Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over verkenning instrumenten voor gerichte compensatie huishoudens kwetsbaar voor hoge energieprijzen na 2023
2023D10294 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 14 maart 2023 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën over de door haar nog toe te sturen brief inzake de
Verkenning instrumenten voor gerichte compensatie huishoudens kwetsbaar voor hoge
energieprijzen na 2023.
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet en hebben
naar aanleiding van deze brief nog enkele vragen. In het algemeen vragen deze leden
of het kabinet kennisgenomen heeft van het onderzoek van Deloitte, NIBUD en de Universiteit
Leiden1 waaruit blijkt dat 60 procent van de Nederlandse huishoudens financieel kwetsbaar
of ongezond was in 2022. Daarbij vragen deze leden tevens hoe het feit dat een dergelijke
grote groep huishoudens wordt geraakt wordt door de hoge inflatie meegenomen in het
gerichter maken van het koopkrachtbeleid.
Deze leden lezen voorts dat een breed pallet aan opties wordt verkend, maar begrijpen
uit de brief en bijgevoegde beslisnota’s tevens dat er zorgen zijn over de uitvoerbaarheid
en juridische houdbaarheid van een aantal opties. Kan het kabinet nader specificeren
(1) welke opties het kabinet niet uitvoerbaar acht per 1 januari 2024 en (2) welke
opties volgens het kabinet op juridische bezwaren stuiten?
De leden van de VVD-fractie maken zich ook zorgen om middeninkomens die te maken hebben
met hoge energiekosten. Kan het kabinet in de uitwerking van de maatregelen steeds
expliciet het effect op deze groep van de verschillende mogelijke routes uitwerken?
In de brief van het kabinet wordt voor de verwachting van energieprijzen verwezen
naar het (op dat moment nog niet uitgebrachte) Centraal Economisch Plan. De leden
van de VVD-fractie merken hierbij op dat er een groot verschil zit in de energieprijzen
in het basisscenario van het Centraal Planbureau (CPB) en de energieprijzen in het
scenario van een vroeg invallende koude winter. Dit laatste leidt tot aanzienlijk
hogere energieprijzen eind 2023 en in 2024. Hoe houdt het kabinet bij de uitwerking
van opties voor instrumenten rekening met dit risico? Welke maatregelen neemt het
kabinet op dit moment, zowel zelfstandig als in samenwerking met andere Europese landen,
om te zorgen dat de gasvoorraad ook na deze winter op peil blijft en een scenario
van gastekorten wordt voorkomen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat het kabinet aangeeft dat eerder
voorgenomen of aangenomen beleid mogelijk wordt uitgesteld als gevolg van nieuwe maatregelen.
Deze leden vragen het kabinet om nader toe te lichten op welk voorgenomen beleid deze
waarschuwing slaat.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet onder maatregel 2 «Aanpassingen
energiebelasting» ook de mogelijkheid verkent voor een minimumtarief voor gas. Hoe
helpt een minimumtarief voor gas in het ondersteunen van huishoudens die kwetsbaar
zijn voor de gevolgen van hoge energieprijzen? Is het kabinet het met de leden van
de VVD-fractie eens dat een hoog minimumtarief voor gas averechts kan werken en kan
leiden tot een hogere energierekening voor huishoudens?
Tot slot hebben deze leden nog enkele losse vragen naar aanleiding van de brief. Hoe
wordt de capaciteit bij aannemers meegewogen in de opties om verduurzaming van woningen
te versnellen? Hoe wordt bij ingrepen in de energiemarkt meegenomen dat deze ingrepen
niet op langere termijn de positie van consumenten of de beschikbaarheid van voldoende
energie schaden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
stukken. Deze leden hebben ook kennisgenomen van de raming van het CPB in het CEP.
Deze leden constateren dat het beleid van 2023 effectief is in het dempen van de effecten
van hoge inflatie en energieprijzen en delen de mening van het kabinet dat de huidige
cijfers geen aanleiding zijn om aanvullende koopkrachtmaatregelen te treffen voor
2023. Deze leden zien wel dat het aantal mensen dat leeft in armoede zonder aanvullend
beleid in 2024 stijgt naar bijna één miljoen. Deze leden zijn daarom van mening dat
het voorkomen van de groei van het aantal mensen in armoede in 2024 de grootste prioriteit
is.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het verstandig is dat het kabinet
gerichte koopkrachtmaatregelen voor 2024 in kaart brengt. De leden van de D66-fractie
constateren wel dat gerichte maatregelen vaak veel vragen van de uitvoering, en dat
het daarom belangrijk is dat de uitvoering voldoende tijd heeft om voorbereidingen
te treffen om uitvoering te geven aan deze gerichte maatregelen. Deze leden vragen
daarom welk tijdpad het kabinet voor de verschillende besluitvormingsmomenten voor
ogen heeft voor de gerichte steun voor 2024. Welke maatregelen en processtappen worden
nu al getroffen om ervoor te zorgen dat de opties uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst
en dat (politieke) keuzes niet ertoe leiden dat andere beleidsprioriteiten in het
gedrang komen? De leden van de D66-fractie zijn van mening dat besluitvorming over
koopkrachtmaatregelen voor 2024 onderdeel hoort te zijn van de augustusbesluitvorming,
om zo een integrale afweging te bevorderen. Bovendien zal er in augustus een betere
inschatting te maken zijn van de verwachte ontwikkelingen in 2024 wat betreft inflatie,
economie en energie. Wel zijn deze leden benieuwd of er na de augustusbesluitvorming
nog voldoende tijd resteert om de gerichte instrumentaria uit te voeren voor 2024.
