Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 331 Uitvoering van het op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222), zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 2010, 316) (Uitvoeringswet HNS-verdrag)
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Artikel 2
HOOFDSTUK II. BEPERKING VAN DE AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 3
HOOFDSTUK III. VERPLICHTE VERZEKERING OF ANDERE FINANCIËLE ZEKERHEID
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
HOOFDSTUK IV. OPGAVEVERPLICHTING
Artikel 13
HOOFDSTUK V. VORDERINGEN TOT SCHADEVERGOEDING EN ANDERE RECHTSVORDERINGEN
Artikel 14
HOOFDSTUK VI. TOEZICHT- EN STRAFBEPALINGEN
Artikel 15
Artikel 16
HOOFDSTUK VII. WIJZIGING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN ANDERE WETTEN
Artikel 17
Artikel 18
Artikel 19
Artikel 20
HOOFDSTUK VIII. BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Artikel 21
Artikel 22
Artikel 23
HOOFDSTUK IX. SLOTBEPALINGEN
Artikel 24
Artikel 25
Artikel 26
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de bekrachtiging van het Internationaal
Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer
over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222), zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol
van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor
schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen,
1996, (Trb. 2010, 316), noodzakelijk is regels vast te stellen ter uitvoering van dat Verdrag voor Nederland
en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Verdrag:
op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid
en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke
stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222), zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol
van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor
schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen,
1996, (Trb. 2010, 316);
b. Onze Minister:
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
c. Nederland:
het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden;
d. schip, persoon, eigenaar, gevaarlijke en schadelijke stoffen, schade, preventieve
maatregelen, voorval, vervoer over zee, bijdragende lading, HNS-fonds, rekeneenheid,
terminal, directeur:
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Verdrag.
Artikel 2
1. Deze wet is van toepassing op:
a. schade door gevaarlijke en schadelijke stoffen veroorzaakt in Nederland, de territoriale
zee daaronder begrepen;
b. schade door milieuvervuiling door gevaarlijke en schadelijke stoffen veroorzaakt binnen
de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van Nederland;
c. schade, anders dan schade door milieuvervuiling, veroorzaakt buiten Nederland, met
inbegrip van de territoriale zee, indien deze schade is veroorzaakt door gevaarlijke
en schadelijke stoffen vervoerd aan boord van een schip dat teboekstaat in Nederland
of aan boord van een schip dat bevoegd is de vlag van het Koninkrijk te voeren en
dat niet in Nederland teboekstaat;
d. preventieve maatregelen, waar ook genomen;
e. vorderingen, anders dan vorderingen uit hoofde van een overeenkomst tot het vervoer
van goederen en passagiers, wegens schade voortvloeiende uit het vervoer van gevaarlijke
en schadelijke stoffen over zee.
2. Deze wet is niet van toepassing op:
a. schade door verontreiniging zoals omschreven in het Internationaal Verdrag inzake
de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1969 (Trb. 1970, 196), zoals gewijzigd, ongeacht of ten aanzien van die schade wel of geen schadevergoeding
verschuldigd is ingevolge dat Verdrag;
b. schade veroorzaakt door radioactieve materialen van klasse 7, bedoeld in de «International
Maritime Dangerous Goods Code», zoals gewijzigd, of in Aanhangsel B van de «Code of
Safe Practice for Solid Bulk Cargoes», zoals gewijzigd; en
c. oorlogsschepen, ondersteuningsschepen van de marine of andere schepen die toebehoren
aan of geëxploiteerd worden door de Staat en die in de betrokken periode uitsluitend
worden gebruikt in overheidsdienst voor andere dan handelsdoeleinden.
HOOFDSTUK II. BEPERKING VAN DE AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 3
1. Degene die op grond van artikel 9 in samenhang met artikel 38 van het Verdrag een
beroep wil doen op beperking van zijn aansprakelijkheid, verzoekt de rechtbank Rotterdam
het bedrag vast te stellen waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt en te bevelen
dat tot een procedure ter verdeling van een te stellen fonds wordt overgegaan.
