienstverlening» (56%) en «Handel,
vervoer en horeca» (27%). Het hoge percentage werkenden in de zakelijke dienstverlening
is hierbij toe te schrijven aan het relatief hoge aantal Oekraïense ontheemden dat
werkt als uitzendkracht via uitzendbureaus, die onder deze bedrijfstak vallen. Het
CBS geeft aan dat het echter vaak niet mogelijk is na te gaan naar welke bedrijfstakken
deze uitzendkrachten werkelijk worden uitgezonden. De meldingen bij het UWV geven
echter de indicatie dat dit voornamelijk werk betreft in sectoren als land- en tuinbouw,
productie en logistiek en de schoonmaak. Binnen de bedrijfstak handel, vervoer en
horeca werkten de meesten ontheemden in de horeca.
Het is aannemelijk dat er (mede) vanwege de lage instapeisen, in combinatie met de
grote vraag naar arbeidskrachten, veel in deze sectoren wordt gewerkt. Ook zijn het
sectoren waarin het niet spreken van de Nederlandse taal vaak acceptabel is. Hiermee
passen banen in deze sectoren in eerste instantie goed bij tijdelijk verblijf in Nederland.
Dit verandert nu de waarschijnlijkheid van een langer verblijf in Nederland toeneemt
vanwege de aanhoudende oorlog in Oekraïne. Er ontstaat een grotere behoefte aan banen
in andere sectoren, waarvan het niveau en de achtergrond beter matcht met de vaardigheden
van de ontheemden. Zoals eerder aangegeven brengt het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid momenteel de knelpunten en mogelijkheden bij het vinden van passend
werk in kaart.
Vraag 3
Voorts vragen deze leden of de Minister kan aangeven hoeveel Oekraïense ontheemden
werk hebben gevonden gelieerd aan hun werk of opleiding in Oekraïne? Kan de Minister
cijfermatig uitdrukken welke route Oekraïense ontheemden hebben bewandeld om aan werk
te komen (bijvoorbeeld via de gemeente, contacten met mede-ontheemden, Refugeework
etc.)?
Antwoord 3
Ik kan niet cijfermatig aangeven hoeveel Oekraïense ontheemden werk hebben gevonden
gelieerd aan hun werk of opleiding in Oekraïne. Om daar inzicht in te verkrijgen,
zou voor iedere individuele werkende Oekraïense ontheemde de huidige baan gelinkt
dienen te worden aan de (opgegeven) werkervaring en opleidingen. Daarnaast wordt er
met zulke cijfers geen rekening gehouden met de behoefte van de ontheemde; vanwege
de onzekerheid rond de oorlog in Oekraïne kan het zo zijn dat sommige personen in
eerste instantie tevreden zijn met de huidige baan, ook als die niet matcht met werkervaring
en opleidingen.
Ook is het niet mogelijk om cijfermatig uit te drukken welke route Oekraïense ontheemden
hebben bewandeld naar werk. Vanuit gemeenten wordt bijgehouden hoeveel ontheemden
gebruik hebben gemaakt van (formele) re-ïntegratietrajecten. Zoals beschreven in voorliggende
brief is echter in de meeste gevallen gebruik gemaakt van informeel contact met gemeenten
en mede-ontheemden om een baan te vinden.Hier zijn geen notities van. Informele initiatieven,
zoals banenbeurzen van gemeenten, werkgevers, en maatschappelijke organisaties lijken
dus zeker een rol te hebben gespeeld, maar uit signalen blijkt dat met name het contact
met mede-ontheemden belangrijk is (geweest).
Vraag 4
De leden van de D66-fractie lezen ook dat Oekraïense ontheemden gebruik kunnen maken
van ondersteuning door gemeenten bij arbeidsbemiddeling. Geldt dit ook voor reguliere
asielzoekers met recht op werk, zo vragen deze leden. En zo niet, is de Minister bereid
te onderzoeken welke rol gemeenten kunnen spelen – eventueel in samenwerking met het
Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) – om ook reguliere asielzoekers sneller
aan passend werk te helpen?
Antwoord 4
Statushouders die in een gemeente woonachtig zijn, vallen onder de reguliere ondersteuningsstructuur
van de gemeenten. De asielzoekers in procedure verblijven in een azc en zijn nog niet
gekoppeld aan een gemeente. Op dit moment is geen (structurele) ondersteuning naar
werk voor de groep asielzoekers met recht op werk. Wel voert het COA, in opdracht
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het programma Vroege Integratie
en Participatie (VrIP) uit. Het programma bestaat uit verschillende activiteiten ter
bevordering van de participatie zoals zinvolle dagbesteding, en vrijwilligerswerk
voor zowel asielzoekers als statushouders. Tevens loopt er, in samenwerking met Randstad,
een pilot «Begeleiding naar werk» bij het azc Almere.
In het kader van de uitwerking van de motie Meerjarige financiering Meedoenbalies
zal ik samen met het COA verkennen of het COA een ondersteuningstaak richting betaald
werk kan én wil uitvoeren. Daarnaast is in het kader van deze verkenning relevant
dat ik, ten aanzien van de belemmeringen die asielzoekers in procedure bij toetreding
tot de arbeidsmarkt ervaren, een onderzoek heb laten uitvoeren door Regioplan. Het
rapport van dit onderzoek («Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt»)
heb ik op 12 april 2023 aangeboden aan uw Kamer (Bijlage bij Kamerstukken 32 824 en 35 680, nr. 384). Ik streef ernaar om uw Kamer voor de zomer een kabinetsreactie ten aanzien van
dit rapport te sturen.
Vraag 5
Verder ontvangen de leden van de D66-fractie zorgelijke signalen over (toename in)
uitbuiting van Oekraïense ontheemden. Ook blijkt dat mensen bang zijn om hierover
een melding te maken bij de Nederlandse Arbeidsinspectie omdat het een moeizaam proces
is waar zonder bijstand van een advocaat het resultaat nauwelijks in het voordeel
is van de werknemer. Herkent de Minister deze signalen? Komt uitbuiting bij deze groep
vaker voor dan bij andere werknemers en zo ja, welke oorzaken ziet de Minister hiervoor?
Welke plannen heeft het kabinet om (toename in) uitbuiting van Oekraïense ontheemden
tegen te gaan?
Antwoord 5
Jaarlijks ontvangt de Arbeidsinspectie duizenden meldingen (in 2021 8400 regulier
en 7454 m.b.t. corona) die worden beoordeeld en (indien mogelijk) in onderzoek worden
genomen. Organisaties, werknemers en anderen kunnen zowel telefonisch (in het Nederlands
en Engels) als via online formulieren in verschillende talen een melding doorgeven.
