Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Van Nispen over ‘Op naar een Sociaal Notariaat’ (kamerstuk 36248-2)
2023D14960
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de initiatiefnemer over de initiatiefnota, getiteld «Op naar een Sociaal
Notariaat» (Kamerstuk 36 248).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 april 2023 aan de initiatiefnemer voorgelegd.
De voorzitter van de commissie, Kat
Adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
4
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
6
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
7
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
8
II.
Reactie van de initiatiefnemer
9
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Van Nispen over het Sociaal Notariaat. Alvorens zij een aantal feitelijke,
verduidelijkende en inhoudelijke vragen stellen over het voorstel van de initiatiefnemer,
hechten zij eraan de initiatiefnemer eerst een paar vragen te stellen die fundamenteler
van aard zijn. De afgelopen decennia is er een grotere scheiding ontstaan tussen enerzijds
de advocaten die (voornamelijk) werken op toevoegingsbasis (ook wel de sociale advocatuur
genoemd) en overige (commerciële) advocaten die niet of nauwelijks sociale rechtsbijstand
verlenen of zelfs niet eens weten hoe de gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland
werkt. Deze scheiding is in Nederland niet altijd zo strikt geweest en werkt in de
praktijk drempelverhogend voor de toegang tot het recht voor de lage- en middeninkomens.
Het is een van de redenen waarom in het coalitieakkoord is afgesproken dat bij de
versterking van de sociale advocatuur, in lijn met scenario 1 van de Commissie van
der Meer, een substantiële maatschappelijke bijdrage wordt verwacht van de gehele
advocatuur. Over de invulling van deze bijdrage zijn gesprekken gaande tussen de Minister
voor Rechtsbescherming en de Nederlandse Orde van Advocaten. Indien het voorstel van
de initiatiefnemer zou worden uitgewerkt en zou worden geïmplementeerd en er aldus
een sociaal notariaat zou worden ingericht, betekent dit dat er in de praktijk verschillen
zullen ontstaan tussen sociale notarissen en overige notarissen. Deelt de initiatiefnemer
dat er verschillen zullen ontstaan en dat deze verschillen risico’s met zich meebrengen?
Hoe wil de initiatiefnemer voorkomen dat er grote verschillen ontstaan tussen sociale
notarissen en overige notarissen? Onbedoeld zou het voorstel van de initiatiefnemer
mogelijk een tweedeling of in elk geval een meer versnipperd notariaat tot gevolg
kunnen hebben, waarbij vooral groepen die nu niet of te laat naar de notaris gaan
de dupe zijn. De rechtzoekende zou uiteindelijk slechter af zijn dan in de huidige
situatie. Kan de initiatiefnemer hierop reflecteren?
De leden van de VVD-fractie lezen een aantal keren in de initiatiefnota dat de initiatiefnemer
stelt dat er ook bij notarissen zelf en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
(KNB) verantwoordelijkheden liggen om de toegang tot het notariaat te vergroten, bijvoorbeeld
door hun bekendheid te vergroten onder groepen ouderen, laaggeletterden, mensen met
een beperking en mensen met een laag inkomen. Deze leden onderschrijven dat volledig.
Welke initiatieven heeft de KNB recentelijk genomen, mogelijk in overleg met belangenorganisaties,
om de toegang tot het notariaat voor deze groepen te vergroten? Welke producten zijn
ontwikkeld voor notarissen en hoe worden structureel best practices uitgewisseld om
deze groepen beter te bedienen, zodat het notariaat voor hen toegankelijker wordt?
Welke innovatieve ideeën zouden wat de initiatiefnemer betreft met voorrang moeten
worden opgepakt?
