Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 311 Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 5 april 2023
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen
2
1.
Inleiding
3
2.
Inhoud van het wetsvoorstel
3
2.1
Afschaffen van de maximum huurgrenzen als voorwaarde voor huurtoeslag
3
2.1.1
Voorstel toekomstige situatie
3
2.2
Afschaffen van subsidiering van servicekosten
4
2.2.1
Voorstel toekomstige situatie
5
2.3
Verlagen van de jongerenleeftijdsgrens
5
2.3.1
Voorstel toekomstige situatie
6
3.
Gevolgen
7
3.1
Gevolgen voor de huurder
7
3.1.1
Inkomenseffecten
8
3.1.2
Administratieve lasten en regeldruk
8
3.2
Gevolgen voor de overheid (Toeslagen)
8
3.2.1
Financiële consequenties voor het Rijk
8
3.2.2
Gevolgen voor de uitvoerder (Toeslagen)
8
4.
Consultatie en toetsen
8
4.1
Nibud
8
II.
Overig
8
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet op de
huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag). Deze leden lezen dat deze verandering
betekent dat er een verbreding komt van de doelgroep die in aanmerking komt voor financiële
ondersteuning in huurlasten en dat het de betaalbaarheid van wonen voor de huurder
bevordert. Dat vinden zij een goede ontwikkeling. In het verlengde daarvan ligt de
verlaging van de jongerenleeftijdsgrens om voor volledige huurtoeslag in aanmerking
te komen van 23 jaar naar 21 jaar. Zij zijn ook blij met deze ontwikkeling. Zij hebben
geen verdere vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorgenomen
wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag). De leden
zijn overtuigd van de noodzaak van een vereenvoudiging van de huurtoeslag. Deze leden
zijn groot voorstander van het vereenvoudigen van belastingen en toeslagen, omdat
de manier waarop we dat nu doen onnodig complex is en leidt tot onrechtvaardige uitkomsten.
Ook zijn zij zeer te spreken over het afschaffen van de maximum huurgrenzen en het
verlagen van de jongerenleeftijdsgrens van 23 naar 21 jaar. Wel hebben zij nog enkele
vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op de
huurtoeslag. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging
van de Wet op de huurtoeslag. Deze leden hebben nog enkele vragen. Zij vragen de regering
met hoeveel procent de servicekosten gemiddeld in 2022 zijn gestegen en wat de verwachting
is voor 2023.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet op de
huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) en hebben nog enkele vragen en opmerkingen
hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel om de
huurtoeslag te vereenvoudigen. Deze leden hebben over het voorliggende wetsvoorstel
een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote belangstelling kennis genomen
van de wijziging van de Wet op de huurtoeslag teneinde de huurtoeslag te vereenvoudigen.
Deze leden zijn namelijk van mening dat het huidige toeslagenstelsel faalt. Zij willen
dat er nooit meer een situatie als de kinderopvangtoeslagenaffaire kan ontstaan. Bovendien
willen zij dat er een einde komt aan de vele ouderen en gezinnen die vergeten toeslagen
aan te vragen, terwijl ze er wel recht op hebben. Tevens wensen zij de vele terugvorderingen
door de Belastingdienst, één of enkele jaren later, waardoor mensen in de problemen
kunnen komen, te voorkomen. Daartoe wensen zij uiteindelijk te komen tot een maandelijks
uitkeerbare belastingkorting, om daarmee het toeslagensysteem te vervangen.
Deze leden zijn verheugd dat de afspraken, zoals gemaakt in het coalitieakkoord, over
het hervormen en vereenvoudigen van de huurtoeslag nu voorliggen. Daarbij hebben zij
enkele vragen en kanttekeningen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Zij hebben hierover enkele vragen. Deze leden vragen naar de visie van de regering
over de toekomst van de huurtoeslag. Worden er nog andere aanpassingen in de huurtoeslag
overwogen? Klopt het dat de huurtoeslag niet meer op basis van normhuren zal worden
vastgesteld, zoals dat wel is afgesproken in het coalitieakkoord?
