Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie inzake de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1189
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 4 april 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
                  en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de brief
                  van 30 december 2022 over de reactie op verzoek commissie inzake de uitspraak van
                  de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen
                  tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en
                  wijkverpleging aanbieders (Kamerstuk 29 689, nr. 1177).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 15 februari 2023 aan de Minister voor Langdurige
                  Zorg en Sport voorgelegd. Bij brief van 31 maart 20123 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
                         
                         
                         
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
10
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
11
                         
                         
                         
II.
Reactie van de Minister
11
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de uitspraak van
                     de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen
                     tot het verlagen door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders.
                     Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen. Zij hebben de indruk dat het hinderpaalcriterium
                     niet anders wordt gehanteerd dan dat dat in voorgaande jaren het geval was. Klopt
                     het dat er inderdaad sprake is van voortzetting van het beleid dat al werd gevoerd,
                     zoals in het debat over dit onderwerp ook naar voren kwam? Hanteren zorgverzekeraars
                     dit criterium allen op dezelfde manier of bestaan er substantiële verschillen?
                  
Ook vragen deze leden of er zorgverzekeraars zijn die hun polisvoorwaarden hebben
                     aangepast naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad van 9 december jongstleden.
                     Kan aangegeven worden hoeveel klachten er bij de Stichting Klachten en Geschillen
                     Zorgverzekeraars (SKGZ) zijn binnengekomen over het niet in acht nemen van het hinderpaalcriterium
                     door zorgverzekeraars?
                  
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) (Kamerstuk 31 765, nr. 655) zijn afspraken gemaakt over het verbeteren van contractering en het uitvoeren van
                     een verkenning naar de mogelijkheden en noodzakelijkheden voor kleinere zorgaanbieders
                     om gezamenlijk op te trekken in het contracteerproces en het vereenvoudigen hiervan.
                     Wanneer wordt deze verkenning uitgevoerd en wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten?
                  
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten of patiënten met een chronische
                     zorgvraag en hun naasten voldoende op de hoogte worden gesteld over eventuele veranderingen
                     in beleid en contracten. Zeker voor mensen met een verstandelijke beperking of mentale
                     problemen kunnen veranderingen en de impact daarvan lastig te begrijpen zijn. Worden
                     zij adequaat en in begrijpelijke taal proactief geïnformeerd, en door wie? Hoe wordt
                     gewaarborgd dat deze patiënten informatie voldoende tot zich kunnen nemen en zich
                     volledig bewust zijn van hun rechten op dit gebied?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de
                  reactie op de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije
                  Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor
                  ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders. Genoemde leden hebben hier geen
                  verdere opmerkingen of vragen over.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de reactie
                     van de Minister op de uitspraak van de Hoge Raad inzake het hinderpaalcriterium. Deze
                     leden hebben daarom nog de volgende vragen en opmerkingen.
                  
Stuitend vinden zij het dat de Minister in antwoord op de achtste vraag in schriftelijke
                     Kamervragen1 ongecontracteerde psychiaters, psychologen en aanbieders van thuiszorg zomaar beschuldigt
                     van fraude. Dit kan toch niet? Hetzelfde geldt voor de beschuldiging over de twijfels
                     over de kwaliteit van zorg. De Minister kan toch niet zomaar iedereen over een kam
                     scheren en beschuldigen van fraude en slechte zorg? Waar baseert zij dit in hemelsnaam
                     op?
                  
Kan de Minister bewijzen dat ongecontracteerde zorgaanbieders vaker frauderen en vaker
                     slechte zorg leveren dan gecontracteerde aanbieders? Verzekerden moeten voor het verkrijgen
                     van ongecontracteerde zorg toch vooraf een machtiging van hun verzekeraar krijgen?
                     Dan is het toch aan de verzekeraar om uit te sluiten of een aanbieder fraudeert of
                     slechte zorg levert? Het is toch kinderlijk eenvoudig om een zorgaanbieder te worden?
                     Dat heeft toch niks met wel of niet contracteren te maken? Waarom voert de Minister
                     geen vergunningsplicht met voorwaarden (Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), geen
                     fraudeverleden, etc.) in voor het starten van een zorgbedrijf? Dan voorkomt de Minister
                     toch fraude bij de voordeur zonder dat de Minister aanbieders zomaar valselijk beschuldigd
                     van fraude of slechte zorg?
                  
Waarom komt de Minister met zo’n grove beschuldiging van fraude en slechte zorg als
                     zorgaanbieders voor het niet willen contracteren zelf aangeven problemen te ondervinden
                     met het omzetplafond en het tarief? Waarom lost de Minister deze bezwaren van deze
                     zorgaanbieders niet op? Wat doet de Minister om de problemen met omzetplafonds op
                     te lossen? Wat doet de Minister eraan om de problemen met de tarieven op te lossen?
                     Vindt de Minister de reden, die de verzekeraars aangeven van het niet willen contracteren
                     van een zorgverlener, namelijk omdat er al genoeg zorg zou zijn ingekocht, niet net
                     zo’n grote gotspe als genoemde leden? Er zijn lange wachtlijsten en grote tekorten
                     als het gaat om de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en thuiszorg. Hoe zorgt de Minister
                     ervoor dat verzekeraars aan hun zorgplicht voldoen en voldoende GGZ en thuiszorg aanbieden?
                  
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister geen antwoord geeft op de concrete
                     vragen onder 9 en 10:
                  
– Waarom duwt de Minister kleine aanbieders van thuiszorg in kleine dorpjes die soms
                           de omzetdrempels niet halen en daarom ongecontracteerde zijn, om? Hoe voorkomt de
                           Minister dat deze zorg wegvalt? Hoe voldoen verzekeraars in deze gevallen aan hun
                           zorgplicht?
                        
– Waarom duwt de Minister kleine aanbieders van thuiszorg om die hand-in-hand 48-uurszorg
                           in de stervensfase aanbieden en soms de omzetdrempels niet halen of vanwege de lange
                           dagen niet kunnen voldoen aan de arbeidstijdenwet en daarom ongecontracteerd zijn?
                           Hoe voorkomt de Minister dat deze zorg wegvalt? Hoe voldoen verzekeraars in deze gevallen
                           aan hun zorgplicht?
                        
– Waarom blokkeert de Minister duurdere zorg voor mensen die minder geld hebben omdat
                           ze met een eigen betaling van 250 euro per maand nooit een ongecontracteerde duurdere,
                           voor hun aandoening gespecialiseerde psycholoog of psychiater kunnen betalen en deze
                           aanbieders deze omzet niet missen omdat hun wachtlijst alleen maar ietsje korter wordt
                           als de mensen met minder geld van de wachtlijst af gaan?
                        
De leden van de PVV-fractie zijn verbolgen over het feit dat de Minister stelt dat
                     geschillen over vergoedingen van niet-gecontracteerde zorg tussen verzekerden, zorgaanbieders
                     en zorgverzekeraars maar aan de rechter voorgelegd moeten worden. De Hoge Raad, de
                     hoogste rechtsinstantie in Nederland, heeft hier immers al uitspraak over gedaan.
                     Wat is volgens de Minister niet helder aan deze uitspraak? De Minister geeft hier
                     hetzelfde antwoord als eerder gegeven. Genoemde leden ergeren zich eraan dat de Minister
                     hierover steeds met hetzelfde antwoord komt en niet ingaat op inhoudelijke vragen
                     naar aanleiding van haar antwoord. Kan de Minister onderbouwen waarom de uitspraken
                     van de Hoge Raad volgens haar niet opgaan voor alle verzekerden? Wat heeft zo’n langdurige
                     rechtsgang tot aan de Hoge Raad voor zin als de uitspraken vervolgens niet opgaan
                     voor verzekerden?
                  
Onderkent de Minister dat de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
                     d.d. 6 oktober 2020 uitsluitend heeft vernietigd voor zover daarin voor recht is verklaard
                     dat zorgverzekeraars zich bij wege van verweer tegen een hinderpaalverwijt ex art.
                     13 Zorgverzekeringswet (Zvw) niet op hardheidsclausules/coulanceregelingen kunnen
                     beroepen en voor het overige in stand is gebleven?
                  
De Minister noemt een ambtelijke analyse uit medio 2021, waarin uiteengezet wordt
                  dat zorgverzekeraars onderkennen dat zij niet in lijn handelen met het hinderpaalcriterium,
                  «achterhaald» in het licht van het arrest van de Hoge Raad d.d. 9 december 2022. Kan
                  de Minister deze uitspraak nader toelichten, gelet op het feit dat het oordeel van
                  het gerechtshof, dat een generiek kortingspercentage zonder uitzondering voor de duurdere
                  vormen van zorg niet fijnmazig genoeg is, juist niet vernietigd is door de Hoge Raad?
               
Onderkent de Minister dat generieke kortingspercentages niet zijn toegestaan voor
                  zover daarin geen uitzonderingen wordt gemaakt voor duurdere vormen van zorg? Zo nee,
                  kan de Minister dat nader toelichten in het licht van de overweging van de Hoge Raad
                  dat het gerechtshof «terecht tot uitdrukking [heeft] gebracht (…) dat niet geoordeeld
                  kan worden dat een generiek kortingspercentage, indien daarop geen uitzonderingen
                  worden gemaakt voor duurdere vormen van zorg, niet in de weg staat aan het hinderpaalcriterium»?
               
Bij de beoordeling of de vergoeding van ongecontracteerde zorg in strijd is met het
                  hinderpaalcriterium dienen zorgverzekeraars blijkens de antwoorden van de Minister
                  «altijd een zorgvuldige afweging [te] maken.» Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot
                  de uitspraak van de Minister dat het aan de verzekerde is om in een concreet geval
                  bezwaar te moeten maken tegen de vergoeding voor ongecontracteerde zorg? Welke rol
                  ligt er voor zorgverzekeraars om – voorafgaand aan de fase van bezwaar door de verzekerde
                  – zelf een afweging te maken over de vraag of het door haar gehanteerde generieke
                  kortingspercentage, bijvoorbeeld bij een duurdere vorm van zorg, in strijd is met
                  het hinderpaalcriterium? Op welke wijze dienen zorgverzekeraars de door de Minister
                  genoemde «zorgvuldige afweging» concreet invulling te geven? Op welke wijze wordt
                  toezicht gehouden op deze door de zorgverzekeraar te maken «zorgvuldige afweging»?
               
De Minister geeft aan dat het verlagen van de vergoeding voor ongecontracteerde zorg
                     (zoals afgesproken in het IZA) bedoeld is als prikkel voor zorgaanbieders om met zorgverzekeraars
                     te contracteren. Hoe verhoudt deze (extra) prikkel zich tot het feit dat veel zorgaanbieders
                     wel degelijk wíllen contracteren, maar door zorgverzekeraars om niet-zorginhoudelijke
                     redenen niet worden gecontracteerd? Hoe reflecteert de Minister op het feit dat zorgverzekeraars
                     enerzijds allerlei beperkende maatregelen nemen om ongecontracteerde zorg te ontmoedigen
                     (verlaagde vergoeding, machtigingsvereiste, cessieverbod), terwijl zij anderzijds
                     op niet-zorginhoudelijke gronden weigeren te contracteren met zorgaanbieders die zelf
                     wél een contract willen sluiten? In diverse bestuurlijke akkoorden is door zorgaanbieders
                     en zorgverzekeraars afgesproken de contracteergraad te verhogen. Op welke manier houdt
                     de Minister toezicht op de wijze waarop zorgverzekeraars aan deze afspraak invulling
                     geven? Is de Minister bereid om ook voor zorgverzekeraars een prikkel te introduceren
                     om het niet-contracteren met zorgaanbieders die dat wel willen ook voor zorgverzekeraars
                     onaantrekkelijk te maken?
                  
Onderschrijft de Minister de uitspraak van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) uit
                     het rondetafelgesprek d.d. 5 december 2022, dat een verzekerde recht heeft op volledige
                     vergoeding van ongecontracteerde zorg indien de zorgverzekeraar de verzekerde geen
                     gecontracteerd alternatief binnen de treeknormen heeft kunnen bieden (en daarmee niet
                     aan zijn zorgplicht voldoet)?
                  
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zaaknummer Gerechtshof 200.259.9062 onder andere het volgende geoordeeld:
• «De wetgever is er destijds nadrukkelijk van uitgegaan dat een vergoeding voor niet
                           gecontracteerde zorg bij een naturaverzekering niet zodanig laag mag zijn dat die
                           een «feitelijke hinderpaal» vormt voor het inroepen van zorg bij een niet-gecontracteerde
                           (buitenlandse) zorgaanbieder….»;
                        
• Dat de vergoeding door zorgverzekeraars minimaal gebaseerd moet zijn op het marktconforme
                           tarief;
                        
• Dat de maximale eigen bijdrage voor alle verzekerden gebaseerd moet zijn op het gemiddeld
                           inkomen;
                        
• Dat de vergoeding door de zorgverzekeraar bekend moet zijn voorafgaand aan het besluit
                           van de verzekerde dat hij/zij gebruik gaat maken van een niet gecontracteerde zorgverlener.
                        
Is de Minister bekend met deze uitspraken van het Hof Arnhem-Leeuwarden en Gerechtshof
                  Gelderland? Is de Minister er bekend mee dat de Hoge Raad deze uitspraken heeft bevestigd
                  en dat dit erin resulteert dat voor alle verzekerden de maximale eigen bijdrage gebaseerd
                  moet zijn op het modale inkomen en geen hinderpaal mag zijn voor de verzekerde om
                  gebruik te maken van de vrije artsenkeuze? Is de Minister ermee bekend dat het gemiddeld
                  netto inkomen per huishouden rond de € 28.000 ligt (bron: Centraal Bureau voor de
                  Statistiek (CBS)) ofwel € 2.350,– per maand inclusief subsidies en toeslagen? Wat
                  is naar het oordeel van de Minister de maximale eigen bijdrage dat van een gemiddeld
                  huishouden gevraagd kan worden om gebruik te kunnen maken van de vrije artsenkeuze
                  zonder last te hebben van een hinderpaal?
               
De kortingspercentages die verzekeraars hanteren zijn generieke kortingspercentages.
                  Deelt de Minister de mening dat voor iemand met een minimuminkomen de hinderpaal op
                  een ander bedrag ligt dan voor iemand met een modaal inkomen, dan voor iemand met
                  een hoger inkomen? Hoe hoog (uitgedrukt in euro’s) zou volgens de Minister die hinderpaal
                  maximaal mogen zijn voor iemand met een netto inkomen tot de armoedegrens van zo’n
                  1.100,- euro per maand? En voor iemand met een netto inkomen rond de 2.500,- euro?
                  En voor iemand met een netto inkomen van rond de 5.000,- euro? Speelt voor de Minister
                  de samenstelling van een gezin, alleenstaand, samen, met kinderen, nog mee voor wat
                  een redelijke eigen bijdrage/eigen betaling voor een psycholoog?
               