Voorstel
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de initiatiefnota dat de KNB van oordeel
is dat (een deel van de) notariële dienstverlening onder de rechtsbijstand zou moeten
vallen. Welk deel zou dat volgens de KNB moeten zijn en heeft de KNB hierover contact
met het ministerie om te overleggen hoe dit in de praktijk vorm zou kunnen krijgen?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in artikel 13 (voorheen artikel 14) van
de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb), eerste lid onder c notarissen worden genoemd. In
de memorie van toelichting bij de Wrb schreef de regering hier destijds over: «In
aansluiting op de bestaande praktijk biedt de wet ook de mogelijkheid dat in beperkte
mate rechtsbijstand verleend wordt door anderen dan advocaten en medewerkers van de
stichtingen. In artikel 14, eerste lid, onder c, worden notarissen en deurwaarders
met name genoemd. Bij «anderen» kan bij voorbeeld gedacht worden aan fiscalisten.
De hier bedoelde rechtsbijstandverleners zullen, als daar behoefte aan bestaat, ingeschakeld
kunnen worden bij het houden van spreekuren, of zij zullen op bepaalde rechtsgebieden
toevoegingen kunnen behandelen.» Deze leden vragen wat de initiatiefnemer van deze
passage vindt, ook in relatie tot artikel 56 van de Wet op het Notarisambt (Wna).
In dat artikel is opgenomen dat een notaris kan worden opgedragen werkzaamheden te
verrichten tegen een lager bedrag. In dat artikel wordt onder andere gesproken over
notariële akten houdende testament, huwelijkse voorwaarden, partnerschapsvoorwaarden,
samenlevingsovereenkomst, voogdijbenoeming, akten van scheiding van onverdeeldheden
en verklaringen van erfrecht. Kan de initiatiefnemer, mogelijk na contact met de KNB
en/of de Raad voor de Rechtsbijstand, concreet aangeven hoe vaak per jaar en voor
welke akten in de praktijk thans een beroep wordt gedaan op artikel 56 Wna en hoe
vaak een beroep op artikel 56 Wna wordt afgewezen? Waarom vinden afwijzingen plaats?
De leden van de VVD-fractie delen met de initiatiefnemer dat meer en betere voorlichting
per doelgroep die bereikt moet worden van belang is. «Hierbij mag volgens de initiatiefnemer
iets worden verwacht van belangenorganisaties voor de verschillende doelgroepen, hulpverleners,
maar ook van het notariaat zelf», zo lezen deze leden. Zijn er wat de initiatiefnemer
betreft op dit moment al voldoende mogelijkheden voor belangenorganisaties voor de
doelgroepen en het notariaat om deze voorlichtingstaak goed uit te oefenen? Zo nee,
wat is daar volgens de initiatiefnemer concreet nog meer voor nodig?
Beslispunten
De leden van de VVD-fractie wijzen net als de initiatiefnemer op bestaande mogelijkheden
die het notariaat beter zou kunnen benutten om te bevorderen dat veel meer mensen
tijdig hun weg weten te vinden naar een notaris. In dat kader vragen zij de initiatiefnemer
hoe naar het oordeel van de initiatiefnemer actiever kan worden gestimuleerd dat notarissen
meer gebruik maken van de bestaande wettelijke mogelijkheden van de artikelen 54 en
56 Wna. Is dat iets waar de Minister voor verantwoordelijk is, of ook de KNB en de
individuele notarissen? Is hier wat de initiatiefnemer betreft ook een rol weggelegd
voor de Commissie toegang notariaat? Deelt de initiatiefnemer de mening van deze leden
dat bij de benoeming van notarissen expliciet zou moeten worden gewezen op de mogelijkheden
van de artikelen 54 en 56 Wna? Deelt de initiatiefnemer de mening dat de (op dit moment
tijdelijke) Commissie toegang notariaat hierbij een rol zou kunnen en moeten vervullen?
Welke mogelijkheden zijn er op dit moment tijdens de beroepsopleiding voor notarissen
om meer aandacht te besteden aan het belang van toegang tot de notaris voor iedereen?