Hierbij hoeft een melder zich niet te laten bijstaan door een advocaat. De Arbeidsinspectie
houdt toezicht op naleving van de arbeidswetten en legt aan de werkgever sancties
op indien deze de wet overtreedt.
Aangaande uitbuiting specifiek voor de groep Oekraïense ontheemden verwijs ik de leden
van de D66-fractie graag naar het antwoord op vraag 9 van de VVD-fractie.
Vraag 6
De leden van de D66-fractie lezen dat het niet steeds hoeven verhuizen van de ontheemden
bij heeft gedragen aan het spoedig participeren op de Nederlandse arbeidsmarkt. Kan
de Minister aangeven of zij van mening is dat dit ook voor reguliere asielzoekers
en statushouders gunstig zou zijn? Indien dit het geval is, welke plannen heeft het
kabinet om deze groepen minder vaak te laten verhuizen?
Antwoord 6
Zoals de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 november 20229 aanuw Kamer heeft aangegeven, onderschrijft het kabinet het belang dat het aantal
verhuisbewegingen van asielzoekers, en kinderen in het bijzonder, beperkt moet worden.
Dit is in lijn met de motie van de leden Koekoek en Piri10 hierover. Daarom is één van de uitgangspunten van de Uitvoeringsagenda (tussen Rijk,
gemeenten en provincies) dat het daarin beschreven opvangmodel het aantal verhuisbewegingen
van asielzoekers beperkt tot een minimum. Deze Uitvoeringsagenda wordt momenteel geactualiseerd,
waarbij dit onderdeel grote prioriteit geniet. Dit valt of staat echter met een aanbod
van voldoende opvangplekken alsmede logistieke ruimte om bewoners te (her)plaatsen
op locaties waar zij op basis van de fase in het asielproces of omwille van persoonlijke
omstandigheden opgevangen dienen te worden. Thans is zowel het aantal opvangplekken
als de genoemde logistieke ruimte niet voorhanden, waardoor het aantal verhuisbewegingen
hoger ligt dan gewenst. De Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen
(Spreidingswet) beoogt stabiliteit te gaan brengen in het aantal beschikbare opvangplaatsen
voor asielzoekers.
Vraag 7
In analyses over de eerste tijd van Oekraïners in Nederland (vergeleken met die van
andere nieuwkomers) werd ook vaak genoemd dat Oekraïners, anders dan andere nieuwkomers,
meer vrijheid hebben in hun keuze waar zij verblijven. Zo kunnen zij hun verblijfplaats
in sommige gevallen beter afstemmen op de plek waar (voor hen geschikt) aanbod van
werk is. De leden van de D66-fractie vragen zich af of de Minister dit herkent en
zo ja, wat hiervan te leren is voor zowel de opvang van Oekraïners in de toekomst
en voor de opvang van andere nieuwkomers.
Antwoord 7
Het kabinet tracht zeker te leren van de manier waarop de opvang en rechten voor ontheemde
Oekraïners zijn vormgegeven. Tegelijk is het zo dat de verschillende verblijfsrechtelijke
en procedurele situaties van beide groepen relevant zijn voor de wijze van opvang.
De opvang voor asielzoekers is bijvoorbeeld mede ingericht op het doorlopen van de
asielprocedure. Zoals hierboven genoemd wordt de bestaande Uitvoeringsagenda op dit
moment geactualiseerd, waarbij ook de inzichten van de opvang van ontheemden uit Oekraïne
worden betrokken.
Vraag 8
De leden van de D66-fractie lezen dat het taalaanbod op vrijwillige basis zal zijn.
Deze leden begrijpen dat het voor veel Oekraïense ontheemden nog niet duidelijk is
of en hoe lang zij in Nederland zullen blijven. Deze leden zouden willen voorkomen
dat de onzekerheid van de oorlogssituatie leidt tot een taalachterstand. Kan de Minister
aangeven wat voor soort onderwijs er wordt gegeven: gaat het om informeel onderwijs
door vrijwilligers of om professioneel taalonderwijs? En in het eerste geval: welke
mogelijkheden zijn er voor mensen die eventueel meer onderwijs willen?
Antwoord 8
Het huidige taalonderwijs aan Oekraïense volwassenen wordt grotendeels via gemeenten,
private aanbieders of werkgevers aangeboden. Uit de monitor «Taalonderwijs volwassen
Oekraïense ontheemden» wordt duidelijk dat gemeenten dit op verschillende manieren
invullen met zowel professionele docenten als vrijwilligers. Indien er gewerkt wordt
met vrijwilligers worden zij vaak wel geholpen door een professional. Deze diverse
aanpak sluit zo goed mogelijk aan bij de leerwens van Oekraïense ontheemden zelf,
die zeer persoons- en situatieafhankelijk is. Zo hebben veel ontheemden een voorkeur
voor laagdrempelig en flexibel onderwijs om dit te kunnen combineren met hun werk.
Mensen die meer taalonderwijs willen volgen, kunnen in sommige gemeenten terecht voor
formeel onderwijs. Uit de monitor blijkt echter dat daar tot nu niet veel inschrijvingen
voor zijn.
Vraag 9
De leden van de D66-fractie vragen zich ook af in hoeverre al rekening wordt gehouden
met de toekomst: het zou zonde zijn te investeren in losse lessen om er over een jaar
achter te komen dat mensen formeel willen/moeten inburgeren. Bestaat de mogelijkheid
om met certificaten of op andere manieren bij te houden wat mensen al kunnen, zodat
dat zo nodig op termijn onderdeel kan zijn van de reguliere inburgering? Voorts vragen
deze leden om te specificeren hoe en waar het beschikbaar gestelde budget van € 15
miljoen wordt ingezet.
Antwoord 9
Op dit moment is nog onduidelijk wat de status van Oekraïens ontheemden zal zijn na
afloop van de tijdelijke richtlijn. Daardoor is het nog onduidelijk of zij inburgeringsplichtig
zullen worden. Uit de monitor «Taalonderwijs volwassen Oekraïense ontheemden» zien
we dat het grootste deel van de gemeenten (86%) op enige wijze taalaanbod voor Oekraïens
ontheemden heeft georganiseerd. Daarnaast heb ik een budget van 15 miljoen beschikbaar
gesteld om gemeenten te ondersteunen bij dit taalaanbod. Met deelname aan dit taalaanbod
zullen ontheemden kennis opdoen van de Nederlandse taal waardoor het (mochten zij
inburgeringsplichtig worden) te zijner tijd gemakkelijker wordt om aan hun inburgeringsverplichtingen
te voldoen. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 5 van de VVD-fractie wordt nadere
informatie over deze toegezegde gelden via de Voorjaarsnota aan de Kamer aangeboden.