1. Inleiding
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering te reflecteren hoe de hervorming
van de huurtoeslag bijdraagt aan de ambitie om het toeslagensysteem als geheel af
te schaffen. Deze leden vragen de regering te beargumenteren hoe de voorliggende hervorming
bijdraagt aan het behalen van deze ambitie. Zij vragen dat met name, omdat het vervallen
van de normhuren een belangrijke stap in die richting zou zijn geweest. Tevens vragen
zij de regering naar haar visie op de toekomst van de huurtoeslag tot en met het moment
dat deze toeslagen afgeschaft kunnen worden.
Deze leden vragen de regering toe te lichten hoe het voorliggende voorstel de uitvoering
van de huurtoeslag robuuster maakt. Zij vragen daarom ook te reflecteren op andere
mogelijke wijzigingen van de huurtoeslag. Zij denken daarbij terug aan de huursubsidie,
die tot 2006 bestond en uit ging van het inkomen van het jaar voorafgaand aan het
berekeningsjaar. Zij zijn van mening dat dit terugvorderingen grotendeels voorkwam
en uitvoeringslast voorkwam.
Zij lezen dat dit kabinet onderzoekt hoe een volgend kabinet de ambitie om toeslagen
op termijn af te schaffen verder kan invullen. Zij vragen hoe de Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening bij dit onderzoek betrokken is.
Deze leden vragen de regering de toekomst van de sociale huursector te beschouwen.
Zij hebben de indruk dat de verdergaande regulering van deze sector, waarbij een nieuwe
definitie van sociale huur gedefinieerd zal worden, ertoe zal leiden dat op termijn
enkel nog woningbouwcorporaties verhuurders van sociale huurwoningen zullen zijn.
Dit zou mogelijkheden bieden om de uitvoering van de huurtoeslag te wijzigen naar
een systeem waar de betaalbaarheid van de huren via de woningbouwcorporaties geborgd
kan worden, zoals ook is gedaan bij de eenmalige huurverlaging in 2021 en 2023. Zij
vragen de regering hierop te reflecteren.
2. Inhoud van het wetsvoorstel
2.1 Afschaffen van de maximum huurgrenzen als voorwaarde voor huurtoeslag
2.1.1 Voorstel toekomstige situatie
De leden van de D66-fractie vragen zich af waarom jongeren met een handicap nog wel
zelf moeten aangeven dat zij in aanmerking komen voor een huurtoeslagberekening, zoals
die geldt voor volwassenen. Zou de regering kunnen verduidelijken waarom zij hiervoor
gekozen heeft? Deze leden vragen zich af of het wenselijk is dat juist jongeren met
een handicap een uitzonderingspositie hebben en zelf extra stappen moeten zetten.
De leden van SP-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken wat het de schatkist
extra kost als de huurtoeslag niet begrensd wordt op de maximale rekenhuur, maar als
de huurtoeslag ook gegeven wordt voor het gedeelte boven de maximale rekenhuur tot
wat betaalbaar wordt geacht, thans 1.021,02 euro (te weten 186 punten). Deze leden
vragen de regering inzichtelijk te maken wat het de schatkist kost als de huurtoeslag
ook voor onzelfstandige woonruimte wordt toegekend.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat de maximum huurgrenzen
als voorwaarde voor de huurtoeslag komen te vervallen, waarmee het inkomen van de
huurder in plaats van de huurprijs van een woning leidend worden binnen het recht
op huurtoeslag. Deze leden lezen met instemming dat de meeste huurders die in aanmerking
komen voor uitzonderingen op de voorwaarde van de maximum huurgrenzen, deze niet meer
door hoeven te geven. Het bevreemdt hen daarom dat alleen jongeren met een handicap
zelf nog moeten zullen aangeven dat zij in aanmerking komen voor een huurtoeslagberekening
zoals die geldt voor volwassenen. Zij vragen waarom deze actieve melding door deze
kwetsbare groep huurders blijft bestaan, welke oplossingen voor deze doelgroep overwogen
zijn, en waarom is gekozen om deze uitzondering te handhaven.
