Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 295 Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en enkele andere wetten met het oog op een integrale en gecoördineerde aanpak bij meervoudige problematiek en de daarvoor benodigde gegevensverwerking (Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 14 maart 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
1
Algemeen
1
2
Huidige praktijk rondom de integrale aanpak van meervoudige problematiek
7
3
Knelpunten bij het realiseren van een integrale aanpak
9
4
Voorgestelde regeling met betrekking tot de gecoördineerde aanpak van meervoudige
problematiek en de verwerking van persoonsgegevens
10
5
OGGZ en meldpunten – aanleiding en uitgangspunten
20
6
Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving
23
7
Gegevensbescherming effectenbeoordeling (DPIA)
23
8
Regeldruk en financiële gevolgen
24
9
Toezicht
26
10
Advies Autoriteit Persoonsgegevens
26
11
Overige consultatiereacties
27
12
Inwerkingtreding
27
13
Artikelsgewijze toelichting
27
1. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 en enkele andere wetten met het oog op een integrale en gecoördineerde
aanpak bij meervoudige problematiek en de daarvoor benodigde gegevensverwerking (Wet
aanpak meervoudige problematiek sociaal domein) (hierna: Wams). Met het voorstel wil
de regering voorzien in een expliciete grondslag voor gegevensverwerking die nodig
is om tot een integrale aanpak te komen bij meervoudige problematiek in het sociaal
domein. Ook stelt het wetsvoorstel bepalingen voor die regelen hoe een gecoördineerde
aanpak van deze meervoudige problematiek moet worden vormgegeven. Hoewel genoemde
leden het doel begrijpen, hebben zij vragen bij de nadere uitwerking in het wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een aanpak van integrale ondersteuning nog lang
niet overal is gerealiseerd. Hiervoor wijst de regering op meerdere oorzaken, waarbij
de knelpunten in de gegevensuitwisseling een terugkerend knelpunt is. In hoeverre
zullen de hier voorgestelde wijzigingen wel of niet doorslaggevend zijn in het wegenemen
van belemmeringen om te komen tot een aanpak van integrale ondersteuning?
De leden van de VVD-fractie lezen dat wetsvoorstel niets regelt ten aanzien van vroegsignalering.
In de recente discussies en debatten in de Tweede Kamer is vroegsignalering bij meervoudige
financiële- en schuldenproblematiek als uitermate belangrijk benoemd. Is de regering
voornemens hiervoor op korte termijn nog aanvullende voorstellen te doen?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij ondersteunen de nut en
noodzaak van wat deze wet beoogt. Een integrale en gecoördineerde aanpak bij multiproblematiek
is nodig, zo blijkt ook uit de overwegend positieve reacties uit de internetconsultatie.
De leden van de D66-fractie hebben desondanks nog enkele vragen met betrekking tot
het voorstel. De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) gaf
een expliciet advies om het wetsvoorstel te beperken tot de voor de gegevensverwerking
noodzakelijk geachte grondslagen (en de uitwerking daarvan). De overige onderdelen
zouden apart geregeld moeten worden. Aan dit advies is door de regering geen gehoor
gegeven. Door deze bundeling van voorstellen (met bijvoorbeeld de toevoeging het onderdeel
om de openbare geestelijke gezondheidszorg (oggz) onder te brengen bij de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) 2015 en gemeenten belast met het oprichten van meldpunten) binnen
het wetsvoorstel verliest het voorstel wat de leden van de D66-fractie aan leesbaarheid.
De leden van de D66-fractie vragen de regering om nogmaals te onderbouwen wat het
noodzakelijk maakt dat deze verschillende onderdelen (gecoördineerde aanpak bij meervoudige
problematiek in sociaal domein én de oggz terug te brengen binnen de Wmo 2015) in
één wetsvoorstel worden gevat. Waarom wordt dit niet apart behandeld, in nauwe afstemming
met het werkveld?
Belangrijke elementen van dit wetsvoorstel worden overgelaten aan een nadere algemene
maatregel van bestuur (AMvB), zoals welke instanties als «partij» kunnen worden aangewezen
vanuit aanpalende domeinen en welke taken zij krijgen. Deze AMvB is nog niet gereed.
In het huidige wetsvoorstel worden de aanpalende domeinen slechts in abstracte termen
beschreven. De leden van de D66-fractie vragen de regering om een conceptversie van
deze AMvB voorafgaand aan de wetsbehandeling met de Kamer te delen.