2. Op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, is de tweede afdeling van de eerste titel
van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige
toepassing met uitzondering van de artikelen 642a, eerste lid, 642d, 642e, en 642t,
tweede tot en met vierde lid, met dien verstande dat:
a. bij de behandeling van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, geen beroep kan worden
gedaan op artikel 9, tweede lid, van het Verdrag;
b. in het geval van artikel 642c, tweede lid, de rechtbank met inachtneming van artikel
9, eerste lid, van het Verdrag het in rekeneenheden uitgedrukte beloop van het fonds
bepaalt en het bedrag, bedoeld in artikel 642c, tweede lid, onderdeel a, wordt berekend
met inachtneming van artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van het Verdrag;
c. in het geval van artikel 642c, zevende lid, de verzoeker zijn aansprakelijkheid niet
meer op grond van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag kan beperken.
3. Indien na toewijzing van een op artikel 9 van het Verdrag gegrond verzoek geen der
schuldeisers binnen de in artikel 642g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
genoemde termijn betwist heeft dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid kan beperken,
dan wel omtrent een zodanige betwisting onherroepelijk afwijzend is beslist en een
fonds is gesteld ten aanzien waarvan de rechtbank een verklaring als bedoeld in het
zesde lid van artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft afgegeven
en dat werkelijk ten bate van de schuldeiser beschikbaar is alsmede de schuldeiser
zijn vordering op het fonds in rechte geldend kan maken, beveelt de rechter op verzoek
van hem te wiens behoeve het fonds is gesteld de opheffing van beslagen die ter zake
van de vorderingen waarvoor het fonds is gesteld, zijn gelegd, dan wel de teruggave
van te dier zake gegeven zekerheid.
4. De bedragen genoemd in artikel 9, eerste lid, van het Verdrag worden omgerekend in
euro’s naar de koers van de dag waarop de eigenaar voldoet aan een ingevolge artikel
642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gegeven bevel tot storting of
andere zekerheidstelling. De waarde van de euro, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten,
wordt berekend volgens de waarderingsmethode die door het Internationaal Monetair
Fonds op de dag van omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties.
HOOFDSTUK III. VERPLICHTE VERZEKERING OF ANDERE FINANCIËLE ZEKERHEID
Artikel 4
1. De eigenaar van een in Nederland teboekstaand schip dat gevaarlijke en schadelijke
stoffen vervoert, is verplicht een verzekering of andere financiële zekerheid, zoals
een bankgarantie of een door een soortgelijke financiële instantie afgegeven garantie,
in stand te houden, ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade ingevolge het
Verdrag, tot een bedrag gelijk aan het maximum van zijn aansprakelijkheid op grond
van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag.
2. De eigenaar van een schip dat teboekstaat buiten Nederland of een andere vlag dan
de vlag van het Koninkrijk voert, is verplicht om, indien het schip een haven of laad-
of losinstallatie in Nederland aanloopt of verlaat, een verzekering of andere financiële
zekerheid, zoals een bankgarantie, in stand te houden, ter dekking van zijn aansprakelijkheid
voor schade ingevolge het Verdrag, tot een bedrag gelijk aan het maximum van zijn
aansprakelijkheid op grond van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag.
Artikel 5
De overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid ten aanzien van een schip
dat teboekstaat in Nederland of dat teboekstaat in een Staat die niet partij is bij
het Verdrag, of de vlag voert van zulk een Staat, voldoet aan het volgende:
a. de overeenkomst is aangegaan met een verzekeraar, een bank of andere financiële instelling
of een andere persoon, van wie Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën,
de financiële draagkracht tot het geven van dekking voor de uit deze afdeling en het
Verdrag voortvloeiende aansprakelijkheid voldoende oordeelt;
b. de gelden uit hoofde van de overeenkomst komen, indien de verstrekker van financiële
zekerheid buiten Nederland is gevestigd, ook werkelijk in Nederland ter beschikking;
c. uit de overeenkomst blijkt dat de benadeelde, in overeenstemming met artikel 12, achtste
lid, van het Verdrag, zijn vordering rechtstreeks tegen de verstrekker van financiële
zekerheid kan instellen;
d. indien de overeenkomst een beding inhoudt dat de eigenaar zelf voor een deel in de
vergoeding van de schade zal bijdragen, blijkt uit de overeenkomst dat de verstrekker
van financiële zekerheid niettemin jegens de benadeelde terzake van schade gehouden
blijft tot betaling ook van dat deel van de schadevergoeding; en
e. uit de overeenkomst blijkt dat de verstrekker van financiële zekerheid deze binnen
de tijdsduur waarvoor het verzekeringscertificaat, bedoeld in artikel 12, tweede lid,
van het Verdrag, is uitgegeven, niet eerder kan schorsen of beëindigen of zodanig
wijzigen dat deze financiële zekerheid niet meer aan de eisen van artikel 12 van het
Verdrag voldoet, dan na verloop van drie maanden na de datum van ontvangst van een
mededeling als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van het Verdrag, tenzij het verzekeringscertificaat
is ingeleverd of een nieuw certificaat is afgegeven vóór het verstrijken van de termijn.