Is de Minister bereid om de NZa onderzoek te laten doen en regels te laten stellen
                  betreffende de vraag wanneer sprake is van een feitelijke hinderpaal en de NZa te
                  vragen daarbij onderscheid te maken aan de hand van de kosten van de diverse zorgvormen
                  en verschillende inkomensgroepen?
               
Heeft onderzoek door Vektis niet juist aangetoond dat de kosten van niet-gecontracteerde
                  zorg juist vaak lager zijn dan gecontracteerde zorg? Zo nee, welk onderzoek ondersteunt
                  de bewering van de Minister dat in enkele (deel)sectoren de kosten van zorgverlening
                  door niet-gecontracteerde zorgaanbieders – ondanks de lagere vergoeding – hoger zijn
                  dan van gecontracteerde zorgaanbieders?
               
Tot slot willen de leden van de PVV-fractie weten wanneer de Minister nu eens voor
                  de patiënten in de bres springt in plaats van klakkeloos het wensenlijstje van de
                  zorgverzekeraars uit te voeren. Nu het merendeel van de contracten tussen GGZ-instellingen
                  en verzekeraars nog steeds niet rond is en de onderhandelingen uiterst moeizaam verlopen,
                  is hiermee niet alleen het belang van vrije artsenkeuze aangetoond maar ook het belang
                  van restitutiepolissen, aldus deze leden.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister naar
                  aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium. Zij hebben
                  de behoefte een enkele aanvullende vraag te stellen. De leden lezen de uitspraak van
                  de Hoge Raad zo, dat generieke kortingspercentages die geen uitzonderingen bevatten
                  voor duurdere vormen van zorg, niet zijn toegestaan. Begrijpen deze leden dit goed?
                  Kan duidelijk worden gemaakt wanneer sprake is van «duurdere vormen van zorg»? Mogen
                  zorgverzekeraars gezamenlijk optrekken om uitvoering te geven aan tarifering bij ongecontracteerde
                  duurdere zorg, GGZ-aanbieders en wijkverpleging aanbieders zodat voor iedereen in
                  het werkveld meer duidelijkheid ontstaat?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op
                     de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium. Zij vinden de opmerking
                     dat verzekerden en zorgaanbieders maar naar de rechter moeten gaan wanneer er «onenigheid»
                     bestaat met zorgverzekeraars, wel wat te gemakkelijk en afstandelijk. Deze leden verzoeken
                     de Minister aan te geven wat «onenigheid» over de vergoeding in de praktijk kan betekenen
                     voor mensen die zorg nodig hebben. Deze leden lezen ook in de antwoorden op schriftelijke
                     vragen weer dat als de verzekerde het niet eens is met de vergoeding of meent dat
                     de vergoeding in strijd is met het hinderpaalcriterium, diegene een klacht kan indienen
                     bij zijn zorgverzekeraar en dat de verzekerde die dan geen gehoor vindt bij de zorgverzekeraar,
                     zich kan wenden tot de geschilleninstantie of de rechter. Genoemde leden vinden dit
                     de omgekeerde wereld. Een verzekerde die netjes premie betaalt kan dus geen vergoeding
                     voor zorg krijgen en moet dan maar een klachtenprocedure gaan volgen, wachten op een
                     reactie en zelfs is het mogelijk dat de verzekerde zelf het initiatief moet nemen
                     om een juridische procedure bij de rechter te starten. Denkt de Minister werkelijk
                     dat alle verzekerden daar tijdens een periode dat zij zorg nodig hebben, toe in staat
                     zijn, afgezien van het feit dat zij dan wel iets anders aan hun hoofd hebben? Waarom
                     kan het niet zo zijn dat een verzekerde zorg vergoed krijgt en de zorgverzekeraar
                     verantwoordelijk wordt gemaakt voor goede voorlichting over de rechten en plichten
                     van verzekerden en een juridische procedure start wanneer er onrechtmatig gebruikgemaakt
                     wordt van zorg? Staat de patiënt volgens de Minister voorop of de zorgverzekeraar?
                     Wat is de betekenis van de zorgplicht van de zorgverzekeraar nog, als de zorgverzekeraar
                     die gewoon kan opschorten tot na een klachtenprocedure of een rechtsgang?
                  
Genoemde leden verzoeken de Minister alsnog een inhoudelijke reactie te geven op de
                     uitspraak. Zij verzoeken hierbij de invulling van de zorgplicht door zorgverzekeraars
                     mee te nemen, alsmede een reactie te geven op de uitspraak van de Hoge Raad dat een
                     generiek kortingspercentage (van bijvoorbeeld 25%) bij in ieder geval de duurdere
                     en/of duurste vormen van zorg een hinderpaal kan opleveren, en dus niet is toegestaan
                     wanneer geen uitzonderingen worden gemaakt voor duurdere vormen van zorg. Daarnaast
                     vragen zij wat kan worden verstaan onder «duurdere vormen van zorg». Voor iemand met
                     een gering inkomen kan een zorgvorm sneller te duur zijn en daarmee kan een korting
                     dan wel degelijk een hinderpaal vormen. De leden van de PvdA-fractie vinden dat de
                     overheid duidelijkheid moet geven en dat dit niet aan zorgverzekeraars of uiteindelijk
                     aan de rechter mag worden overgelaten.
                  
Verzekerden die netjes premie betalen, een premie die voor een toenemend aantal mensen
                     een zware belasting vormt, mogen toch vooraf duidelijkheid hebben over wat zij aan
                     zorg ontvangen, zonder dat zij min of meer gedwongen worden dat dan maar aan de rechter
                     te gaan vragen? Zij vragen een uitgebreide inhoudelijke reactie op deze stelling.
                  
Deze leden vragen of per zorgverzekeraar aangegeven kan worden in hoeverre er sprake
                     is van differentiatie of uitzonderingen bij dure vormen van zorg, zoals door een uitspraak
                     van het Arnhemse Hof wordt verplicht. Zij vragen ook hoe het peilmoment, waarop moet
                     worden getoetst of sprake is van een hinderpaal, gaat werken in de praktijk. Immers
                     het peilmoment is het moment dat de verzekerde voor de keuze staat om al dan niet
                     van niet-gecontracteerde zorg gebruik te maken, op dat moment heeft iemand dus daadwerkelijk
                     zorg nodig. Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat iemand die zorg nodig heeft die
                     zorg ook krijgt en niet eerst in discussie moet treden met een zorgverzekeraar of
                     zelfs naar een rechter moet stappen om de zorg vergoed te krijgen? Is de Minister
                     zich ervan bewust dat voor mensen ook kan gelden dat zij de zorg niet kunnen voorschieten
                     en dat de stelling van de Minister dat mensen maar naar de rechter moeten gaan, kan
                     betekenen dat iemand verstoken blijft van zorg? Wat denkt de Minister dat de psychische
                     belasting voor mensen zal zijn, wanneer zij, op het moment dat zij bijvoorbeeld geestelijke
                     gezondheidszorg nodig hebben, eerst een offerte op moeten vragen en toestemming moeten
                     vragen? Hoe is dit nog te rijmen met een zorgplicht van de zorgverzekeraar?
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie op het standpunt van de Patiëntenfederatie
                  in deze. De Patiëntenfederatie stelt dat op dit moment te weinig relatie bestaat tussen
                  contractering en goede zorgkwaliteit; zorg gegeven door een gecontracteerde aanbieder
                  is niet altijd een garantie op passende zorg. Het is onbekend op basis waarvan zorgverzekeraars
                  zorgverleners contracteren. Is dat op kwaliteit, op prijs, op gewoonte of een combinatie
                  daarvan? Er zijn nu ongecontracteerde zorgaanbieders die goede zorguitkomsten realiseren
                  en ook gecontracteerde zorgaanbieders die minder goede zorguitkomsten realiseren.
                  Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de contractering meer transparant wordt en
                  dat verzekerden werkelijk weten waar zij voor kiezen als zij hun zorgverzekering afsluiten?
               
Deze leden vragen ook hoe het feit dat in het IZA is afgesproken om de vergoeding
                  voor niet-gecontracteerde zorg te verlagen, met in acht neming van het hinderpaalcriterium
                  kan worden gerijmd met de uitspraken van rechters en de Hoge Raad. Wat gaat dit in
                  de praktijk betekenen en in hoeverre is de huidige praktijk dan gerechtvaardigd? Hoe
                  kan het dat in een IZA een maatregel staat die door de rechter wordt verboden c.q.
                  zeker in die vorm niet wordt toegestaan? Genoemde leden vragen welke zorgverzekeraars
                  naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad hun polisvoorwaarden hebben aangepast.
                  Of is het zo dat de zorgverzekeraars blijven werken met een generiek kortingspercentage
                  en dus geen opvolging geven aan het arrest van de Hoge Raad?
               
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de laatste stand van zaken ten aanzien van
                  de contracten tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders voor 2023. In hoeverre zijn
                  die nu afgerond? Bij welke verzekeraars geldt dat de contracten nog niet zijn afgerond?
                  Kan een overzicht gegeven worden van de stand van zaken per zorgverzekeraar?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van
                     de commissie over de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake
                     de Vrije Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars
                     voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders. Zij hebben hier nog een
                     aantal vragen en opmerkingen over. Genoemde leden vragen de Minister of het feit dat
                     zoveel zorgaanbieders ongecontracteerd zijn, ook niet te maken heeft met het feit
                     dat zorgverzekeraars hen vaak geen fatsoenlijk contract met dekkende tarieven bieden.
                     Zou niet gewoon gestopt moeten worden met het aanbieden van dit soort wurgcontracten?
                     Is de Minister het met deze leden eens dat zorgverzekeraars alle zorgaanbieders die
                     goede zorg leveren gewoon een fatsoenlijk contract zou moeten bieden?
                  
Deze leden vragen de Minister hoe zij aankijkt tegen het feit dat mensen nu vaak ook
                     zijn aangewezen op ongecontracteerde zorgaanbieders, omdat er geen ruimte meer is
                     bij de zorgaanbieders die wel gecontracteerd zijn. Voldoen zorgverzekeraars wel aan
                     hun zorgplicht, op het moment dat zij onvoldoende zorg inkopen bij gecontracteerde
                     zorgaanbieders, terwijl er tegelijkertijd zorgaanbieders niet gecontracteerd worden,
                     doordat zorgverzekeraars zelf geen dekkende tarieven bieden? Is de Minister van mening
                     dat het huidige systeem van contracteren door zorgverzekeraars nu goed functioneert?
                     Hoeveel geld en tijd kost het zorgaanbieders bijvoorbeeld om steeds weer met zoveel
                     verschillende zorgverzekeraars te moeten onderhandelen?
                  
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of het niet beter zou werken om in principe
                     landelijke tarieven vast te stellen, die voor zorgaanbieders de kosten dekken en waarvan
                     enkel kan worden afgeweken op basis van duidelijke criteria zoals patiëntenpopulatie
                     en innovatieve zorg. Is de Minister bereid om deze optie serieus te onderzoeken, als
                     alternatief voor de situatie waarbij zorgverzekeraars zelf de tarieven vaststellen?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
                     van de Minister over het hinderpaalcriterium en de recentelijke gerechtelijke uitspraken.
                     Voordat de voornoemde leden ingaan op de uitspraak en de brief willen zij de Minister
                     iets vragen over het aantal niet-gecontracteerde aanbieders. Het maakt namelijk veel
                     uit voor verzekerden of hun verzekeraar wel of geen contract heeft met hun aanbieder.
                     Doordat er zoveel aanbieders zijn in de wijkverpleging en in de GGZ die nog geen contract
                     hebben, wordt het voor verzekerden onmogelijk om vooraf te weten of hun zorg wel of
                     niet wordt vergoed en of ze moeten bijbetalen. Herkent de Minister dit probleem en
                     hoe wil zij ervoor zorgen dat voor het volgende overstapseizoen de contractering wel
                     op tijd is afgerond? Welke stappen gaat de Minister zetten om te regelen dat meer
                     zorgaanbieders een fatsoenlijk contract krijgen voor het komende jaar?
                  
Genoemde leden zouden ook graag een oplossing zien voor alle mensen die nu ineens
                     een eigen bijdrage moeten gaan betalen. De mensen waarvan de zorg eerst wel volledig
                     werd vergoed en nu ineens niet meer. Zeker omdat er nog zoveel zorgaanbieders zijn
                     die nog geen contract hebben, maar deze mogelijk nog wel krijgen, is het niet meer
                     mogelijk om een bewuste keuze te maken. Hierdoor is het mogelijk dat mensen die een
                     doorlopende behandeling krijgen vanaf 1 januari ineens worden geconfronteerd met een
                     eigen bijdrage, terwijl zij niet zijn gewisseld van behandelaar of verzekeraar. Voor
                     deze groep zouden deze leden graag een uitzondering zien. Als de behandeling doorloopt
                     en de verzekerde in het vorige jaar geen eigen bijdrage hoefde te betalen, dan zou
                     dat na de jaarwisseling niet zomaar mogen veranderen.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie zouden liever zien dat de voorwaarden en vergoedingen
                     van behandelingen tussentijds niet veranderen. Deelt de Minister die mening? Is zij
                     bereid om vast te leggen dat eigen bijdragen voor lopende behandelingen niet veranderen
                     als de verzekerde niet van verzekeraar wisselt?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat mensen bewust kunnen
                     kiezen voor een zorgverzekering. Een voorwaarde voor een bewuste keuze is wel dat
                     de verzekerden goed worden geïnformeerd. Helaas worden verzekerden niet actief geïnformeerd
                     als de vergoeding voor behandelingen die zij gebruiken, worden teruggeschroefd. Deelt
                     de Minister de mening dat verzekerden hier actief over geïnformeerd zouden moeten
                     worden? Hoe wil de Minister verplichten dat verzekeraars deze informatie actief delen?
                  
