Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over antwoorden op vragen commissie over de reactie op verzoek commissie inzake de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders (Kamerstuk 29689-1189)
2023D15903
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal aanvullende vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
voor Langdurige Zorg en Sport over de brief van 31 maart 2023 houdende antwoorden
op vragen commissie over de reactie op verzoek commissie inzake de uitspraak van de
Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen
tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en
wijkverpleging aanbieders (Kamerstuk 29 689, nr. 1189).
De voorzitter van de commissie,
Smals
Adjunct-griffier van de commissie,
Bakker
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
II.
Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden van
de Minister en hebben geen verdere vragen. Zij blijven het dossier met belangstelling
volgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met verbijstering kennisgenomen van de reactie
van de Minister op vragen van de commissie inzake het hinderpaalcriterium. Deze leden
hebben hierover aanvullende vragen. Zij zijn geschokt door de reactie van de Minister
in de beantwoording op hun vragen dat ze voornemens is zelf de regels voor het hinderpaalcriterium
te gaan aanpassen. Dat is een radicale breuk met het recht op vrije artsenkeuze in
de Zorgverzekeringswet (Zvw). Welke wettelijke grondslag heeft haar handelen? Wil
de Minister het fatsoen hebben haar inperking van de vrije artsenkeuze (artikel 13
van de Zvw) middels wetgeving voor te leggen aan de Tweede Kamer in plaats van gedupeerde
patiënten de gang naar de rechter te laten maken? Genoemde leden achten het in dit
kader van belang om een chronologisch overzicht te krijgen van alle rechtszaken die
gevoerd zijn over contractering, vergoeding en het hinderpaalcriterium in de zorg,
inclusief de motivatie en de uitspraken van de rechters. Kunnen deze leden dit overzicht
krijgen? Zij laten alvast weten niet te zullen instemmen met een aanpassing van het
hinderpaalcriterium als dit tot lagere vergoedingen of minder keuzevrijheid leidt.
De volgende stap dreigt immers dat zorgverzekeraars dan alleen nog maar zorg zullen
vergoeden van zorgaanbieders waar zij zeggenschap over hebben. Deze leden zien dat
als een rampscenario omdat de meeste zorgverzekeraars onvoldoende oog voor kwaliteit
hebben en alleen naar de kosten kijken en voor een dubbeltje op de eerste rang willen
zitten. Graag ontvangen genoemde leden een reactie.
Zij zijn van mening dat de Minister de zorg om zeep helpt met haar ongefundeerde heksenjacht
op niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Kan de Minister garanderen dat de wachtlijsten
niet nog verder zullen oplopen indien de niet-gecontracteerde zorg onbetaalbaar gaat
worden? Kan de Minister garanderen dat de tweedeling in de zorg niet nog verder zal
oplopen doordat rijkere patiënten de duurdere niet-gecontracteerde zorg wel kunnen
betalen en de armere patiënten niet? Hoe borgt de Minister de kleine zorgaanbieders
van wijkverpleging in kleine dorpen die de opgelegde minimumomzet niet halen en daardoor
niet-gecontracteerd zijn? Hoe borgt de Minister de wijkverpleegkundigen die in de
stervensfase 48-uurs hand-in-hand zorg verlenen en niet-gecontracteerd zijn omdat
ze buiten de regels vallen? Waarom denkt de Minister dat zij zich de uittocht van
niet-gecontracteerde psychologen en psychiaters die er door toedoen van de Minister
mee stoppen, kan veroorloven in een tijd dat de wachtlijsten hand-over-hand toenemen?
Waarom worden de belangrijkste oorzaken voor het kiezen of het aanbieden van niet-gecontracteerde
zorg niet nader onderzocht? Oorzaken zoals wachtlijsten, budgetplafonds, bureaucratie
en wurgcontracten, om maar wat voorbeelden te noemen. Of het feit dat de zorgverzekeraar
te vaak op de stoel van de arts gaat zitten. Dat alles ondermijnt het vertrouwen waardoor
het belang van het kiezen voor een eigen arts die wel dat vertrouwen geniet, stijgt.