Artikel 6
1. Onze Minister geeft aan de eigenaar van een in Nederland teboekstaand schip of van
een schip dat niet is teboekgesteld in een Staat die partij is bij het Verdrag, op
diens verzoek een verzekeringscertificaat af als bedoeld in artikel 12, tweede lid,
van het Verdrag, of waarmerkt als certificaat een door de verstrekker van financiële
zekerheid in deze vorm ten behoeve van de eigenaar afgegeven document, indien hem
is gebleken dat de eigenaar aan de verplichting bedoeld in artikel 4 voldoet.
2. Bij het verzoek overlegt de eigenaar de volgende gegevens en stukken:
a. de naam en woonplaats van de eigenaar en de plaats waar diens hoofdkantoor is gevestigd;
b. een uittreksel uit de registratie voor schepen als bedoeld in artikel 101, eerste
lid, van de Kadasterwet, vermeldende ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 85,
tweede lid, onderdeel a, c, d, e, f, g en j van die wet, alsmede de gegevens omtrent
niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen, met dien verstande dat ingeval dat uittreksel
meer dan twee dagen vóór de dag van de overlegging is afgegeven, op dat uittreksel
een verklaring van de bewaarder van het Kadaster en de openbare registers moet voorkomen,
afgegeven binnen voornoemde termijn van twee dagen, dat de op dat uittreksel vermelde
gegevens na afgifte geen wijziging hebben ondergaan;
c. een afschrift van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid;
d. de naam van degene die de financiële zekerheid verstrekt en de plaats waar diens hoofdkantoor
is gevestigd, alsmede, zo nodig, het kantoor waar deze zekerheid wordt verstrekt;
en
e. het tijdstip waarop de financiële zekerheid ingaat en het tijdstip waarop deze een
einde neemt.
Artikel 7
Onze Minister wijst een verzoek als bedoeld in artikel 6 af indien de overeenkomst
tot verstrekking van financiële zekerheid niet voldoet aan de daaraan bij of krachtens
deze wet gestelde eisen.
Artikel 8
1. De eigenaar aan wie een verzekeringscertificaat is afgegeven, doet onverwijld aan
Onze Minister schriftelijk mededeling van het ongeldig worden, de schorsing of de
beëindiging van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid binnen de
tijdsduur waarvoor het certificaat is afgegeven, alsmede van elke wijziging die zich
gedurende die tijdsduur voordoet in de gegevens die bij het verzoek, bedoeld in artikel
6, zijn overgelegd.
2. Onze Minister draagt ervoor zorg dat van een mededeling als bedoeld in het eerste
lid ten aanzien van een overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid voor
een in Nederland teboekstaand schip schriftelijk kennis wordt gegeven aan het kantoor
van de Dienst voor het Kadaster en de openbare registers, waar de openbare registers
waarin het verzoek tot teboekstelling van het schip is ingeschreven, worden gehouden,
welke kennisgeving aldaar wordt bewaard.
3. Het bestaan en de dagtekening van ontvangst van kennisgevingen, bedoeld in het tweede
lid, worden onverwijld vermeld in de registratie voor schepen, bedoeld in artikel
85 van de Kadasterwet. Kennisgevingen, bedoeld in het tweede lid, zijn openbaar.
4. De mededeling, bedoeld in het eerste lid, kan behalve door de eigenaar ook worden
gedaan door degene die de financiële zekerheid verstrekt.