Kan het kabinet per maatregel een overzicht van «fatale deadlines» voor besluitvorming
aan de Kamer doen toekomen?
De leden van de D66-fractie lezen in het CEP dat de inflatie door de lagere energieprijzen
sterk afneemt. Tegelijkertijd lezen de leden van de D66-fractie in het CEP dat de
energie-inflatie afneemt, maar de kerninflatie juist toeneemt. Deze leden vragen het
kabinet hoe onzeker het kabinet de geraamde daling van de energie-inflatie acht als
de Russische oorlog in Oekraïne aanhoudt en/of er een strenge winter aanbreekt en
in welke mate met verschillende scenario’s rekening wordt gehouden bij de voorbereiding
van gerichte koopkrachtmaatregelen. Deze leden zien dat de mogelijkheid om een energietoeslag
in te richten via het toeslagensysteem wordt verkend. Deze leden vragen hoe dit zich
verhoudt tot de ambitie om het toeslagenstelsel te versimpelen en zoveel mogelijk
af te schaffen en zijn benieuwd hoe het kabinet dit ziet. In dit kader zijn de leden
van de D66-fractie ook benieuwd naar de exitstrategie, ook wanneer er voor 2024 gekozen
wordt voor specifieke maatregelen. Dit gegeven het feit dat de duur van de hoge inflatie
zich lastig laat voorspellen.
De leden van de D66-fractie achten, in het scenario dat de energieprijzen weer stijgen,
maatregelen die rechtstreeks aan energie(consumptie) gekoppeld zijn zeer effectief,
terwijl in een scenario waarbij de energieprijzen laag blijven en de inflatie zich
meer verbreedt naar andere productgroepen andere maatregelen weer meer voor de hand
liggen. Hoe verhoudt de toenemende kerninflatie zich volgens het kabinet tot de verwachte
cao-loonontwikkeling? Welke aanvullende sturingsmogelijkheden heeft het kabinet om
ervoor te zorgen dat meer mensen een in de breedte toereikend inkomen kunnen genieten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de «verkenning instrumenten voor
gerichte compensatie huishoudens kwetsbaar voor hoge energieprijzen na 2023». Naar
aanleiding hiervan hebben de leden van de PVV-fractie nog enkele vragen.
Allereerst vragen de leden van de PVV-fractie naar een compleet overzicht van alle
koopkrachtmaatregelen die het kabinet in de periode 2021–2027 tot nu toe heeft genomen
inclusief de bijbehorende bedragen (graag in een tabel weergeven en per jaar en maatregel
uitsplitsen). Kan daarbij tevens onderscheid worden gemaakt tussen maatregelen die
structureel en incidenteel van aard zijn?
Verder verzoeken de leden van de PVV-fractie om de tabellen (Inventarisatie mogelijke
maatregelen koopkracht, bijlage bij Kamerstuk 36 120, nr. 36) bij te werken, aan te vullen en uit te breiden met maatregelen.
De leden van de PVV-fractie verzoeken tevens om de samenstelling van de gemiddelde
energieprijs (gas en elektra) voor consumenten weer te geven in absolute en relatieve
zin (groothandelsprijs, energiebelasting, btw, netwerkkosten en marge leverancier).
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat het kabinet werkgevers- en werknemersorganisaties
oproept om de ruimte voor loonstijgingen te benutten. De leden van de PVV-fractie
willen weten in hoeverre het kabinet hierbij rekening houdt met de gevolgen van een
loon-prijsspiraal.
Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten wat het kabinet verstaat onder
«kwetsbare huishoudens». Valt de middenklasse hier ook onder? Zo nee, is het kabinet
bereid ook maatregelen te verkennen voor de middenklasse, mede gelet op het gegeven
dat uit onderzoek van Deloitte, NIBUD en Universiteit Leiden blijkt dat zes op de
tien huishoudens financieel kwetsbaar of ongezond is?
Ten slotte merken de leden van de PVV-fractie op dat het te onderzoeken instrumentarium
wordt ingedeeld in zes groepen, die voornamelijk maatregelen betreffen met betrekking
tot de gestegen energieprijzen. Het kabinet verkent dus alleen een aanvullend instrumentarium
voor huishoudens die kwetsbaar zijn voor voornamelijk de gevolgen van hoge energieprijzen.