De leden van de VVD-fractie constateren voorts dat er een groot onderzoek van het
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is aangekondigd naar de
staat van het notariaat. Welke elementen van de initiatiefnota zouden wat de initiatiefnemer
betreft moeten worden meegenomen in het onderzoek naar de staat van het notariaat
dat in 2023 door het WODC wordt uitgevoerd? Deelt de initiatiefnemer de opvatting
van deze leden dat dit onderzoek onder andere moet worden gericht op concrete oplossingen
om de toegankelijkheid van het notariaat te bevorderen? Deelt de initiatiefnemer voorts
de mening dat dit onderzoek in 2023, voorzien van een beleidsreactie, naar de Kamer
zou moeten worden gestuurd?
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het voorstel van de initiatiefnemer om
– ter vergroting van de toegang tot het notariaat – waar mogelijk betere samenwerking
te stimuleren met bestaande initiatieven, zoals Huizen van het Recht. Deze leden stellen
dat bij de behandeling van de initiatiefnota, getiteld Huizen van het Recht een aantal
moties is overgenomen of is aangenomen, waarbij de Minister aan de slag is gegaan.
Is de initiatiefnemer het eens met deze leden dat de Minister bij het uitvoeren van
de aangenomen en overgenomen moties ook bijzondere aandacht dient te schenken aan
de positie van het notariaat? Wat vindt de initiatiefnemer van de suggestie om bij
een aantal bestaande initiatieven, zoals in Heerlen, te bevorderen dat het notariaat
hier nog dit jaar aan gaat bijdragen? Deze leden vragen voorts of de initiatiefnemer
de stelling deelt dat rechtzoekenden beter en sneller worden geholpen door het aansluiten
van het notariaat op bestaande initiatieven ten opzichte van een potentieel langdurige
stelselwijziging die het oprichten van een sociaal notariaat met zich mee zou brengen.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie omarmen de doelstellingen zoals omschreven in de initiatiefnota.
Deze leden zijn met de initiatiefnemer van mening dat het werk van de notaris onnodige,
dure en langslepende juridische geschillen kan voorkomen. Daarnaast vinden zij dat
het wegnemen van drempels op de weg naar de notaris de toegang tot het recht voor
veel mensen kan verbeteren. Deze leden hebben over de uitwerking van deze doelen nog
enkele vragen.
De leden van de D66-fractie stellen dat voornamelijk vroegtijdig helder adviseren
en ondersteunen van mensen met een juridisch vraagstuk verdere escalatie van problemen
kan voorkomen. Deze leden wijzen de initiatiefnemer daarom graag op het belang van
het verbeteren van de toegang tot notariële informatie en ondersteuning in de eerste
lijn. De initiatiefnemer stelt dat vormen van samenwerking met bestaande initiatieven,
zoals het Juridisch Loket, denkbaar zijn. Deze leden onderschrijven het belang van
het aansluiten bij bestaande initiatieven in de eerste lijn, enerzijds omdat die al
naamsbekendheid genieten en dus door rechtszoekenden worden gevonden en anderzijds
omdat zij reeds een bestaande infrastructuur hebben waar bij kan worden aangesloten.
Deze leden vragen de initiatiefnemer of hij het belang van het verbeteren van notariële
hulp en advies in de eerste lijn onderschrijft. Op welke manier wil de initiatiefnemer
aansluiten bij bestaande initiatieven? Heeft de initiatiefnemer bijvoorbeeld gedacht
aan het organiseren van een notarieel spreekuur bij bestaande eerstelijnsvoorzieningen,
of aan het organiseren van een samenwerking waarbij hulpverleners in de eerste lijn
zaken kunnen voorleggen aan een notaris?