Gezien de impact van dit wetsvoorstel vragen de leden van de D66-fractie de regering
waarom in het huidige voorstel een uitvoeringstoets (waarin de impact op cliënten,
zorgaanbieders en hulpverleners voorafgaand aan inwerkingtreding wordt onderzocht)
én een invoeringstoets (een evaluatie één jaar na de invoering) ontbreekt. Deze leden
zijn ervan overtuigd dat dergelijke instrumenten noodzakelijk zijn voor een goede
afweging.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavig wetsvoorstel en hebben daarover nog de nodige
vragen en opmerkingen.
Met dit wetsvoorstel wordt het begrip oggz teruggebracht in de Wmo 2025. Waarom is
dit begrip eerder uit het wetsvoorstel verwijderd?
De regering geeft aan dat dit wetsvoorstel voor een heel kleine doelgroep (4 procent)
noodzakelijk is. Hoe groot acht de regering het deel van deze doelgroep dat geen toestemming
zal verlenen voor het delen van hun privacygegevens in het kader van dit wetsvoorstel?
Genoemde leden ontvangen in dit kader graag een concreet antwoord van de regering.
Hoe gaat de regering voorkomen dat ook gegevens van mensen buiten deze doelgroep gedeeld
gaan worden? Hoe worden burgers in een kwetsbare positie beschermd tegen onnodige
uitwisseling van hun persoonlijke gegevens zonder hun toestemming?
Het wetsvoorstel heeft als doel burgers die zelf in beeld komen bij het college van
burgemeester en wethouders (B&W) met een hulpvraag, of al in beeld zijn omdat er al
een hulpverleningstraject of interventie loopt, maatwerk te kunnen bieden door samenhangende
ondersteuning. Van burgers die bijvoorbeeld in beeld komen door een melding door derden
bij het meldpunt, kan met deze wet zonder hun toestemming gegevens uitgewisseld worden.
Gaat de regering hiermee niet voorbij aan het doel van deze wet enkel burgers met
een hulpvraag maatwerk te bieden? Is enkel een melding van derden niet veel te kwetsbaar?
Wat als die derde partij iemand wil pesten of anderszins dwarszitten? Waarom wil de
regering dat dit kan zonder tussenkomst van een rechter die waarheidsvinding kan doen?
Maakt de regering van mensen met een geestelijke aandoening zo geen tweederangsburgers?
Hoe verhoudt dit zich tot het gegeven dat voor eventuele voorzieningen die in het
kader van de integrale aanpak worden verstrekt, het noodzakelijk is dat de cliënt
deze zelf aanvaardt? Wat is de slagingskans van een integrale aanpak als de persoon
die het betreft geen hulpvraag heeft of geen hulp accepteert?
Dit wetsvoorstel zal niet alle knelpunten oplossen. Welke knelpunten zullen ook na
invoering van dit wetsvoorstel blijven bestaan, zo vragen de leden van de PVV-fractie
de regering.
Met het vastleggen van bepaalde (rand)voorwaarden voor de gecoördineerde aanpak, inclusief
de benodigde gegevensverwerking, beoogt de regering te voorzien in waarborgen die
passen bij de ingrijpende gegevensverwerkingen die het gevolg van dit wetsvoorstel
kunnen zijn. Welke randvoorwaarden betreffen dit? Welke waarborgen zijn er voor inwoners,
met en zonder hulpvraag, tegen een mogelijk te ruime gegevensverwerking?
Belangrijke elementen van het voorstel worden bij AMvB aangewezen, zoals welke instanties
als «partij», als bedoeld in de voorgestelde wijziging van artikel 1.1.1. van de Wmo
2015. Kan de regering met de nota naar aanleiding van het verslag tevens een concept
van deze AMvB naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet? Waarom worden de partijen
die betrokken kunnen worden bij de gecoördineerde aanpak in een AMvB opgenomen?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zien enerzijds dat dit
wetvoorstel in het verlengde ligt van de uitgangspunten van de Wet op de jeugdhulp.
Met deze wet werd immers beoogd dat er een gezin, een plan en een regisseur zou komen.
Deze leden begrijpen het voorstel zo, dat de regering van mening is dat dit tot nog
toe niet goed gelukt is. Klopt dit? Is het niet zo dat wat deze wet wil regelen wat
betreft samen werken en integraal werken eigenlijk al kan? De huidige Wmo 2015 biedt
die ruimte toch al?