De leden van de PVV-fractie willen weten waarom het kabinet geen aanvullend instrumentarium
wil verkennen voor huishoudens die kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de hoge prijzen
van voedingsmiddelen en kleding, gelet op het gegeven dat de huidige hoge inflatie
voornamelijk hierdoor wordt veroorzaakt2. Is het kabinet bereid om dit alsnog mee te nemen in de verkenning? Zo nee, waarom
niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
instrumenten voor gerichte compensatie van huishoudens die kwetsbaar zijn voor de
hoge energieprijzen na 2023. Allereerst vinden deze leden het goed dat tijdig wordt
nagedacht over opties. Zoals het CPB aangaf, groeit de armoede onder kinderen en de
armoede in het algemeen als de steunmaatregelen volgend jaar wegvallen. Deze leden
vinden het belangrijk dat steunmaatregelen in de toekomst gericht worden genomen en
terechtkomen bij huishoudens die het echt nodig hebben, met name bij gezinnen met
kinderen. Ook vinden deze leden het belangrijk dat naast het nemen van compenserende
maatregelen, het probleem ook in de basis wordt aangepast, namelijk de verduurzaming
van onzuinige (corporatie)woningen. Het kabinet heeft de subsidiebedragen daarvoor
reeds opgehoogd en deze leden zijn benieuwd of de effectiviteit daarvan reeds waarneembaar
is en wat voor type huishoudens vooral van deze subsidies gebruik maken.
Ook vinden deze leden het goed om te lezen dat het kabinet richting volgende winter
wil bezien hoe de verduurzaming van slecht geïsoleerde woningen kan versnellen en
kwetsbare huishoudens kan ondersteunen met verduurzamen. Deze leden vragen het kabinet
of daarmee niet meer vaart gemaakt zou moeten worden, zodat dit tijdig in gang gezet
kan worden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat nog een dekkingsopgave geldt van 5,7 miljard
euro voor de maatregelen in 2022 en 2023, maar dat die op basis van het Centraal Economisch
Plan (CEP) 2023 geactualiseerd dient te worden. Deze leden vragen of met het verschijnen
van het CEP afgelopen week een dergelijke actualisatie reeds beschikbaar is. Ook vragen
deze leden om een actualisatie van de inschatting van de kosten van het prijsplafond
voor het jaar 2023 op basis van de huidige marktomstandigheden.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief ook dat huishoudens zich zullen moeten
aanpassen aan structureel hogere energieprijzen. Deze leden vinden het goed om te
lezen dat het kabinet met een strategie komt voor de komende jaren om huishoudens
te helpen met de afbouw van maatregelen. Deze leden vragen op hoeveel jaren na 2023
deze strategie zal worden gericht. Ook vragen deze leden hoe breed de strategie wordt
opgezet: bevat die bijvoorbeeld aflopende compensatie van de gestegen prijzen en maatregelen
tot besparing, verduurzaming en begeleiding daarbij, of ook nog andere maatregelen?
Wanneer wordt de strategie naar de Kamer gestuurd? Ook vragen deze leden of tijdlijnen
kunnen worden gemaakt van mogelijk in te voeren pakketten van maatregelen, zodat inzichtelijk
is welke combinaties van maatregelen in de tijd genomen moeten worden om effect te
sorteren en wat het budgettair beslag daarvan is. Deze leden zouden daarbij ook graag
inzichtelijk hebben hoe de groep kwetsbare huishoudens er grosso modo uitziet en welke
huishoudens met de maatregelen geholpen worden en welke huishoudens daar buiten vallen.
Zo is maatregel 6 gericht op de lasten van huurders, maar deze leden vragen welk deel
van de groep kwetsbare huishoudens niet in die categorie valt.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts of het kabinet ook kijkt naar gerichte maatregelen
die in andere EU-lidstaten zijn genomen. Kan het kabinet in het bijzonder maatregelen
in Denemarken, Oostenrijk en Duitsland belichten als landen relatief vergelijkbaar
met Nederland?
Bij de te onderzoeken instrumenten vragen de leden van de CDA-fractie of het klopt
dat bepaalde opties die afgelopen jaren niet mogelijk werden geacht, bijvoorbeeld
door onuitvoerbaarheid of privacyoverwegingen, nu wel in het te onderzoeken lijstje
staan en wat dat betekent voor de haalbaarheid van zulke opties. De leden van de CDA-fractie
lezen dat allereerst wordt gekeken naar het bestaande instrumentarium, zoals aanpassingen
in de fiscaliteit en toeslagen. Deze leden vragen het kabinet daarbij wel rekening
te houden met de gewenste herziening van het fiscale stelsel en dat niet nog jaren
nadruk ligt op instrumenten waar eigenlijk aanpassing gewenst is. Zo zijn volgens
deze leden de grenzen van de arbeidskorting bereikt en zorgt verhoging van de zorgtoeslag
voor verder rondpompen van overheidsgeld. Ook vragen deze leden het kabinet of deze
maatregelen niet te generiek zijn en daarmee een te grote druk leggen op de overheidsfinanciën
als men deze maatregelen echt effectief wil laten zijn. Deze leden hebben dezelfde
vragen bij optie 3 om een nieuwe energietoeslag in te voeren, gekoppeld aan het energielabel
van een woning of energieverbruik. Deze leden vragen hoe hier dan zou worden omgegaan
met de valkuilen van toeslagen, namelijk terugvorderingen en complexiteit in de uitvoering.
