Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake reactie op verzoek commissie over het rapport 'Een bredere kijk op financiering' van Cultuur+Ondernemen (Kamerstuk 32820-490)
2023D12610 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 23 februari 2023 inzake reactie op verzoek
commissie over het rapport «Een bredere kijk op financiering» van Cultuur+Ondernemen
(Kamerstuk 32 820, nr. 490).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I. Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
II. Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de reactie
van de Staatssecretaris op het rapport «Een bredere kijk op financiering» van Cultuur
+ ondernemen. Zij zijn positief gestemd over de positieve toon van de brief en hebben
nog enkele vragen over de opvolgende stappen van de Staatssecretaris.
Allereerst lezen de leden van de VVD-fractie dat op verschillende punten uit het rapport
van Cultuur+Ondernemen al stappen zijn gezet door het ministerie. Kan de Staatssecretaris
aangeven op welke punten reeds stappen zijn ondernomen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de culturele en creatieve sector nog steeds
weinig toegang heeft tot substantiële financiering en dat de gedane aanbevelingen
zijn overgenomen en worden uitgevoerd. Op welke termijn wordt verwacht dat deze aanbevelingen
geïmplementeerd zullen zijn?
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat de Staatssecretaris de aanbeveling van Cultuur+Ondernemen
onderschrijft dat «het zinvol is om samen met de sector de vertaling te maken naar
voor de sector passende financieringsvormen en onderzoek hoe Cultuur+Ondernemen hier
een grotere rol in kan nemen». De leden vragen hoe de Staatssecretaris deze samenwerking
met de sector gaat vormgeven en op welke termijn er implementeerbare resultaten van
deze samenwerking worden verwacht.
De leden van de VVD-fractie lezen dat banken zich de laatste jaren terugtrekken uit
de culturele en creatieve sector. Kan de Staatssecretaris dit effect kwantificeren?
En ziet de Staatssecretaris een rol voor haarzelf om banken of andere investeerders
te overtuigen van het nut van investeren in deze sector? Hoe waardeert de Staatssecretaris
specifiek de uitspraak dat voor bedrijfsovernames in de culturele en creatieve sector
nu helemaal geen voorzieningen zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen vervolgens dat er een te negatieve perceptie over
lenen heerst bij zelfstandigen, kleine organisaties en gesubsidieerde instellingen.
Is de Staatssecretaris het met deze leden en Cultuur+Ondernemen eens dat lenen onderdeel
kan zijn van een gezonde financieringsmix? Zo ja, hoe stimuleert de Staatssecretaris
dit? De leden lezen ook dat bij dit deel van de culturele en creatieve sector vaak
alleen aan geefgeld wordt gedacht. Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat
het eigen verdienvermogen van de sector dus extra aandacht behoeft? Zo ja, hoe stimuleert
zij dit? Hoe waardeert zij daarnaast de conclusie dat overheden vooral gefocust zijn
op subsidies en niet op andere financieringsvormen?
De leden van de VVD-fractie vernemen dat uit de evaluaties van Cultuur+Ondernemen
blijkt dat leengeld cultureel ondernemerschap stimuleert, en dat cultureel ondernemers
minder kritisch omgaan met geefgeld. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? En
wat betekent dit voor haar beleid?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er behoefte is aan het verbeteren van de
financiële structuur in een aantal productieketens en zijn van mening dat op dit vlak
kennisdeling en stimulering door de Staatssecretaris een positieve impact kan hebben.
Is de Staatssecretaris dat met de leden eens? Zo ja, welke stappen kan zij nemen?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Een
bredere kijk op financiering». Creatieve makers, zelfstandigen en mkb1 dragen bij aan de vernieuwing en groei van de creatieve sector. Na de klap van de
coronacrisis is goede en gerichte financiering voor (jonge) cultuurmakers echter van
groot belang om de innovatieve cultuursector van Nederland toekomstbestendig te houden.
De leden zijn daarom positief over de plannen van de Staatssecretaris voor het hervormen
van de investeringen in cultureel ondernemerschap, om te komen tot een breed, sectorgericht
financieringsstelsel. De leden hebben echter nog een aantal vragen over de concrete
uitwerking en de tijdspaden van deze hervormingen.