Vraag 10
De leden van de D66-fractie lezen dat verschillende bedrijven investeren in hun Oekraïense
werknemers en positieve effecten hebben ervaren van het in dienst nemen van deze groep
nieuwkomers. Deze leden zijn van mening dat het delen van positieve ervaringen andere
bedrijven kan motiveren en inspireren om (Oekraïense) nieuwkomers in dienst te nemen
en dat het kabinet hierin kan ondersteunen. Is de Minister van plan hierin een faciliterende
rol te nemen en zo ja, op welke wijze?
Antwoord 10
Ik bevorder met partijen in de arbeidsmarktregio’s, zoals werkgevers, uitzendorganisaties,
de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s) en Werkgeversservicepunten (WSP’s), de kennisdeling
en -uitwisseling binnen en tussen arbeidsmarktregio’s, ten behoeve van het stimuleren
van baankansen voor statushouders. Het gaat dan om breder delen van ervaringen met
het in dienst nemen van statushouders en het delen van «good practises». Voorbeelden
daarvan zijn de good practises van Liander en de interregionale samenwerking van de
gemeente Sittard-Geleen in het project met de lokale zorgorganisatie Zuyderland.
Daarnaast ondertekent een groeiend aantal bedrijven en organisaties het Charter Diversiteit
van SER Diversiteit in Bedrijf en committeert zich zo aan het ontwikkelen en uitvoeren
van actieplannen gericht op meer (culturele) diversiteit in het personeelsbestand.
Dit zijn er nu in totaal 434 in Nederland. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld gemeenten,
provincies en grote en kleinere bedrijven uit allerlei sectoren. De omvang van deze
actieplannen biedt kansen voor het ontwikkelen van sectorale netwerken.
Vraag 11
In het rapport «De twijfel van tijdelijkheid»11 zien de leden van de D66-fractie veel vergelijkbare lessen rond de opvang van Oekraïners.
Deze onderzoekers concluderen bovendien dat het van groot belang is dat Oekraïense
ontheemden op korte termijn meer duidelijkheid krijgen over zaken als opvang en huisvesting.
Deze leden vragen zich af of de Minister deze aanbeveling deelt.
Antwoord 11
Het kabinet hecht eraan dat ontheemden uit Oekraïne tijdig weten waar ze aan toe zijn,
zoals op het vlak van opvang en huisvesting. Tegelijkertijd laat het verloop van de
oorlog zich lastig voorspellen. Hierdoor zal het nog langere tijd nodig zijn om ontheemden
op te vangen in Nederland. Het kabinet herkent dat het waardevol is om te verkennen
wat de mogelijkheden voor duurzame opvang zijn. Zoals aangegeven in de Verzamelbrief
opvang Oekraïne van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van december 2022
is het kabinet voornemens u voor het zomerreces over deze verkenning te informeren.
Vraag 12
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister tijdig wil inspelen op signalen
vanuit de doelgroep mede door het in dienst nemen van een beleidsmedewerker die zelf
uit Oekraïne is gevlucht en middels focusgroepen. Deze leden vragen de Minister op
welke wijze er in de toekomst wordt ingezet op het structureel ophalen van signalen
uit deze doelgroep. En is de Minister voornemens om vergelijkbare instrumenten in
te zetten voor het structureel ophalen van signalen bij andere nieuwkomers? Zij kunnen
zich voorstellen dat aan gemeenten bijvoorbeeld expliciet wordt gevraagd te investeren
in dit soort ervaringsdeskundigen. Te denken valt aan een cliëntenraad voor inburgering,
zoals deze voor de Participatiewet verplicht is.
Antwoord 12
Naast het in dienst nemen van een beleidsmedewerker die zelf gevlucht is uit Oekraïne
en het organiseren van focusgroepen, haalt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
ook signalen op uit de doelgroep door nauw samen te werken met kennisinstituten. Diverse
onderzoeksinstellingen doen onderzoek naar ervaringen van Oekraïense ontheemden in
Nederland, om zo behoeften en knelpunten te identificeren. Vergelijkbare onderzoeken
zullen ook in de (nabije) toekomst worden uitgevoerd, waar het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid bij betrokken is. Daarnaast zal het Longitudinaal Onderzoek
Cohort Oekraïense Ontheemden (LOCOV) hier op de lange termijn een rol bij spelen.
Vanuit het thema inburgering onderstreep ik dat het lerend inburgeringsstelsel alleen
optimaal kan functioneren als inburgeraars worden betrokken en het stelsel aansluit
bij hun behoeften en ervaringen. Ik ben daarom begonnen om nieuwkomers die inburgeren
of al ingeburgerd zijn nadrukkelijker bij de beleidsontwikkeling en oplossingsrichtingen
te betrekken en haal actief hun ervaringen rond het inburgeringsstelsel op. Dit doe
ik op landelijk niveau door middel van het «platform inburgeraars». In dit platform
komen leden van maatschappelijke (zelf)organisaties die veelal zijn opgezet door (ex-)inburgeraars
samen om structureel feedback te geven op het landelijk inburgeringsbeleid en ervaringen
uit de praktijk te delen met beleidsmakers. Uitgangspunt is dat via het platform input
van inburgeraars wordt opgehaald over de werking van het stelsel en mogelijkheden
voor verbetering van beleid en uitvoering. Daarnaast is er in het lerend inburgeringstelsel
een grote rol ingericht voor monitoring en evaluatie. Uw Kamer is over het plan geïnformeerd
met de brief van 29 september 202212. Een deelonderzoek vanuit het monitoring en evaluatieplan is een onderzoek naar de ervaringen van inburgeraars met de Wet inburgering 2021
(Wi2021) en Wet inburgering 2013 (Wi2013). In dit meerjarig onderzoek worden inburgeraars
bevraagd over de verschillende fases in de inburgering en de begeleiding die zij daarbij
van gemeenten krijgen. De resultaten van de eerste metingen worden in het derde kwartaal
van dit jaar verwacht.
Met de Wi2021 hebben gemeenten de regie op de uitvoering van de inburgering in handen.
In de wet is niet opgenomen dat gemeenten verplicht zijn om een cliëntenraad in te
richten zoals dit voor de Participatiewet verplicht is. Wel zie ik dat gemeenten vanuit
eigen initiatief verschillende stappen zetten om ervaringsdeskundigheid mee te nemen
in de ontwikkeling van beleid en signalen van inburgeraars op te halen. Zo werken
de gemeenten Tilburg, Amsterdam en Rotterdam met een regionale adviesraad, klankbordgroep
of expertpool. Dit zijn plekken waar inburgeraars structureel samenkomen om signalen
te delen over de werking van de wet op gemeentelijk niveau. Ik moedig gemeenten aan
dit soort initiatieven te nemen en best practices op dit gebied met elkaar te delen.