Ook speelt het aspect van gegevensuitwisseling en privacy een rol. Hoe weegt het kabinet
dat mee bij de verschillende opties?
Bij het introduceren van een nieuwe schijf in de energiebelasting voor gas en elektriciteit
ontstaat de mogelijkheid een bepaald verbruik uit te zonderen van energiebelasting,
zo constateren deze leden. De leden van de CDA-fractie vragen of dat niet precies
is wat de belastingvermindering energiebelasting ook al doet. Heeft de introductie
van een nieuwe schijf voor gas en elektriciteit niet het nadeel dat huishoudens met
alleen een elektriciteitsaansluiting of een warmteaansluiting daar veel minder van
profiteren dan huishoudens met zowel een gas- en elektriciteitsaansluiting (dit probleem
is er ook bij het prijsplafond)?
Ten aanzien van een nieuwe tariefschijf voor huishoudens vragen de leden van de CDA-fractie
of huishoudens met een kleine woning met een hoog verbruik vanwege een slecht energielabel
daarmee ook geholpen zouden zijn en of huishoudens met een grotere energiezuinige
woning hier dan ook ondersteund worden vanwege een laag verbruik. Deze vraag hebben
deze leden ook bij de optie het prijsplafond gerichter vorm te geven met betrekking
tot lage volumegrenzen. Het gericht toepassen van het prijsplafond op doelgroepen
zou effectiever kunnen zijn, maar gaat weer ten koste van de eenvoud en uitvoerbaarheid.
Deze leden zijn benieuwd naar de uitwerking van zulke opties en of die uitvoerbaar
kunnen worden vormgegeven.
De leden van de CDA-fractie lezen dat ook wordt gekeken naar «de mogelijkheden om
het plafond alleen te richten op het basisverbruik (of een percentage daarvan) of
het historisch verbruik». Deze leden vragen of het differentiëren op basis van historisch
verbruik niet erg onrechtvaardig kan uitwerken. Worden spaarzame huishoudens hier
niet onterecht door benadeeld?
Verder vragen de leden van de CDA-fractie of de introductie van een sociaal tarief,
zoals in België, nog een optie is die wordt overwogen door het kabinet. Kijkt het
kabinet ook naar de differentiatie van de belastingvermindering energiebelasting,
zoals door sommige energiebedrijven voorgesteld?
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of het niet het overwegen waard is om het
prijsplafond te behouden, maar dan met een verhoging van het plafond zodat alleen
in extreme gevallen het plafond zijn werk doet, in combinatie met het voortzetten
en professionaliseren van het Noodfonds Energie voor de echt schrijnende situaties.
Ook vragen de leden van de CDA-fractie in hoeverre er is nagedacht door het kabinet
over het voorstel gedaan door Marco Haan en Maarten Pieter Schinkel in ESB van 29 november
2022, «Alternatief energieplafond verenigt prijszekerheid met marktwerking».3
De leden van de CDA-fractie zijn tot slot benieuwd naar de maatregelen die mogelijk
zijn op de energiemarkt die gericht huishoudensproblematiek zouden kunnen oplossen.
Deze leden vragen of hierbij ook gedragseffecten worden meegenomen, zoals niet betalen
als je weet dat je niet wordt afgesloten en of het kabinet wel altijd probeert de
koppeling te maken naar verduurzaming voor de kwetsbaarste huishoudens.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP- fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Financiën.
Deze leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of het kabinet heeft kennisgenomen van
het Centraal Economisch Plan van het CPB en van het feit dat de armoede in 2024 fors
gaat oplopen, als de koopkrachtmaatregelen die niet structureel van aard zijn, komen
te vervallen. Zo zal 7,1 procent van de kinderen in Nederland volgend jaar onder de
armoedegrens opgroeien. De leden vragen het kabinet hierop te reflecteren en of het
kabinetsvoornemen om de armoede gedurende deze kabinetsperiode te halveren, nog staat.
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de armoede, zeker onder kinderen, niet zal
oplopen?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet hoe de elf miljard euro meerinkomsten
aan vennootschapsbelasting worden aangewend. Kan het kabinet hierover uitleg geven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief met interesse gelezen en hebben
nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet om een reflectie op het recent
uitgekomen CEP van het CPB. Deze leden vragen welke nieuwe inzichten het kabinet heeft
opgedaan. Voorts vragen deze leden hoe het kabinet zich verder laat informeren over
de koopkrachteffecten voor verschillende groepen. Deze leden zijn van mening dat de
Kamer tijdig geïnformeerd moet worden over de koopkrachtramingen voor verschillende
groepen om de verkenning van maatregelen en uiteindelijk de keuze voor maatregelen
goed te kunnen duiden en te onderbouwen. Deze leden vragen of het kabinet voor de
voorjaarsbesluitvorming een uitsplitsing van de koopkrachteffecten voor verschillende
groepen in het basisscenario en in het scenario van de strenge winter kan sturen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er bij de voorjaarsbesluitvorming een
dekkingsopgave van 5,7 miljard euro van de koopkrachtondersteuning resteert. Deze
leden vragen wat de actualisatie van dit bedrag is op basis van het CEP.