De leden van de D66-fractie merken op dat voor het verstrekken van leningen en andere
vormen van financiering naast Cultuur+Ondernemen meer spelers actief zijn. De Staatssecretaris
noemt bijvoorbeeld het Fonds Kwadraat en het Blockbusterfonds. Wel zegt de Staatssecretaris
te willen onderzoeken hoe Cultuur+Ondernemen een grotere rol in kan nemen. Hoe verhoudt
de rol van Cultuur+Ondernemen zich volgens de Staatssecretaris tot andere financieringsbronnen
in de culturele sector?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Staatssecretaris stelt dat de voortgang
van de financieringshervormingen door de coronapandemie vertraging heeft opgelopen.
Wanneer denkt de Staatssecretaris de nodige hervormingen helemaal uitgerold te hebben?
Kan de Staatssecretaris een indicatie geven van de tijdslijn van deze hervormingen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Staatssecretaris het voornemen om te
zoeken naar passende financieringsvormen voor de sector noemt, en bovendien het belang
van een sectorspecifiek instrumentarium noemt. Kan zij concreter uiteenzetten hoe
een nieuw stelsel voor cultuurfinanciering, gespecificeerd naar de verschillende behoeften
van deelsectoren, eruit kan zien? Kan zij voorbeelden noemen waar op voortgebouwd
wordt?
Verder hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over het opbouwen van
eigen vermogen van Cultuur+Ondernemen. Cultuur+Ondernemen concludeert dat het instrumentarium
niet aansluit op de innovatieve manier van werken. Zij concluderen dat het wenselijk
is als organisaties eigen vermogen op kunnen bouwen. Overweegt de Staatssecretaris
regels te versoepelen om aan deze wens tegemoet te komen? Kan de Staatssecretaris
toelichten wat precies het opbouwen van eigen vermogen in de weg staat? Welke acties
overweegt de Staatssecretaris op dit punt?
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat kunst, cultuur en creativiteit
het leven en de samenleving verrijken. Kunst en cultuur zijn eerst en vooral van en
voor de samenleving. De overheid vervult een belangrijke rol als subsidieverstrekker,
opdrachtgever en hoeder van ons culturele klimaat. Het ambitieniveau van de sector
is hoog. Broedplekken als culturele podia dienen een centrale plek te hebben in het
cultuurbeleid. Getalenteerde kunstenaars verdienen de kans om een beroepspraktijk
op te bouwen. Omdat kunst en cultuur van en voor de samenleving zijn, is ondernemerschap
van groot belang voor de sector. Dat ondernemerschap is gebaat bij goede financieringsmogelijkheden.
Goede toegang tot financiering is van belang om de cultuursector toekomstbestendig
te houden. De leden hebben dan ook met belangstelling kennisgenomen van het rapport
van Cultuur+Ondernemen en de reactie van de Staatssecretaris. Zij hebben hierover
nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat kunst en cultuur verbindend is
en een belangrijke plek in de maatschappij heeft. Tijdens de coronapandemie werd de
behoefte hieraan duidelijk toen de deuren dicht moesten blijven. Via virtuele museumbezoeken
en concerten die gestreamd konden worden, bereikten kunst en cultuur – via het beeldscherm
en de box – de mensen. Als belangrijk onderdeel van de maatschappij, moet ook de vraag
gesteld worden welke positie de sector in bredere zin kan innemen in die maatschappij.
De leden vragen de Staatssecretaris op wat voor manier zij denkt dat kunst en cultuur
beter en efficiënter ingezet en benut kan worden om maatschappelijke thema’s te bespreken.
Ziet de Staatssecretaris ook een economisch belang?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien tegelijkertijd ook dat de sector heel divers
is. Niet iedere kunstenaar of musicus is per definitie ondernemer en niet iedere creatieveling
streeft naar eindeloze innovatie. Er zijn allerlei mensen in de sector die gewoon
goed willen spelen, mooie dingen willen creëren en zo hun ambacht willen uitoefenen.