Om gemeenten en hun lokale uitvoeringspartners in het lerend inburgeringsstelsel te
ondersteunen, ontvangt Divosa subsidie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Vanaf de zomer van 2022 zijn Communities of Practice (CoP’s) opgericht in verschillende
regio’s in het land. Binnen een CoP leren uitvoerende partners met en van elkaar van
de ervaringen in de praktijk. Inmiddels zijn er 12 CoP’s gestart. In deze CoP’s wordt
per leernetwerk gekeken hoe het perspectief van inburgeraars kan worden meegenomen.
Naast het betrekken van nieuwkomers met betrekking tot het inburgeren worden ook op
andere beleidsonderdelen signalen en het perspectief van nieuwkomers meegenomen bij
beleidsontwikkeling en evaluatie. Een concreet voorbeeld is het Plan van Aanpak «statushouders
aan het werk» dat onlangs aan uw Kamer is aangeboden. Dit plan omvat een viertal actielijnen
om de arbeidsparticipatie van statushouders te bevorderen en wordt de komende tijd
verder uitgewerkt. Bij de uitwerking van het plan is zowel het perspectief van de
statushouder als de statushouder zelf als ervaringsdeskundige betrokken. Dit gebeurt
door middel van samenwerking met organisaties, zoals de Stuurgroep Integratie van
de Stichting Syrische Vrijwilligers in Nederland en Open Embassy.
Ik vind het ook belangrijk om als departement zelf divers en inclusief te zijn. Hierbij
hoort ook het in dienst hebben van mensen met een recente vluchtervaring en ervaring
met het volgen van een inburgeringstraject. Om dit te stimuleren heeft het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de afgelopen 1,5 jaar de «pilot traineeship statushouders»
uitgevoerd. Hierbij hebben 6 statushouders werkervaring opgedaan binnen het departement.
Inmiddels is het traject afgerond en zijn 4 trainees nog werkzaam bij het ministerie
en hebben 2 trainees elders een baan gevonden. Momenteel wordt verkend hoe het traineeship
voor statushouders een structureel vervolg kan krijgen.
De meerwaarde van het in dienst hebben van medewerkers uit de doelgroep wordt ook
gezien door de uitzendbranche. Een mooi voorbeeld is het sociale uitzendbureau Heroyam.
Dit uitzendbureau is begin 2022 opgericht om (in eerste instantie) Oekraïense ontheemden
aan een baan te helpen. Zij werken met Oekraïense intercedenten en hebben inmiddels
ook een medewerker met een Syrische achtergrond in dienst. Zo kunnen zij een goede
brug slaan tussen werkgevers en de doelgroep, en meer mensen aan het werk helpen.
Vraag 13
De leden van de D66-fractie lezen dat de verwachting is dat het snel aan de slag gaan
op de arbeidsmarkt een overwegend positief effect heeft op integratie van Oekraïense
ontheemden als draagvlak vanuit de samenleving voor de opvang van deze groep. Deze
leden zijn van mening dat deze verwachting ook opgaat voor andere doelgroepen, zoals
statushouders of andere nieuwkomers. Het is daarom positief dat in het Plan van aanpak
«statushouders aan het werk»13 verschillende acties worden beschreven om statushouders (en in mindere mate: asielzoekers)
al in het asielzoekerscentrum (AZC) richting werk te begeleiden. Deze leden vragen
zich af of de Minister bereid is de ervaringen die hiermee worden opgedaan goed te
monitoren, omdat deze lessen, en de «infrastructuur» die nu op AZC’s wordt gerealiseerd
te zijner tijd wellicht ook ingezet kan worden wanneer asielzoekers wellicht op termijn
meer aan het werk mogen.
Antwoord 13
Ik deel de mening van de D66-fractie dat de ervaringen die met Oekraïense ontheemden
worden opgedaan interessant zijn om te monitoren. Daarnaast heb ik een pilot betaald
werk vanuit azc gestart, die ik zal evalueren. In deze pilot werken het COA, Randstad
en de gemeente Almere in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
samen om de dienstverlening van de bestaande «Meedoenbalies» op een azc te verbreden
naar betaald werk binnen de bestaande juridische kaders. Samen met het COA ga ik deze
pilot evalueren.
Vraag 14
De leden van de D66-fractie hebben eerder aangegeven voorstander te zijn van de mogelijkheid
voor Oekraïners om ook als zelfstandige aan het werk te gaan. Deze leden begrijpen,
ook in het licht van recente signalen over uitbuiting, dat hier prudent mee wordt
omgegaan. Desalniettemin blijft de roep om deze vorm van werk onder veel Oekraïners
aanwezig. Het lijkt er bovendien op dat Nederland in strijd handelt met artikel 12
van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming als zij het Oekraïners niet toestaat als zelfstandige
te werken. Kan de Minister daarop ingaan? Deze leden vragen zich af of het eventueel
mogelijk is om het voor Oekraïners mogelijk te maken om desnoods in eerste instantie
in specifieke sectoren (waar de kans op misbruik over het algemeen lager is) als zzp’er
te laten werken.
Antwoord 14
Er is voor gekozen in eerste instantie de vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningplicht
te beperken tot arbeid in loondienst, omdat naar verwachting de ontheemden hierbij
beter beschermd zijn tegen misstanden zoals onderbetaling. Daarnaast is het toezicht
en de handhaving ten aanzien van zelfstandigen complexer dan bij arbeid in loondienst.
Ook is het belangrijk om zicht te houden op de ontheemden die in Nederland aan het
werk gaan om het risico op misstanden te verkleinen en deze te signaleren. In artikel
12 van de Richtlijn tijdelijke bescherming is opgenomen dat personen die tijdelijke
bescherming genieten, arbeid in loondienst of als zelfstandige mogen verrichten. Op
grond van artikel 12 van de Richtlijn tijdelijke bescherming is het lidstaten toegestaan
om, om redenen van arbeidsmarktbeleid, voorrang te geven aan EU-burgers en onderdanen
van staten die gebonden zijn aan de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte alsmede aan onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven en een
werkloosheidsuitkering ontvangen. De bescherming van potentieel kwetsbare personen
tegen misstanden betreft een legitiem doel inzake arbeidsmarktbeleid die noodzakelijk
is om deze groep te beschermen tegen uitbuiting, en die rechtvaardigt dat Nederland
ervoor heeft gekozen dat zelfstandigen alleen met een tewerkstellingsvergunning mogen
werken. Ook is deze maatregel proportioneel. Ontheemden uit Oekraïne kunnen gelet
op de geldende regelgeving arbeid als zelfstandige verrichten indien zij een verblijfsvergunning
als zelfstandige hebben aangevraagd op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of indien
aan de opdrachtgever een tewerkstellingsvergunning is afgegeven. Gelet hierop is er
geen sprake van strijd met de Richtlijn tijdelijke bescherming.