De leden van de GroenLinks-fractie maken uit de brief op dat het kabinet vindt dat
op de langetermijnloonstijgingen een grotere rol moeten gaan spelen bij het opvangen
van koopkrachtachteruitgang. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet
het goede voorbeeld gaat geven voor sectoren waarin hij zelf werkgever is of medebepalend
is voor de loonruimte in het geval hij subsidieverstrekker is, indachtig de oproepen
van verschillende kabinetsleden om hogere lonen. Hoe kijkt het kabinet bijvoorbeeld
naar hogere lonen in de zorg en het streekvervoer? Is het kabinet het met de leden
van de GroenLinks-fractie eens dat hogere lonen in tekortsectoren tevens zouden kunnen
bijdragen aan het aantrekken van schaarse arbeidskrachten? Deze leden vragen voorts
of het kabinet de lonen verder gaat sturen door middel van een verdere verhoging van
het minimumloon en zo ja, welk niveau van het wettelijk minimumloon het kabinet adequaat
vindt.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat er ruimte is om lonen te
laten stijgen, omdat de gedaalde arbeidsinkomensquote en toegenomen winstquote hierop
wijzen. Deze leden lezen ook dat er sectorale verschillen zijn. Deze leden vragen
om een nadere cijfermatige onderbouwing van de sectorale verschillen.
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen uit de beslisnota’s dat de «fatale deadlines»
voor sommige maatregelen al gepasseerd zijn. Deze leden vragen voor welke maatregelen
dit geldt en om welke invoeringstermijn het gaat. Zijn er maatregelen die het kabinet
als verstandig ziet, maar nu niet meer kan nemen omdat de fatale deadlines gepasseerd
zijn? Welke maatregelen zijn dit en wat zijn de redenen waarom niet op tijd voor deze
maatregelen gekozen is?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen om een nadere beschouwing van het probleem
en de daarbij horende oplossingsrichtingen. Deze leden vragen specifiek of het kabinet
de opvatting deelt dat de inkomensproblematiek structureel van aard is, omdat er ook
voor de Russische inval in Oekraïne en ook al voor de coronapandemie sprake was van
armoede, zowel onder mensen met een uitkering als onder mensen met betaald werk. Deze
leden zijn van mening dat het bestaansminimum niet toereikend is en dat dit ten tijde
van prijsstijgingen nog sterker tot uiting komt. Deze leden zijn voorts van mening
dat het niet volstaat om pleisters te plakken, maar dat het bestaansminimum verder
verhoogd moet worden. Is het kabinet dit met hen eens? Deelt het kabinet de opvatting
dat het bestaansminimum voldoende hoog zou moeten zijn om niet in armoede te leven
en volwaardig mee te kunnen doen in de maatschappij én dat het wenselijk zou zijn
als niet bij elke economische schok aanvullend beleid nodig zou zijn? Hoe hoog denkt
het kabinet dat het bestaansminimum hiervoor zou moeten zijn? En waarom is dit nu
nog niet het geval?
Het valt de leden van de GroenLinks-fractie op dat er wordt gesproken van verbreding
van de inflatie naar voedselprijzen, maar dat de oplossingsrichtingen zich nog steeds
richten op energie. Deze leden vragen het kabinet om nader toe te lichten wat de verwachting
is van de verbreding van de inflatie en op welke terreinen dit gaat/blijft spelen.
Is het kabinet het met deze leden eens dat het logischer is om te kijken naar algemeen
inkomensbeleid, wanneer de energieprijzen niet eenduidig als oorzaak aan te wijzen
zijn? Is het kabinet het ermee eens dat dat bij voorkeur structureel inkomensbeleid
dient te zijn, in de eerste plaats om de grote onzekerheid onder mensen weg te nemen
en ook om te voorkomen dat elk jaar opnieuw kostbare menskracht gestoken moet worden
in het ontwikkelen en uitvoeren van nieuwe ad-hoc-oplossingen?
De leden van de GroenLinks-fractie merken in dit kader op dat het bizar is dat in
Nederland meer dan een miljoen mensen in armoede leven of in armoede dreigen te vervallen,
terwijl Nederland een van de rijkste landen ter wereld is en terwijl zowel het aantal
miljonairs in Nederland als hun gemiddelde vermogen al jaren toeneemt. Deelt het kabinet
deze opvatting? Is het kabinet het ermee eens dat dit betekent dat de Nederlandse
welvaart veel sterker herverdeeld moet worden om deze problematiek aan te pakken?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook met veel interesse het IBO Scherpe doelen,
scherpe keuzes: Aanvullend normerend en beprijzend nationaal klimaatbeleid voor 2030
en 2050 gelezen. In dit onderzoeksrapport worden veel stevige maatregelen voorgesteld
om de klimaatcrisis te stoppen. Een deel van de maatregelen zal leiden tot hogere
kosten van levensonderhoud, ook voor mensen die nu al niet of bijna niet rondkomen.