Genoemde leden hebben ook nog wel een vraag over de uitspraak van de Hoge Raad. Zoals
                     de voornoemde leden de uitspraak lezen, stelt de rechter dat een generieke korting
                     eigenlijk niet in lijn is met het hinderpaalcriterium. Want of iets een hinderpaal
                     is, hangt af van de absolute hoogte van de eigen bijdrage. Bij dure behandelingen
                     komt een korting van 25% neer op een veel hoger bedrag dan bij een goedkopere behandeling.
                     Tegelijkertijd zit er geen maximum eigen bijdrage gekoppeld aan het hinderpaalcriterium.
                     Zo’n maximale eigen bijdrage wordt wel gezien bij andere vormen van zorg, zoals de
                     eigen bijdrage bij de Wet langdurige zorg (Wlz), de eigen bijdrage voor hulpmiddelen
                     en de eigen bijdrage voor medicijnen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de
                     Minister waarom deze eigen bijdrage niet is gemaximeerd. Wil zij deze eigen bijdrage
                     maximeren en aan welk bedrag denkt zij dan?
                  
Deze leden lezen dat alle polissen voor mensen met een smalle beurs betaalbaar blijven
                     door de zorgtoeslag. De zorgtoeslag is namelijk gebaseerd om de gemiddelde premie.
                     Maar daaruit maken zij ook op dat de zorgtoeslag niet toereikend is voor mensen die
                     een restitutiepolis nodig hebben. Restitutiepolissen zijn namelijk duurder dan de
                     gemiddelde polis. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hoe hoog de
                     gemiddelde premie precies is voor restitutiepolissen in 2023 en hoe hoog de zorgtoeslag
                     precies is (minus de energietegemoetkoming). Hoe verwacht zij dat mensen met een kleine
                     beurs dat verschil in deze tijden kunnen betalen? Daarnaast vragen deze leden ook
                     hoeveel mensen überhaupt moeite hebben met het betalen van de zorgtoeslag. Hoeveel
                     mensen zijn er bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK) aangemeld als wanbetaler
                     en hoe heeft die groep zich precies ontwikkeld het afgelopen jaar?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
                     uitspraken van de Hoge Raad inzake het hinderpaalcriterium. Deze leden vinden het
                     belangrijk dat verzekerden kunnen kiezen voor zorg die past bij hun zorgvraag en identiteit.
                     Dit betekent wat deze leden betreft niet dat verzekerden onbeperkte keuzevrijheid
                     zouden moeten hebben. Zij zien in het in enige mate verlagen van vergoedingspercentages
                     voor ongecontracteerde zorg een gerechtvaardigd middel om te werken aan passende zorg
                     waarbij alle partijen in afstemming met elkaar werken aan zorg die toegevoegde waarde
                     heeft en efficiënte zorg. Zij hebben echter ook gezien dat een aantal zorgverzekeraars
                     dusdanig hun vergoedingspercentages wilden verlagen, voor zorg die duur is, dat deze
                     zorg veel minder toegankelijk werd voor verzekerden. Zij zien de uitspraak van de
                     Hoge Raad als een duidelijke uitspraak over de gepaste interpretatie van het hinderpaalcriterium.
                     Genoemde leden betreuren het echter dat de rechter eraan te pas moest komen om duidelijkheid
                     te scheppen voor verzekerden, na een periode van onrust. Hoeveel verzekerden hebben
                     contact gezocht met de SKGZ hierover? Wat gaat de Minister doen om te voorkomen dat
                     nieuwe zaken gaan spelen bij de rechter, welke verantwoordelijkheid ziet de Minister
                     in dit opzicht voor de zorgverzekeraars en op welke wijze kan zij daar gevolgen aan
                     verbinden?
                  
Deze leden benadrukken het belang van tijdige en toegankelijke communicatie van de
                     zorgverzekeraar naar de klant als een contract tussen aanbieder en verzekeraar wijzigt.
                     Zij zien dat klanten niet goed geïnformeerd kunnen zijn als contracten pas na 1 januari
                     tot stand komen voor het lopende kalenderjaar. Welke inzet pleegt de Minister om zoveel
                     mogelijk contracten voor 1 januari te laten afsluiten? Is de Minister van mening dat
                     het na 1 januari afsluiten van een contract consequenties zou moeten hebben voor de
                     rechten van klanten in de tarieven en vergoedingen van zorg? Deze leden denken bijvoorbeeld
                     aan de situatie dat er toch geen contract gesloten blijkt te worden gesloten tussen
                     zorgaanbieder en verzekeraar, terwijl dit in het vorig jaar wel het geval was en de
                     klant te maken krijgt met een lager vergoedingspercentage. Is het in dat geval niet
                     eerlijker om uit te gaan van het vergoedingspercentage van het jaar ervoor, op basis
                     waarvan de klant heeft afgewogen bij welke verzekeraar hij een verzekering afsloot?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister met zorgverzekeraars heeft
                     gesproken over de criteria die volgen uit het arrest van de Hoge Raad en welk gevolg
                     daar aan gegeven wordt. Zij vragen of de Minister ziet dat zorgverzekeraars na het
                     arrest hun vergoedingspercentages waar nodig hebben aangepast. Zo nee, welke ruimte
                     ziet de Minister om zorgverzekeraars op de opvolging van een arrest van de Hoge Raad
                     aan te spreken en hoe beoordeelt zij die ruimte?
                  
Genoemde leden vragen naar de toekomst toe op welke manier de Minister weegt dat gecontracteerde
                     zorg in kwaliteit positief te onderscheiden is van ongecontracteerde zorg.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren het dat cliënten in de GGZ zich genoodzaakt
                     voelden of voelen om door lagere vergoedingspercentages naar een andere behandelaar
                     over te stappen indien dit negatief raakt aan de band die behandelaar en cliënt in
                     de GGZ opbouwen, omdat deze van belang is voor de effectiviteit van zorg. Heeft de
                     Minister zicht op het aantal cliënten dat van aanbieder is veranderd en op de gevolgen
                     voor de effectiviteit van zorg?
                  
Genoemde leden vragen naar de reactie van de Minister op de gedachte van de NZa hoe
                     gerechtvaardigd het is om verschil te laten bestaan tussen deze twee situaties: (1)
                     de cliënt met een gestarte behandeling die zich geconfronteerd ziet met een verandering
                     van restitutie- naar combinatiepolis en wel valt onder het lagere vergoedingspercentage,
                     en (2) de cliënt met een gestarte behandeling bij een zorgaanbieder met wie de zorgverzekeraar
                     geen nieuw contract sluit en niet onder het lagere vergoedingspercentage valt3. Zij vragen de Minister of dit tot nadere overwegingen leidt en welke dat zijn.
                  
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister inzake
                     de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium. Genoemd lid constateert
                     dat de Minister problematiek rondom het hinderpaalcriterium overlaat aan de zorgverzekeraars
                     en de zorgverleners zelf. Zij wil benadrukken dat deze twee partijen geen gelijkwaardige
                     positie hebben. Als er sprake is van onenigheid, verwijst de Minister naar de rechter.
                     Het lid van de BBB-fractie denkt dat het belangrijk is om zaken niet te laten escaleren.
                     De gang van de rechter moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Het lid denkt ook dat
                     met name de kleinere zorgverleners deze weg niet snel zullen bewandelen en vraagt
                     de Minister dan ook of het mogelijk is om eventueel door een dringend advies of een
                     richtlijn de partijen te helpen met het scheppen van meer duidelijkheid.
                  
Ten slotte heeft het lid van de BBB-fractie nog een vraag over het verlagen van tarieven
                     door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ en wijkverpleging.
                  
Het lid wil graag weten op welke wijze de Minister daadwerkelijk bewaakt (dus monitort)
                     dat er voldoende mogelijkheden zijn voor burgers om zich te kunnen verzekeren op een
                     betaalbare wijze voor noodzakelijke zorg.
                  
II. Reactie van de Minister
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de uitspraak van
                     de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen
                     tot het verlagen door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders.
                     Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen. Zij hebben de indruk dat het hinderpaalcriterium
                     niet anders wordt gehanteerd dan dat dat in voorgaande jaren het geval was. Klopt
                     het dat er inderdaad sprake is van voortzetting van het beleid dat al werd gevoerd,
                     zoals in het debat over dit onderwerp ook naar voren kwam? Hanteren zorgverzekeraars
                     dit criterium allen op dezelfde manier of bestaan er substantiële verschillen?
De uitspraak van de Hoge Raad heeft een nadere invulling gegeven aan het hinderpaalcriterium.
                  Het is aan de zorgverzekeraars om deze uitspraak te betrekken bij het vaststellen
                  van hun beleid waaronder de vergoedingen. Het is mij niet bekend of dat beleid is
                  gewijzigd door de uitspraak van de Hoge Raad. Alle zorgverzekeraars zijn gebonden
                  aan het hinderpaalcriterium, maar zij hoeven dat criterium niet allemaal op een uniforme
                  manier toe te passen. Zij moeten zich wel kunnen verantwoorden over de wijze waarop
                  zij dat gedaan hebben. Ik heb geen inzage in de wijze waarop zorgverzekeraars hier
                  invulling aan geven.
               
Ook vragen deze leden of er zorgverzekeraars zijn die hun polisvoorwaarden hebben
                     aangepast naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad van 9 december jongstleden.
                     Kan aangegeven worden hoeveel klachten er bij de Stichting Klachten en Geschillen
                     Zorgverzekeraars (SKGZ) zijn binnengekomen over het niet in acht nemen van het hinderpaalcriterium
                     door zorgverzekeraars?
Zorgverzekeraars zetten hun polissen jaarlijks op 12 november in de markt. Omdat de
                     uitspraak van de Hoge Raad na deze datum kwam, kon deze uitspraak niet worden meegenomen
                     bij het opstellen van de polissen voor het jaar 2023, voor zover daartoe aanleiding
                     zou hebben bestaan.
                  
De SKGZ heeft mij laten weten dat, sinds de oprichting in 2006, door de Geschillencommissie
                     Zorgverzekeringen in 23 zaken een bindend advies is uitgebracht waarbij het hinderpaalcriterium
                     aan de orde kwam. Deze bindende adviezen zijn terug te vinden op de website www.skgz.nl.
                  
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn afspraken gemaakt over het verbeteren van
                     contractering en het uitvoeren van een verkenning naar de mogelijkheden en noodzakelijkheden
                     voor kleinere zorgaanbieders om gezamenlijk op te trekken in het contracteerproces
                     en het vereenvoudigen hiervan. Wanneer wordt deze verkenning uitgevoerd en wanneer
                     kan de Kamer de resultaten verwachten?
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is in overleg met de Autoriteit
                     Consument en Markt (ACM) over de in het IZA afgesproken verkenning naar de mogelijkheden
                     en noodzakelijkheden voor kleinere zorgaanbieders om gezamenlijk op te treden in het
                     contracteerproces en het vereenvoudigen daarvan.
                  
Ik zal uw Kamer dit kwartaal van de uitkomsten van deze verkenning op de hoogte stellen
                     in de eerder door mij toegezegde brief over de mogelijkheden en beperkingen voor samenwerking
                     binnen de kaders van de Mededingingswet.
                  
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten of patiënten met een chronische
                     zorgvraag en hun naasten voldoende op de hoogte worden gesteld over eventuele veranderingen
                     in beleid en contracten. Zeker voor mensen met een verstandelijke beperking of mentale
                     problemen kunnen veranderingen en de impact daarvan lastig te begrijpen zijn. Worden
                     zij adequaat en in begrijpelijke taal proactief geïnformeerd, en door wie? Hoe wordt
                     gewaarborgd dat deze patiënten informatie voldoende tot zich kunnen nemen en zich
                     volledig bewust zijn van hun rechten op dit gebied?
Zorgverzekeraars zijn verplicht informatie te verstrekken over hun zorgverzekeringen.
                     De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft hier regels over gesteld en houdt daar toezicht
                     op. Het betreft onder meer informatie over gecontracteerd zorgaanbod en de vergoeding
                     voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Ook moeten zij hun verzekerden tijdig informeren
                     over eventuele nadelige wijzigingen in de polisvoorwaarden die voor de verzekerden
                     van belang zijn.
                  
Zorgverzekeraars spannen zich in om hun informatievoorziening zo toegankelijk mogelijk
                     te maken voor hun verzekerden. Bijvoorbeeld door de informatie in B1-taalgebruik te
                     communiceren. Of door bij hun ledenraad of panel te toetsen of de informatie vanuit
                     hun perspectief begrijpelijk is. Of door te zorgen dat de informatie goed vanaf de
                     mobiele telefoon gelezen kan worden of kan worden voorgelezen en met voorbeelden of
                     video’s te werken. In geval van een persoonsgebonden budget (pgb) kunnen ook naasten
                     en cliëntondersteuners geïnformeerd worden over aankomende wijzigingen.
                  
Als mensen de informatie toch niet begrijpen kunnen zij terecht bij de serviceafdelingen
                     van de zorgverzekeraar waar ze persoonlijk te woord gestaan worden.
                  
Op grond van gezondheidsgegevens een selectie maken van bijvoorbeeld mensen met een
                     verstandelijke beperking of mentale problemen om het communicatieniveau gericht op
                     hen aan te passen, is voor zorgverzekeraars niet toegestaan omdat daar gelet op de
                     Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) geen grondslag voor is. Wel kunnen
                     zorgverzekeraars via contacten met patiëntenorganisaties specifieke doelgroepen informeren
                     over aanpassingen in het beleid.
                  