De leden van de D66-fractie overwegen dat niet alle zaken in de eerste lijn kunnen
worden opgelost en zij onderschrijven dat voor een specifieke doelgroep de kosten
een grote drempel kunnen zijn op de weg naar de notaris. De initiatiefnemer stelt
dat voor deze doelgroep moet worden aangesloten bij het systeem van de sociale advocatuur,
waarin rechtzoekenden dan een notaris zouden kunnen krijgen op toevoeging. De initiatiefnemer
stelt eveneens dat bepaalde type notariële handelingen, zoals de aan- of verkoop van
woningen of het doen van een grote schenking, buiten de reikwijdte van het sociaal
notariaat zouden moeten vallen. Kan de initiatiefnemer toelichten welke doelgroep
volgens hem in aanmerking zou moeten komen voor een notaris op toevoeging? Welke inkomensgrens
hanteert de initiatiefnemer om de financiële draagkrachtigheid van de doelgroep te
kunnen beoordelen? Welke soorten zaken en notariële diensten zouden wel en niet onder
de reikwijdte van het sociaal notariaat moeten vallen volgens de initiatiefnemer?
De leden van de D66-fractie stellen dat de sociale advocatuur over het algemeen wordt
gezien als een specialisme en een vak en dat commerciële advocaten daarom bijvoorbeeld
niet zomaar sociale zaken op zich zouden moeten nemen. Nu de initiatiefnemer met zijn
nota aansluiting zoekt bij het systeem van de sociale advocatuur, rijst bij deze leden
de vraag welke expertise nodig is voor notarissen die sociale diensten zouden willen
leveren. Kan de initiatiefnemer uiteenzetten of bestaande notariskantoren de benodigde
expertise reeds in huis hebben? Ziet de initiatiefnemer een noodzaak voor bestaande
notarissen om aanvullende scholing of opleiding te genieten alvorens zij aan het werk
kunnen als «sociaal notaris»?
De leden van de D66-fractie lezen in de nota dat de initiatiefnemer de totale kosten
van het oprichten van een sociaal notariaat niet goed kan inschatten omdat onduidelijk
is voor hoeveel mensen die nu de weg naar de notaris niet vinden dit wel nuttig kan
zijn. Deze leden achten het voor de beoordeling van de plannen van initiatiefnemer
wel van belang om een inschatting te kunnen maken van de kosten enerzijds, en het
aantal mensen dat met het plan wordt geholpen anderzijds. Kan de initiatiefnemer inzicht
geven in de tegen elkaar af te wegen kosten en baten die gemoeid zijn bij het plan?
De leden van de D66-fractie constateren dat de initiatiefnemer voorstelt om een sociaal
notariaat op te richten, in de vorm van een nieuwe instantie, gevestigd in bepaalde
wijken en mogelijk als onderdeel van een Huis van het Recht. Het is voor deze leden
onduidelijk waarom het nodig is om een nieuwe instantie op te richten. Zij onderschrijven
het belang van het meer toegankelijk maken van notarieel advies en bijstand, maar
zij vragen of dat doel niet sneller en efficiënter bereikt kan worden door de toegang
tot bestaande notariskantoren te verbeteren. Kan de initiatiefnemer hierop reflecteren?
De leden van de D66-fractie overwegen dat, door bepaalde drempels op de weg naar de
notaris weg te nemen, er naar verwachting meer vraag zal ontstaan naar notarisdiensten.
Kan de initiatiefnemer een inschatting maken van de latente vraag naar notarisdiensten
die nu onbenut blijft? Hoeveel van die vraag zal tot uitdrukking komen door het wegnemen
van financiële drempels voor rechtzoekenden? Is er voldoende capaciteit beschikbaar
onder bestaande notariskantoren om aan deze vraag te kunnen voldoen?
3. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid
Van Nispen over «Op naar een sociaal notariaat». Deze leden waarderen de inspanning
van het lid Van Nispen en de medewerker(s) van de SP-fractie om deze initiatiefnota
op te stellen en zijn het met de initiatiefnemer eens dat het belangrijk is dat er
een adequate toegang tot het recht mogelijk is. Deze leden maken van de gelegenheid
gebruik om over de initiatiefnota enkele vragen te stellen aan de initiatiefnemer.