Welk belang heeft de Minister eigenlijk voor ogen, dat van de patiënten of dat van
de zorgverzekeraars?
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat de Integraal Zorgakkoord (IZA)-partijen
samen een voorlichtingsprogramma organiseren dat erop gericht is verzekerden voor
te lichten over de financiële risico’s van niet-gecontracteerde zorg. Hoe wordt geborgd
dat patiënten ruim voor het overstapseizoen weten of hun zorgaanbieder al dan niet
gecontracteerd is? Hoe wordt geborgd dat dit betrouwbare en onafhankelijke informatie
betreft? Het feit dat in de voorlichting de nadruk gelegd zal worden op situaties
en locaties waar de patiënt financieel risico loopt, kan leiden tot een ongefundeerde
lastercampagne richting niet-gecontracteerde zorgaanbieders, aldus deze leden. Het
ligt meer voor de hand dat een onafhankelijke partij, bijvoorbeeld de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa), deze voorlichting organiseert en niet de clubs die baat hebben
bij het verlagen van de tarieven en het afschaffen van de vrije artsenkeuze. Graag
ontvangen genoemde leden een reactie.
De leden van de PVV-fractie begrijpen uit de beantwoording dat de Minister veel waarde
hecht aan zogenaamde hardheidsclausules. Volgens de Minister kan de zorgverzekeraar
door middel van zo’n hardheidsclausule een uitzondering maken op het generieke vergoedingspercentage
in geval van duurdere vormen van zorg. Om die reden hebben deze leden nog de volgende
vervolgvragen:
1. Is de Minister bekend met het feit dat de meeste zorgverzekeraars ofwel überhaupt
geen hardheidsclausule in hun polisvoorwaarden hebben opgenomen, ofwel een hardheidsclausule
hanteren die alleen in geval van een budgetpolis (waar de vergoedingen lager liggen dan 75%) kan worden ingeroepen en dan nog
altijd maar een vergoedingspercentage van maximaal 75% bieden (en dus nooit meer dan
75%)?
2. In hoeverre voldoen deze zorgverzekeraars aan de verplichting om in geval van een
generiek kortingspercentage, uitzonderingen te maken voor duurdere vormen van zorg?
Wil de Minister bij de beantwoording van deze vraag ook ingaan op het feit dat de
Hoge Raad in de uitspraak (rechtsoverweging 3.5.2) een eerdere uitlating van de Minister
aanhaalt waarin de Minister schreef: «Een vergoeding van 85% kan een feitelijke hinderpaal opleveren bij een complexe en
dure operatie, terwijl een vergoeding van bijv. 30% geen hinderpaal hoeft op te leveren
bij een kleine, goedkope ingreep», waaruit volgt dat de Minister onderkent dat hardheidsclausules niet gemaximeerd
zouden moeten worden op een percentage van 75%?
3. Is de Minister bereid om de NZa te verzoeken om de polisvoorwaarden van de zorgverzekeraars,
met het oog op de recente uitspraak van de Hoge Raad, opnieuw te laten toetsen en
de NZa te verzoeken om, daar waar geen uitzonderingen gemaakt worden voor duurdere
vormen van zorg, handhavend op te treden?
4. Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat verzekerden bij het afsluiten van
hun polis duidelijk weten welk deel van de kosten zij zelf moeten betalen als zij
naar een niet-gecontracteerde aanbieder gaan?
5. Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat een zorgverzekeraar die ervoor
kiest een generiek kortingspercentage te hanteren dat in geval van duurdere vormen
van zorg een hinderpaal kan opleveren en dit oplost door middel van een hardheidsclausule,
transparant moet maken voor verzekerden hoe en op basis waarvan en hardheidsclausule
in de praktijk wordt toegepast? Zo ja, is de Minister bereid om de NZa te vragen hier
regels voor op te stellen in het kader van de zogenaamde transparantie-eisen die gesteld
worden aan zorgverzekeraars? Zo niet, hoe meent de Minister dan dat voor verzekerden
helder is of zij er verstandig aan doen om voor een bepaalde zorgverzekering te kiezen?
6. Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat ook daadwerkelijk toezicht wordt
gehouden op het daadwerkelijk toepassen van de hardheidsclausule door zorgverzekeraars,
mede gelet op de overweging van de Hoge Raad «dat de omstandigheid dat de zorgverzekeraar een hardheidsclausule heeft opgenomen
in zijn polisvoorwaarden, op zichzelf niet volstaat» maar dat het «erom gaat of de
zorgverzekeraar de hardheidsclausule ook daadwerkelijk toepast»? Is de Minister bereid om met de NZa in gesprek te gaan over de wijze waarop dit toezicht
vormgegeven kan worden?
7. Is de Minister bereid om de NZa en/of het Nibud te vragen om onderzoek te doen naar
de vraag bij welk bedrag aan niet-vergoede kosten de «gemiddeld modale zorggebruiker»
een hinderpaal ervaart zodat aan de hand daarvan heldere criteria geformuleerd kunnen
worden voor de maximale door patiënten te betalen vergoeding?
8. De Hoge Raad heeft in zijn arrest overwogen dat het dat «het initiatief voor het inroepen van een hardheidsclausule doorgaans bij de verzekerde
ligt.» Is de Minister bekend met het feit dat de mogelijkheid een hardheidsclausule in te
roepen niet altijd bekend is bij individuele verzekerden, mede gelet op de omstandigheid
dat deze hardheidsclausules vaak zijn opgenomen in omvangrijke polisvoorwaarden? In
hoeverre acht de Minister het wenselijk dat individuele verzekerden hierdoor een tegemoetkoming
mislopen terwijl zij daar wel recht op hebben? Is de Minister bereid om met zorgverzekeraars
in gesprek te gaan om de mogelijkheid van een beroep op de hardheidsclausule uitdrukkelijker
aan verzekerden te communiceren? Ziet de Minister hier ook een rol in weggelegd voor
de NZa, gelet op haar taak transparantie-eisen te stellen aan zorgverzekeraars?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de antwoorden op eerdere vragen
en opmerkingen gelezen. Deze leden lezen dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders in
alle gevallen hun verzekerden en patiënten goed moeten informeren over de gevolgen
van het gebruik van niet gecontracteerde zorg. Hoe weet de Minister dat dat werkelijk
in alle gevallen ook gebeurt? Hoe is het toezicht daarop en hoe is het bijvoorbeeld
dan geregeld met de informatie van zorgverzekeraars ten aanzien van zorg die in het
ene jaar wel gecontracteerd is maar in het volgende jaar niet gecontracteerd wordt,
terwijl dat nog niet bekend is tijdens de periode dat verzekerden kunnen overstappen?
Genoemde leden lezen ook dat een verzekerde niet direct naar de rechter hoeft, maar
zich eerst tot de zorgverzekeraar kan richten die verplicht is de klacht te behandelen.
Dat hadden deze leden al eerder zo begrepen, zij vroegen daarom waarom een verzekerde
die zorg nodig heeft en in een geschil met de zorgverzekeraar raakt, zelf allerlei
stappen moet zetten waartoe hij/zij dan waarschijnlijk niet in staat is. Zijn er bijvoorbeeld
gevallen bekend waarin een verzekerde wel naar een geschillencommissie of rechter
ging en achteraf gelijk bleek te krijgen? Hoeveel geschillen zijn er tussen een verzekerde
en een zorgverzekeraar geweest in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel daarvan zijn goed
opgelost en hoeveel zijn vervolgens terecht gekomen bij een geschillencommissie of
rechter? Kan een overzicht gegeven worden per verzekeraar? Kan de verzekeraar tijdens
de klachtenprocedure de zorgplicht opschorten zodat de patiënt/cliënt in dat geval
geen zorg(vergoeding) krijgt? Zo ja, in hoeveel gevallen bleek het opschorten van
de zorgplicht tijdens de klachtenprocedure achteraf niet terecht te zijn?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe getoetst wordt of aan de voorwaarde van de
Hoge Raad wordt voldaan, namelijk dat de zorgverzekeraar de hardheidsclausule werkelijk
toepast en daartoe op het peilmoment op grond van die clausule aan de verzekerde ondubbelzinnig
toezegt een bepaald bedrag te vergoeden dat hoger is dan waarop reeds aanspraak bestaat.