Overigens hebben zorgaanbieders ook een verantwoordelijkheid om hun patiënten goed
                     te informeren. Zo moet de zorgaanbieder de consument informeren over datgene dat voor
                     de consument van belang is om een weloverwogen keuze te maken om zorg te vergelijken
                     en te ontvangen.4 Zorgaanbieders hebben vaak een beter inzicht dan de zorgverzekeraar in het bevattingsvermogen
                     van een patiënt en kunnen hun informatievoorziening daarop afstemmen.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de
                     reactie op de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije
                     Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor
                     ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders. Genoemde leden hebben hier geen
                     verdere opmerkingen of vragen over.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de reactie
                        van de Minister op de uitspraak van de Hoge Raad inzake het hinderpaalcriterium. Deze
                        leden hebben daarom nog de volgende vragen en opmerkingen.
Stuitend vinden zij het dat de Minister in antwoord op de achtste vraag in schriftelijke
                        Kamervragen5 ongecontracteerde psychiaters, psychologen en aanbieders van thuiszorg zomaar beschuldigt
                        van fraude. Dit kan toch niet? Hetzelfde geldt voor de beschuldiging over de twijfels
                        over de kwaliteit van zorg. De Minister kan toch niet zomaar iedereen over een kam
                        scheren en beschuldigen van fraude en slechte zorg? Waar baseert zij dit in hemelsnaam
                        op? Kan de Minister bewijzen dat ongecontracteerde zorgaanbieders vaker frauderen
                        en vaker slechte zorg leveren dan gecontracteerde aanbieders? Verzekerden moeten voor
                        het verkrijgen van ongecontracteerde zorg toch vooraf een machtiging van hun verzekeraar
                        krijgen? Dan is het toch aan de verzekeraar om uit te sluiten of een aanbieder fraudeert
                        of slechte zorg levert? Het is toch kinderlijk eenvoudig om een zorgaanbieder te worden?
                        Dat heeft toch niks met wel of niet contracteren te maken? Waarom voert de Minister
                        geen vergunningsplicht met voorwaarden (Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), geen
                        fraudeverleden, etc.) in voor het starten van een zorgbedrijf? Dan voorkomt de Minister
                        toch fraude bij de voordeur zonder dat de Minister aanbieders zomaar valselijk beschuldigd
                        van fraude of slechte zorg?
In mijn antwoord bij de achtste vraag waar u naar verwijst heb ik geen enkele beschuldiging
                     geuit, maar geciteerd uit de Monitor Contractering wijkverpleging 2022 van de NZa.
                     Daarin zijn redenen gepresenteerd die door zorgverzekeraars genoemd zijn om geen contract
                     aan te gaan met nieuwe zorgverleners. Daarbij is onder andere door zorgverzekeraars
                     aangegeven dat zij geen contract aangaan als er issues zijn met integriteit of fraude
                     bij de betreffende zorgverlener.
                  
Op uw vraag of ik kan bewijzen dat niet-gecontracteerde zorgaanbieders vaker frauderen
                     en vaker slechte zorg leveren, wil ik desalniettemin ingaan. Het in beeld brengen
                     van de omvang van zorgfraude is niet eenvoudig. Er is geen totaal overzicht van de
                     omvang van fraude en daarom is het niet mogelijk om te zeggen dat niet-gecontracteerde
                     zorgaanbieders vaker frauderen dan gecontracteerde zorgaanbieders. Wel zijn er cijfers
                     over zorgfraude beschikbaar vanuit Zorgverzekeraars Nederland (ZN). ZN brengt jaarlijks
                     de door zorgverzekeraars aangetoonde fraude in kaart. De rapportage over 2021 van
                     ZN6 laat zien dat de meeste geconstateerde fraude voorkomt in de sector wijkverpleging.
                     Binnen die sector hebben de meeste onderzoeken betrekking op niet-gecontracteerde
                     zorg. Zorgverzekeraars zien bij deze groep niet-gecontracteerde zorgaanbieders dan
                     ook een groter risico op zorgfraude, maar ook op lagere kwaliteit van zorg.
                  
Ook in de jaarrapportage7 van het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IZK) over 2021 zijn over de wijkverpleging
                     de meeste signalen over vermoedens van fraude ontvangen. De top vijf van signalen
                     had betrekking op: wijkverpleging, begeleiding individueel, mondzorg, beschermd wonen
                     en huishoudelijke hulp.
                  
Een zorgaanbieder moet wanneer hij start aan de relevante wet- en regelgeving voldoen.
                     Zo moet iedere zorgaanbieder voldoen aan de eisen van de Wet kwaliteit, klachten en
                     geschillen zorg (Wkkgz) en heeft iedere nieuwe zorgaanbieder – uitzonderingen daargelaten
                     – op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) een meldplicht. De Inspectie
                     Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) bepaalt aan de hand van de melding aan welke zorgaanbieders
                     zij in het kader van haar risico gestuurde toezicht een toezichtsbezoek wil brengen
                     om te bekijken of aan de eisen wordt voldaan. Er is – uitzonderingen daargelaten –
                     een vergunningplicht voor instellingen die medische specialistische zorg leveren en
                     instellingen met meer dan tien zorgverleners die zorg verlenen als omschreven bij
                     of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet langdurige zorg (Wlz). In het kader
                     van een mogelijke uitbreiding van de vergunningplicht is het IKZ in 2020 gevraagd
                     om onderzoek te doen naar risico’s op regelovertreding bij kleine instellingen. Uit
                     het onderzoek kwam de sector wijkverpleging als grootste risicosector naar voren.
                     Uit het onderzoek bleek dat het risico zich concentreert bij de niet-gecontracteerde
                     aanbieders, maar dat deze aanbieders maar een zeer klein deel uitmaken van de totale
                     sector wijkverpleging (ongeveer 5%). Om die reden heeft mijn voorganger op 15 oktober
                     2021 in een brief aangegeven het niet proportioneel te achten om de gehele sector
                     wijkverpleging vergunningplichtig te maken (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 15). Daarom is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de vergunningplicht met een
                     risicosector uit te breiden. Dat zou bovendien tot onevenredige administratieve lasten
                     leiden. Ik ben bekend met de signalen dat het nog steeds te gemakkelijk zou zijn om
                     een zorgbedrijf te starten. Daarom onderzoek ik op dit moment in een pilot met zorgverzekeraar
                     DSW, met de NZa en de IGJ of en zo ja hoe we de screening nog effectiever kunnen maken.
                     We onderzoeken wat vragen zijn die we aanvullend zouden moeten stellen aan iedere
                     nieuwe zorgaanbieder die zich meldt, om risico’s voor de kwaliteit van zorg nog beter
                     te kunnen signaleren. Ik wil niet op de conclusies van deze pilot vooruit lopen.
                  
Waarom komt de Minister met zo’n grove beschuldiging van fraude en slechte zorg als
                     zorgaanbieders voor het niet willen contracteren zelf aangeven problemen te ondervinden
                     met het omzetplafond en het tarief? Waarom lost de Minister deze bezwaren van deze
                     zorgaanbieders niet op? Wat doet de Minister om de problemen met omzetplafonds op
                     te lossen? Wat doet de Minister eraan om de problemen met de tarieven op te lossen?
                     Vindt de Minister de reden, die de verzekeraars aangeven van het niet willen contracteren
                     van een zorgverlener, namelijk omdat er al genoeg zorg zou zijn ingekocht, niet net
                     zo’n grote gotspe als genoemde leden? Er zijn lange wachtlijsten en grote tekorten
                     als het gaat om de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en thuiszorg.
Hoe zorgt de Minister ervoor dat verzekeraars aan hun zorgplicht voldoen en voldoende
                     GGZ en thuiszorg aanbieden?
Zorgverzekeraars hebben tot taak zorg in te kopen die betaalbaar, toegankelijk en
                  van goede kwaliteit is. Omzetplafonds en tarieven zijn voor zorgverzekeraars belangrijke
                  instrumenten om de kosten in de hand te houden. Als er wachtlijsten zijn, kunnen verzekerden
                  hun zorgverzekeraar benaderen voor zorgbemiddeling. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht.
                  Als er geen gecontracteerd zorgaanbod beschikbaar is, moeten zorgverzekeraars maatregelen
                  nemen omdat zij voldoende zorg moeten kunnen leveren aan hun verzekerden met een naturapolis.
                  Zorgverzekeraars kunnen dan bijvoorbeeld de zorgaanbieders met wie zij een contract
                  hebben, vragen of het mogelijk is bij te contracteren of, indien dat niet mogelijk
                  is, niet-gecontracteerd zorgaanbod vergoeden.
               
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister geen antwoord geeft op de concrete
                        vragen onder 9 en 10:
– Waarom duwt de Minister kleine aanbieders van thuiszorg in kleine dorpjes die soms
                              de omzetdrempels niet halen en daarom ongecontracteerde zijn, om? Hoe voorkomt de
                              Minister dat deze zorg wegvalt? Hoe voldoen verzekeraars in deze gevallen aan hun
                              zorgplicht?
– Waarom duwt de Minister kleine aanbieders van thuiszorg om die hand-in-hand 48-uurszorg
                              in de stervensfase aanbieden en soms de omzetdrempels niet halen of vanwege de lange
                              dagen niet kunnen voldoen aan de arbeidstijdenwet en daarom ongecontracteerd zijn?
                              Hoe voorkomt de Minister dat deze zorg wegvalt? Hoe voldoen verzekeraars in deze gevallen
                              aan hun zorgplicht?
– Waarom blokkeert de Minister duurdere zorg voor mensen die minder geld hebben omdat
                              ze met een eigen betaling van 250 euro per maand nooit een ongecontracteerde duurdere,
                              voor hun aandoening gespecialiseerde psycholoog of psychiater kunnen betalen en deze
                              aanbieders deze omzet niet missen omdat hun wachtlijst alleen maar ietsje korter wordt
                              als de mensen met minder geld van de wachtlijst af gaan?
In mijn antwoord heb ik aangegeven dat partijen in het IZA met elkaar vastgesteld
                     hebben dat contractering van belang is om de beweging naar passende zorg tot stand
                     te brengen. In het IZA zijn daarom afspraken gemaakt om de contractering te verbeteren.
                     Daarbij is ook afgesproken om aan verkenning uit te voeren op welke mogelijkheden
                     en noodzakelijkheden er momenteel zijn voor kleinere zorgaanbieders om gezamenlijk
                     op te trekken in het contracteerproces en hoe dit kan worden vereenvoudigd. Er is
                     dus geen sprake van dat een «duw» gegeven wordt aan kleine zorgaanbieders; er zijn
                     juist maatregelen afgesproken om de contractering voor kleine zorgaanbieders te verbeteren.
                  
In reactie op de vraag over duurdere zorg: er zijn geen maatregelen afgesproken om
                     deze zorg te blokkeren. Wel zijn afspraken gemaakt om te bevorderen dat het voor zorgaanbieders
                     aantrekkelijker wordt om te contracteren en voor verzekerden aantrekkelijker wordt
                     om te kiezen voor gecontracteerde zorgaanbieders. Dat is in het belang van de doelstelling
                     van het IZA om de beweging richting passende zorg te bevorderen.
                  
De leden van de PVV-fractie zijn verbolgen over het feit dat de Minister stelt dat
                     geschillen over vergoedingen van niet-gecontracteerde zorg tussen verzekerden, zorgaanbieders
                     en zorgverzekeraars maar aan de rechter voorgelegd moeten worden. De Hoge Raad, de
                     hoogste rechtsinstantie in Nederland, heeft hier immers al uitspraak over gedaan.
                     Wat is volgens de Minister niet helder aan deze uitspraak? De Minister geeft hier
                     hetzelfde antwoord als eerder gegeven. Genoemde leden ergeren zich eraan dat de Minister
                     hierover steeds met hetzelfde antwoord komt en niet ingaat op inhoudelijke vragen
                     naar aanleiding van haar antwoord. Kan de Minister onderbouwen waarom de uitspraken
                     van de Hoge Raad volgens haar niet opgaan voor alle verzekerden? Wat heeft zo’n langdurige
                     rechtsgang tot aan de Hoge Raad voor zin als de uitspraken vervolgens niet opgaan
                     voor verzekerden?
De Hoge Raad heeft in haar uitspraak het hinderpaalcriterium verduidelijkt waarmee
                  zorgverzekeraars rekening moeten houden bij het bepalen van hun vergoedingen aan verzekerden
                  die gebruik maken van niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Alle zorgverzekeraars hebben
                  rekening te houden met deze uitspraak bij de toepassing van het hinderpaalcriterium
                  ten aanzien van hun verzekerden. Dat laat onverlet dat in een individuele casus een
                  verzekerde daar vraagtekens bij stelt. Verzekerden kunnen zich dan wenden tot de SKGZ
                  om hier een bindend advies over uit te brengen of tot de civiele rechter om een uitspraak
                  te doen. Ook zorgaanbieders kunnen zich wenden tot de civiele rechter over de toepassing
                  van het hinderpaalcriterium ten aanzien van hun cliënten.
               
Onderkent de Minister dat de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
                     d.d. 6 oktober 2020 uitsluitend heeft vernietigd voor zover daarin voor recht is verklaard
                     dat zorgverzekeraars zich bij wege van verweer tegen een hinderpaalverwijt ex art.
                     13 Zorgverzekeringswet (Zvw) niet op hardheidsclausules/coulanceregelingen kunnen
                     beroepen en voor het overige in stand is gebleven?
Ja, dit is inderdaad de beslissing van de Hoge Raad.
De Minister noemt een ambtelijke analyse uit medio 2021, waarin uiteengezet wordt
                     dat zorgverzekeraars onderkennen dat zij niet in lijn handelen met het hinderpaalcriterium,
                     «achterhaald» in het licht van het arrest van de Hoge Raad d.d. 9 december 2022. Kan
                     de Minister deze uitspraak nader toelichten, gelet op het feit dat het oordeel van
                     het gerechtshof, dat een generiek kortingspercentage zonder uitzondering voor de duurdere
                     vormen van zorg niet fijnmazig genoeg is, juist niet vernietigd is door de Hoge Raad?
De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat het
                     gebruik van een generiek kortingspercentage niet fijnmazig genoeg is. Dat betekent
                     dat een generieke korting, die in algemene zin is toegestaan, bij bepaalde dure vormen
                     van zorg ervoor kan zorgen dat de vergoeding een hinderpaal kan opleveren. Daarom
                     kan niet geoordeeld worden dat een generiek kortingspercentage, indien daarop geen
                     uitzonderingen worden gemaakt voor duurdere vormen van zorg, niet in de weg staat
                     aan het hinderpaalcriterium. Het hof hield het maken van een uitzondering voor dure
                     vormen van zorg juist niet voor mogelijk. Uit het arrest van de Hoge Raad vloeit nu
                     voort dat een generiek kortingspercentage in combinatie met een hardheidsclausule
                     kan voldoen aan het hinderpaalcriterium.
                  
De Hoge Raad stelt daarbij wel de voorwaarde dat de zorgverzekeraar de hardheidsclausule
                     daadwerkelijk toepast en daartoe op het peilmoment aan de verzekerde ondubbelzinnig
                     toezegt een bepaald bedrag aan hem te vergoeden dat hoger is dan het bedrag waarop
                     op grond van de polisvoorwaarden reeds aanspraak bestaat. Het peilmoment is volgens
                     de Hoge Raad het moment waarop de verzekerde voor de keuze staat of hij gebruik wil
                     maken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder.
                  
Onderkent de Minister dat generieke kortingspercentages niet zijn toegestaan voor
                     zover daarin geen uitzonderingen wordt gemaakt voor duurdere vormen van zorg? Zo nee,
                     kan de Minister dat nader toelichten in het licht van de overweging van de Hoge Raad
                     dat het gerechtshof «terecht tot uitdrukking [heeft] gebracht (…) dat niet geoordeeld
                     kan worden dat een generiek kortingspercentage, indien daarop geen uitzonderingen
                     worden gemaakt voor duurdere vormen van zorg, niet in de weg staat aan het hinderpaalcriterium»?
               