Vraag 15
De Minister geeft in de brief aan dat «het enthousiasme, de betrokkenheid en het draagvlak
bij veel Nederlanders om Oekraïense ontheemden in Nederland op te vangen veel effect
[lijkt] te hebben gehad op het laagdrempelig instappen in de arbeidsmarkt». De leden
van de D66-fractie delen deze mening, maar vragen de Minister of zij zich kan voorstellen
of het ook andersom zo werkt: dat het feit dat Oekraïners veel aan het werk zijn,
meer bekend en gekend zijn door Nederlanders en meer onderdeel (kunnen) vormen van
de samenleving ook effect heeft op het enthousiasme, de betrokkenheid en het draagvlak
om ontheemden op te vangen. Wat, zo vragen deze leden, zegt dat over de kansen voor
niet-Oekraïense nieuwkomers
Antwoord 15
Ik kan me inderdaad voorstellen dat positieve ervaringen met Oekraïense ontheemden
ervoor zorgen dat enthousiasme, betrokkenheid en draagvlak rond opvang in de samenleving
gesterkt wordt. In het kader daarvan is het van belang om die positieve ervaringen
ook op te doen voor niet-Oekraïense nieuwkomers. Zoals eerder aangegeven in het antwoord
op de vragen van de VVD-fractie, is mijn inzet om de arbeidsparticipatie onder deze
groep te verhogen (via diverse maatregelen gericht op een vroege start). Door het
verhogen van de participatie met de maatregelen in het Plan van Aanpak «Statushouders
aan het Werk» verwacht ik ook het enthousiasme en draagvlak voor opvang van de brede
groep nieuwkomers te vergroten.
Vraag 16
In de brief staat voorts dat «het feit dat er geen langdurige verblijfsrechtelijke
procedures hoefden te worden doorlopen waarbij er een beperkte mogelijkheid tot werken
is en er geen inburgeringsverplichtingen zijn, […] directe toegang tot de arbeidsmarkt
[geven]». De leden van de D66-fractie vragen zich af wat dit zegt over de inburgering
en welke zaken we wellicht anders zouden moeten doen om mensen ook al tijdens de inburgering
(meer) beschikbaar te laten zijn voor de arbeidsmarkt. Het maakt voor deze leden ook
duidelijk dat het goed is al werk te maken van werk voor asielzoekers die nog in de
procedure zitten – iets wat deze leden graag nader bespreken in het notaoverleg «Meedoen
vanaf dag 1».
Antwoord 16
De Wet inburgering 2021 heeft als doel dat alle inburgeringsplichtigen snel en volwaardig
meedoen in de Nederlandse maatschappij, het liefst via betaald werk. De combinatie
van het leren van de taal en participeren versterkt elkaar en kan niet los van elkaar
worden gezien. Inburgering gaat dan ook over meer dan werk alleen. Om duurzaam inzetbaar
te zijn is het belangrijk dat statushouders werk doen op hun eigen niveau dat bij
hen past. Om dat mogelijk te maken is het leren van de taal essentieel. Dualiteit
is daarbij een belangrijk doel om de combinatie tussen leren en werk mogelijk te maken.
De lessen die we geleerd hebben van de opgave met de Oekraïense ontheemden neem ik
mee in het lerend stelsel van de huidige inburgeringswet, gericht op de vroege start
met inburgering, toegang tot de arbeidsmarkt en verbetering van arbeidsparticipatie.
Ik onderzoek samen met stakeholders, waaronder de VNG, het COA, gemeenten en Divosa
hoe we randvoorwaarden voor een vroege start met inburgering in de azc’s kunnen verbeteren.
Daarnaast laat ik onderzoek verrichten door Regioplan naar de belemmeringen die asielzoekers
in procedure ervaren om toe te treden tot de arbeidsmarkt (toezegging uit schriftelijk
overleg 15 april 202214), waaronder de 24-weken-eis. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 van de D66-fractie,
streef ik ernaar de kabinetsreactie voor de zomer naar uw Kamer te sturen.
Verder heb ik uw Kamer, zoals eerder vermeld, het Plan van Aanpak «Statushouders aan
het Werk» gestuurd, waarin ik langs verschillende actielijnen werk maak van de verbetering
van arbeidsparticipatie van statushouders.
Vraag 17
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of de Minister een analyse en vergelijking
wil maken tussen prikkels die Oekraïense ontheemden ervaren en prikkels die andere
nieuwkomers hebben waaruit blijkt dat werken loont. Deze leden constateren dat Oekraïense
ontheemden geen uitzicht of recht hebben op bijstand en een verzekering en onderdak
krijgen zonder een afdracht te betalen. Dit in tegenstelling tot asielzoekers die
volgens de Regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen (REBA) wel
een afdracht moeten betalen. Zij vragen de Minister welk effect deze verschillende
maatregelen hebben voor de verschillende groepen nieuwkomers.
Antwoord 17
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid bekijkt momenteel de mogelijkheden om ook
van de groep ontheemden uit Oekraïne in de toekomst een eigen bijdrage te vragen.
Zoals aangegeven in de Verzamelbrief opvang Oekraïne van december 2022 is dit in principe
gewenst, maar is nog niet zeker of dit op een doelmatige wijze uitvoerbaar is.
Ten aanzien van de belemmeringen die asielzoekers ervaren bij toetreding tot de arbeidsmarkt
verwijs ik de leden van de D66-fractie graag naar het antwoord op vraag 16.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over
de geleerde lessen over Oekraïense ontheemden in Nederland. Deze leden hebben hier
nog enkele opmerkingen en vragen bij.
Vraag 1
De leden van de PvdA-fractie lezen dat 46% van de Oekraïners tussen de 18 en 65 jaar
aan het werk heeft kunnen gaan. Deze leden zien het als een belangrijke prestatie
dat zo’n groot deel van de Oekraïense vluchtelingen werk heeft kunnen vinden in Nederland
en waarderen dat de Minister zich inzet om dit mogelijk te maken. De leden zien dit
echter niet alleen als een recht van Oekraïense ontheemden, maar ook voor asielzoekers
die in Nederland een aanvraag hebben ingediend. Is er eenzelfde inzet mogelijk voor
kansrijke asielzoekers?
Antwoord 1
De Wet inburgering 2021 is ingericht om dualiteit mogelijk te maken. De combinatie
van leren van de taal en meedoen vormt de kern van het nieuwe inburgeringsstelsel.
De module arbeidsmarkt en participatie is dan ook een belangrijk onderdeel van deze
wet, waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn.