Hoe wordt daarop toezicht gehouden? Immers, als een zorgverzekeraar zich hier niet
aan houdt, ligt het probleem weer bij de verzekerde die op dat moment zorg nodig heeft.
Deze leden zijn niet gerust op de gevolgen nu de Minister blijft herhalen dat «de
Hoge Raad van oordeel is dat een generieke korting in algemene zin is toegestaan»,
zonder werkelijk in te gaan op de gevolgen die dat kan hebben voor individuele mensen
die zorg nodig hebben. De Hoge Raad heeft inderdaad geen invulling gegeven aan het
begrip «duurdere vormen van zorg», daarom vroegen de leden van PvdA-fractie wat de
Minister verstaat onder «duurdere vormen van zorg» en hoe dus getoetst gaat worden.
Deze leden menen dat verzekerden toch ten minste vooraf duidelijkheid moeten hebben
en vragen of de Minister een andere mening hierover is toegedaan.
De leden van de PvdA-fractie zijn ook niet blij met het antwoord op hun vraag om een
reactie op het standpunt van de Patiëntenfederatie en op de vraag hoe de Minister
gaat zorgen voor meer transparante contractering. Dat partijen in het IZA hebben aangegeven
dat zij het van groot belang vinden dat patiënten voldoende keuzemogelijkheden hebben
en inzicht moeten hebben in de kwaliteit. Klinkt mooi, maar daarmee is nog niets geregeld
aan meer tranpsarantie. Hetzelfde geldt voor de vermelding dat is afgesproken dat
zorgverzekeraars zich daarom gaan inspannen om tot een gevarieerd zorgaanbod te komen
en dat proactief informatie over kwaliteit van zorgaanbod beschikbaar komt. Genoemde
leden vinden het mooi dat deze afspraken er zijn, maar vinden dit tevens nog te vrijblijvend.
Wanneer is er een concreet resultaat, waarop worden zorgverzekeraars afgerekend? Hoe
kan het dat ook voor 2023 de contracten niet rond waren op het moment dat verzekerden
moesten kiezen voor een zorgverzekering?
Genoemde leden vroegen eerder welke zorgverzekeraars naar aanleiding van de uitspraak
van de Hoge Raad hun polisvoorwaarden hebben aangepast. Waarom kan het wel zo zijn
dat zorgverzekeraars na 12 november hun polisvoorwaarden niet meer kunnen aanpassen,
zelfs niet naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad en zelfs niet als dit
in het voordeel van de verzekerde zou kunnen zijn, maar wel nog contracten kunnen
afsluiten en hun zorgaanbod niet rond kunnen hebben? Wanneer wordt in de wet opgenomen
dat de contracten ook voor 12 november afgesloten dienen te zijn, zodat verzekerden
werkelijk goed geïnformeerd kunnen kiezen?
De leden van de PvdA-fractie vroegen een overzicht per verzekeraar ten aanzien van
de contractering. Zij vroegen specifiek bij welke verzekeraars geldt dat de contracten
nog niet waren afgerond. Het antwoord op die vraag zien deze leden nergens. Zij vragen
dat nogmaals. Zij zien graag een overzicht per verzekeraar en per vorm van zorg, dus
op welke datum, per verzekeraar alle contracten per vorm van zorg waren afgerond.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.