De Hoge Raad heeft aangegeven dat een generiek kortingspercentage in beginsel is toegestaan.
                  Daarbij heeft de Hoge Raad aangegeven dat afhankelijk van de hoogte van het kortingspercentage
                  dit bij dure vormen van zorg een hinderpaal kan opleveren. Dat kan ondervangen worden
                  met een hardheidsclausule.
               
Bij de beoordeling of de vergoeding van ongecontracteerde zorg in strijd is met het
                     hinderpaalcriterium dienen zorgverzekeraars blijkens de antwoorden van de Minister
                     «altijd een zorgvuldige afweging [te] maken.» Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot
                     de uitspraak van de Minister dat het aan de verzekerde is om in een concreet geval
                     bezwaar te moeten maken tegen de vergoeding voor ongecontracteerde zorg? Welke rol
                     ligt er voor zorgverzekeraars om – voorafgaand aan de fase van bezwaar door de verzekerde
                     – zelf een afweging te maken over de vraag of het door haar gehanteerde generieke
                     kortingspercentage, bijvoorbeeld bij een duurdere vorm van zorg, in strijd is met
                     het hinderpaalcriterium? Op welke wijze dienen zorgverzekeraars de door de Minister
                     genoemde «zorgvuldige afweging» concreet invulling te geven? Op welke wijze wordt
                     toezicht gehouden op deze door de zorgverzekeraar te maken «zorgvuldige afweging»?
De Hoge Raad heeft in haar uitspraak het hinderpaalcriterium verduidelijkt waarmee
                  zorgverzekeraars rekening moeten houden bij het bepalen van hun vergoedingen aan verzekerden
                  die gebruik maken van niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Het is aan de zorgverzekeraars
                  om daar verder concrete invulling aan te geven. De NZa houdt toezicht op de rechtmatige
                  uitvoering van de Zvw door zorgverzekeraars.
               
De Minister geeft aan dat het verlagen van de vergoeding voor ongecontracteerde zorg
                        (zoals afgesproken in het IZA) bedoeld is als prikkel voor zorgaanbieders om met zorgverzekeraars
                        te contracteren. Hoe verhoudt deze (extra) prikkel zich tot het feit dat veel zorgaanbieders
                        wel degelijk wíllen contracteren, maar door zorgverzekeraars om niet-zorginhoudelijke
                        redenen niet worden gecontracteerd? Hoe reflecteert de Minister op het feit dat zorgverzekeraars
                        enerzijds allerlei beperkende maatregelen nemen om ongecontracteerde zorg te ontmoedigen
                        (verlaagde vergoeding, machtigingsvereiste, cessieverbod), terwijl zij anderzijds
                        op niet-zorginhoudelijke gronden weigeren te contracteren met zorgaanbieders die zelf
                        wél een contract willen sluiten?
In diverse bestuurlijke akkoorden is door zorgaanbieders en zorgverzekeraars afgesproken
                        de contracteergraad te verhogen. Op welke manier houdt de Minister toezicht op de
                        wijze waarop zorgverzekeraars aan deze afspraak invulling geven? Is de Minister bereid
                        om ook voor zorgverzekeraars een prikkel te introduceren om het niet-contracteren
                        met zorgaanbieders die dat wel willen ook voor zorgverzekeraars onaantrekkelijk te
                        maken?
Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk om via de contractering de kwaliteit en doelmatigheid
                     van de zorg bevorderen. In het IZA zijn afspraken gemaakt over het verder brengen
                     van de beweging naar passende zorg. Door de eisen die zorgverzekeraars stellen komen
                     niet alle zorgaanbieders in aanmerking voor een contract. Het is daarom ook niet verantwoord
                     om een prikkel te introduceren voor zorgverzekeraars om deze zorgaanbieders wel te
                     contracteren.
                  
In de vorige hoofdlijnenakkoorden zijn ook afspraken gemaakt om contractering te bevorderen,
                     waarbij afspraken zijn gemaakt over het cessieverbod en machtigingsvereiste; erkend
                     werd dat zorgverzekeraars deze instrumenten in de praktijk gebruiken en dat daarvan
                     een stimulering uit kan gaan om contracten te sluiten. De NZa houdt toezicht op het
                     contracteerproces.
                  
Onderschrijft de Minister de uitspraak van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) uit
                     het rondetafelgesprek d.d. 5 december 2022, dat een verzekerde recht heeft op volledige
                     vergoeding van ongecontracteerde zorg indien de zorgverzekeraar de verzekerde geen
                     gecontracteerd alternatief binnen de treeknormen heeft kunnen bieden (en daarmee niet
                     aan zijn zorgplicht voldoet)?
Die uitspraak onderschrijf ik. Als de zorgverzekeraar niet aan zijn zorgplicht voldoet
                  en de verzekerde daarom genoodzaakt is gebruik te maken van een niet-gecontracteerde
                  zorgaanbieder, is de zorgverzekeraar gehouden die zorg volledig te vergoeden voor
                  zover de kosten niet hoger zijn dan in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid
                  passend is te achten. Wel is daarbij van belang dat de verzekerde zich eerst tot de
                  zorgverzekeraar wendt om te verkennen of de zorgverzekeraar een gecontracteerd alternatief
                  kan aanbieden.
               
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zaaknummer Gerechtshof 200.259.9068 onder andere het volgende geoordeeld:
• «De wetgever is er destijds nadrukkelijk van uitgegaan dat een vergoeding voor niet
                              gecontracteerde zorg bij een naturaverzekering niet zodanig laag mag zijn dat die
                              een «feitelijke hinderpaal» vormt voor het inroepen van zorg bij een niet-gecontracteerde
                              (buitenlandse) zorgaanbieder….»;
• Dat de vergoeding door zorgverzekeraars minimaal gebaseerd moet zijn op het marktconforme
                              tarief;
• Dat de maximale eigen bijdrage voor alle verzekerden gebaseerd moet zijn op het gemiddeld
                              inkomen;
• Dat de vergoeding door de zorgverzekeraar bekend moet zijn voorafgaand aan het besluit
                              van de verzekerde dat hij/zij gebruik gaat maken van een niet gecontracteerde zorgverlener.
Is de Minister bekend met deze uitspraken van het Hof Arnhem-Leeuwarden en Gerechtshof
                        Gelderland?
Is de Minister er bekend mee dat de Hoge Raad deze uitspraken heeft bevestigd en dat
                        dit erin resulteert dat voor alle verzekerden de maximale eigen bijdrage gebaseerd
                        moet zijn op het modale inkomen en geen hinderpaal mag zijn voor de verzekerde om
                        gebruik te maken van de vrije artsenkeuze? Is de Minister ermee bekend dat het gemiddeld
                        netto inkomen per huishouden rond de € 28.000 ligt (bron: Centraal Bureau voor de
                        Statistiek (CBS)) ofwel € 2.350,– per maand inclusief subsidies en toeslagen? Wat
                        is naar het oordeel van de Minister de maximale eigen bijdrage dat van een gemiddeld
                        huishouden gevraagd kan worden om gebruik te kunnen maken van de vrije artsenkeuze
                        zonder last te hebben van een hinderpaal?
Ik ben bekend met de informatie die uw Kamer naar voren brengt. Ik kan geen algemeen
                  oordeel geven over welke maximale eigen bijdrage van een gemiddeld huishouden gevraagd
                  kan worden. Voor hoge zorgkosten is het redelijk dat de eigen bijdrage indien gebruik
                  wordt gemaakt van niet-gecontracteerde zorg, hoger is dan bij lage zorgkosten. Voor
                  de zorgverzekeraar is het financieel belang bij de vergoeding van dure zorg immers
                  groter en van de verzekerde mag verwacht worden dat hij een weloverwogen keuze maakt
                  tussen zorgaanbieders, zeker naarmate de kosten van zorg hoger zijn. Overigens hebben
                  het hof en de Hoge Raad geoordeeld dat zorgverzekeraars het gewogen gemiddeld gecontracteerde
                  tarief als uitgangspunt mogen nemen bij het bepalen van de vergoeding voor niet-gecontracteerde
                  zorg bij naturapolissen en dat zorgverzekeraars toetsen of de hoogte van de vergoeding
                  een hinderpaal oplevert voor de gemiddelde («modale») zorggebruiker.
               
De kortingspercentages die verzekeraars hanteren zijn generieke kortingspercentages.
                     Deelt de Minister de mening dat voor iemand met een minimuminkomen de hinderpaal op
                     een ander bedrag ligt dan voor iemand met een modaal inkomen, dan voor iemand met
                     een hoger inkomen? Hoe hoog (uitgedrukt in euro’s) zou volgens de Minister die hinderpaal
                     maximaal mogen zijn voor iemand met een netto inkomen tot de armoedegrens van zo’n
                     1.100,- euro per maand? En voor iemand met een netto inkomen rond de 2.500,- euro?
                     En voor iemand met een netto inkomen van rond de 5.000,- euro? Speelt voor de Minister
                     de samenstelling van een gezin, alleenstaand, samen, met kinderen, nog mee voor wat
                     een redelijke eigen bijdrage/eigen betaling voor een psycholoog?
In de uitspraak van de Hoge Raad is bepaald dat de zorgverzekeraar bij het bepalen
                  van zijn vergoedingen voor het hinderpaalcriterium uit mag gaan van de gemiddelde
                  («modale») verzekerde. Zorgverzekeraars kunnen geen inkomensgegevens van verzekerden
                  verwerken. Bovendien geldt dat de vergoeding hetzelfde dient te zijn voor alle verzekerden
                  die in eenzelfde situatie eenzelfde vorm van zorg of dienst behoeven (artikel 13,
                  vierde lid, Zvw). De zorgverzekeraar kan dus geen rekening houden met het inkomen
                  van de verzekerde.
               
Is de Minister bereid om de NZa onderzoek te laten doen en regels te laten stellen
                     betreffende de vraag wanneer sprake is van een feitelijke hinderpaal en de NZa te
                     vragen daarbij onderscheid te maken aan de hand van de kosten van de diverse zorgvormen
                     en verschillende inkomensgroepen?
Ik ben voornemens zelf regels voor te bereiden over het hinderpaalcriterium. Zoals
                  afgesproken in het IZA werk ik aan de uitwerking van de afspraak om de vergoeding
                  voor niet-gecontracteerde zorg te verlagen. Bij de verlaging van de vergoeding zal
                  het hinderpaalcriterium in acht worden genomen.
               
Heeft onderzoek door Vektis niet juist aangetoond dat de kosten van niet-gecontracteerde
                     zorg juist vaak lager zijn dan gecontracteerde zorg? Zo nee, welk onderzoek ondersteunt
                     de bewering van de Minister dat in enkele (deel)sectoren de kosten van zorgverlening
                     door niet-gecontracteerde zorgaanbieders – ondanks de lagere vergoeding – hoger zijn
                     dan van gecontracteerde zorgaanbieders?
Omdat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg veelal lager is dan de vergoeding
                     voor gecontracteerde zorg ligt het in de lijn der verwachting dat ook de kosten voor
                     niet-gecontracteerde zorg lager zijn. Dat is echter niet altijd het geval.
                  
Er is in de wijkverpleging een aantal onderzoeken gedaan naar het gebruik van niet-gecontracteerde
                     zorg waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd9. Uit het onderzoek over 2018 blijken de kosten van niet-gecontracteerde zorg in vergelijking
                     met gecontracteerde zorg per cliënt per maand gemiddeld ongeveer tweeëneenhalf keer
                     zo hoog zijn. De verschillen in de cliëntkenmerken van de cliëntenpopulaties blijken
                     geen verklaring te zijn voor de hogere kosten van niet-gecontracteerde zorg in de
                     wijkverpleging. In 2021 bedragen de gemiddelde kosten per cliënt per jaar voor niet-gecontracteerde
                     wijkverpleging € 7.700 euro tegen € 4.900 euro voor gecontracteerde zorg. Het aantal
                     uur wijkverpleging per cliënt per maand ligt in de niet-gecontracteerde zorg (gemiddeld
                     31 uur) 2,4 maal zo hoog als in de gecontracteerde zorg (gemiddeld 13 uur).
                  
Ook in de ggz is een aantal onderzoeken gedaan waar de Tweede Kamer over is geïnformeerd10. In de ggz zijn er sectoren waar de kosten voor niet-gecontracteerde zorg lager zijn
                     dan voor gecontracteerde zorg. Daarentegen zijn er in de ggz ook sectoren waar dat
                     niet het geval is. Uit onderzoek van Vektis komt naar voren dat de gemiddelde vergoede
                     zorgkosten van de behandeling voor cliënten bij diagnoses alcoholverslaving, verslaving
                     overige middelen, somatoforme stoornissen en restgroep diagnoses bij niet-gecontracteerde
                     ambulante zorg beduidend hoger zijn dan bij gecontracteerde zorg (25%-80% hogere kosten).
                     Bij deze vormen van zorg worden veel meer uren zorg geleverd dan bij de gecontracteerde
                     zorg. Een eventueel verschil in casemix van cliënten tussen niet-gecontracteerde en
                     gecontracteerde zorg biedt geen verklaring voor deze verschillen; als – daar waar
                     mogelijk – de kosten gecorrigeerd worden voor zorgvraagzwaarte, blijven de genoemde
                     verschillen bestaan.
                  
Uit het meest recente onderzoek van Vektis over de ontwikkeling (niet-)gecontracteerde
                  geestelijke gezondheidszorg 2016–2019 blijkt dat binnen de ggz-zorg zonder verblijf
                  de kosten per patiënt hoger zijn in de niet-gecontracteerde zorg voor de diagnoses
                  somatoforme stoornissen (73%), verslaving aan overige middelen (41%), verslaving aan
                  alcohol (28%), eetstoornissen (18%) en »dummy code«11 (17%). Voor de andere diagnoses zijn de kosten per patiënt lager in de niet-gecontracteerde
                  zorg. Voor schizofrenie (-29%), pervasieve stoornissen (-30%) en aandachtstekort (-31%)
                  is dit verschil het grootst. Uit een vervolgonderzoek van Significant12 komt geen eenduidige verklaring naar voren van kostenverschillen tussen contracteerde
                  en niet-gecontracteerde zorg.
               