Zoals vermeld bij het antwoord op vraag 16 van de D66-fractie neem ik de lessen die
we geleerd hebben met de Oekraïense ontheemden stevig mee in het lerend stelsel van
de huidige inburgeringswet, onderzoek ik samen met stakeholders hoe randvoorwaarden
voor een vroege start met inburgering in de azc’s verbeterd kunnen worden en laat
ik onderzoek verrichten naar de belemmeringen die asielzoekers in procedure ervaren
om toe te treden tot de arbeidsmarkt.
Vraag 2
De leden van de PvdA-fractie zijn verder benieuwd of het kabinet door de opvang van
Oekraïners ook lessen heeft geleerd over arbeidsparticipatie van kansrijke asielzoekers
in bredere zin. Ziet het kabinet in dat asielzoekers een waardevolle bijdrage aan
de samenleving kunnen leveren? Is het kabinet van mening dat asielzoekers op dit moment
in hun wens om bij te dragen worden beperkt? Is het kabinet van plan om bestaand beleid
aan te passen om de arbeidsparticipatie van kansrijke asielzoekers en statushouders
te verhogen?
Antwoord 2
Voor het antwoord op bovenstaande vraag verwijs ik de leden van de PvdA-fractie graag
naar het antwoord op vraag 16 van de D66-fractie.
Vraag 3
De leden van de PvdA-fractie zien dat 43% van de Oekraïense ontheemden die aan het
werk zijn gegaan werkt als uitzendkracht en 26% als oproepkracht. Deze leden maken
zich daarbij zorgen over de uitbuiting door malafide werkgevers van sommige Oekraïners.
Op welke manier worden Oekraïners ondersteund in hun besef van wat hun rechten zijn
op de arbeidsmarkt? Kunnen Oekraïners hier beter over worden voorgelicht? Is er extra
arbeidsinspectie ingezet om erop toe te zien dat werkgevers voldoende betalen, dat
zij voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden zorgen zonder dwang, onveilige situatie
en dreiging of geweld, en dat de werkgevers de kwetsbare positie van Oekraïense ontheemden
niet misbruiken? Sommige werkgevers huisvesten tevens hun werknemers in dienst. Mogen
werkgevers Oekraïense ontheemden dwingen de gemeentelijke opvang in te ruilen voor
hun eigen (veel duurdere) huisvesting?
Antwoord 3
Aangaande het informeren van Oekraïense ontheemden van hun rechten en plichten verwijs
ik de leden van de PvdA-fractie graag naar het antwoord op vraag 9 van de VVD-fractie
over het platform Work in NL. Als aanvulling daarop geef ik graag mee dat de Arbeidsinspectie
zich richt op veilig, gezond en eerlijk werk voor iedereen, ongeacht herkomst of achtergrond
van (kwetsbare) werkenden. Vanaf het begin van de oorlog heeft de Arbeidsinspectie
meldingen over mogelijke misstanden ten aanzien van Oekraïners gemonitord. Om de meldingen
t.a.v. deze nieuwe, kwetsbaarbare groep op de Nederlandse arbeidsmarkt zo adequaat
mogelijk te kunnen aanpakken, heeft de Arbeidsinspectie toen een apart project ingericht
met verschillende expertises ten aanzien van schijnconstructies, arbeidsuitbuiting
en malafide uitzendbureaus. Na ruim een half jaar was duidelijk dat de meldingen –
dat in aantal terugliep – adequaat via haar reguliere processen in de bestaande teams
kon worden behandeld. Dit specifieke project is daarom beëindigd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen
van de brief inzake de opgedane ervaringen met betrekking tot Oekraïense ontheemden.
Deze leden vinden de betrokkenheid en het draagvlak om Oekraïense ontheemden op te
vangen bewonderingswaardig.
Vraag 1
De leden van de GroenLinks-fractie delen de mening dat het waardevol is om factoren
te identificeren die een positieve invloed hebben op de participatie en integratie,
zoals de Minister stelt in haar brief. Enkel het identificeren is echter niet voldoende.
Deze leden moeten concluderen dat de (bredere) toepassing van de opgedane ervaringen
met betrekking tot Oekraïense ontheemden bij andere groepen vluchtelingen en statushouders
ontbreekt in de brief.
Zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat gemeenten Oekraïense ontheemden laagdrempelig
hulp hebben aangeboden, bijvoorbeeld door een banenbeurs en steunpunten. De Minister
stelt hierbij dat een dergelijk initiatief ook voor andere groepen, zoals statushouders,
van waarde kan zijn. Alleen deze constatering is ontoereikend om een dergelijk initiatief
voor andere groepen op te zetten, stellen deze leden. Zij zouden graag concreet willen
weten hoe de Minister gemeenten kan ondersteunen of aanmoedigen om andere groepen
ontheemden met een status door middel van soortgelijke initiatieven in contact te
brengen met lokale werkgevers. Is de Minister voornemens om hierover in gesprek te
gaan met de gemeenten? Zo nee, waarom niet? Hoe kan zij deze lessons learned toepassen
in de praktijk?
Antwoord 1
In voorliggende brief heb ik aangegeven welke factoren een positieve bijdrage geleverd
(lijken te) hebben aan de snelle arbeidsparticipatie onder Oekraïense ontheemden.
Deze lessen heb ik meegenomen in het Plan van Aanpak «Statushouders aan het werk»
dat onlangs aan uw Kamer is aangeboden. Daarin heb ik al een aantal acties, mede gebaseerd
op geleerde lessen rond de opgave met de Oekraïense ontheemden, beschreven die zorgen
voor een betere match tussen werkgevers en statushouders. Het delen van goede voorbeelden
met gemeenten, werkgevers en andere partijen in de arbeidsmarktregio’s en op landelijke
schaal doe ik via de partijen in de Taskforce VIA, de Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt
en andere gremia. Samen met deze partijen zorg ik dat werkgevers, opleiders, statushouders
en gemeenten elkaar beter vinden en weten welke mogelijkheden er zijn om te werken,
door bijvoorbeeld zo snel als mogelijk de talenten van statushouders in beeld te krijgen.
Dit gebeurt onder andere door middel van lokale banenmarkten en ontmoetingen tussen
statushouders en werkgevers. Daarnaast richten Werkgeversservicepunten (WSP’s) zich
steeds vaker op het invullen van vacatures door middel van baancreatie omdat de direct
geschikte kandidaat er niet is. Dat biedt kansen voor het realiseren van geschikt,
aangepast werk voor statushouders en andere groepen die niet aan de slag kunnen in
«reguliere» functies. Ik bouw ook voort op het platform RefugeeWork, dat op basis
van skills matches maakt tussen werkgevers en vluchtelingen (waaronder statushouders).