Anderzijds grijpt dit wetvoorstel in op de gemeentelijke beleidsvrijheid. Genoemde
leden lezen het wetsvoorstel zo dat de regering bij de aanpak van meervoudige problematiek
een gecoördineerde aanpak belangrijker vindt dan gemeentelijk beleidsvrijheid. Zien
deze leden dit goed? Kan de regering hierop reflecteren?
De leden van de CDA-fractie zijn hier specifiek in geïnteresseerd, omdat dit wetsvoorstel
veel verder gaat dan het onderling (organisaties/gemeenten) kunnen verstrekken van
gegevens. Dat stelt ook de Afdeling. Daaruit leiden deze leden af dat de regering
«verder ingrijpen» voor de aanpak van multiproblematiek noodzakelijk vindt.
Daarnaast vragen genoemde leden het volgende aan de regering. Dit wetsvoorstel zal
de administratieve lastendruk voor zowel gemeenten als zorgaanbieders vergroten. Dit
kan gezien de aanwezigheid van een meervoudige problematiek noodzakelijk en proportioneel
zijn. Kan de regering aangeven hoe zij dit weegt? Kan de regering toelichten hoe zij
het regelen van een aanpak van onderzoek, casusoverleg en een gecoördineerde aanpak
noodzakelijk vindt, zeker in relatie tot het probleem van arbeidskrapte in de zorg
en de alsmaar toenemende administratieve lastendruk?
De regering gaat er in dit wetsvoorstel vanuit dat de groep meervoudige problematiek
een zeer kleine doelgroep betreft. Kan de regering aangeven hoe groot zij de groep
verwacht die onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel gaat vallen? Mensen met een
lichamelijke beperking ervaren problemen op verschillende sociale domeinen. Is er
dan sprake van een meervoudige problematiek? De leden van de CDA-fractie denken dat
dit niet zo is. Deelt de regering dit standpunt?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarover nog een
aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Afdeling heeft geadviseerd om «het voorstel
te beperken tot voor de gegevensverwerking noodzakelijke grondslagen en de overige
onderdelen te schrappen». De regering heeft dit advies echter niet overgenomen. Kan
de regering uiteenzetten waarom zij dit advies van de Afdeling naast zich neerlegt
en toch in de wet vastlegt hoe de gecoördineerde aanpak dient te worden vormgegeven?
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke risico’s er zijn verbonden aan
het delen van gegevens van cliënten met meer partijen. Hoe worden de privacy van de
cliënt en de veiligheid van diens gegevens bijvoorbeeld gewaarborgd?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij ervoor kiest om in dit wetsvoorstel
een grondslag te regelen voor zowel ondersteuning aan cliënten met meervoudige problematiek
op verzoek van de cliënt, als voor ondersteuning in situaties waarbij dit niet op
verzoek van de cliënt gebeurt. Waarom is er niet voor gekozen hiervoor twee verschillende
wettelijke grondslagen te creëren?
De leden van de SP-fractie constateren dat het wetsvoorstel niet voorziet in de mogelijkheid
om de persoonsgegevens uit het onderzoek of de coördinatie aan een andere gemeente
over te dragen. Waarom is hier niet voor gekozen en wat gebeurt er als een cliënt
verhuist naar een andere gemeente?
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wams. Zij zien zeker
de noodzaak van het mogelijk maken van een domeinoverstijgende gegevensverwerking
in het sociaal domein; een expliciete grondslag en waarborgen voor gegevensverwerking
zijn daarvoor noodzakelijk. Zij vragen de regering wanneer duidelijk werd dat deze
wetgeving noodzakelijk is en welke signalen daarop wezen. Deze leden vragen de regering
tevens waarom deze regelgeving nu wordt voorgelegd. Zijn de problemen in gegevensuitwisseling
recent toegenomen? De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wat op dit moment
de wettelijke basis is voor het overdragen van gegevens tussen gemeenten bij een zogenaamde
warme overdracht van een persoon of gezin met een meervoudige hulpvraag en wat dit
wetsvoorstel daarin precies verandert. In hoeverre zijn gemeenten op dit moment verplicht
voor een warme overdracht te zorgen en te voorkomen dat iemand in een nieuwe gemeente
weer opnieuw het hele traject van de beoordeling van de zorg/hulpvraag moet doorlopen?