Is het kabinet het ermee eens dat dit type klimaatmaatregelen daarom gepaard moet
gaan met stevige herverdelingsmaatregelen? Is het kabinet van plan de besluitvorming
rondom klimaatmaatregelen en rondom koopkrachtmaatregelen met elkaar te verbinden?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben verder nog enkele vragen over de specifieke
maatregelen in de brief en de bijbehorende beslisnota’s. Deze leden vragen het kabinet
of het klopt dat meerdere maatregelen in de tabel «Overzicht verkende maatregelen»
in de nota van 10 februari 2023 niet uitvoerbaar zijn per 1 januari 2024, zoals het
invoeren van een nieuwe eerste schijf in de inkomstenbelasting. Kan het kabinet een
overzicht sturen met alle verkende maatregelen (conform de tabel) die nog wél uitvoerbaar
zijn per 2024?
Is het kabinet het eens met de leden van de GroenLinks-fractie dat het zeer onwenselijk
is om in het kader van gerichte steunmaatregelen te nemen waarvan voor een groot deel
welvarende huishoudens profiteren? Is het kabinet het met deze leden eens dat dit
bijvoorbeeld geldt voor het verlagen van de brandstofaccijns? Is het kabinet het tevens
met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het zeer onwenselijk is om opnieuw
maatregelen te nemen die het gebruik van fossiele brandstoffen direct stimuleren?
Is het kabinet het met deze leden eens dat dit bijvoorbeeld geldt voor het verlagen
de brandstofaccijns?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd met het feit dat er veel verstandige
maatregelen in de aangeleverde tabel staan, zoals het verhogen van het minimumloon
naar 14 euro per uur, en het bieden van huurkorting aan huurders die in een woning
met een slecht energielabel wonen. Kan het kabinet toelichten of het mogelijk is deze
laatste maatregel ook voor huurders met een particuliere verhuurder te nemen, in plaats
van alleen voor huurders in corporatiewoningen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts wat de koopkrachteffecten en het
budgettaire beslag zijn bij maatregel 1.12 uit de beslisnota (het verleggen van het
afbouwpunt in de algemene heffingskorting (AHK) naar het wettelijk minimumloon (WML)).
De leden vragen daarnaast wat het budgettaire beslag is van maatregelen 1.9 (terugdraaien
halvering jonggehandicaptenkorting) en 1.17 (herintroduceren dubbele AHK in de bijstand).
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tot slot of de beslisnota’s van de andere
betrokken departementen bij het opstellen van de brief en de bespreking in de vierhoek
gedeeld kunnen worden met de Kamer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief over de
verkenning van instrumenten voor gerichte compensatie van kwetsbare huishoudens in
het licht van de hoge energieprijzen. Deze leden hebben een aantal vragen. Allereerst
vragen deze leden het kabinet of het kabinet met deze leden van mening is dat het
beter zou zijn om maatregelen zo goed als mogelijk te richten op mensen met de laagste
inkomens en hoogste kosten, dit laatste bijvoorbeeld omdat men woonachtig is in een
slecht geïsoleerd (huur)huis. Deze leden zijn van mening dat gerichte steun het beste
zou werken met een maatregel die selecteert en interacteert op inkomenspositie, woonsituatie
en huishoudensgrootte. Deze leden vragen of en in hoeverre dit mogelijk is bij de
genoemde richtingen (1–6). Voorts vragen deze leden naar de grondslag die met de amendementen-Grinwis
is gecreëerd voor nieuwe eerste schijven voor elektriciteit en gas in de Energiebelasting.
Welke rol speelt dit nieuwe instrument in de afweging die het kabinet momenteel maakt?
Kan het kabinet aangeven welke deadlines er gehaald moeten worden om dit instrument
in te kunnen zetten per 1 januari 2024, en of men hiervoor op schema ligt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
brief. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe het kabinet tegenover een tariefsverlaging
in de eerste schijf van box 1 staat. Is het kabinet voornemens deze maatregel op te
nemen in het Belastingplan 2024?
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de maatregelen niet leiden tot een nog complexer
systeem aan belastingen, toeslagen en inkomensregelingen? Deze leden wijzen erop dat
diverse maatregelen die het kabinet in zijn brief noemt bijdragen aan deze complexiteit.
Denk aan het verhogen van de arbeidskorting en het verhogen van toeslagen. Waarom
zet het kabinet niet allereerst in op maatregelen die bijdragen aan het eenvoudiger
maken van het systeem van belastingen, toeslagen en inkomensregelingen?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de inkomensondersteuning niet alleen gericht
moet zijn op de situatie van hoge gasprijzen. Ook andere oorzaken kunnen leiden tot
inkomens- en koopkrachtverlies. Bij het nadenken over gerichte compensatiemaatregelen
moet daarom breder bezien worden hoe de koopkracht en inkomens gericht ondersteund
kunnen worden in tijden van crises. Deelt het kabinet deze mening? Hoe komt dat terug
in de inventarisatie van het kabinet?