Een ander mooi voorbeeld is de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), waarvan een
aantal leden de goodwill die is ontstaan bij werkgevers door het werken met Oekraïners
wil benutten door actief in te zetten op de plaatsing van statushouders. Steeds meer
uitzenders nemen (voormalig) statushouders als intercedenten in dienst om een brug
te slaan tussen statushouder en werkgever.
Vraag 2
Datzelfde geldt voor een fundamentelere conclusie van de Minister dat «het in vergelijking
met asielzoekers niet hebben van restricties bij de toegang tot de arbeidsmarkt en
het -in vergelijk met statushouders- niet hebben van een inburgeringsverplichting»
een rol kan spelen bij het feit dat Oekraïense ontheemden snel aan het werk zijn gegaan,
en dat dat een overwegend positief effect heeft op zowel de integratie, als het draagvlak
vanuit de samenleving voor de opvang van deze groep. Welke acties verbindt de Minister
concreet aan deze constatering? Op welke manier kan de Minister deze lessons learned
meenemen in het beleid dat gericht is op statushouders en asielzoekers met het doel
dat te verbeteren? Wat betekent dit voor de manier waarop het huidige inburgeringstelsel
is opgezet, als de doelen van het inburgeringstelsel, zoals een tijdige start en een
snelle start, ook zonder en misschien zelfs wel beter zonder het stelsel worden behaald?
Kan de Minister aangeven waarom zij op basis van de bevindingen niet de restricties
in het inburgeringstelsel wegneemt?
Antwoord 2
Voor het antwoord op bovenstaande vraag verwijs ik de leden van de GroenLinks-fractie
graag naar het antwoord op vraag 16 van de D66-fractie.
Vraag 3
Verder concludeert de Minister dat de onafhankelijkheid van de Oekraïense ontheemden
ten opzichte van de werkgever vanwege de vorm van huisvesting (via gemeenten) hen
minder kwetsbaar heeft gemaakt voor slechte arbeidsomstandigheden. Welke concrete
acties onderneemt de Minister naar aanleiding hiervan in het beleid gericht op arbeidsmigranten?
Hoe kan deze onafhankelijkheid ook bij arbeidsmigranten gerealiseerd worden?
Antwoord 3
Ten aanzien van de relatie tussen het verminderen van de kwetsbaarheid en huisvesting
zet het kabinet in op het scheiden van bed en baas. Recent is de Wet Goed Verhuurderschap
(Kamerstuk 36 130)aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 58, item 11). Daarin is de scheiding van bed en baas ook wettelijk geregeld, waardoor ook voor
EU-arbeidsmigranten de afhankelijkheid wordt verminderd. Verder wordt de afhankelijkheid
in den brede verminderd door het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam
Bescherming Arbeidsmigranten. Naast het rijk doen bijvoorbeeld sociale partners dit
ook. Zij hebben in de uitzend-cao afspraken gemaakt over het stoppen van directe huisuitzettingen15.
Vraag 4
De leden van de GroenLinks-fractie hebben samen met de leden van de PvdA-fractie eerder
al voorstellen gedaan voor het tegengaan van uitbuiting van arbeidsmigranten.16 Hoe kijkt de Minister aan tegen het invoeren van een vergunningsplicht voor verhuur
aan arbeidsmigranten, door dit op te nemen in de Wet goed verhuurderschap? En wat
vind de Minister van het verantwoordelijk houden van werkgevers voor de juiste inschrijving
bij de gemeente en het afschaffen van de mogelijkheid om huisvestingskosten op het
minimumloon in te houden (artikel 13, Wet minimumloon)?
Antwoord 4
Door de vergunningsplicht voor de verhuur van verblijfsruimte aan arbeidsmigranten
kunnen aan deze locaties kwaliteitseisen gesteld worden, ter bescherming van de arbeidsmigrant.
Deze extra kwaliteitseisen moeten uitbuiting van arbeidsmigranten tegengaan. Dit is
in de Wet Goed Verhuurderschap geregeld, die per 1 juli in werking zal treden.
Met betrekking op het verantwoordelijk houden van werkgevers voor de juiste inschrijving
is het kabinet aan het bekijken hoe het beste opvolging gegeven kan worden aan de
aanbeveling die het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten op dit terrein gedaan
heeft, maar is nog geen definitieve vorm gekozen hoe dat gerealiseerd kan worden.
Ten aanzien van de inhoudingen op het loon voor huisvesting. In het Besluit minimumloon
(artikel 2a) zijn duidelijke voorwaarden opgenomen voor inhoudingen op het wettelijk
minimumloon ten behoeve van huisvesting. Zo mag volgens dit besluit alleen een inhouding
voor huisvesting worden gedaan indien de huisvesting gecertificeerd is door een keurmerk
als de SNF of AKF. Op deze manier wordt via de wet geborgd dat de huisvesting deugdelijk
is. Daarnaast geldt als voorwaarde dat een werkgever alleen een inhouding kan plegen
op het wettelijk minimumloon als de werknemer daar uitdrukkelijk toestemming voor
heeft gegeven via een schriftelijke volmacht. Die volmacht is te allen tijde herroepelijk.
Verder is er een maximum verbonden aan de inhouding op het wettelijk minimumloon voor
huisvesting van 25%. De inhouding op het minimumloon voor huisvesting borgt op deze
wijze dat werkgevers onder voorwaarden huisvesting kunnen regelen voor arbeidsmigranten.
Afschaffen van deze regeling zou het risico kunnen hebben dat arbeidsmigranten voor
huisvesting mogelijk richting malafide partijen worden geduwd met slechtere woonomstandigheden.
Vraag 5
De Minister stelt dat zij de geleerde lessen meeneemt om haar beleid verder te verbeteren,
maar het is voor de leden van de GroenLinks-fractie onduidelijk hoe precies, op welke
terreinen en binnen welke termijn de Minister dat wil doen. Kan de Minister dit nader
toelichten?
Antwoord 5
In voorliggende brief sta ik in het kader van het verbeteren van beleid voor deze
groep met name stil bij de huidige bekende belemmeringen: de taalbarrière op de werkvloer
(en in de samenleving), de bredere problematiek bij het vinden van passend werk en
de achtergebleven benutting van kinderopvang en kinderopvangtoeslag. Zoals bekend
heb ik aangaande de taalbarrière € 15 miljoen voor taallessen toegezegd, waarover
meer informatie meekomt met de Voorjaarsnota. Ik verwijs de leden van de GroenLinks-fractie
hiervoor naar het antwoord op vraag 5 van de VDD-fractie. Wat betreft de acties rond
de verduurzaming van werk verwijs ik de leden van de GroenLinks-fractie daarnaast
naar het antwoord op vraag 7 van de VVD-fractie. Omtrent het gebruik maken van kinderopvang
en kinderopvangtoeslag is, zoals beschreven in voorliggende brief, ingezet op verbeterde
communicatie. Wat betreft het meenemen van de geleerde lessen rond de Oekraïense ontheemden
voor de brede groep nieuwkomers verwijs ik de leden van de GroenLinks-fractie naar
het antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie. Het gaat hier bijvoorbeeld om het belang
van (informele) netwerken, informele initiatieven in het kader van arbeidsbemiddeling
en het betrekken van de doelgroep bij de opgave.