Integrale ondersteuning via één gezin-één plan-één regisseur lag ten grondslag aan
de decentralisaties in 2015. De leden van de PvdA-fractie zien dat dit in de praktijk
onvoldoende tot stand is gekomen. Deze leden vragen hoe groot de groep mensen is die
meervoudige problematiek hebben. Zij nemen aan dat een nieuwe en meer precieze schatting
voorhanden is sinds de schatting die is gebaseerd op gegevens uit 2017. Zij vragen
de regering hoe deze mensen zijn verdeeld over de verschillende gemeenten. Zij vragen
de regering ook of de financiële en capacitaire belasting voor de verschillende gemeenten
nader kan worden toegelicht.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat uit onderzoek uit 2018 blijkt dat niet meer
dan anderhalf op de tien gemeenten een integraal budget voor het sociaal domein op
de gemeentebegroting had. Hoe ligt dat nu, in 2023? Het Sociaal en Cultureel Planbureau
(SCP) gaf aan dat integraal werken niet goed van de grond komt en verwees naar de
verschillen tussen de uitgangspunten, doelstellingen en regels van wettelijke kaders
en de belemmeringen voor de informatie-uitwisseling. In de memorie van toelichting
wordt aangegeven dat dit wetsvoorstel niet alle knelpunten zal oplossen, maar dat
de regering verwacht dat met dit wetsvoorstel een substantiële bijdrage wordt geleverd
aan de verdere ontwikkeling van integraal werken. De leden van de PvdA-fractie vragen
de regering waarop deze verwachting is gebaseerd. Zij vragen of kan worden aangegeven
welke knelpunten wel en welke niet met dit wetsvoorstel worden opgelost in de dagelijkse
praktijk.
De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden in het weer opnemen van oggz in de
Wmo 2015. Kan een overzicht gegeven worden van gemeentes die op dit moment een speciaal
meldpunt oggz of meldpunt niet-acute zorg hebben en van de bestaande regionale meldpunten.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom een regeling voor vroegsignalering
niet ook is opgenomen in dit wetsvoorstel. Gemeenten zouden toch bij uitstek in staat
moeten zijn gezinnen met meervoudige problematiek in een heel vroeg stadium op het
spoor te komen, zodat erger kan worden voorkomen? Hoe zou dit alsnog in dit wetsvoorstel
kunnen worden vormgegeven?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wat het in de praktijk zal betekenen
dat het college geen doorzettingsmacht heeft, maar dat de coördinerende taak alleen
ziet op afstemming en samenhang bij planning en uitvoering van taken. In hoeverre
zou dit in de praktijk tot problemen kunnen leiden en over welke problemen gaat het
dan?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben onderhavig wetsvoorstel met interesse gelezen. Deze leden onderschrijven het
doel van de wet om tot een meer gecoördineerde en integrale aanpak te komen van meervoudige
problematiek in het sociaal domein. Wel hebben zij nog wat vragen over de wet.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen op verschillende plekken in het wetsvoorstel
dat het aantal personen met meervoudige problematiek relatief klein is: het gaat om
1–4 procent van de huishoudens. Kan de regering dit beeld iets meer inkleuren? Wat
voor situaties spelen bij deze huishoudens? Over welke meervoudige problematiek spreken
we vooral bij deze 1–4 procent huishoudens? Is de zwaarte en inhoud van deze problematiek
veranderd sinds de decentralisaties van 2015?