2.2 Afschaffen van subsidiering van servicekosten
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de Memorie van Toelichting tussenkopje
2.2 ontbreekt.
De leden van de D66-fractie vragen zich af waarom er gekozen is voor het niet langer
meerekenen van bepaalde servicekosten, vallend onder het Besluit servicekosten. De
regering stelt dat dit een vereenvoudiging betekent voor de uitvoering. De Raad van
State stelt echter dat de vereenvoudiging maar beperkt is. Brancheorganisatie Aedes
stelt daarnaast dat dit vooral voor ouderen en gehandicapten in toegankelijke complexen
voor een flinke impact met betrekking tot betaalbaarheid kan zorgen. Deze leden vragen
zich af of de regering deze zorgen deelt en hoe de effecten eventueel verzacht kunnen
worden.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat een belangrijke pijler onder de wijziging
het afschaffen van subsidiëring van servicekosten is. Deze leden maken zich hier nog
wel zorgen om. De servicekosten worden niet zelden door verhuurders gebruikt als vehikel
om extra inkomsten te genereren bovenop de kale huurstijging. Door het afschaffen
van de subsidiering van de servicekosten worden huurders verder afhankelijk van pandjesbazen.
Hierdoor lopen ze het risico om een nog groter deel van hun inkomen kwijt te zijn
aan de woning dan nu. Circa 812.000 huurtoeslagontvangers zullen gemiddeld – 11 euro
per maand minder huurtoeslag en maximaal – 48 euro per maand ontvangen. Dat terwijl
een maandelijkse kostenstijging van enkele tientjes mensen met een laag inkomen in
de structurele armoede kan drukken. Deze leden willen weten of de regering zicht heeft
op wat dit doet met de financiële positie van huurders. Zij vragen de regering hoe
zij ervoor gaat zorgen dat dergelijke excessieve ongewenste neveneffecten van de versimpeling
worden voorkomen.
In het wetsvoorstel worden twee maatregelen voorgesteld die per saldo een negatief
effect opleveren voor huurtoeslagontvangers en waar de leden van de GroenLinks-fractie
geen voorstander van zijn. De regering stelt voor om servicekosten niet meer mee te
nemen bij de berekening van de hoogte van de huurtoeslag. Deze leden vinden dit onverstandig.
Servicekosten kunnen in bepaalde situaties een behoorlijk onderdeel van de totale
huursom bedragen. Zij vinden het dan niet goed uit te leggen dat deze groep, met als
enige doel vereenvoudiging van het stelsel huurtoeslagontvangers, tot wel 48 euro
per maand minder toeslag gaat ontvangen. Graag ontvangen zij een nauwkeurige toelichting
van de regering wat de precieze negatieve inkomensgevolgen zijn voor huurders. Graag
ontvangen zij schematisch een overzicht van hoeveel huurders naast de huur zelf ook
servicekosten betalen en hoe hoog deze servicekosten zijn. Graag ontvangen zijn ook
een overzicht van de verschillende inkomensgroepen en de gemiddelde en maximale negatieve
financiële consequenties voor deze huurtoeslagontvangers.
2.2.1 Voorstel toekomstige situatie
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het vervallen van de mogelijkheid
om de subsidiabele servicekosten mee te laten tellen bij de subsidiabele huurprijs
(rekenhuur) in voorkomende gevallen een behoorlijke vermindering van de huurtoeslag
kan betekenen; gemiddeld 10 euro minder huurtoeslag. Deze leden vragen de regering
te bevestigen dat dit voor veel huurders hoger ligt, met uitschieters naar 48 euro
per maand. Zij vragen de regering hoe zij dit gewogen heeft, en waarom zij dit billijk
acht.
Zij vragen de regering of het klopt dat dit met name gevolgen heeft voor bewoners
van appartementencomplexen, waar vaker hogere servicekosten gerekend worden in verband
met het onderhoud aan gemeenschappelijke ruimtes en voorzieningen. Zij vragen hoe
dit gegeven opweegt tegen een toekomstige bouwopgave die vooral vertaald zal worden
in verdichting in steden, wat zal leiden tot realisatie van meer appartementencomplexen.