Probleem
De leden van de CDA-fractie lezen dat de wettelijke voorziening van art. 56 Wna in
combinatie met art. 34 Wrb is bedoeld om het notariaat laagdrempeliger toegankelijk
te maken. Volgens de initiatiefnemer biedt deze regeling echter weinig soelaas, omdat
nauwelijks van de regeling gebruik wordt gemaakt en de regeling dus niet aansluit
op behoeften in de praktijk. Deze leden vragen welke behoeftes volgens de initiatiefnemer
dan wel leven in de praktijk en op welke manier dat zich op dit moment uit. Daarnaast
vragen deze leden waarom de alternatieve opties zoals het Juridisch Loket, de sociale
advocatuur of wijkteams niet voldoende zijn om de door de initiatiefnemer geschetste
lacunes van de huidige regeling op te vangen, zoals klantonvriendelijkheid en een
gebrek aan laagdrempeligheid, als de weg naar het notariaat niet gevonden kan worden.
In zijn brief van 3 april jl. «Voortgang verkenningen naar een sociaal notariaat»
(Kamerstuk 36 248, nr. 4) bevestigt de Minister voor Rechtsbescherming dat inderdaad zeer weinig gebruik gemaakt
wordt van artikel 56 Wna. Dit vanwege het (standaard) opleggen van de hoogste eigen
bijdrage en de beperkte werkzaamheden waartoe een verzoek tot aanwijzing kan worden
gedaan. Daardoor wordt het beoogde doel van de regeling niet bereikt, te weten de
toegang tot de notaris voor minder draagkrachtigen bereikbaar te maken. Hoe beoordeelt
de initiatiefnemer het door de Minister aangekondigde onderzoek of het binnen de bestaande
wettelijke kaders mogelijk is meer maatwerk toe te passen bij het opleggen van de
hoogte van de eigen bijdrage op grond van artikel 56 Wna?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer verschillende oorzaken aandraagt
waardoor personen wellicht niet naar het notariaat stappen, zoals ingewikkeldheid
en taalachterstanden. Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat voor deze
problemen ook andere oplossingen gevonden kunnen worden dan het inrichten van een
sociaal notariaat? Deze leden noemen hierbij als voorbeelden een verduidelijking en
modernisering van de wettelijke regeling, op het gebied van taalgebruik de regeling
toegankelijk maken voor een breder publiek en publieksgerichte voorlichtingscampagnes
uitvoeren. Deze leden zijn namelijk van mening dat een laagdrempelig notariaat niet
per definitie gelijk staat aan een sociaal notariaat, maar dat ook andere oplossingen
gevonden kunnen worden zoals eerder genoemd. Graag een reactie van de initiatiefnemer
hierop.
De Minister voor Rechtsbescherming stelt in zijn reactie op de initiatiefnota dat
het op dit moment nog ontbreekt aan een duidelijke identificering van de groep(en)
op wie een sociaal notariaat zich zal moeten richten. Deelt de initiatiefnemer de
analyse om daar eerst een antwoord op te hebben, om vervolgens een door de samenleving
gedragen oplossing te formuleren die daadwerkelijk resulteert in een bredere toegang
tot een notaris voor de kwetsbare burger? Hoe beoordeelt de initiatiefnemer de door
de Minister geschetste verkenning, waarbij onder meer de vraag of een sociaal notariaat
wenselijk is betrokken zal worden bij het onderzoek door de Radboud Universiteit naar
de staat van het notariaat?
Financieel
De leden van de CDA-fractie lezen dat het voorstel om een sociaal notariaat op te
richten vanzelfsprekend geld kost, maar dat het niet duidelijk is te zeggen hoeveel
precies, omdat het niet goed in te schatten is voor hoeveel mensen die nu niet bij
de notaris komen dit eigenlijk wel nuttig zou zijn. Heeft de initiatiefnemer hierover
gesproken met beroepsbeoefenaars binnen het notariaat of de advocatuur, en met personen
die welwillend staan tegenover het gebruik van een sociaal notariaat? Zo ja, welk
beeld is hieruit naar voren gekomen over de geschetste huidige problematiek en behoeftes?