Tot slot willen de leden van de PVV-fractie weten wanneer de Minister nu eens voor
                     de patiënten in de bres springt in plaats van klakkeloos het wensenlijstje van de
                     zorgverzekeraars uit te voeren. Nu het merendeel van de contracten tussen GGZ-instellingen
                     en verzekeraars nog steeds niet rond is en de onderhandelingen uiterst moeizaam verlopen,
                     is hiermee niet alleen het belang van vrije artsenkeuze aangetoond maar ook het belang
                     van restitutiepolissen, aldus deze leden.
Ik ben het ermee eens dat het contracteerproces beter kan en moet. In het IZA zijn
                  daarover verbeterafspraken gemaakt, waarmee partijen inmiddels gezamenlijk aan de
                  slag zijn gegaan. Ik zal uw Kamer te zijner tijd berichten over de voortgang daarvan.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister naar
                     aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium. Zij hebben
                     de behoefte een enkele aanvullende vraag te stellen. De leden lezen de uitspraak van
                     de Hoge Raad zo, dat generieke kortingspercentages die geen uitzonderingen bevatten
                     voor duurdere vormen van zorg, niet zijn toegestaan. Begrijpen deze leden dit goed?
                     Kan duidelijk worden gemaakt wanneer sprake is van «duurdere vormen van zorg»? Mogen
                     zorgverzekeraars gezamenlijk optrekken om uitvoering te geven aan tarifering bij ongecontracteerde
                     duurdere zorg, GGZ-aanbieders en wijkverpleging aanbieders zodat voor iedereen in
                     het werkveld meer duidelijkheid ontstaat?
De Hoge Raad is van oordeel dat een generieke korting in algemene zin is toegestaan.
                  Of en in hoeverre het hinderpaalcriterium zich in bepaalde gevallen daartegen verzet
                  voor een gemiddelde («modale») zorggebruiker kan slechts worden bepaald aan de hand
                  van concrete feiten en omstandigheden, waaronder eventuele beleidsregels van de NZa.
                  Daarbij zijn met name de hoogte van de kosten van de desbetreffende vorm van zorg
                  van belang. Voor duurdere vormen van zorg kan de zorgverzekeraar op basis van een
                  hardheidsclausule een uitzondering maken op het generiek kortingspercentage. De Hoge
                  Raad heeft geen nadere duiding gegeven van wanneer sprake is van «duurdere vormen
                  van zorg». Zorgverzekeraars mogen niet gezamenlijk optrekken bij het vaststellen van
                  de vergoedingen; dat is in strijd met de mededinging.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op
                     de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium. Zij vinden de opmerking
                     dat verzekerden en zorgaanbieders maar naar de rechter moeten gaan wanneer er «onenigheid»
                     bestaat met zorgverzekeraars, wel wat te gemakkelijk en afstandelijk. Deze leden verzoeken
                     de Minister aan te geven wat «onenigheid» over de vergoeding in de praktijk kan betekenen
                     voor mensen die zorg nodig hebben. Deze leden lezen ook in de antwoorden op schriftelijke
                     vragen weer dat als de verzekerde het niet eens is met de vergoeding of meent dat
                     de vergoeding in strijd is met het hinderpaalcriterium, diegene een klacht kan indienen
                     bij zijn zorgverzekeraar en dat de verzekerde die dan geen gehoor vindt bij de zorgverzekeraar,
                     zich kan wenden tot de geschilleninstantie of de rechter. Genoemde leden vinden dit
                     de omgekeerde wereld. Een verzekerde die netjes premie betaalt kan dus geen vergoeding
                     voor zorg krijgen en moet dan maar een klachtenprocedure gaan volgen, wachten op een
                     reactie en zelfs is het mogelijk dat de verzekerde zelf het initiatief moet nemen
                     om een juridische procedure bij de rechter te starten. Denkt de Minister werkelijk
                     dat alle verzekerden daar tijdens een periode dat zij zorg nodig hebben, toe in staat
                     zijn, afgezien van het feit dat zij dan wel iets anders aan hun hoofd hebben? Waarom
                     kan het niet zo zijn dat een verzekerde zorg vergoed krijgt en de zorgverzekeraar
                     verantwoordelijk wordt gemaakt voor goede voorlichting over de rechten en plichten
                     van verzekerden en een juridische procedure start wanneer er onrechtmatig gebruikgemaakt
                     wordt van zorg? Staat de patiënt volgens de Minister voorop of de zorgverzekeraar?
                     Wat is de betekenis van de zorgplicht van de zorgverzekeraar nog, als de zorgverzekeraar
                     die gewoon kan opschorten tot na een klachtenprocedure of een rechtsgang?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. Als er geen gecontracteerd zorgaanbod beschikbaar
                  is, moeten zorgverzekeraars maatregelen nemen, omdat zij zorg moeten leveren aan hun
                  verzekerden met een naturapolis. Zorgverzekeraars kunnen dan bijvoorbeeld de zorgaanbieders
                  aanspreken met wie zij een contract hebben, bijcontracteren of eventueel niet-gecontracteerd
                  zorgaanbod vergoeden. Verzekerden met een naturapolis kunnen ook uit zichzelf kiezen
                  om van niet-gecontracteerd aanbod gebruik te maken. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders
                  dienen in alle gevallen hun verzekerden en patiënten goed te informeren over de gevolgen
                  als zij gebruik maken van niet-gecontracteerde zorg, zodat zij een goede afweging
                  kunnen maken om al dan niet gebruik te maken van niet-gecontracteerde zorg. Daarmee
                  worden verrassingen achteraf voorkomen. Als de zorgverzekeraar niet voldoet of niet
                  kan voldoen aan zijn zorgplicht en de verzekerde om die reden genoodzaakt is de zorg
                  waarop hij volgens zijn naturapolis recht heeft te betrekken van een niet-gecontracteerde
                  zorgaanbieder, dan is een korting op grond van artikel 13 Zvw overigens niet aan de
                  orde.
               
In het geval dat een verzekerde het niet eens is met de zorgverzekeraar over de vergoeding,
                  dan hoeft de verzekerde zeker niet direct naar de rechter te gaan. De verzekerde kan
                  zich eerst wenden tot de zorgverzekeraar die verplicht is deze klacht te behandelen.
                  Als de verzekerde er met de zorgverzekeraar niet uit komt is een volgende stap om
                  de klacht voor te leggen aan de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen
                  (SKGZ). Vaak probeert eerst de Ombudsman van de SKGZ een oplossing te vinden. Indien
                  dat niet lukt kan vervolgens de Geschillencommissie een uitspraak doen. Deze commissie
                  is een toegankelijk alternatief voor een rechter. Bemiddeling door de Ombudsman is
                  gratis. Voor de behandeling van een geschil wordt een beperkte bijdrage gevraagd.
               
Genoemde leden verzoeken de Minister alsnog een inhoudelijke reactie te geven op de
                        uitspraak. Zij verzoeken hierbij de invulling van de zorgplicht door zorgverzekeraars
                        mee te nemen, alsmede een reactie te geven op de uitspraak van de Hoge Raad dat een
                        generiek kortingspercentage (van bijvoorbeeld 25%) bij in ieder geval de duurdere
                        en/of duurste vormen van zorg een hinderpaal kan opleveren, en dus niet is toegestaan
                        wanneer geen uitzonderingen worden gemaakt voor duurdere vormen van zorg. Daarnaast
                        vragen zij wat kan worden verstaan onder «duurdere vormen van zorg».
Voor iemand met een gering inkomen kan een zorgvorm sneller te duur zijn en daarmee
                        kan een korting dan wel degelijk een hinderpaal vormen. De leden van de PvdA-fractie
                        vinden dat de overheid duidelijkheid moet geven en dat dit niet aan zorgverzekeraars
                        of uiteindelijk aan de rechter mag worden overgelaten. Verzekerden die netjes premie
                        betalen, een premie die voor een toenemend aantal mensen een zware belasting vormt,
                        mogen toch vooraf duidelijkheid hebben over wat zij aan zorg ontvangen, zonder dat
                        zij min of meer gedwongen worden dat dan maar aan de rechter te gaan vragen? Zij vragen
                        een uitgebreide inhoudelijke reactie op deze stelling.
De zorgplicht staat los van het hinderpaalcriterium. Als de zorgverzekeraar niet voldoet
                     of niet kan voldoen aan zijn zorgplicht en de verzekerde om die reden genoodzaakt
                     is de zorg waarop hij volgens zijn naturapolis recht heeft te betrekken van een niet-gecontracteerde
                     zorgaanbieder, dan is een korting op grond van artikel 13 Zvw niet aan de orde.
                  
Bij de toepassing van artikel 13 Zvw is blijkens de uitspraak van de Hoge Raad een
                     generiek kortingspercentage in beginsel toegestaan. Afhankelijk van de hoogte van
                     het kortingspercentage kan dat bij dure vormen van zorg echter een hinderpaal opleveren.
                     Dit kan volgens de Hoge Raad ondervangen worden met een hardheidsclausule, mits de
                     zorgverzekeraar de hardheidsclausule daadwerkelijk toepast en daartoe op het peilmoment
                     op grond van die clausule aan de verzekerde ondubbelzinnig toezegt een bepaald bedrag
                     aan hem te vergoeden dat hoger is dan het bedrag waarop op grond van de polisvoorwaarden
                     reeds aanspraak bestaat. Het peilmoment is volgens de Hoge Raad het moment waarop
                     de verzekerde voor de keuze staat of hij gebruik wil maken van een niet-gecontracteerde
                     zorgaanbieder.
                  
Voor de toetsing aan het hinderpaalcriterium en het bepalen van wat door zorgverzekeraars
                     als dure vormen van zorg aangemerkt kan worden, gaat de Hoge Raad uit van de gemiddelde
                     («modale») zorggebruiker. In meerdere uitspraken is geoordeeld dat niet gerefereerd
                     kan worden aan de in financieel opzicht minst draagkrachtige zorggebruiker. Dan zou
                     de prikkel om gebruik te maken van gecontracteerde zorgaanbieders voor zorggebruikers
                     in hogere inkomenscategorieën wegvallen en het stelsel van de Zvw worden ondergraven.
                     Overigens is voor verzekerden in alle inkomenscategorieën duidelijk op welke zorg
                     zij recht hebben. Het basispakket van de zorgverzekering is wettelijk afgebakend en
                     voor alle inkomenscategorieën hetzelfde.
                  
Verzekerden met een laag inkomen worden via de zorgtoeslag tegemoet gekomen voor de
                     premie van de zorgverzekering.
                  
Deze leden vragen of per zorgverzekeraar aangegeven kan worden in hoeverre er sprake
                        is van differentiatie of uitzonderingen bij dure vormen van zorg, zoals door een uitspraak
                        van het Arnhemse Hof wordt verplicht. Zij vragen ook hoe het peilmoment, waarop moet
                        worden getoetst of sprake is van een hinderpaal, gaat werken in de praktijk. Immers
                        het peilmoment is het moment dat de verzekerde voor de keuze staat om al dan niet
                        van niet-gecontracteerde zorg gebruik te maken, op dat moment heeft iemand dus daadwerkelijk
                        zorg nodig. Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat iemand die zorg nodig heeft die
                        zorg ook krijgt en niet eerst in discussie moet treden met een zorgverzekeraar of
                        zelfs naar een rechter moet stappen om de zorg vergoed te krijgen? Is de Minister
                        zich ervan bewust dat voor mensen ook kan gelden dat zij de zorg niet kunnen voorschieten
                        en dat de stelling van de Minister dat mensen maar naar de rechter moeten gaan, kan
                        betekenen dat iemand verstoken blijft van zorg?
Wat denkt de Minister dat de psychische belasting voor mensen zal zijn, wanneer zij,
                        op het moment dat zij bijvoorbeeld geestelijke gezondheidszorg nodig hebben, eerst
                        een offerte op moeten vragen en toestemming moeten vragen? Hoe is dit nog te rijmen
                        met een zorgplicht van de zorgverzekeraar?
De Hoge Raad is van oordeel dat een generieke korting in algemene zin is toegestaan.
                     Of en in hoeverre het hinderpaalcriterium zich in bepaalde gevallen daartegen verzet
                     voor een gemiddelde («modale») zorggebruiker kan slechts worden bepaald aan de hand
                     van concrete feiten en omstandigheden, waaronder eventuele beleidsregels van de NZa.
                     Daarbij zijn met name de hoogte van de kosten van de desbetreffende vorm van zorg
                     van belang is. Voor duurdere vormen van zorg kan de zorgverzekeraar op basis van een
                     hardheidsclausule een uitzondering maken op het generiek kortingspercentage. De Hoge
                     Raad heeft geen nadere duiding gegeven van wanneer sprake is van «duurdere vormen
                     van zorg».
                  
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders dienen hun verzekerden en patiënten goed te informeren
                     over de gevolgen als zij gebruik maken van niet-gecontracteerde zorg, zodat zij een
                     goede afweging kunnen maken om al dan niet gebruik te maken van niet-gecontracteerde
                     zorg. Daarmee worden verrassingen achteraf voorkomen. Als een verzekerde ervoor kiest
                     om gebruik te maken voor een gecontracteerde zorgaanbieder dan wordt de zorg gewoon
                     vergoed; als de verzekerde ervoor kiest om gebruik te maken van een niet-gecontracteerde
                     zorgaanbieder, dat bestaat de kans dat de verzekerde een deel van de rekening zelf
                     moet betalen.
                  
Als de zorgverzekeraar niet voldoet of niet kan voldoen aan zijn zorgplicht en de
                     verzekerde om die reden genoodzaakt is de zorg waarop hij volgens zijn naturapolis
                     recht heeft te betrekken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, dan is een korting
                     op grond van artikel 13 Zvw overigens niet aan de orde.
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie op het standpunt van de Patiëntenfederatie
                     in deze. De Patiëntenfederatie stelt dat op dit moment te weinig relatie bestaat tussen
                     contractering en goede zorgkwaliteit; zorg gegeven door een gecontracteerde aanbieder
                     is niet altijd een garantie op passende zorg. Het is onbekend op basis waarvan zorgverzekeraars
                     zorgverleners contracteren. Is dat op kwaliteit, op prijs, op gewoonte of een combinatie
                     daarvan? Er zijn nu ongecontracteerde zorgaanbieders die goede zorguitkomsten realiseren
                     en ook gecontracteerde zorgaanbieders die minder goede zorguitkomsten realiseren.
                     Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de contractering meer transparant wordt en
                     dat verzekerden werkelijk weten waar zij voor kiezen als zij hun zorgverzekering afsluiten?
In het IZA hebben partijen aangegeven dat zij het van groot belang vinden dat patiënten
                  voldoende keuzemogelijkheden hebben bij het kiezen van een zorgaanbieder en dat zij
                  voldoende inzicht hebben in de kwaliteit van de zorg bij de verschillende zorgverleners.
                  Afgesproken is dat zorgverzekeraars zich daarom inspannen om een gevarieerd zorgaanbod
                  te contracteren en ook met nieuwe innovatieve zorgaanbieders over contractering te
                  spreken. Tevens is afgesproken dat zorgverzekeraars, zorgaanbieders en patiëntenorganisaties
                  samen proactief informatie over de kwaliteit van het zorgaanbod beschikbaar maken.
               