Genoemde leden vragen de regering ook hoe ten tijde van de invoering van de decentralisaties
in 2015 over deze aanpak meervoudige problematiek sociaal domein werd gedacht. Werden
de verschillen in doelen en uitgangspunten van de verschillende wetten, knelpunten
in gegevensuitwisseling en financiële schotten in begrotingen tussen de verschillende
domeinen niet van tevoren gezien als mogelijke problemen voor een integrale aanpak
van meervoudige problematiek? Zo ja, is daar destijds voldoende aandacht en tijd aan
gegeven?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat dit wetsvoorstel niet alle knelpunten
zal oplossen, maar specifiek knelpunten in de privacywetgeving zal aanpakken. Op welke
manier wil de regering de andere knelpunten aanpakken, zoals hierboven beschreven
(verschillende doelen en uitgangspunten van de wetten in het sociaal domein, financiële
schotten in begrotingen tussen de verschillende voorzieningen of de benodigde samenwerking
met derden)?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd waarom er destijds gekozen is om
oggz-zorg niet meer expliciet in de Wmo 2015 te benoemen? Zeker nu dit weer gerepareerd
wordt via deze wet, doet de vraag zich op waarom er destijds voor gekozen is en of
dat zorgvuldig is gedaan.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering constateert dat de decentralisaties
in het sociaal domein nog niet alles hebben gebracht wat ervan werd gehoopt. Genoemde
leden vinden dat een understatement. De regering schrijft dat de aanname dat door
de verantwoordelijkheid voor zorg en ondersteuning over te dragen aan gemeenten de
integrale ondersteuning goedkoper, minder complex, toegankelijker en daarmee beter
zou worden, deels te optimistisch is gebleken. Ook de gewenste integrale dienstverlening
komt nog onvoldoende van de grond, met name aan kwetsbare burgers. Deze leden onderschrijven
deze conclusies van de regering en zijn benieuwd hoe de regering zelf terugkijkt op
de invoering van de decentralisaties in 2015? Is zij het met hen eens dat het bijvoorbeeld
een slecht idee was om deze decentralisaties in te voeren met een bezuiniging? In
hoeverre is onderdeel van het probleem dat het sociaal domein landelijk ook onder
verschillende ministeries is ondergebracht, met eigen budgetten en ambtenaren? Zou
meer integraal werken ook niet landelijk moeten worden nagestreefd, in plaats van
dit probleem enkel op gemeentelijk niveau neer te leggen? Zij ontvangen graag een
reflectie van de regering hierop.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering ernaar streeft om de dienstverlening
aan kwetsbare inwoners te verbeteren. Is de regering het met de genoemde leden eens
dat cliëntondersteuning een belangrijke rol speelt bij de toegang tot zorg en ondersteuning
voor kwetsbare burgers en een coördinerende rol vervult voor het zorgdragen voor afstemming
en samenhang bij de planning en uitvoeren van taken? Is de regering bereid om te onderzoeken
of 1 loket voor cliëntondersteuning voor zowel de Wmo 2015 als de Wet langdurige zorg
(Wlz) mogelijk is, zodat de cliënt geen last heeft van de schotten in de wetgeving
en domeinoverstijgend geholpen wordt in de zoektocht naar de juiste hulp? Zo ja, op
welke termijn kan zo’n onderzoek plaatsvinden? Zo nee, hoe wil de regering dan domeinoverstijgend
werken voor cliëntondersteuning mogelijk maken?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven
het doel van de regering om een wettelijk kader te bieden met een expliciete grondslag
en waarborgen voor de gegevensverwerking die nodig zijn om tot een gecoördineerde
aanpak en samenwerking te komen bij meervoudige problematiek in het sociaal domein.
Deze leden weten van de problemen in het werkveld die het ontbreken van een juridisch
kader met zich meebrengt. Zij hopen dat deze wetswijziging de problemen in het werkveld
wegnemen, maar hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Hoewel zij begrip hebben voor de wens
van de regering om knelpunten op het gebied van privacywetgeving weg te nemen, hebben
zij nog de nodige vragen en opmerkingen bij het voorstel, mede gelet op de kritische
beoordeling van de Afdeling. De leden van de SGP-fractie vragen zich vooral af of
met dit voorstel recht wordt gedaan aan de decentralisatie van het sociaal domein
en of het wetsvoorstel niet te ruim is vormgegeven, waardoor onvoldoende waarborgen
zijn ingebouwd om de persoonlijke levenssfeer te beschermen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat gemeenten op wetsniveau «concrete handvatten»
krijgt voor het inrichten van een zorgvuldige procedure. Klopt het dat deze handvatten
in feite verplichtingen zijn?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het wetsvoorstel géén regeling voor vroegsignalering
treft. Hoe verhoudt zich dit tot het wettelijk verankeren van het meldpunt?
Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de doelstelling van deze voorgenomen wetswijziging. Het leveren van maatwerk
door gemeenten vraagt soms om een integrale aanpak waarbij het noodzakelijk is dat
gegevens worden uitgewisseld. Als het gaat om het uitwisselen van persoonsgegevens,
zeker daar waar het gaat over gezondheidsgegevens, is zorgvuldigheid van het grootste
belang. Voorkomen moet worden dat gegevens in verkeerde handen kunnen vallen. Voorwaardelijk
voor een wetswijziging als deze is dan ook dat er een duidelijke afbakening is van
wie toegang tot gegevens krijgen, op welke manier (veilig en geborgd) en voor welk
doel.