Artikel 9
1. Onze Minister kan, na overleg met Onze Minister van Financiën, een verzekeringscertificaat
intrekken indien door wijziging in de gegevens die bij het verzoek, bedoeld in artikel
6, zijn overgelegd of doordat die gegevens onvoldoende of onjuist blijken te zijn,
het niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen, of indien er
goede gronden zijn om aan te nemen dat de financiële draagkracht van de verstrekker
van de financiële zekerheid onvoldoende was, of is geworden of, indien de verstrekker
buiten Nederland is gevestigd, blijkt van een beletsel voor het werkelijk in Nederland
beschikbaar komen van die gelden.
2. In de beschikking wordt een termijn gesteld voor de inlevering van het verzekeringscertificaat.
3. De werking van de beschikking wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken
of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
Artikel 10
1. De eigenaar levert het verzekeringscertificaat zo spoedig mogelijk nadat op grond
van artikel 8, eerste lid, mededeling is gedaan van het ongeldig worden, de schorsing
of de beëindiging van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid, of
nadat de tijdsduur waarvoor het is afgegeven is verstreken, bij Onze Minister in.
2. De eigenaar levert het verzekeringscertificaat ingeval van onherroepelijke intrekking
bij Onze Minister in binnen de termijn, bedoeld in artikel 9, tweede lid.
Artikel 11
1. Onze Minister zendt een afschrift van elk door hem ten aanzien van een in Nederland
teboekgesteld schip afgegeven verzekeringscertificaat, alsmede van elke onherroepelijke
beschikking tot intrekking van een ten aanzien van een in Nederland teboekgesteld
schip afgegeven certificaat, aan het kantoor van de Dienst voor het Kadaster en de
openbare registers, welke kennisgeving aldaar wordt bewaard.
2. Artikel 8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12
Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende de voor de afgifte
of waarmerking van een certificaat als bedoeld in artikel 6 verschuldigde vergoedingen.
HOOFDSTUK IV. OPGAVEVERPLICHTING
Artikel 13
1. Eenieder die in Nederland bijdragende lading ontvangt, doet ieder kalenderjaar aan
Onze Minister schriftelijk opgave van de hoeveelheid gevaarlijke en schadelijke stoffen
die hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft ontvangen. Bij algemene maatregel van
bestuur worden nadere regels gesteld over het tijdstip en de wijze van opgave en kunnen
nadere regels worden gegeven over de vraag welke personen tot opgave verplicht zijn;
daarbij kunnen personen die in het voorafgaande kalenderjaar niet meer dan een bepaalde
hoeveelheid gevaarlijke en schadelijke stoffen hebben ontvangen van de verplichting
tot opgave worden vrijgesteld.
2. Onze Minister deelt aan de directeur, overeenkomstig artikel 21, tweede lid, van
het Verdrag, de naam en het adres mede van alle personen die ingevolge artikel 18,
19 of artikel 21, vijfde lid, van het Verdrag verplicht zijn bij te dragen aan het
HNS-fonds, alsmede de gegevens over de hoeveelheden gevaarlijke en schadelijke stoffen
die zij in het voorafgaande kalenderjaar hebben ontvangen.
3. Wanneer een persoon niet of niet tijdig opgave doet van de in het voorafgaande kalenderjaar
door hem ontvangen hoeveelheden gevaarlijke en schadelijke stoffen, bepaalt Onze Minister
de aan de directeur te verstrekken gegevens betreffende door die persoon ontvangen
hoeveelheden gevaarlijke en schadelijke stoffen.
4. Onze Minister stelt elke persoon ten aanzien van wie hij overeenkomstig het tweede
of het derde lid mededelingen doet aan de directeur, schriftelijk van die mededelingen
in kennis uiterlijk binnen een termijn van veertien dagen na verzending daarvan aan
de directeur. Indien in de mededelingen van de opgave wordt afgeweken of de mededelingen
zijn verstrekt met toepassing van het derde lid, wordt daarvan melding gemaakt bij
de kennisgeving.
HOOFDSTUK V. VORDERINGEN TOT SCHADEVERGOEDING EN ANDERE RECHTSVORDERINGEN
Artikel 14
1. De rechtbank Rotterdam is in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming
van vorderingen, bedoeld in de artikelen 38 en 39 van het Verdrag:
a. tot betaling van schadevergoeding op grond van het Verdrag tegen de eigenaar dan wel
diens verzekeraar of andere persoon die ingevolge artikel 12 van het Verdrag financiële
zekerheid stelt;
b. tot betaling van schadevergoeding op grond van het Verdrag tegen het HNS-Fonds; en
c. tot betaling van bijdragen ingevolge artikel 18, 19, 20 of 21, vijfde lid van, het
Verdrag, ingesteld door het HNS-fonds.