Is de initiatiefnemer bereid de verkenning naar een sociaal notariaat en het onderzoek
naar de staat van het notariaat af te wachten, waardoor er naar verwachting meer inzicht
komt in de doelgroep en de mogelijke oplossingsrichtingen voor het versterken van
de toegang tot het notariaat?
Beslispunten
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister voor Rechtsbescherming wordt verzocht
een startbudget beschikbaar te stellen van eenmalig 50 miljoen euro. Deze leden vragen
wat de financiële dekking van dit bedrag is.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van
de initiatiefnota van het lid Van Nispen over «Op naar een Sociaal Notariaat». Deze
leden delen zijn probleemanalyse met betrekking tot een gebrek aan toegankelijkheid
tot het notariaat voor mensen die niet de bestaande tarieven kunnen betalen. Deze
leden kunnen dan ook zijn voorstel tot oprichting van een sociaal notariaat van harte
steunen.
De leden van de PvdA-fractie hebben daarom maar enkele aanvullende vragen. Zo menen
deze leden begrepen te hebben dat de partij van de initiatiefnemer van mening is dat
marktwerking, zeker als het om publieke dienstverlening gaat, onwenselijk is. Hoe
beziet de initiatiefnemer dit in het kader van het notariaat? Acht de initiatiefnemer
het wenselijk en mogelijk dat door van de eertijds ingevoerde marktwerking in het
notariaat af te stappen en weer vast gereguleerde tarieven in te voeren het doel van
de toegankelijkheid tot het notariaat voor de groepen met lagere inkomens of vermogens
ook bereikt kan worden? Zo ja, waarom heeft de initiatiefnemer dat dan niet als een
van de beslispunten opgenomen? Zo nee, betekent dat dan dat de initiatiefnemer van
mening is dat de marktwerking zoals die nu voor het notariaat is vormgegeven in stand
kan blijven? Deze leden zouden het op prijs stellen als de initiatiefnemer zou willen
ingaan op hoe het notariaat in Duitsland is ingericht. Daar zijn de tarieven wettelijk
vastgelegd en geldt als doelstelling dat die maatschappelijk aanvaardbaar moeten zijn.1
De leden van de PvdA-fractie lezen dat er in de Wna reeds wordt voorzien in een laagdrempelige
voorziening voor familiezaken. De initiatiefnemer geeft aan dat die regeling niet
laagdrempelig genoeg en procedureel te omslachtig is en daarom niet of nauwelijks
gebruikt wordt. Deelt de initiatiefnemer de mening van deze leden dat iedere nieuwe
regeling niet alleen door een groep van sociaal bewuste notarissen moet worden uitgevoerd
maar dat de gehele beroepsgroep zich verantwoordelijk zou moeten voelen en aangesproken
kan worden op het aanbieden van een laagdrempelige toegang tot notariële diensten?
Zo ja, hoe denkt de initiatiefnemer dat dit bewerkstelligd moet worden? Acht hij het
wenselijk dat dit wettelijk wordt geborgd? Zo nee, waarom deelt de initiatiefnemer
die mening niet?
5. Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid Van
Nispen over «Op naar een Sociaal Notariaat» en acht het van groot belang dat de Minister
het probleem gesteld in dit initiatiefnota erkent. Het gros van de Nederlandse bevolking
is niet op de hoogte van de functie van een notaris of waar die te vinden is. Mochten
zij hiervan wel op de hoogte zijn, dan is voor de meeste mensen het uurloon niet te
betalen.
Het lid van de BBB-fractie leest in de nota dat de initiatiefnemer wil streven naar
een sociaal notariaat, net zoals er sociale advocatuur is voor hen die dat nodig hebben.
Dit lid ziet ook het belang hiervan in en denkt dat de subsidie hiervoor een goed
begin zal zijn. Tegelijkertijd denkt dit lid dat het voornamelijk in de bekendheid
van het notariaat ligt dat burgers niet weten waarom ze daarheen moeten. Dit zal vooral
veel voorkomen in de kringen met lage inkomens of die niet goed de Nederlandse taal
beheersen. Het zijn juist de mensen die al vermogend zijn die vaker bij een notaris
komen, bijvoorbeeld omdat een notariële akte verplicht is bij het kopen van onroerend
goed of het starten van een eigen bedrijf. Toch kan een notaris van belang zijn, denk
bijvoorbeeld aan testamenten.
Belangrijk is op te merken dat er wel gratis rechtshulp/rechtsadvies bestaat, denk
hierbij aan het Juridisch Loket of de Rechtswinkel. Hier wordt al veel hulp geboden
bij bijvoorbeeld familierecht. Het zou een kleine stap zijn om ook notarieel recht
erbij te nemen. Wel zit er een groot verschil in capaciteiten voor deze gratis faciliteiten
per provincie. Zo zien we bijvoorbeeld dat er in Noord-Holland wel zeven locaties
zijn van de Rechtswinkel, terwijl er in Drenthe geen is en in de noordelijke provincies
van Nederland maar drie in totaal. Deze faciliteiten zijn altijd zeer populair onder
studenten als vrijwilligerswerk, meerdere locaties zou dan ook geen probleem zijn
met vullen. Vooral aangezien het vaak de makkelijkste dingen zijn waar mensen geen
kennis van hebben, die dus ook notarieel rechtenstudenten zouden kunnen beantwoorden.
Heeft de initiatiefnemer inzicht in de locaties van deze gratis rechtswinkels? Is
de Minister het eens met de stelling dat deze locaties onevenredig zijn verspreid
door het land?
Het lid van de BBB-fractie mist in de nota op welke wijze de groep die het minst bekend
is met de notaris er nu wel van op de hoogte kan raken, want ook de rechtswinkels
zijn bij bepaalde groepen nog niet in het vizier. Ook is het denkbaar dat mensen die
de Nederlandse taal niet beheersen hier nog meer moeite hebben met deze locaties vinden/kennen
dan mensen die de taal wel beheersen. Het is dus van belang om mensen op de hoogte
te brengen van de mogelijkheden. Wellicht is het een goed idee om bij bepaalde momenten
ter attentie te brengen wat een notaris kan betekenen, bijvoorbeeld bij het inschrijven
van een pasgeboren kind, het samen gaan wonen (ook in een huurhuis) en wanneer iemand
de pensioenleeftijd bereikt beginnen over de mogelijkheid van een testament. Erkent
de initiatiefnemer de achterstand van bepaalde bevolkingsgroepen in bekend zijn met
een notaris en dat er meer manieren moeten zijn om deze mensen te bereiken dan alleen
gratis advieslocaties? Zo ja, op welke wijze denkt de initiatiefnemer hier nog meer
aan te kunnen werken?
Het lid van de BBB-fractie vraagt graag om verdere toelichting in hoe de verdeling
over de eigen bijdrage zal luiden. In de initiatiefnota werd gesteld dat voor kleine
en makkelijke taken de notaris vergoed zou worden, maar er een kleine bijdrage gevraagd
zou kunnen worden afhankelijk van het inkomen. Het is van belang dat de hulpzoekende
mensen op de hoogte zijn van de verschillende gevallen. Het is onwenselijk dat ze
voor verassingen komen te staan. Kan de initiatiefnemer uitzoeken welke zaken vallen
onder «eenvoudig» en vanaf wanneer een eigen bijdrage nodig zal zijn?
Het lid van de BBB-fractie vindt het een goed initiatief maar ziet nog graag verdere
uitwerkingen op welke manier de bekendheid met de notaris zou verwezenlijkt kan worden.
II. Reactie van de initiatiefnemer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.