Zij vragen of dit de betaalbaarheid van woonruimte in de toekomst niet te zwaar onder
druk zet.
Zij vragen in het bijzonder aandacht voor mensen met een beperking, die vaker leven
in gelijkvloerse appartementen in complexen met gemeenschappelijke ruimtes, een lift
en automatische deuren, en derhalve ook vaker hogere servicekosten moeten betalen.
Deze leden vragen hoe de regering dit feit gewogen heeft in het besluit de servicekosten
uit te zonderen van de huurtoeslag. Zij vragen de regering of de regering erkent dat
woningen zonder faciliteiten als liften of automatische deuren niet bereikbaar en
dus niet bruikbaar zijn voor mensen met een mobiliteitsbeperking. Zij vragen daarom
of de regering niet van mening is dat deze onlosmakelijk verbonden zijn met de gehuurde
woning, en daarom onder de huurtoeslag zouden kunnen vallen. Zij vragen de regering
te becijferen wat een uitzondering voor huurders met een fysieke beperking op de nieuwe
regels voor servicekosten zou kosten, en vragen de regering hierop te reflecteren.
De leden van de SGP-fractie nemen aan dat huurders in bijvoorbeeld appartementencomplexen,
maar ook huurders in aangepaste woningen (bijvoorbeeld in het kader van zorgvraag)
gemiddeld meer of vaker servicekosten meenemen in de berekening van de huurtoeslag.
Is deze aanname juist? Welke andere groepen hebben meer dan gemiddeld servicekosten?
Klopt het dat een groot deel van de kosten van de maatregel met betrekking tot de
servicekosten daardoor terecht komt bij specifieke groepen? Werkt dat ook door in
de bredere inkomenseffecten?
Daarnaast vragen deze leden naar de gemiddelde hoogte van de servicekosten die huurders
meetellen voor de berekening van de huurtoeslag. Zijn deze over huishoudens gelijk
verdeeld, of zijn er bepaalde typen huishoudens met meer dan gemiddelde kosten?
2.3 Verlagen van de jongerenleeftijdsgrens
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd wat deze wetswijziging specifiek betekent
voor studenten.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de jongerenleeftijdsgrens om voor volledige
huurtoeslag in aanmerking te komen van 23 jaar naar 21 jaar gaat. Hiermee wordt deze
grens geharmoniseerd met de leeftijdsgrens van onder andere het jeugd-wettelijk minimumloon.
Deze leden vragen zich af waarom de grens op 21 jaar is gezet. De leden constateren
immers dat jongeren vanaf hun 18e levensjaar volwassen zijn. Niet iedere jongvolwassene
heeft een stabiel sociaal vangnet waardoor ze soms al op jonge leeftijd op eigen benen
moeten staan. Zij willen van de regering weten wat er wordt gedaan zodat jongeren
die jonger zijn dan 21 jaar ook kans krijgen op een huurwoning wanneer ze die nodig
hebben.
De regering wil de uitbreiding van de huurtoeslag naar de vrije sector en de verlaging
van de maximale huurtoeslag van 23 naar 21 jaar financieel dekken door de eigen bijdrage
van huurtoeslagontvangers te verhogen met 4 euro per maand. De leden van de GroenLinks-fractie
vinden dit onverstandig. Het wetsvoorstel heeft als doel de huurtoeslag te vereenvoudigen.
Deze leden vinden het dan niet te begrijpen dat juist huurders met een financieel
kwetsbare positie moeten opdraaien voor de uitbreiding van de huurtoeslag voor andere
groepen. Als de regering – net als deze leden – van mening is dat huurtoeslag ook
nodig is voor huurders met lagere inkomens in de vrije sector, dan moeten hier extra
middelen voor beschikbaar worden gesteld en dan zou dit niet moeten betekenen dat
andere huurtoeslagontvangers een lagere huurtoeslag gaan ontvangen. Daarmee wordt
naar het gevoel van deze leden de indruk gewekt dat huurders teveel huurtoeslag ontvangen.