Deze leden vragen ook hoe het feit dat in het IZA is afgesproken om de vergoeding
                        voor niet-gecontracteerde zorg te verlagen, met in acht neming van het hinderpaalcriterium
                        kan worden gerijmd met de uitspraken van rechters en de Hoge Raad. Wat gaat dit in
                        de praktijk betekenen en in hoeverre is de huidige praktijk dan gerechtvaardigd? Hoe
                        kan het dat in een IZA een maatregel staat die door de rechter wordt verboden c.q.
                        zeker in die vorm niet wordt toegestaan?
Genoemde leden vragen welke zorgverzekeraars naar aanleiding van de uitspraak van
                        de Hoge Raad hun polisvoorwaarden hebben aangepast. Of is het zo dat de zorgverzekeraars
                        blijven werken met een generiek kortingspercentage en dus geen opvolging geven aan
                        het arrest van de Hoge Raad?
Bij de uitwerking van de afspraak over de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg
                     uit het IZA zal rekening worden gehouden met de uitspraak van de Hoge Raad.
                  
Zorgverzekeraars zetten hun polissen jaarlijks op 12 november in de markt. Omdat de
                     uitspraak van de Hoge Raad na deze datum kwam kon deze uitspraak niet worden meegenomen
                     bij het opstellen van de polissen voor het jaar 2023, voor zover daartoe aanleiding
                     zou hebben bestaan.
                  
De Hoge Raad is overigens van oordeel dat een generieke korting in algemene zin is
                     toegestaan.
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de laatste stand van zaken ten aanzien van
                     de contracten tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders voor 2023. In hoeverre zijn
                     die nu afgerond? Bij welke verzekeraars geldt dat de contracten nog niet zijn afgerond?
                     Kan een overzicht gegeven worden van de stand van zaken per zorgverzekeraar?
De laatste informatie die ik beschikbaar hebt over de stand van zaken bij de contractering
                  bij de zorgverzekeraars is van 31-1-23, zie hieronder.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van
                     de commissie over de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake
                     de Vrije Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars
                     voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders. Zij hebben hier nog een
                     aantal vragen en opmerkingen over. Genoemde leden vragen de Minister of het feit dat
                     zoveel zorgaanbieders ongecontracteerd zijn, ook niet te maken heeft met het feit
                     dat zorgverzekeraars hen vaak geen fatsoenlijk contract met dekkende tarieven bieden.
                     Zou niet gewoon gestopt moeten worden met het aanbieden van dit soort wurgcontracten?
                     Is de Minister het met deze leden eens dat zorgverzekeraars alle zorgaanbieders die
                     goede zorg leveren gewoon een fatsoenlijk contract zou moeten bieden?
Ik ben het ermee eens dat de contractering beter kan en moet. In het IZA zijn daarover
                  verbeterafspraken gemaakt waarmee partijen inmiddels aan de slag zijn gegaan. Ik zal
                  uw Kamer te zijner tijd berichten over de voortgang daarvan.
               
Deze leden vragen de Minister hoe zij aankijkt tegen het feit dat mensen nu vaak ook
                     zijn aangewezen op ongecontracteerde zorgaanbieders, omdat er geen ruimte meer is
                     bij de zorgaanbieders die wel gecontracteerd zijn. Voldoen zorgverzekeraars wel aan
                     hun zorgplicht, op het moment dat zij onvoldoende zorg inkopen bij gecontracteerde
                     zorgaanbieders, terwijl er tegelijkertijd zorgaanbieders niet gecontracteerd worden,
                     doordat zorgverzekeraars zelf geen dekkende tarieven bieden? Is de Minister van mening
                     dat het huidige systeem van contracteren door zorgverzekeraars nu goed functioneert?
                     Hoeveel geld en tijd kost het zorgaanbieders bijvoorbeeld om steeds weer met zoveel
                     verschillende zorgverzekeraars te moeten onderhandelen?
Als er wachtlijsten zijn, kunnen verzekerden hun zorgverzekeraar benaderen voor zorgbemiddeling.
                     Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. Als er geen gecontracteerd zorgaanbod beschikbaar
                     is, moeten zorgverzekeraars maatregelen nemen, want zij moeten voldoende zorg inkopen
                     waar hun verzekerden met een naturapolis gebruik van kunnen maken. Als er onvoldoende
                     zorg beschikbaar is, kunnen zorgverzekeraars dan bijvoorbeeld de zorgaanbieders met
                     wie zij een contract hebben, vragen of ze kunnen bijcontracteren of eventueel niet-gecontracteerd
                     zorgaanbod vergoeden.
                  
Zorgverzekeraars hebben tot taak zorg in te kopen die betaalbaar, toegankelijk en
                     van goede kwaliteit is, zodat ook de premies voor de zorgverzekering voor burgers
                     betaalbaar blijven. Contractering is voor zorgverzekeraars een belangrijk instrument
                     om de kosten in de hand te houden en de toegankelijkheid en kwaliteit mede te waarborgen.
                  
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of het niet beter zou werken om in principe
                     landelijke tarieven vast te stellen, die voor zorgaanbieders de kosten dekken en waarvan
                     enkel kan worden afgeweken op basis van duidelijke criteria zoals patiëntenpopulatie
                     en innovatieve zorg. Is de Minister bereid om deze optie serieus te onderzoeken, als
                     alternatief voor de situatie waarbij zorgverzekeraars zelf de tarieven vaststellen?
Zorgverzekeraars hebben tot taak zorg in te kopen die betaalbaar, toegankelijk en
                  van goede kwaliteit is. Betaalbaar zodat ook de premies voor de zorgverzekering voor
                  burgers betaalbaar blijven. Contractering is voor zorgverzekeraars een belangrijk
                  instrument om de kosten in de hand te houden en daarmee de hoogte van de premies voor
                  de zorgverzekeringen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
                     van de Minister over het hinderpaalcriterium en de recentelijke gerechtelijke uitspraken.
                     Voordat de voornoemde leden ingaan op de uitspraak en de brief willen zij de Minister
                     iets vragen over het aantal niet-gecontracteerde aanbieders. Het maakt namelijk veel
                     uit voor verzekerden of hun verzekeraar wel of geen contract heeft met hun aanbieder.
                     Doordat er zoveel aanbieders zijn in de wijkverpleging en in de GGZ die nog geen contract
                     hebben, wordt het voor verzekerden onmogelijk om vooraf te weten of hun zorg wel of
                     niet wordt vergoed en of ze moeten bijbetalen. Herkent de Minister dit probleem en
                     hoe wil zij ervoor zorgen dat voor het volgende overstapseizoen de contractering wel
                     op tijd is afgerond? Welke stappen gaat de Minister zetten om te regelen dat meer
                     zorgaanbieders een fatsoenlijk contract krijgen voor het komende jaar?
Ik ben het ermee eens dat de contractering beter kan en moet. In het IZA zijn daarover
                  afspraken gemaakt waarmee partijen inmiddels aan de slag zijn gegaan. Ik zal uw Kamer
                  te zijner tijd berichten over de voortgang daarvan.
               
Genoemde leden zouden ook graag een oplossing zien voor alle mensen die nu ineens
                     een eigen bijdrage moeten gaan betalen. De mensen waarvan de zorg eerst wel volledig
                     werd vergoed en nu ineens niet meer. Zeker omdat er nog zoveel zorgaanbieders zijn
                     die nog geen contract hebben, maar deze mogelijk nog wel krijgen, is het niet meer
                     mogelijk om een bewuste keuze te maken.
Hierdoor is het mogelijk dat mensen die een doorlopende behandeling krijgen vanaf
                     1 januari ineens worden geconfronteerd met een eigen bijdrage, terwijl zij niet zijn
                     gewisseld van behandelaar of verzekeraar. Voor deze groep zouden deze leden graag
                     een uitzondering zien. Als de behandeling doorloopt en de verzekerde in het vorige
                     jaar geen eigen bijdrage hoefde te betalen, dan zou dat na de jaarwisseling niet zomaar
                     mogen veranderen. De leden van de GroenLinks-fractie zouden liever zien dat de voorwaarden
                     en vergoedingen van behandelingen tussentijds niet veranderen. Deelt de Minister die
                     mening? Is zij bereid om vast te leggen dat eigen bijdragen voor lopende behandelingen
                     niet veranderen als de verzekerde niet van verzekeraar wisselt?
In artikel 13, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet is het volgende bepaald: «Indien
                  een overeenkomst tussen een zorgverzekeraar en een aanbieder als bedoeld in het eerste
                  lid wordt beëindigd, houdt een verzekerde die op het moment van beëindiging van de
                  overeenkomst zorg ontvangt van deze aanbieder, recht op zorgverlening door die aanbieder
                  voor rekening van deze zorgverzekeraar». Hetgeen de leden van de GroenLinks-fractie
                  vragen, is hiermee al geregeld.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat mensen bewust kunnen
                     kiezen voor een zorgverzekering. Een voorwaarde voor een bewuste keuze is wel dat
                     de verzekerden goed worden geïnformeerd. Helaas worden verzekerden niet actief geïnformeerd
                     als de vergoeding voor behandelingen die zij gebruiken, worden teruggeschroefd. Deelt
                     de Minister de mening dat verzekerden hier actief over geïnformeerd zouden moeten
                     worden? Hoe wil de Minister verplichten dat verzekeraars deze informatie actief delen?
In de Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten (TH/NR-022)
                  van de NZa is bepaald dat zorgverzekeraars hun verzekerden goed moeten informeren
                  over de vergoedingen van zorg die voor de polis gelden. Tevens is in de Regeling transparantie
                  zorgaanbieders (TH/NR-018) bepaald dat zorgaanbieders de consument moeten informeren
                  over datgene wat voor de consument van belang is om een weloverwogen keuze te maken
                  voor zorg, zoals bijvoorbeeld eventuele eigen betalingen omdat er geen contract is
                  met de zorgverzekeraar. Zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder hebben een rol
                  bij het informeren van de verzekerden en patiënten. Dat gaat helaas niet altijd goed.
                  In het IZA zijn daarom afspraken gemaakt om de informatie aan verzekerden te verbeteren.
                  Daarbij is bijvoorbeeld afgesproken dat de IZA-partijen samen een voorlichtingsprogramma
                  organiseren dat er op gericht is verzekerden voor te lichten over de financiële risico’s
                  van niet-gecontracteerde zorg. In de voorlichting wordt de nadruk gelegd op situaties
                  en locaties waar dit risico zich vooral voor kan doen, zoals bij verwijzers en tijdens
                  het overstapseizoen.
               
Genoemde leden hebben ook nog wel een vraag over de uitspraak van de Hoge Raad. Zoals
                        de voornoemde leden de uitspraak lezen, stelt de rechter dat een generieke korting
                        eigenlijk niet in lijn is met het hinderpaalcriterium. Want of iets een hinderpaal
                        is, hangt af van de absolute hoogte van de eigen bijdrage. Bij dure behandelingen
                        komt een korting van 25% neer op een veel hoger bedrag dan bij een goedkopere behandeling.
                        Tegelijkertijd zit er geen maximum eigen bijdrage gekoppeld aan het hinderpaalcriterium.
Zo’n maximale eigen bijdrage wordt wel gezien bij andere vormen van zorg, zoals de
                        eigen bijdrage bij de Wet langdurige zorg (Wlz), de eigen bijdrage voor hulpmiddelen
                        en de eigen bijdrage voor medicijnen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de
                        Minister waarom deze eigen bijdrage niet is gemaximeerd. Wil zij deze eigen bijdrage
                        maximeren en aan welk bedrag denkt zij dan?
De Hoge Raad is van oordeel dat een generieke korting in algemene zin is toegestaan.
                     Of en in hoeverre het hinderpaalcriterium zich in bepaalde gevallen daartegen verzet
                     voor een gemiddelde («modale») zorggebruiker kan slechts worden bepaald aan de hand
                     van concrete feiten en omstandigheden, waaronder eventuele beleidsregels van de NZa.
                     Daarbij zijn met name de hoogte van de kosten van de desbetreffende vorm van zorg
                     van belang. Voor duurdere vormen van zorg kan de zorgverzekeraar op basis van een
                     hardheidsclausule een uitzondering maken op het generiek kortingspercentage. De Hoge
                     Raad heeft geen nadere duiding gegeven van wanneer sprake is van «duurdere vormen
                     van zorg».
                  
De systematiek van eigen bijdragen is een heel andere dan de systematiek van eigen
                     betalingen voor niet-gecontracteerde zorg. Een eigen bijdrage is verplicht en kan
                     niet vermeden worden. Een eigen betaling voor niet-gecontracteerde zorg kan de verzekerde
                     vermijden door te kiezen voor een gecontracteerde zorgaanbieder. Ik ben geen voorstander
                     van het maximeren van het totaal aan eigen betalingen voor niet-gecontracteerde zorg,
                     omdat er altijd een prikkel moet zijn voor een verzekerde om gebruik te maken van
                     gecontracteerde zorgaanbieders, juist ook bij duurdere vormen van zorg.
                  
Deze leden lezen dat alle polissen voor mensen met een smalle beurs betaalbaar blijven
                     door de zorgtoeslag. De zorgtoeslag is namelijk gebaseerd om de gemiddelde premie.
                     Maar daaruit maken zij ook op dat de zorgtoeslag niet toereikend is voor mensen die
                     een restitutiepolis nodig hebben. Restitutiepolissen zijn namelijk duurder dan de
                     gemiddelde polis. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hoe hoog de
                     gemiddelde premie precies is voor restitutiepolissen in 2023 en hoe hoog de zorgtoeslag
                     precies is (minus de energietegemoetkoming). Hoe verwacht zij dat mensen met een kleine
                     beurs dat verschil in deze tijden kunnen betalen? Daarnaast vragen deze leden ook
                     hoeveel mensen überhaupt moeite hebben met het betalen van de zorgtoeslag. Hoeveel
                     mensen zijn er bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK) aangemeld als wanbetaler
                     en hoe heeft die groep zich precies ontwikkeld het afgelopen jaar?
De gemiddelde premie die verzekerden betalen voor een restitutiepolis is € 1.807 euro.
                     Dit is € 150 euro per jaar meer dan de gemiddelde premie waar de zorgtoeslag op gebaseerd
                     is (€ 1.657 euro per jaar). Er worden ook restitutiepolissen aangeboden waarvan de
                     premie dichter bij de gemiddelde nominale premie ligt.
                  