De afgelopen periode zijn er veel generieke compensatiemaatregelen genomen, terwijl
de meer gerichte maatregelen vaak bij de laagste inkomens terechtkwamen, zo concluderen
de leden van de SGP-fractie. Deze leden zijn van mening dat bijvoorbeeld de scherpe
afbouwgrens in de energietoeslag tekortdoet aan de positie van huishoudens net boven
deze grens. Daarnaast wijzen deze leden erop dat middeninkomens vaak niet gericht
gesteund worden, terwijl ze wel te maken hebben met fors hogere lasten. Is het kabinet
bereid de positie van middeninkomens meer mee te wegen in de inventarisatie van koopkrachtondersteuning?
Hoe gaat het kabinet ook deze groep gericht steunen, zonder direct terug te vallen
op generieke maatregelen?
Daarnaast wijzen de leden van de SGP-fractie op de gevolgen van bijvoorbeeld hoge
energieprijzen op de grote(re) gezinnen. Deze leden wijzen erop dat bijvoorbeeld het
energieplafond slechts in beperkte mate recht deed aan hun situatie, doordat zij al
snel een hoog energieverbruik hebben. Hoe neemt het kabinet hun positie beter mee
bij mogelijk nieuwe maatregelen? Is hier specifiek aandacht voor?
De leden van de SGP-fractie constateren dat er voor gerichte compensatie van de stijgende
prijzen stevig ingezet wordt op verduurzaming. Deze leden onderschrijven de noodzaak
van verduurzaming, wat ook leidt tot lagere energiekosten. Tegelijk wijzen deze leden
erop dat huishoudens die hierbij baat hebben, vaak niet in de (financiële) positie
zijn om hun huis te verduurzamen. Op welke wijze worden deze huishoudens gericht ondersteund?
Hoe wordt voorkomen budgetten voor verduurzaming voornamelijk terechtkomen bij hoge
inkomens, die ook zonder financiële ondersteuning kiezen voor verduurzaming?
De leden van de SGP-fractie vragen of bij de inventarisatie van maatregelen ook gekeken
wordt naar de dekking van deze maatregelen. Aan welke dekkingsopties wordt gedacht?
Is het kabinet bereid deze dekkingsopties te inventariseren?
Ten slotte wijzen de leden van de SGP-fractie op het feit dat de diversiteit aan inkomensregelingen
(inclusief toeslagen en belastingen), maar ook de diversiteit aan uitvoerders, een
zeer vertroebeld beeld geven van de koopkrachtsituatie van huishoudens. Ook zaken
als zorgkosten en woonlasten beïnvloeden de financiële positie van huishoudens. Hoe
houdt het kabinet een integraal overzicht over al deze regelingen, inclusief de interactie
en hoe weegt het kabinet dit mee in de geplande inventarisatie van maatregelen?
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt dankt het kabinet voor de Kamerbrief over de mogelijkheden om huishoudens
te compenseren voor de hoge energielasten de komende jaren. Het is goed dat het kabinet
het proces beter inricht dan vorig jaar door tijdig te beginnen en de Kamer mee te
nemen in het proces.
Het lid Omtzigt merkt op dat maar liefst acht bewindspersonen de brief ondertekend
hebben. In deze trits van bewindspersonen had het lid Omtzigt dan eigenlijk ook de
Minister van VWS verwacht. Vaak genoeg heeft dit lid gewezen op de inkomenspositie
van (chronisch) zieke mensen die afhankelijk zijn van energieslurpende apparaten.
Kan worden uitgelegd waarom deze Minister in het rijtje ontbreekt en kan het kabinet
in ieder geval bevestigen dat deze groep niet vergeten gaat worden?
Nu het kabinet maatregelen wil inrichten om energiearmoede langjarig te bestrijden,
mist het lid Omtzigt een belangrijk punt en dat is een aanvalsplan om de meest onzuinige
woningen zo spoedig mogelijk te isoleren. In Italië (iets meer dan drie keer zo groot
als Nederland) is de afgelopen drie jaar meer dan 100 miljard euro aan belastingsubsidies
uitgedeeld voor isolatie en het aardbevingsbestendig maken van woningen. In Nederland
was het kabinet bereid om ook 20 miljard euro per jaar aan het prijsplafond te betalen.
Bij deze bedragen verbleken de inspanningen in het nationaal isolatieprogramma. Waarom
zet het kabinet niet veel harder in op isolatie van woningen als een langetermijnoplossing?
Het zal jaren vergen, maar als de ambitie is om alle woningen rond 2050 klimaatneutraal
te hebben, dan moet er sowieso hard gewerkt worden en veel, veel harder dan nu het
geval is, merkt het lid Omtzigt op. Dat betekent dat er 25 jaar de tijd is om zeker
250.000 bestaande woningen per jaar energieneutraal te maken. Kort gezegd: het lid
Omtzigt merkt op dat de regeringspartijen graag CO2-neutraal willen zijn in 2050. Dat vergt een enorme inspanning bij bestaande woningen.
Hoe gaat het kabinet dit bereiken? Wat is de marsroute en is het kabinet bereid zo’n
plan te maken en aan te geven welke technieken gebruikt zullen worden?