Is de regering van mening dat de huurtoeslag ontvangers op dit moment teveel huurtoeslag
ontvangen? Zo ja, kan de regering dit onderbouwen? Zo nee, waarom kiest de regering
er dan voor om alle huurtoeslagontvangers een structureel lagere huurtoeslag te geven?
2.3.1 Voorstel toekomstige situatie
De leden van de SP-fractie vragen de regering (bij benadering) inzichtelijk te maken
hoeveel jongeren in de leeftijd 18 tot 21 jaar zelfstandig willen maar niet kunnen
wonen vanwege de financiële onhaalbaarheid.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de leeftijdsgrens van de Wet op de
huurtoeslag verlaagd wordt van 23 jaar naar 21 jaar, waardoor, samen met de maatregel
om de maximum huurgrens als voorwaarde voor huurtoeslag te laten vervallen, jonge
huurders in aanmerking komen voor (een hoger bedrag aan) huurtoeslag. Deze leden vragen
de regering of het niet te verwachten is dat het aantal huurders van 21 jaar of jonger
van een eigen woning door effecten op de woningmarkt, zoals langere wachttijden voor
een sociale huurwoning, niet zal afnemen, en het effect van deze maatregel daarmee
beperkt zal zijn.
Deze vragen de regering of overwogen is de huurtoeslag ook op onzelfstandige woonruimte
van toepassing te maken. Zij vragen waarom daar niet toe is besloten. Zij vragen de
regering te becijferen hoeveel studerende jongeren daarbij gebaat zouden zijn, welke
kosten daaraan verbonden zijn, en welke voor- en nadelen dit zou kunnen hebben. Zij
vragen welke belemmeringen bestaan en welke voorwaarden getroffen zouden moeten worden
om huurtoeslag op dit type woningen mogelijk te maken. Zij vragen ook naar de inspanningen
die de regering pleegt om deze voorwaarden te verwezenlijken. Zij vragen daarom ook
naar de uitvoering van de motie Grinwis/Koerhuis (Kamerstuk 32 847, nr. 834) om meer studentenkamers te realiseren. Dit alles heeft voor de leden van de ChristenUnie-fractie
tot doel om eenzaamheid onder studenten te bestrijden, wat versterkt wordt bij bewoning
van studio’s, daar zij van mening zijn dat wonen ook en vooral in een gemeenschap
moet plaats vinden.
3. Gevolgen
3.1 Gevolgen voor de huurder
De leden van de CDA-fractie constateren dat een grote groep huurtoeslagontvangers
door de vereenvoudiging van de huurtoeslag er financieel op achteruit gaat. Deze leden
hadden dit liever anders gezien. De regering stelt dat per saldo de betaalbaarheid
van de huren met deze vereenvoudiging wordt verbeterd. Door het afschaffen van de
maximum huurgrenzen en het verlagen van de jongerenleeftijdsgrens stroomt een grote
groep huishoudens in de huurtoeslag die op dit moment (grote) moeite hebben om rond
te komen door de hoge huurlasten. Zij zijn acuut geholpen met deze wetswijziging en
deze leden zijn daar blij om. Desalniettemin zit nog steeds een grote groep nieuwe
instromers (43% / 49.000) na de wetswijziging ruim boven de streefwaarde voor de huurquote.
Deze leden hadden gehoopt dat dit percentage lager zou zijn. Zij vragen op welke wijze
de regering dit percentage verder naar beneden gaat brengen.
Daarnaast is er ook een groep zittende huurtoeslagontvangers die door deze wetswijziging
in het rood komen te staan, bovenop de huurtoeslagontvangers die op dit moment al
ver boven de streefwaarde zitten. Voor hen is deze vereenvoudiging een hard gelag.
Hoe gaat de regering deze mensen bijstaan?