2. Voor de toepassing van artikel 39, zevende lid, van het Verdrag kan elke partij in
het geding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, het HNS-Fonds bij exploot van
dit geding in kennis stellen.
3. Het HNS-Fonds kan, zonder dat het daartoe een belang behoeft te stellen, zich voegen
of tussenkomen in elk geding dat op grond van het Verdrag tegen de eigenaar of tegen
de persoon die verzekert of een andere financiële zekerheid stelt, wordt gevoerd.
HOOFDSTUK VI. TOEZICHT- EN STRAFBEPALINGEN
Artikel 15
Een in Nederland teboekstaand schip dat gevaarlijke en schadelijke stoffen vervoert,
vaart niet een in Nederland, met inbegrip van de territoriale zee, gelegen haven of
ankerplaats binnen of vertrekt daaruit niet, indien het voor dat schip overeenkomstig
het gestelde in artikel 6 afgegeven verzekeringscertificaat zich niet aan boord bevindt.
Artikel 16
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid,
8, eerste lid, 10 en 15 bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen
ambtenaren. Van een besluit als bedoeld in de eerste zin wordt mededeling gedaan in
de Staatscourant.
HOOFDSTUK VII. WIJZIGING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN ANDERE WETTEN
Artikel 17
Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 621 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Deze afdeling is niet van toepassing op schade door gevaarlijke en schadelijke stoffen
als bedoeld in het op 3 mei 1996 tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de
aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van
gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, zoals gewijzigd door het op 30 april 2010
te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake
aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van
gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316).
B
In artikel 753, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. vorderingen uit hoofde van het op 3 mei 1996 tot stand gekomen Internationaal Verdrag
inzake de aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over
zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, zoals gewijzigd door het op 30 april
2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag
inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over
zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316).
Artikel 18
Artikel 1, onderdeel b, van de Wet havenstaatcontrole wordt als volgt gewijzigd:
1. In subonderdeel 9 vervalt «of».
2. Onder vernummering van subonderdeel 10 tot subonderdeel 11 wordt een subonderdeel
ingevoegd, luidende:
10. het op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de aansprakelijkheid
en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke
stoffen, 1996, zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen
Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding
voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen,
1996, (Trb. 2010, 316),.
Artikel 19
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische
volgorde ingevoegd:
de Uitvoeringswet HNS-verdrag, de artikelen 4, eerste lid, 8, eerste lid, 10, 13,
eerste lid, en 15;.
Artikel 20
In de artikelen 7 en 11 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de
alfabetische volgorde ingevoegd:
Uitvoeringswet HNS-verdrag
HOOFDSTUK VIII. BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Artikel 21
Deze wet is, met uitzondering van de artikelen 17, 19 en 20, mede van toepassing op
de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met dien verstande dat:
a. in plaats van «de rechtbank Rotterdam» en «de rechtbank» steeds wordt gelezen «het
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba» en «het Gerecht in eerste
aanleg»;
b. in plaats van «het Burgerlijk Wetboek» en het «Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering»
steeds wordt gelezen «het Burgerlijk Wetboek BES» en «het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering BES»;
c. in plaats van «euro» en «euro’s» wordt gelezen «Amerikaanse dollar» en «Amerikaanse
dollars».
Artikel 22
1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 8, eerste
lid, 10, 13, eerste lid, en 15, begaan op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete
van de derde categorie.
2. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Artikel 23
In artikel 753, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt, onder
vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel
toegevoegd, luidende:
h. vorderingen uit hoofde van het op 3 mei 1996 tot stand gekomen Internationaal Verdrag
inzake de aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over
zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, zoals gewijzigd door het op 30 april
2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag
inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over
zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316).
HOOFDSTUK IX. SLOTBEPALINGEN
Artikel 24
Deze wet is slechts van toepassing ten aanzien van aansprakelijkheid voortvloeiende
uit voorvallen die zich na de inwerkingtreding van deze wet hebben voorgedaan.
Artikel 25
Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 26
Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet HNS-verdrag.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.