De leden vragen de Staatssecretaris of de financieringsinstrumenten ook voor die groep
passend zijn. Komen de middelen van Cultuur+Ondernemen ook terecht bij bijvoorbeeld
de conservatoriumgeschoolde klassieke musici? Andersom horen de leden ook de behoefte
van kunstenaars en musici om meer aandacht in het curriculum van kunst-, cultuur-
en muziekopleidingen te hebben voor ondernemen en ondernemerschap. De leden vragen
de Staatssecretaris of zij deze signalen herkent en of zij in gesprek is of wil gaan
met de opleidingen over de plek van ondernemerschap in curricula. Voorts vragen de
leden of de Staatssecretaris nader in wil gaan op scholing in ondernemerschap na afronding
van een opleiding. Welke mogelijkheden voor scholing in ondernemerschap zijn er voor
mensen die in deze sector werken? Vanuit de sector is er behoefte aan betere scholingsmogelijkheden
in ondernemerschap? Wat vindt de Staatssecretaris daarvan? Welke mogelijkheden ziet
zij hiertoe?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de reactie van de Staatssecretaris over
diverse, deels nieuwe, financieringsmogelijkheden. Deze financieringsopties zijn echter
bijna allemaal kortdurend. Cultuur+Ondernemen signaleert een behoefte voor structurele
financiering in de sector. De trend dat banken zich terugtrekken uit de culturele
en creatieve sector als financiers, die al voor de coronapandemie waarneembaar was,
zet zich ook na pandemie door. Kan de Staatssecretaris ingaan op de redenen die door
Cultuur+Ondernemen genoemd worden, namelijk weinig zekerheden, weinig eigen vermogen,
complexe verdienmodellen, lage financieringsbehoefte en moeizame communicatie? En
kan de Staatssecretaris daarbij aangeven hoe zij de sector kan ondersteunen? In de
beslisnota lezen de leden dat de Staatssecretaris budget beschikbaar maakt voor het
project In The Mix waarmee onderzocht wordt hoe de voorwaarden van financiers beter
op elkaar en de behoeften van de sector kunnen worden afgestemd. De leden vragen de
Staatssecretaris of zij ook bereid is om met banken in gesprek te gaan bij de verdere
ontwikkeling van haar beleid. De sector is op bepaalde plekken gebaat bij financieringsmogelijkheden
waarmee ook stabiliteit en toekomstplanning kunnen worden bewerkstelligd, bijvoorbeeld
door de opbouw van eigen vermogen. De leden vragen de Staatssecretaris hoe zij de
financieringsmix niet alleen gaat laten onderzoeken, maar ook hoe zij de effectiviteit
maatregelen die daaruit voortvloeien blijft monitoren.
De leden van de ChristenUnie-fractie horen vanuit de sector de behoefte voor meer
differentiatie in voorwaarden van leningen en subsidies. Van kleine instellingen wordt
nu vaak hetzelfde verwacht in eisen en aanvragen als van grote instellingen. Grotere
instellingen hebben vaak meer menskracht en mogelijkheid om (financiële) expertise
in te schakelen en staan zo sterker dan de kleine of middelgrote instellingen. Voor
de echt kleine, beginnende kunstenaar wordt de financieringskant ervaren als een complexe
aangelegenheid met een oerwoud van regels. Ziet de Staatssecretaris dit? Het rapport
van Cultuur+Ondernemen signaleert ook deze behoefte voor differentiatie, maar de Staatssecretaris
gaat er in haar reactie beperkt op in. Welke stappen naar vereenvoudiging van financiering
of subsidie wil de Staatssecretaris zetten? Welke rol zou Cultuur+Ondernemen daarin
kunnen spelen, bijvoorbeeld in de vorm van het bieden van, eventueel kosteloze, hulp
of advies?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het rapport van Cultuur+Ondernemen dat
de sector behoefte heeft aan verzekeringsachtige producten. De Staatssecretaris gaat
hier in haar reactie echter niet verder op in. De leden vragen of de Staatssecretaris
de ondersteuning van losse initiatieven van zelfstandigen die niet aangesloten zijn
bij bredere verbanden voldoende in beeld heeft. Cultuur+Ondernemen noemt dat broodfondsen
onder zelfstandigen flink ingeburgerd zijn, omdat verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid
door de reguliere maatschappijen te duur zijn. Zijn dit soort verzekeringsachtige
initiatieven voldoende in beeld bij de Staatssecretaris? Doet de Staatssecretaris
daar iets mee? Voornoemde leden vragen de Staatssecretaris alsnog in te gaan op dit
onderdeel uit het rapport. Is de Staatssecretaris van plan om stappen te zetten om
een verzekeringsinstrumentarium en ander soort sectorspecifiek instrumentarium te
ontwikkelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen tot slot dat de Staatssecretaris in gesprek
is met Cultuur+Ondernemen om te bezien welke acties er in brede zin verder nodig zijn.
De leden vragen de Staatssecretaris wat haar verwachte tijdspad is voor dit beleid
en wanneer zij de Kamer hierover zal informeren.
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.