Vraag 6
De Minister is voornemens om gemeenten te ondersteunen bij het realiseren van een
taalaanbod voor volwassen Oekraïense ontheemden, waarvoor ze een budget van € 15 miljoen
beschikbaar stelt. Voor de leden van de GroenLinks-fractie is het onduidelijk waar
dit bedrag op is gebaseerd. Kan de Minister dit toelichten? Hoeveel mensen kunnen
hierdoor gebruikmaken van een vorm van taalaanbod? Hoe komt het taalaanbod eruit te
zien? Zijn er doelen opgesteld ten aanzien van het gewenste niveau? Zo ja, is dat
in lijn met het taalniveau bij het inburgeringstelsel?
Antwoord 6
Oekraïense ontheemden zijn niet inburgeringsplichtig en dus niet verplicht de Nederlandse
taal te leren. Taal is echter ook voor deze groep van belang. Vanwege het karakter
van deze groep kies ik er op dit moment voor om geld beschikbaar te stellen om laagdrempelige
ondersteuning bij het leren van de Nederlandse taal te kunnen bieden. Mijn inschatting
is dat 15 miljoen hiervoor op dit moment toereikend is, naast de bestaande middelen
die gemeenten voor dit doel tot hun beschikking hebben. Daarnaast past het, vanwege
de vrijwilligheid en de juridische status van deze groep, mijns inziens niet om doelen
ten aanzien van een gewenst niveau te verbinden aan de taalondersteuning. Nadere informatie
over deze toezegde gelden komt, zoals vermeld bij het antwoord op vraag 5 van de VVD-fractie,
via de Voorjaarsnota richting de Kamer.
Vraag 7
Nu duidelijk is dat de oorlog langer voortduurt, vragen de leden van de GroenLinks-fractie
of het nodig is om te kijken hoe de opvang waar mogelijk duurzamer gemaakt kan worden
zodat deze ook geschikt is om langer te verblijven. Kan de Minister aangeven wat dit
betekent voor een mogelijke inburgeringsplicht voor Oekraïense ontheemden?
Antwoord 7
Aangaande duurzame opvang voor Oekraïense ontheemden wil ik de leden van de GroenLinks-fractie
graag verwijzen naar het antwoord op vraag 11 van de D66-fractie.
Wat betreft de gevolgen op de inburgeringsplicht geldt dat, zolang de Richtlijn tijdelijke
bescherming voor deze groep geldt, Oekraïense ontheemden geen inburgeringsplicht zullen
hebben. Of Oekraïense ontheemden na afloop van de Richtlijn tijdelijke bescherming
inburgeringsplichtig worden, hangt af van de verblijfsrechtelijke status die Oekraïense
ontheemden dan wordt toebedeeld. Voorzieningen waar Oekraïense ontheemden onder de
Richtlijn gebruik van kunnen maken, hebben hier geen invloed op.
Vraag 8
Tenslotte willen de leden van de GroenLinks-fractie vragen naar dienstverlening richting
de werkgevers. Heeft de Minister in kaart wat de ervaringen van de werkgevers op dit
punt zijn? Zo ja, welke lessen kan de Minister daaruit trekken voor andere dienstverlening
die vanuit het ministerie wordt geleverd aan de werkgevers? Zo nee, is de Minister
voornemens dit in kaart te brengen?
Antwoord 8
Ik wil graag een scherper beeld krijgen van de behoeften van werkgevers ten aanzien
van deze specifieke doelgroep, waarna ik de afweging kan maken of hier aanvullende
dienstverlening nodig is. Juist om dit beter in beeld te krijgen worden dit voorjaar
een aantal verdiepingssessies georganiseerd, zoals ik heb toegelicht in antwoord op
vraag 7 van de VVD-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief «Lessons learned Oekraïense ontheemden in Nederland», en hebben hierover nog
enkele vragen.
Vraag 1
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister overweegt om aan Oekraïense
ontheemden de mogelijkheid te bieden om te kunnen werken als zelfstandige. Vanuit
deze groep zou behoefte zijn om te mogen werken als zelfstandige. De leden van de
ChristenUnie-fractie zijn benieuwd wat voor signalen de Minister hierover heeft, bijvoorbeeld
voor specifieke sectoren. Voorts vragen deze leden de Minister nader toe te lichten
op basis waarvan zij zal wegen of aan Oekraïense ontheemden de mogelijkheid wordt
geboden om te werken als zelfstandige.
Antwoord 1
Ik heb signalen ontvangen van de ontheemden uit Oekraïne die momenteel in Nederland
verblijven dat er behoefte is om als zelfstandige aan de slag te kunnen. Zo heb ik
van de Kamer van Koophandel begrepen dat zij regelmatig vragen ontvangen van ontheemden
uit Oekraïne over of zij als zelfstandige mogen werken. Daarnaast heeft de Adviesraad
Migratie17 benoemd dat het een gemis is dat ontheemden niet als zelfstandige aan de slag kunnen
gaan gelet op het belang dat zij werk kunnen doen dat bij hun opleiding en achtergrond
past.
Er is in eerste instantie voor gekozen de vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningplicht
te beperken tot arbeid in loondienst, omdat naar verwachting de ontheemden hierbij
beter beschermd zijn tegen misstanden zoals onderbetaling. Daarnaast is het toezicht
en handhaving ten aanzien van zelfstandigen complexer dan bij arbeid in loondienst.
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie, breng ik op dit moment
de mogelijkheden om een vrijstelling te verruimen in kaart en streef ik ernaar uw
Kamer voor de zomer hierover te informeren.
Vraag 2
Op 22 maart 2023 maakte FairWork bekend zich zorgen te maken over uitbuiting van Oekraïense
ontheemden op de Nederlandse arbeidsmarkt.18 De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister of zij de noodzaak ziet om
meer inzet te plegen om Oekraïense ontheemden te informeren over hun rechten en om
situaties van uitbuiting op te sporen en te beëindigen.
Antwoord 2
Voor het antwoord op bovenstaande vraag verwijs ik de leden van de ChristenUnie-fractie
naar het antwoord op vraag 3 van de PvdA-fractie over het platform Work in NL en opsporing
en beëindiging van situaties van uitbuiting.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier