Brief regering : Artikel 100-bijdrage aan EUFOR Althea
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 459
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2023
In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet en met verwijzing naar de Kamerbrief
«Kennisgeving onderzoek militaire bijdrage aan EUFOR Althea in Bosnië en Herzegovina»
(Kamerstuk 29 521, nr. 448) en de Kamerbrief «Samenhangende Nederlandse inzet in het kader van de collectieve
verdediging en in missies en operaties ter bevordering van de internationale rechtsorde
2022–2025» (Kamerstuk 29 521, nr. 446) informeert het kabinet u hierbij over de Nederlandse inzet in operatie EUFOR Althea1 tot en met 31 juli 2025.
Het kabinet heeft besloten tot inzet van een infanteriecompagnie van het Korps Mariniers
(maximaal honderdvijftig militairen voor de periode oktober 2023 tot oktober 2024),
evenals inzet van een Human Intelligence (HUMINT) team (maximaal 10 personen) voor de periode juni 2023 tot en met 31 juli
2025.2 Met deze bijdrage aan EUFOR Althea levert Nederland een in absolute termen bescheiden
doch betekenisvolle bijdrage aan de bevordering van de politieke en sociale stabiliteit
en vreedzame co-existentie in Bosnië en Herzegovina, een voorwaarde om voortgang te
kunnen boeken in het hervormingsproces. Deze bijdrage betreft een aanvulling op de
vier Nederlandse staffunctionarissen die sinds januari 2023 werkzaam zijn op het hoofdkwartier
van EUFOR Althea te Sarajevo waar uw Kamer over is geïnformeerd.3
Met inachtneming van het toetsingskader volgt hieronder een contextanalyse, waarna
wordt ingegaan op de strategie van de Nederlandse geïntegreerde inzet in Bosnië en
Herzegovina. Vervolgens worden de operatie EUFOR Althea en de Nederlandse bijdrage
toegelicht. Daaropvolgend wordt ingegaan op de militaire aspecten zoals de operationele
haalbaarheid en de geschiktheid en beschikbaarheid van de krijgsmacht en de onderkende
risico’s, waaronder het risico op burgerslachtoffers. Ten slotte wordt stilgestaan
bij de monitoring van de voortgang van de bijdrage aan EUFOR Althea en de financiële
aspecten van de inzet.
Contextanalyse
Bosnië en Herzegovina is verdeeld in twee entiteiten, namelijk de Federatie Bosnië
en Herzegovina die overwegend door Bosniakken en Bosnische Kroaten wordt bewoond,
en de Republika Srpska, die overwegend Bosnisch-Servisch is. Ten opzichte van de centrale
regering op staatsniveau hebben beide entiteiten aanzienlijke bevoegdheden. Daarnaast
is er het zelfstandige district Brčko4. Het land kent een driekoppig presidentschap, met een vaste zetel voor een Bosniaks
lid, een Kroatisch lid en een Servisch lid. Aan de basis van het politieke systeem
van Bosnië en Herzegovina ligt het in 1995 tot stand gekomen Verdrag van Dayton5, waarmee een einde kwam aan de in 1992 ontstane burgeroorlog in het land. Het Kantoor
van de Hoge Vertegenwoordiger6 ziet toe op de civiele implementatie van het Verdrag van Dayton. De Hoge Vertegenwoordiger
beschikt over de zogeheten Bonn Powers, die hem in staat stellen eenzijdig voor Bosnische autoriteiten bindende besluiten
te nemen en Bosnische functionarissen te ontslaan die het Dayton Verdrag schenden.
De uit Dayton voortvloeiende Bosnische Grondwet is volgens een aantal uitspraken van
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (sinds eind 2009) in strijd met het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens, omdat de Grondwet minderheden die niet behoren
tot de Bosniakse, Servische en Kroatische bevolkingsgroepen beperkt in hun politieke
participatie.
De situatie in Bosnië en Herzegovina kenmerkt zich momenteel door etnische scheidslijnen
en etno-nationalistische retoriek van politieke leiders, waarbij haat zaaien, genocide-ontkenning
en historisch revisionisme met regelmaat voorkomen. De oorlog in Oekraïne door Rusland
heeft binnenlandse tegenstellingen in Bosnië en Herzegovina verder doen toenemen.
Russische en Servische invloed is met name aanwezig in de Republika Srpska. De president
van de Republika Srpska, Milorad Dodik, domineert het Bosnische-Servische leiderschap
in het land en onderhoudt nauwe banden met de Russische president Poetin. Onder leiding
van Dodik hebben de Bosnische Serviërs zich tussen eind 2021 en voorjaar 2022 ten
dele teruggetrokken uit de centrale staatsinstellingen van Bosnië en Herzegovina.
Dit heeft de instabiliteit in het land vergroot en leidde tot zorgen over een potentiële
afscheiding van de entiteit Republika Srpska.
De Kroatische regering oefent daarnaast een significante invloed uit op met name het
bestuur van de Federatie, mede gezien de nauwe politieke banden tussen een belangrijk
deel van het leiderschap van de Kroatische gemeenschap in Bosnië en Herzegovina en
de regering in Zagreb.
Recente ontwikkelingen
Op 2 oktober 2022 vonden er in Bosnië en Herzegovina verkiezingen plaats op staats-,
entiteits- en lokaal niveau. De aanloop naar deze verkiezingen verliep stroef, omdat
politieke leiders het budget voor de organisatie van de verkiezingen blokkeerden.
Uiteindelijk greep Hoge Vertegenwoordiger Schmidt in. Volgens de internationale waarnemingsmissie
van Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR)7 verliepen de verkiezingen zelf zonder grote incidenten, maar werden zij wel gekenmerkt
door etno-nationalistische retoriek. Direct na het sluiten van de stembussen gebruikte
de Hoge Vertegenwoordiger zijn Bonn Powers om de kieswet en Grondwet van de Federatie
aan te passen.8
Op 15 december 2022 kreeg Bosnië en Herzegovina de status van kandidaat-lidstaat van
de EU. Om de toetredingsonderhandelingen met de EU te kunnen openen, zal het land
moeten voldoen aan veertien hervormingsprioriteiten die de Europese Commissie in 2019
vaststelde.
Op 25 januari 2023 is, volgend op de verkiezingen van 2 oktober 2022, een nieuwe regering
op staatsniveau aangetreden. De formatie ging daarmee sneller dan ooit. De regering
bestaat uit de Kroatische HDZ BiH9, de Servische SNSD10 en een coalitie van zes kleinere partijen. Met deelname van SNSD, de partij van Milorad
Dodik, zijn de Bosnische Serviërs ten dele weer teruggekeerd naar de centrale staatsinstellingen.
Een aantal wetten, waarmee de Republika Srpska tussen eind 2021 en voorjaar 2022 eigenstandig
aankondigde bevoegdheden van de staatsinstellingen over te willen nemen, is echter
nog steeds in parlementaire procedure in de Republika Srpska. In de Federatie Bosnië
en Herzegovina was de afgelopen vier jaar door politieke blokkades een demissionaire
regering actief. Het formatieproces is hier nog niet afgerond.
Veiligheidssituatie
De hoogoplopende etno-nationalistische retoriek van politici zorgt regelmatig voor
oplopende spanningen tussen de verschillende etnische groepen. Hoewel er op dit moment
geen signalen zijn van een op handen zijnde (gewapende) escalatie, blijft de kans
hierop aanwezig. De operatieleiding van EUFOR Althea schat de situatie in Bosnië en
Herzegovina momenteel in als relatief stabiel.
De krijgsmacht van Bosnië en Herzegovina is in het geval van escalatie niet in staat
om zelfstandig het land tegen eventuele buitenlandse agressie te verdedigen en/of
de binnenlandse stabiliteit te bewaren. De krijgsmacht wordt geplaagd door financiële
en materiële tekorten, verouderde wapensystemen, gebrekkige voorzieningen en personele
leegloop. Modernisering wordt bemoeilijkt door het gebrek aan financiële middelen,
de verlamming van de politiek op het niveau van de centrale staat en de politieke
weerstand van voornamelijk de Republika Srpska. Voor veiligheidsgaranties leunt Bosnië
en Herzegovina daarom sterk op de presentie van de internationale gemeenschap, waaronder
in de vorm van EUFOR Althea.
Staten zoals Rusland en China proberen hun invloed in Bosnië en Herzegovina te vergroten.
Rusland heeft baat bij een instabiel Bosnië en Herzegovina om verdere toenadering
tot de EU en de NAVO te voorkomen en zijn eigen invloed op de Balkan te vergroten.
China ziet de Westelijke Balkan als een toegangspoort tot Europa en is vooral op economisch
vlak actief in de regio. China kan economische macht gebruiken om druk op landen als
Bosnië en Herzegovina uit te oefenen om een gunstiger klimaat te scheppen voor het
realiseren van zijn strategische doelstellingen.
Strategie Nederlandse geïntegreerde inzet in Bosnië en Herzegovina
Gegeven de geografische nabijheid hebben Nederland en de EU een direct belang bij
stabiliteit op de Westelijke Balkan. Nederland streeft ernaar om samen met partners
bij te dragen aan de bevordering van politieke en sociale stabiliteit en vreedzame
co-existentie in Bosnië en Herzegovina en breder in de Westelijke Balkan, waardoor
de kans op een nieuw (gewapend) conflict kan worden verminderd en – idealiter – wordt
geminimaliseerd. Deze stabiliteit en vreedzame co-existentie zijn tevens noodzakelijk
voor het EU-perspectief van Bosnië en Herzegovina. Nederland zal zich ook binnen de
EU inzetten op intensievere samenwerking met en ondersteuning van landen op de Westelijke
Balkan. Dit voornemen heeft door de inval van Rusland in Oekraïne een extra dimensie
gekregen.
Nederland ondersteunt het EU-perspectief van landen in de Westelijke Balkan, inclusief
Bosnië en Herzegovina. Daarbij is Nederland strikt, fair en betrokken, waarbij het
nadruk legt op benodigde hervormingen op het gebied van de rechtstaat. Bij de Nederlandse
inzet in Bosnië en Herzegovina dienen de door de Europese Commissie geïdentificeerde
veertien hervormingsprioriteiten voor het land als uitgangspunt. De Nederlandse inzet
vindt primair plaats via diplomatieke contacten (in bilateraal en EU-verband), strategische
detacheringen van Nederlanders, en het Programma Maatschappelijke Transformatie (MATRA).
Momenteel lopen er vijftien MATRA-projecten in het land, welke zich onder meer richten
op het bevorderen van mediavrijheid, corruptiebestrijding en onafhankelijke rechtspraak.
Daarnaast loopt er via het Stabiliteitsfonds een project dat gericht is op het versterken
van het toezicht op de veiligheidssector in Bosnië en Herzegovina.11
Gezien de huidige politieke context acht het kabinet het voorstelbaar dat ook na het
einde van de periode van de voorgestelde Nederlandse inzet, EUFOR Althea nog een noodzakelijke
bijdrage aan de veiligheid in Bosnië en Herzegovina blijft leveren. Ook zal bovengenoemde
geïntegreerde inzet noodzakelijk blijven om Bosnië en Herzegovina in staat te stellen
voortgang te maken in het EU-toetredingstraject.
EUFOR Althea
Operatiemandaat
De operatie EUFOR Althea is de derde internationale vredesmacht die door de VN Veiligheidsraad
werd gemandateerd voor toezicht op de naleving van de militaire aspecten van het Verdrag
van Dayton. Op 20 december 1995 werd de NAVO Implementation Force (IFOR) gemandateerd voor toezicht op het staak-het-vuren en het eerbiedigen van de
grens tussen de twee entiteiten in Bosnië en Herzegovina.12 IFOR werd opgevolgd door NAVO Stabilization Force (SFOR)13 met als doel bijdragen aan de stabilisatie van de vrede in het land. Op 2 december
2004 werd SFOR opgevolgd door de EU-operatie EUFOR Althea. Door VNVR-resolutie 1575
(2004) werd de rol van EUFOR Althea als juridische opvolger van SFOR gedefinieerd.
Deze resolutie geldt als rechtsbasis voor de operatie en wordt jaarlijks door de VNVR
verlengd, laatstelijk op 2 november 2022 (resolutie 2658/2022).
Operatiedoelstellingen
EUFOR Althea werd op 25 november 2004 gelanceerd.14 EUFOR Althea is gemandateerd om de militaire aspecten van de Dayton-overeenkomst
te helpen implementeren, met als concreet doel de veiligheid in Bosnië en Herzegovina
te waarborgen en de capaciteit van de Bosnië en Herzegovina-strijdkrachten te bevorderen.
EUFOR Althea beschikt over een multinationaal bataljon dat bestaat uit ongeveer duizend
militairen, bestemd om te reageren op incidenten. Dit bataljon heeft tot nu toe nooit
in deze hoedanigheid hoeven optreden. De primaire doelstellingen van de operatie zijn
het behoud van de safe and secure environment, het afschrikken van destabiliserende actoren en het gezamenlijk kunnen optreden
van de internationale gemeenschap. Bij een verslechterende veiligheidssituatie kan
EUFOR Althea snel beschikken over reserve-eenheden om capaciteiten aan te vullen via
de stand-by Intermediate Reserve Force (IRF, circa vijfhonderd militairen) en een Strategic Reserve Force (SRF, circa zeshonderd militairen)15 die kunnen worden ingezet om veiligheid te handhaven. Daarnaast beschikt EUFOR Althea
over andere middelen waaronder een Explosives and Ordinance Disposal eenheid, een netwerk van twintig Liaison and Observation Teams16 en enkele HUMINT-teams. De Liaison and Observation Teams en HUMINT-teams dienen als inlichtingen- en waarschuwingssysteem voor EUFOR Althea.
Op basis van deze inlichtingen kan de operatie de veiligheidssituatie in Bosnië en
Herzegovina monitoren.
Deelnemende landen
In totaal nemen 21 landen deel aan EUFOR Althea, waarvan 16 EU-lidstaten: Bulgarije,
Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk,
Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje en Tsjechië. Naast de EU-lidstaten
leveren ook Albanië, Chili, Noord-Macedonië, Turkije en Zwitserland een bijdrage aan
EUFOR Althea. De Oostenrijkse generaal-majoor Habermeyer is sinds 18 januari 2023
Force Commander van EUFOR Althea.
EUFOR Althea is een goed gevulde operatie in termen van personeel en overige capaciteiten.
De bijdrage die EUFOR Althea levert aan de veiligheid en stabiliteit in Bosnië en
Herzegovina wordt door autoriteiten en de bevolking van Bosnië en Herzegovina gewaardeerd.
Invloed van Nederland op de operatie
Onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie
voor buitenlands beleid en veiligheid oefent het Politiek en Veiligheidscomité (Political and Security Committee – PSC), waarvan alle lidstaten deel uitmaken, de politieke controle en de strategische
leiding van de gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid missies en -operaties
uit. Dit geldt ook voor EUFOR Althea. Door middel van periodieke evaluaties (Strategic Review), beziet het PSC de noodzaak voor heroriënteren, voortzetten of beëindigen van de
operatie. De meest recente strategische herziening vond plaats in 2021 en de eerstvolgende
zal medio 2023 plaatsvinden. Nederland kan via het PSC meebeslissen over de operatie.
Door de bijdrage aan EUFOR Althea wordt de invloed van Nederland verder vergroot.
Ook wordt tussen herzieningen in over de operatie gesproken in PSC of tijdens een
Raad Buitenlandse Zaken, bijvoorbeeld als er veranderingen in de politieke of veiligheidscontext
plaatsvinden, rapportages over de operatie worden gepresenteerd of de lidstaten hiertoe
om andere redenen verzoeken. Ook in NAVO-verband wordt geregeld over ontwikkelingen
omtrent EUFOR Althea gesproken omdat de operatie gebruik maakt van de Berlijn Plus
overeenkomst.17 Gezien EUFOR Althea gebruik maakt van militaire middelen van de NAVO, wordt de NAVO
middels briefings op de hoogte gehouden.
Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea
Gronden voor deelname
De voornaamste reden voor Nederland bij te dragen aan EUFOR Althea is het bevorderen
van vrede en stabiliteit op de Westelijke Balkan. Het kabinet heeft zich ten doel
gesteld dat Nederland zich binnen de EU zal inzetten op intensievere samenwerking
met en ondersteuning van landen op de Westelijke Balkan. Dit voornemen heeft door
de inval van Rusland in Oekraïne een extra dimensie gekregen. Versterking van de Nederlandse
inzet in de Westelijke Balkan past binnen het streven om de groeiende invloed van
Rusland in de regio tegen te gaan.
Bovendien heeft Nederland in het kader van een sterk Europees veiligheid- en defensiebeleid
de ambitie een evenredige bijdrage te leveren aan civiele en militaire EU-missies
en -operaties. Deze inzet in EUFOR Althea draagt daaraan bij. Een Nederlandse bijdrage
aan EUFOR Althea is onderdeel van de bredere bijdrage van militaire capaciteiten door
EU-lidstaten en enkele derde landen aan het behalen van de operationele doelstellingen
van de operatie.
Nationale kaders van de Nederlandse bijdrage
Bovenstaande vormde aanleiding voor het kabinet om te oriënteren op een mogelijke
militaire bijdrage aan EUFOR Althea, gericht op de periode tot en met 31 juli 2025.
Zoals gemeld draagt Nederland sinds 10 januari 2023 al met vier staffunctionarissen
bij aan EUFOR Althea. Deze staffunctionarissen zijn werkzaam op het hoofdkwartier
van EUFOR Althea in Sarajevo en zijn werkzaam op het gebied van planning en inlichtingen.
De additionele Nederlandse militaire bijdrage aan EUFOR Althea betreft de inzet van
een infanteriecompagnie van het Korps Mariniers (maximaal honderdvijftig militairen)
voor de periode oktober 2023 tot oktober 2024 en de inzet van een HUMINT-team (maximaal
tien personen) van juni 2023 tot en met 31 juli 2025. De precieze start- en einddatum
wordt nader afgestemd met de leiding van EUFOR Althea. Nederland kan gebruik maken
van bestaande legering. Wel wordt er een werklocatie voor het HUMINT-team en een nationaal
ondersteuningselement opgezet. Ten behoeve van de bouw van deze locaties wordt een
genietaakteam ingezet voor circa drie weken in juni 2023 en drie tot vijf weken in
september 2023. De werkzaamheden van het genietaakteam vallen buiten de reikwijdte
van de artikel 100-procedure.
De infanteriecompagnie maakt onderdeel uit van het multinationaal bataljon. Om de
operationele doelen te bereiken heeft het multinationaal bataljon verschillende taken:
zorgdragen voor force protection van EUFOR, optreden als Quick Reaction Force, ondersteunen van gecombineerde trainingen met de strijdkrachten van Bosnië en Herzegovina
en uitvoeren van Peace Support Operations. Een voorbeeld van deze laatste taak is het uitvoeren van patrouilles door geheel
Bosnië en Herzegovina om zichtbaarheid te tonen en af te schrikken. Een tweede voorbeeld
is het kunnen uitvoeren van Crowd & Riot Control. Naast Nederland leveren op dit moment Oostenrijk, Hongarije, Turkije, Roemenië en
Bulgarije een bijdrage aan het multinationaal bataljon.
Het HUMINT-team wordt aangestuurd door een sectie binnen het hoofdkwartier en heeft
als voornaamste taak het dienen als inlichtingen- en waarschuwingssysteem voor EUFOR
Althea. Het HUMINT-team wordt met een door Nederland geworven tolk ingezet in heel
Bosnië en Herzegovina en werkt samen met lokale bronnen binnen een situational awareness network. In tegenstelling tot de infanteriecompagnie, is het HUMINT-team door Nederland aangeboden
aan EUFOR Althea boven de gevraagde capaciteiten. Het HUMINT-team beantwoordt de doorlopende
behoefte aan militaire capaciteiten van EUFOR Althea.
De doelstelling van de Nederlandse inzet is om een bijdrage te leveren aan de operatiedoelstellingen
van EUFOR Althea.18 De capaciteiten die Nederland inbrengt, sluiten aan bij de behoefte van de operatie.
Tevens vergroot de inzet de Nederlandse informatiepositie in de regio.
Operationele haalbaarheid
De bevelstructuur
Het operationele commando van EUFOR Althea bevindt zich bij SHAPE19 (NAVO) op basis van de Berlijn Plus overeenkomst. De operatie wordt in Bosnië en
Herzegovina aangestuurd door de Force Commander vanuit het hoofdkwartier op Camp Butmir in Sarajevo. De Nederlandse militairen worden
onder operationele controle geplaatst van de Force Commander van EUFOR Althea. De Commandant der Strijdkrachten houdt te allen tijde het uiteindelijke
commando.
Het vereiste militaire vermogen en wijze van optreden
De infanteriecompagnie is organiek uitgerust met het benodigde materieel en bewapening
om invulling te geven aan de opdrachten en doelstellingen van de operatie en het multinationaal
bataljon. Het materiaal wordt door Nederland opgeslagen conform de hiervoor geldende
standaarden. Om conform de taakstelling voor langere duur zelfvoorzienend te zijn,
wordt de compagnie aangevuld met medische en transportcapaciteit.
De EU heeft voor deze operatie een geweldsinstructie opgesteld die van toepassing
is op de Nederlandse eenheden. Deze is voldoende robuust om invulling van de taken
van de Nederlandse bijdrage mogelijk te maken.
Klimaat en terreinomstandigheden
Geografische omstandigheden, klimaat en lokale infrastructuur vormen geen onoverkomelijke
belemmeringen voor de operationele haalbaarheid van de inzet, ongeacht het jaargetijde.
Genderperspectief
Bij de voorbereiding en uitvoering van de Nederlandse bijdrage wordt expliciet aandacht
besteed aan het EU Gender Action Plan III, hetgeen in lijn is met het Defensie Actieplan 132520 dat op 10 december 2020 (Kamerstuk 35 570 X, nr. 80) met uw Kamer is gedeeld. Zo wordt er binnen de infanteriecompagnie en het HUMINT-team
gestreefd naar onder andere genderdiversiteit en wordt ter voorbereiding op de missie
een aanvullende training en instructie gevolgd over gender gerelateerde aspecten relevant
voor deze bijdrage.
Geschiktheid en beschikbaarheid krijgsmacht
Personele en materiële gereedheid
Doordat de infanteriecompagnie van het Korps Mariniers als organieke eenheid21 wordt ingezet, worden eventuele negatieve gevolgen voor de operationele gereedheid
(personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid) geminimaliseerd. Deze
bijdrage heeft een positieve impact op de personele gereedheid. Een internationale
inzet is van belang voor het personeel, omdat het bijdraagt aan zingeving van het
werk. Voor het kunnen leveren van Crowd & Riot Control wordt een aanvullende opleiding gevolgd.
De HUMINT-bijdrage levert geen beperkingen op voor zowel de generieke als de operationele
gereedstelling of toegezegde stand-by verplichtingen. In plaats daarvan verbetert
de gereedheid van het HUMINT-team door de inzet, omdat deze bijdrage gelegenheid biedt
om aanvullende ervaring op te doen in het eigen vakgebied tijdens een militaire operatie.
De inzet draagt daardoor positief bij aan de geoefendheid. De positieve impact op
de operationele gereedheid neemt toe tijdens deze meerjarige bijdrage met meerdere
teams.
Het HUMINT-team wordt met organieke middelen ingezet en werkt daarnaast met door EUFOR
Althea verstrekt materieel. Voor transport en mobiliteit gebruikt het team lokale
huurvoertuigen. Er zijn derhalve geen materiële verdringingseffecten voor de operationele
gereedheid.
Risico’s
Veiligheidsrisico’s
De dreiging van statelijke actoren tegen de Nederlandse veiligheidsbelangen gaat momenteel
uit van staten als Rusland en China. Deze landen zijn geïnteresseerd in de activiteiten
en besluitvorming van internationale organisaties, zoals de NAVO en EU en westerse
(multilaterale) militaire operaties. Om hier inlichtingen over te vergaren zetten
zij zowel cyber als klassieke inlichtingenmiddelen in. Daarnaast moet in acht worden
genomen dat de spionagemogelijkheden van Rusland groter zijn in Bosnië en Herzegovina
dan in andere Europese landen.
Medische risico’s
Gezondheidszorg naar internationale maatstaven is voornamelijk aanwezig rondom Sarajevo.
Bij optreden buiten deze regio dient gepland te worden op medische ondersteuning als
mitigerende maatregel. De Nederlandse bijdrage beschikt daarom naast de capaciteiten
van EUFOR over eigen additionele medische capaciteiten.
Arbeidsomstandigheden
De luchtkwaliteit in Bosnië en Herzegovina kan minder goed zijn dan in Nederland vanwege
bijvoorbeeld het verbranden van afval. Om inzichtelijk te maken in welke mate personeel
wordt blootgesteld aan luchtvervuiling wordt luchtmeetapparatuur ingebracht. Op basis
van de gegenereerde data kunnen, waar nodig, mitigerende maatregelen worden getroffen.
Risico op burgerslachtoffers
Binnen het mandaat van EUFOR Althea past de gewapende Nederlandse infanteriecompagnie
enkel geweld toe ter zelfverdediging en indien de infanteriecompagnie Crowd & Riot Control moet uitvoeren. Het risico op burgerslachtoffers door geweldsaanwending is binnen
dit mandaat zeer laag. Defensie minimaliseert de risico’s door de compagnie te trainen
op de juiste toepassing van ethiek, de Rules of Engagement en de geweldsinstructie, waarbij de-escalatie en het voorkomen van burgerslachtoffers
centraal staan. Desondanks bestaat in geval van zelfverdediging of bij inzet van Crowd & Riot Control het restrisico dat burgers betrokken raken in situaties waar de infanteriecompagnie
geweld moet gebruiken. De vier Nederlandse stafofficieren in het EUFOR Althea-hoofdkwartier
garanderen een goede informatie- en inlichtingenpositie, onder wie de Senior National Representative die tevens Red Card Holder is. Vanwege de niet-offensieve taakstelling volstaat voor deze inzet communicatie
van algemene inzetinformatie voor attributie van burgerslachtoffers door derden via
de online «weekoverzichten Defensieoperaties» en de reguliere voortgangsrapportage.
(Na)zorg
Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing.
Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team in het operatiegebied
toezien op het welzijn van de militairen. De inzet leidt niet tot een inbreuk op de
uitzendbescherming van militairen.
Monitoring, evaluatie en leren van de inzet
Op basis van geleerde lessen van eerdere missiebijdragen22 is een raamwerk ontwikkeld voor de monitoring en evaluatie van de Nederlandse bijdrage
aan EUFOR Althea. Bij de monitoring wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij
reeds bestaande (voortgangs)rapportages en informatiebronnen van Nederland en EUFOR
Althea. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan, indien mogelijk, de mate waarin
de Nederlandse bijdrage aansluit bij en bijdraagt aan de operatiedoelstellingen van
EUFOR Althea. Daarbij speelt ook de mate waarin EUFOR Althea als geheel goed functioneert
en de operatiedoelstellingen behaalt een rol. Hierbij wordt zowel naar kwantitatieve
als kwalitatieve meetinstrumenten gekeken. Kwantitatieve indicatoren zijn bij uitstek
geschikt om de directe bijdrage (outputs) van de Nederlandse bijdrage te meten, bijvoorbeeld het aantal patrouilles van de
compagnie, het aantal inlichtingenberichten of bronnen waarmee is gesproken door het
HUMINT-team. Kwalitatieve indicatoren worden voornamelijk gebruikt om de resultaten
met betrekking tot de operatiedoelstellingen van de Nederlandse bijdrage te meten
(outcomes). Die worden gemeten aan de hand van bestaande verslagen en rapportages. Bij het
evalueren van deze outcomes is het cruciale punt oog te hebben voor de complexe relatie tussen de Nederlandse
bijdrage en de veiligheid in Bosnië en Herzegovina. De brede veiligheidssituatie in
Bosnië en Herzegovina wordt immers bepaald door een veelheid van actoren en de bredere,
complexe context op de Westelijke Balkan.
De verzamelde informatie uit monitoring en evaluatie zal gebruikt worden om het «organisatieleren»
te vergroten. Dit organisatieleren betreft twee delen: het verzamelen van data die
zorgen voor eventuele aanpassing van de Nederlandse bijdrage, en het toepassen van
geleerde lessen bij toekomstige bijdrages. Deze wijze van monitoring, evaluatie en
leren gebeurt naast de parlementaire verplichtingen gekoppeld aan de artikel 100-procedure,
zoals de jaarlijkse voortgangsrapportage.
Als de inzet wordt beëindigd volgt een onafhankelijk uitgevoerde eindevaluatie, conform
moties van het lid Bosman (Kamerstuk 27 925, nr. 699) en van de leden Kerstens en Van Ojik (Kamerstuk 27 925, nr. 697).
Financiën
De additionele uitgaven die gemoeid zijn met deze Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea
van juni 2023 tot en met 31 juli 2025 worden geraamd op € 17,5 miljoen. De reeds lopende
uitgaven voor de vier stafofficieren bedragen circa € 1,5 miljoen. Deze uitgaven komen
ten laste van het Budget Internationale Veiligheid.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.