Deze leden constateren dat in tabel 3 onderscheid wordt gemaakt tussen drie waarden:
groen (quote onder streefwaarde), oranje (quote maximaal 5% boven streefwaarde) en
rood (streefwaarde + 5%). Zij zijn benieuwd of in de waarde groen ook nog onderscheid
kan worden aangebracht, bijvoorbeeld hoeveel procent van de groene huishoudens in
de categorie «quote maximaal – 5% onder streefwaarde» zit. Zij vragen dit om te bezien
of de groep die ver onder de streefwaarde zit dusdanig groot is dat deze categorie
wellicht wat minder huurtoeslag hoeft te ontvangen, hetgeen ten goede kan komen aan
de groepen die in de rode categorie zitten. Zij vragen wat de regering vindt van deze
denkrichting en of deze differentiatie überhaupt in de praktijk uitvoerbaar is.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ook grote zorgen over de opeenstapeling
van nadelige gevolgen voor huurtoeslagontvangers wanneer zowel de eigen bijdragen
met 4 euro per maand omhoog gaat en de servicekosten niet meer in aanmerking komen
voor de hoogte van de huurtoeslag. Graag ontvangen deze leden van de regering een
schematisch overzicht van de gecumuleerde financiële gevolgen (dus afschaffen huurtoeslag
voor servicekosten en de verhoging van de eigen bijdrage van 4 euro) voor huurtoeslagontvangers
waarbij weergegeven wordt hoeveel huurtoeslagontvangers 4, 10, 20, 30, 40 en 50 euro
of meer erop achteruit gaan door dit wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie hebben vragen over de inkomensachteruitgang van het overgrote
deel van de zittende huurders, doordat de eigen bijdrage met 4 euro per maand stijgt,
tot maximaal 52 euro. 92% van de huurders gaat er hierdoor op achteruit, 5% van de
huurders zelfs meer dan 2%. Kan inzichtelijk gemaakt worden hoe deze inkomenseffecten
over de inkomenscategorieën verdeeld zijn? Zijn het vooral de laagste inkomens die
er meer dan 2% op achteruit gaan?
Daarnaast vragen deze leden welke alternatieve dekking is overwogen, in plaats van
de verhoging van de eigen bijdrage met 4 euro.
Zij vragen of de regering extra betaalrisico’s verwacht als gevolg van het wetsvoorstel
en hoe hierop geanticipeerd wordt.
3.1.1 Inkomenseffecten
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de baten van de wijziging van
de huurtoeslag met name bij huurders van particuliere verhuurders terecht komen, ten
koste van de inkomenspositie van huurders bij corporaties. Deze leden vragen of gewogen
is welke gevolgen dit kan hebben voor deze huurders, de betaalachterstanden die hierdoor
kunnen ontstaan, en de gevolgen daarvan voor de financiële positie van corporaties.
3.1.2 Administratieve lasten en regeldruk
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in de praktijk
ongeveer 20% van de huurtoeslagontvangers te maken krijgt met terugvorderingen en
helft met nabetalingen. Deze leden constateren dat dit (te) hoge percentages zijn
en zijn benieuwd of de regering denkt dat met onderhavige wetswijziging deze percentages
zullen dalen.
3.2 Gevolgen voor de overheid (Toeslagen)
3.2.1 Financiële consequenties voor het Rijk
De leden van SP-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken hoeveel het afschaffen
van de subsidiering van de servicekosten de schatkist oplevert.
3.2.2 Gevolgen voor de uitvoerder (Toeslagen)
De leden van de CDA-fractie lezen dat Toeslagen concludeert dat het nu voorgestelde
pakket aan maatregelen uitvoerbaar is, mits de maatregelen worden geprioriteerd in
het ICT-portfolio. Deze leden vragen of dit pakket aan maatregelen prioriteit krijgt
en wat de gevolgen zijn indien het geen prioriteit geniet.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de vereenvoudiging van de huurtoeslag
ook leidt tot een vereenvoudiging van de uitvoering van deze regeling. Deze leden
vragen de regering toe te lichten waarom dit wel of niet het geval is.