Als de percentages voor het bepalen van de hoogte van de zorgtoeslag ongewijzigd zouden
                     zijn gelaten in 2023, was de zorgtoeslag uitgekomen op € 1.426 voor een 1-persoonshuishouden
                     (met energietoeslag € 1.858) en € 2.719 voor een 2-persoonshuishouden (met energietoeslag
                     € 3.182).
                  
Het aantal geregistreerde wanbetalers zorgpremie bij het CAK bedraagt op dit moment
                     ongeveer 170.000. De afgelopen jaren is sprake van een dalende lijn, met een stabilisatie
                     vanaf het jaar 2022. Het verloop vanaf 1 januari 2020 is in onderstaande tabel weergegeven.
                  
Peildatum
Aantal wanbetalers zorgpremie CAK
1 januari 2020
202.702
1 januari 2021
189.652
1 januari 2022
170.221
1 januari 2023
170.541
1 februari 2023
170.170
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
                     uitspraken van de Hoge Raad inzake het hinderpaalcriterium. Deze leden vinden het
                     belangrijk dat verzekerden kunnen kiezen voor zorg die past bij hun zorgvraag en identiteit.
                     Dit betekent wat deze leden betreft niet dat verzekerden onbeperkte keuzevrijheid
                     zouden moeten hebben. Zij zien in het in enige mate verlagen van vergoedingspercentages
                     voor ongecontracteerde zorg een gerechtvaardigd middel om te werken aan passende zorg
                     waarbij alle partijen in afstemming met elkaar werken aan zorg die toegevoegde waarde
                     heeft en efficiënte zorg. Zij hebben echter ook gezien dat een aantal zorgverzekeraars
                     dusdanig hun vergoedingspercentages wilden verlagen, voor zorg die duur is, dat deze
                     zorg veel minder toegankelijk werd voor verzekerden. Zij zien de uitspraak van de
                     Hoge Raad als een duidelijke uitspraak over de gepaste interpretatie van het hinderpaalcriterium.
                     Genoemde leden betreuren het echter dat de rechter eraan te pas moest komen om duidelijkheid
                     te scheppen voor verzekerden, na een periode van onrust. Hoeveel verzekerden hebben
                     contact gezocht met de SKGZ hierover? Wat gaat de Minister doen om te voorkomen dat
                     nieuwe zaken gaan spelen bij de rechter, welke verantwoordelijkheid ziet de Minister
                     in dit opzicht voor de zorgverzekeraars en op welke wijze kan zij daar gevolgen aan
                     verbinden?
De SKGZ heeft mij laten weten dat, sinds de oprichting in 2006, door de Geschillencommissie
                     Zorgverzekeringen in 23 zaken een bindend advies is uitgebracht waarbij het hinderpaalcriterium
                     aan de orde kwam. Deze bindende adviezen zijn terug te vinden op de website www.skgz.nl.
                  
Het is aan zorgverzekeraars om de hoogte van hun vergoeding voor niet-gecontracteerde
                     zorg te bepalen. Zij dienen daarbij rekening te houden met het hinderpaalcriterium.
                     De uitspraak van de Hoge Raad heeft een nadere invulling gegeven aan het hinderpaalcriterium.
                     Het is aan de zorgverzekeraars om deze uitspraak te betrekken bij het vaststellen
                     van hun vergoedingen.
                  
Deze leden benadrukken het belang van tijdige en toegankelijke communicatie van de
                     zorgverzekeraar naar de klant als een contract tussen aanbieder en verzekeraar wijzigt.
                     Zij zien dat klanten niet goed geïnformeerd kunnen zijn als contracten pas na 1 januari
                     tot stand komen voor het lopende kalenderjaar. Welke inzet pleegt de Minister om zoveel
                     mogelijk contracten voor 1 januari te laten afsluiten? Is de Minister van mening dat
                     het na 1 januari afsluiten van een contract consequenties zou moeten hebben voor de
                     rechten van klanten in de tarieven en vergoedingen van zorg? Deze leden denken bijvoorbeeld
                     aan de situatie dat er toch geen contract gesloten blijkt te worden gesloten tussen
                     zorgaanbieder en verzekeraar, terwijl dit in het vorig jaar wel het geval was en de
                     klant te maken krijgt met een lager vergoedingspercentage. Is het in dat geval niet
                     eerlijker om uit te gaan van het vergoedingspercentage van het jaar ervoor, op basis
                     waarvan de klant heeft afgewogen bij welke verzekeraar hij een verzekering afsloot?
In de Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten (TH/NR-022)
                  van de NZa is bepaald dat zorgverzekeraars hun verzekerden goed moeten informeren
                  over de vergoedingen van zorg die voor de polis gelden. Tevens is in de Regeling transparantie
                  zorgaanbieders (TH/NR-018) bepaald dat zorgaanbieders de consument moet informeren
                  over datgene wat voor de consument van belang is om een weloverwogen keuze te maken
                  voor zorg, zoals bijvoorbeeld eventuele eigen betalingen omdat er geen contract is
                  met de zorgverzekeraar. Zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder hebben een rol
                  bij het informeren van de verzekerden en patiënten. Dat gaat helaas niet altijd goed.
                  In het IZA zijn daarom afspraken gemaakt om de informatie aan verzekerden te verbeteren.
                  Daarbij is bijvoorbeeld afgesproken dat de IZA-partijen samen een voorlichtingsprogramma
                  organiseren dat er op gericht is verzekerden voor te lichten over de financiële risico’s
                  van niet-gecontracteerde zorg. In de voorlichting wordt de nadruk gelegd op situaties
                  en locaties waar dit risico zich vooral voor kan doen, zoals bij verwijzers en tijdens
                  het overstapseizoen. Dit geldt ook in de situatie indien een verzekerde kort na 1 januari
                  gebruik wil maken van een zorgaanbieder die (nog) niet gecontracteerd is. Ook de verzekerde
                  zal zich moeten vergewissen of er sprake is van een contract en bij twijfel contact
                  opnemen met de verzekeraar. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. Als er geen gecontracteerd
                  zorgaanbod beschikbaar is, moeten zorgverzekeraars de verzekerde doorgeleiden naar
                  gecontracteerd aanbod. Is dat niet beschikbaar, dan kunnen zorgverzekeraars bijvoorbeeld
                  de zorgaanbieders met wie zij een contract hebben, vragen of zij kunnen bijcontracteren
                  of eventueel niet-gecontracteerd zorgaanbod vergoeden.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister met zorgverzekeraars heeft
                     gesproken over de criteria die volgen uit het arrest van de Hoge Raad en welk gevolg
                     daar aan gegeven wordt. Zij vragen of de Minister ziet dat zorgverzekeraars na het
                     arrest hun vergoedingspercentages waar nodig hebben aangepast. Zo nee, welke ruimte
                     ziet de Minister om zorgverzekeraars op de opvolging van een arrest van de Hoge Raad
                     aan te spreken en hoe beoordeelt zij die ruimte?
Het is aan zorgverzekeraars om de hoogte van hun vergoeding voor niet-gecontracteerde
                     zorg te bepalen. Zij dienen daarbij rekening te houden met het hinderpaalcriterium.
                     De uitspraak van de Hoge Raad heeft een nadere invulling gegeven aan het hinderpaalcriterium.
                     Het is aan de zorgverzekeraars om deze uitspraak te betrekken bij het vaststellen
                     van hun vergoedingen. Dat beleid is niet gewijzigd door de uitspraak van de Hoge Raad;
                     wel kan de uitspraak van invloed zijn op de vergoedingen.
                  
Zorgverzekeraars zetten hun polissen jaarlijks op 12 november in de markt. Omdat de
                     uitspraak van de Hoge Raad na deze datum kwam kon deze uitspraak niet worden meegenomen
                     bij het opstellen van de polissen voor het jaar 2023, voor zover daartoe aanleiding
                     zou hebben bestaan.
                  
Genoemde leden vragen naar de toekomst toe op welke manier de Minister weegt dat gecontracteerde
                     zorg in kwaliteit positief te onderscheiden is van ongecontracteerde zorg.
De ambitie van het IZA is om de zorg voor iedereen toegankelijk, kwalitatief goed
                  en betaalbaar te houden. Om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg duurzaam
                  te borgen, hebben partijen in het IZA afspraken gemaakt over de inhoudelijke transformatie
                  naar passende zorg. Deze afspraken zijn vertaald naar de contractering van zorg. Zorgaanbieders
                  en zorgverzekeraars nemen samen verantwoordelijkheid om deze transformatieopgave te
                  realiseren. Contractering tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder is een belangrijk
                  instrument in het streven naar passende zorg. Individuele contractafspraken worden
                  gemaakt tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars; deze worden gemaakt op basis van
                  passende zorg, de reële zorgvraag en andere relevante aspecten. Dat houdt in dat contracterende
                  partijen actief inzetten op kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid door het
                  beperken van volumegroei, het treffen van arbeidsbesparende maatregelen en het realiseren
                  van passende zorg conform de doelstellingen van het IZA. Met zorgaanbieders die niet
                  contracteren, kunnen dergelijke afspraken niet worden gemaakt.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren het dat cliënten in de GGZ zich genoodzaakt
                     voelden of voelen om door lagere vergoedingspercentages naar een andere behandelaar
                     over te stappen indien dit negatief raakt aan de band die behandelaar en cliënt in
                     de GGZ opbouwen, omdat deze van belang is voor de effectiviteit van zorg. Heeft de
                     Minister zicht op het aantal cliënten dat van aanbieder is veranderd en op de gevolgen
                     voor de effectiviteit van zorg?
In artikel 13, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet is het volgende bepaald: «Indien
                  een overeenkomst tussen een zorgverzekeraar en een aanbieder als bedoeld in het eerste
                  lid wordt beëindigd, houdt een verzekerde die op het moment van beëindiging van de
                  overeenkomst zorg ontvangt van deze aanbieder, recht op zorgverlening door die aanbieder
                  voor rekening van deze zorgverzekeraar». Er is dus geen reden voor cliënten om voor
                  een lopende behandeling over te stappen naar een andere behandelaar als de overeenkomst
                  tussen de zorgverzekeraar en de behandelaar beëindigd wordt. Ik heb geen zicht op
                  het aantal cliënten dat van aanbieder is veranderd en op de gevolgen daarvan.
               
Genoemde leden vragen naar de reactie van de Minister op de gedachte van de NZa hoe
                     gerechtvaardigd het is om verschil te laten bestaan tussen deze twee situaties: (1)
                     de cliënt met een gestarte behandeling die zich geconfronteerd ziet met een verandering
                     van restitutie- naar combinatiepolis en wel valt onder het lagere vergoedingspercentage,
                     en (2) de cliënt met een gestarte behandeling bij een zorgaanbieder met wie de zorgverzekeraar
                     geen nieuw contract sluit en niet onder het lagere vergoedingspercentage valt13. Zij vragen de Minister of dit tot nadere overwegingen leidt en welke dat zijn.
Ik begrijp de gedachte van de NZa. De NZa heeft dit onder de aandacht gebracht bij
                  de zorgverzekeraars. De beide zorgverzekeraars die dit jaar hun restitutiepolissen
                  hebben omgezet naar een combinatiepolis, hebben ervoor gekozen in het eerste jaar
                  na het omzetten coulance te betrachten voor de verzekerden. De verzekerden houden
                  daarmee recht op hun oude vergoedingspercentages.
               
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister inzake
                     de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium. Genoemd lid constateert
                     dat de Minister problematiek rondom het hinderpaalcriterium overlaat aan de zorgverzekeraars
                     en de zorgverleners zelf. Zij wil benadrukken dat deze twee partijen geen gelijkwaardige
                     positie hebben. Als er sprake is van onenigheid, verwijst de Minister naar de rechter.
                     Het lid van de BBB-fractie denkt dat het belangrijk is om zaken niet te laten escaleren.
                     De gang van de rechter moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Het lid denkt ook dat
                     met name de kleinere zorgverleners deze weg niet snel zullen bewandelen en vraagt
                     de Minister dan ook of het mogelijk is om eventueel door een dringend advies of een
                     richtlijn de partijen te helpen met het scheppen van meer duidelijkheid.
Het is niet aan mij om te treden in de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en
                  zorgaanbieders. Via de jurisprudentie ontstaat duidelijkheid over de wijze waarop
                  zorgverzekeraars invulling moeten geven aan het hinderpaalcriterium. Daarmee wordt
                  voor partijen de duidelijkheid gecreëerd waar het lid van de BBB-fractie om vraagt.
               
Ten slotte heeft het lid van de BBB-fractie nog een vraag over het verlagen van tarieven
                     door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ en wijkverpleging. Het lid wil graag
                     weten op welke wijze de Minister daadwerkelijk bewaakt (dus monitort) dat er voldoende
                     mogelijkheden zijn voor burgers om zich te kunnen verzekeren op een betaalbare wijze
                     voor noodzakelijke zorg.
Voor iedere polis is sprake van een ruime keuze aan zorgverleners waarvoor de kosten
                  van zorg uit hoofde van de zorgverzekering volledig worden vergoed; de zorgverzekeraar
                  moet immers aan zijn zorgplicht voldoen. Ook voor mensen met een smalle beurs is de
                  vrijheid om te kunnen kiezen voor een zorgaanbieder betaalbaar. Daar zorgt de zorgtoeslag
                  voor. De hoogte van de zorgtoeslag is namelijk gebaseerd op het gewogen gemiddelde
                  van de nominale premies van alle polissen (inclusief restitutiepolissen) op de markt
                  (en het gemiddelde eigen risico dat verzekerden betalen), en niet op de nominale premie
                  van polissen met beperkte keuzemogelijkheden. Verzekerden die kiezen voor een restitutiepolis
                  betalen gemiddeld wel meer dan verzekerden die voor een naturapolis kiezen. De keuzevrijheid
                  voor zorgaanbieders is via de zorgtoeslag daarmee ook voor mensen met een laag inkomen
                  geborgd, ook wanneer een restitutiepolis gemiddeld genomen duurder is dan een naturapolis.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.