Wat de zes groepen betreft heeft het lid Omtzigt vooraf een aantal opmerkingen:
Het gebruik van de arbeidskorting is zeer problematisch. Dit instrument is enorm opgeblazen
de afgelopen jaren. Mensen die geen recht hebben op de arbeidskorting (arbeidsongeschikten,
gepensioneerden) hebben op dit moment al een fors probleem en dat wordt alleen maar
groter. Daarnaast hebben tweeverdieners relatief veel baat bij de verhoging van de
arbeidskorting. Dit lid verzoekt hier rekening mee te houden.
Het lid Omtzigt is van mening dat een aanpassing van de energiebelasting een belangrijke
sleutel is van deze koopkrachtreparatie. Nederlandse huishoudens betalen nu de hoogste
prijs ter wereld voor gas. Bovendien is de energiebelasting in Nederland de afgelopen
jaren heel snel gestegen. Het lid Omtzigt constateert dat deze belasting in 1996 nog
maar 4 eurocent per kuub gas was, in 2017 bedroeg deze belasting alweer 25 eurocent,
in 2022 36 eurocent, en in 2023 49 eurocent. Erkennen de bewindspersonen deze ontwikkeling
en delen zij de mening van het lid Omtzigt dat een aanpassing van de energiebelasting
dus goed te verdedigen is?
In het verlengde hiervan vraagt het lid Omtzigt of de het kabinet voor alle 27 EU-landen
en het Verenigd Koninkrijk de volgende informatie kan geven:
– de gemiddelde betaalde prijs voor een kuub gas in 2022 voor een normaal huishouden;
– de energiebelasting en/of accijnzen pet kuub gas op dit moment voor een normaal huishouden;
– het btw-percentage op gas;
– de gemiddeld betaalde prijs voor een kWh elektriciteit in 2022 voor een normaal huishouden;
– accijnzen, energiebelasting en andere overheidsheffingen op een kWh elektriciteit
(bij normaal gebruik van een huishouden); en
– het btw-percentage op elektriciteit.
Overigens worden in de brief van 22 februari inkomensafhankelijke belastingverminderingen
in de energiebelasting (EB) gesuggereerd, zo constateert het lid Omtzigt. Dit lid
vraagt het kabinet dat niet te doen. De EB is niet de plek om inkomensbeleid te voeren.
Daarvoor moet men in de ogen van dit lid in de inkomstenbelasting zijn.
In het verlengde hiervan constateert het lid Omtzigt dat de belastingdruk binnen de
EB niet evenwichtig verdeeld is. Zo is de EB alleen hoog voor kleinverbruikers, geldt
een speciaal verlaagd tarief voor laadpalen en geldt een speciaal tarief voor schepen
die aanleggen en oplaadkabels naar de wal leggen. Deelt het kabinet de mening van
het lid Omtzigt dat deze drukverdeling eens goed tegen het licht gehouden dient te
worden?
Indien het kabinet de energiebelasting wil gebruiken voor tegemoetkoming, is het kabinet
dan ook bereid om ervoor te zorgen dat vakantiehuizen en andere tweede huizen niet
in aanmerking komen voor extreme tegemoetkomingen?
Ten slotte vraagt het lid Omtzigt op dit punt het kabinet om de mogelijkheid van een
verlaagd btw-tarief op energie goed te onderzoeken. Per slot van rekening kan energie
als een eerste levensbehoefte gekenschetst worden.
Het lid Omtzigt merkt op dat dit kabinet als doel heeft toeslagen af te schaffen en
dat de huidige toeslagen geen eenduidige huishoudsdefinitie kennen. Hij verzoekt het
kabinet hier aandacht aan te schenken bij de uitwerking. Kan het kabinet dat toezeggen?
Het lid Omtzigt heeft grote moeite met een privaatrechtelijk prijsplafond. Indien
het kabinet het prijsplafond wil voortzetten, is het kabinet dan bereid om in ieder
geval te bestuderen hoe het publiekrechtelijk (met een relatie tussen de overheid
en de huishoudens) uitgevoerd kan worden? Kan het kabinet vakantiehuizen uitzonderen?
Het lid Omtzigt zou ingrijpen op de energiemarkt en het gebruiken van de eigen voorraden
voor leveringszekerheid zeer toejuichen.
Indien het kabinet compenseert via de huurders, rekent het lid Omtzigt erop dat huurders
die niet bij een woningbouwcorporatie huren, niet vergeten worden. Indien dat wel
het geval is, dan is deze weg in zijn ogen zinloos.
In zijn algemeenheid heeft het lid Omtzigt nog een opmerking over meerdere oplossingsrichtingen:
voor een aantal huishoudens is de marginale druk nu al enorm hoog. Een nieuwe regeling
die inkomensafhankelijk wordt, kan in zijn ogen echt bizar uitpakken voor bijvoorbeeld
eenverdieners. Het lid Omtzigt verzoekt het kabinet daar rekening mee te houden.
Tot slot verzoekt het lid Omtzigt het kabinet begin juni een update te geven van de
studie. Immers, op Prinsjesdag zullen maatregelen moeten vaststaan. Is het kabinet
daartoe bereid?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.