4. Consultatie en toetsen
4.1 Nibud
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of een nieuwe toets door het Nibud gewenst
is, nu de normhuren uit het wetsvoorstel gehaald zijn, daar het Nibud eerder afraadde
de voorgestelde wijziging door te voeren.
II. OVERIG
De leden van de D66-fractie merken op dat de genormeerde huur uit de wijziging is
gehaald. Het onderzoek van het NIBUD toonde aan dat een te groot deel van de huurders
door deze genormeerde huur er teveel op achteruit zouden gaan. De nadelen wogen niet
op tegen de voordelen. Deze leden vragen zich daarom af hoe deze wetswijziging bijdraagt
aan de wens om in de toekomst af te geraken van het complexe systeem van toeslagen.
Zij zijn benieuwd hoe de regering het onnodig complexe toeslagenstelsel, dat leidt
tot onrechtvaardige uitkomsten en waar burgers soms in verdwalen, op het punt van
de huurtoeslag in de toekomst verder wil vereenvoudigen.
De leden van de CDA-fractie willen ten slotte nog aandacht vragen voor de recente
berichtgeving dat duizenden gezinnen onder het bestaansminimum leven doordat regelingen
van de overheid tegen elkaar in werken. De gedupeerden zijn stellen, vaak met kinderen,
waarvan de één geen inkomen heeft en de ander een heel laag inkomen, zoals een kleine
arbeidsongeschiktheidsuitkering of een laag salaris. De gemeente vult het inkomen
van de twee aan tot bijstandsniveau. Maar door die aanvulling komen onbedoeld én onterecht
toeslagen zoals zorg- of huurtoeslag te vervallen. Daardoor raken de gedupeerden in
armoede en komen ze in veel gevallen in de schulden terecht. Daarnaast hebben ruim
4 miljoen Nederlanders moeite om digitaal hun overheidszaken te regelen, waaronder
een grote groep senioren maar ook veel MBO-jongeren. In sommige gevallen komen zij
daardoor onder het sociale bestaansminimum terecht. Tevens besluit een steeds grotere
groep vanwege de complexiteit maar geen huurtoeslag meer aan te vragen.
Deze leden constateren dat beide hierboven geschetste problemen niet of maar beperkt
worden opgelost door onderhavige wetswijziging. Zij begrijpen dat het voor nu iets
teveel gevraagd is om in de onderhavige wetswijziging deze problemen op te lossen,
maar constateren wel dat er nog een wereld te winnen valt wat betreft het vereenvoudigen
en dienstbaarder maken van het huurtoeslagsysteem. Zij vragen de regering hierop te
reflecteren. Welke vervolgstappen worden er gezet om ervoor te zorgen dat (1) de huurtoeslag
niet onbedoeld vervalt voor toeslaggerechtigden en (2) het voor iedereen eenvoudiger
wordt om digitaal huurtoeslag aan te vragen?
De leden van de PvdA-fractie vinden het een verstandig besluit om het onderdeel van
de normhuren nu uit het wetsvoorstel te halen en dit onderdeel uit het Coalitieakkoord
niet op deze wijze tot uitvoering te brengen. Deze leden willen weten of dit betekent
dat de invoering van de normhuren definitief geschrapt wordt of dat er op termijn
een voorstel komt om de normhuren in een andere vorm alsnog in te voeren.
De leden van de fractie van GroenLinks vinden het verstandig dat de regering het onderdeel
over de genormeerde huur uit het definitieve wetsvoorstel heeft gehaald. Dit onderdeel
zou voor veel huurtoeslagontvangers grote negatieve financiële gevolgen hebben gehad
die wat deze leden betreft geenszins opwegen tegen het doel van de wet om de huurtoeslag
te vereenvoudigen. Graag ontvangen zij een reflectie van de regering hoe het kan dat
in een wetsvoorstel dat tot doel heeft om het systeem te vereenvoudigen keuzes waren
gemaakt die voor juist huurders met een kwetsbare financiële positie zeer negatief
konden uitpakken.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.