Het lid van de BBB-fractie vindt een aanpassing van de wet belangrijk nu gemeenten
belemmeringen ervaren in het realiseren van een gecoördineerde aanpak en het leveren
van maatwerk aan burgers bij wie meervoudige problematiek speelt. De uitwisseling
van gegevens moet daarbij altijd het doel hebben om de burger te helpen. De uitwisseling
van gegevens moet daarvoor noodzakelijk zijn. Het uitgangspunt daarbij moet zijn:
zorg dragen voor maatschappelijke ondersteuning gericht op de participatie en zelfredzaamheid
van inwoners.
Het lid van de BBB-fractie denkt echter dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen
een hulpvraag van een burger en situaties waarin degene waar het om gaat niet vraagt
om hulp. Dit wordt hieronder verder toegelicht.
2. HUIDIGE PRAKTIJK RONDOM DE INTEGRALE AANPAK VAN MEERVOUDIGE PROBLEMATIEK
De leden van de VVD-fractie lezen dat om de gegevensuitwisseling ten behoeve van de samenwerking in het Zorg-
en Veiligheidshuis van een expliciete wettelijke basis te voorzien het Wetsvoorstel
gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wgs) voorligt in de Eerste Kamer.
Dit wetsvoorstel is reeds in 2020 door de Tweede Kamer aangenomen en is nog niet behandeld
door de Eerste Kamer. Kan de regering toelichten wat er op dit moment niet kan nu
de Wgs vooralsnog niet aangenomen is en welke consequenties dit heeft?
Gemeenten organiseren de toegang tot zorg en ondersteuning veelal in de vorm van sociale
(wijk)teams. Uit onderzoek van Movisie (2020) blijkt dat 83 procent van de gemeenten
met dergelijke teams werkt. Kan de regering toelichten waarom dit getal niet 100 procent
is. Zijn er ergens «blinde vlekken» als het gaat om toegang tot zorg en ondersteuning
in gemeenten? Weten inwoners deze teams te vinden?
De leden van de D66-fractie constateren op basis van de geschetste huidige praktijk dat er inderdaad veel nut
en noodzaak kan zijn voor een goede integrale aanpak van meervoudige problematiek.
Zij wijzen daarentegen ook op de grote diversiteit die er bestaat in de mensen die
te maken krijgen met deze wet. Kan de regering ingaan op de afwegingen die gemaakt
zijn om de balans te zoeken tussen one-size-fits-all-regelgeving en maatwerk en welke
andere keuzes daarin gemaakt hadden kunnen worden?
De leden van de D66-fractie vragen de regering daarnaast hoe het uitgangspunt dat
deze wet geen kader biedt voor gedwongen hulpverlening zich verhoudt tot de jeugdbeschermingsketen
die ook onderdeel kan vormen van de aanpak van meervoudige problematiek in een gezin.
Biedt deze wet dan toch geen kader voor gedwongen hulpverlening, indien gedeelde informatie
op basis van deze wet gebruikt wordt in het kader van opgelegde kinderbeschermingsmaatregelen
zoals ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing? Hoe wordt voorkomen dat ouders of
kinderen gegevens delen bij hulpverleners uit angst dat deze informatie wordt gebruikt
bij onderzoek ten behoeve van kinderbeschermingsmaatregelen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de werkwijze binnen de jeugdbescherming
in delen van het land met proeftuinen reeds anders wordt vormgegeven om te werken
aan een beter stelsel. Kan de regering aangeven welke proeftuinen overeenkomen met
het geschetste beeld in de memorie van toelichting? In hoeverre is het wetsvoorstel
gebaseerd op en toepasbaar voor de werking van het jeugdbeschermingsstelsel op basis
van het toekomstscenario? En in hoeverre is het gebaseerd op en toepasbaar voor de
huidige praktijk?
De leden van de D66-fractie merken daarnaast op dat de memorie van toelichting stelt
dat te allen tijde voor ouders en kinderen duidelijk moet zijn of hulp in het vrijwillige
kader of in het gedwongen kader wordt ingezet. Vindt de regering dat aan dit uitgangspunt
wordt voldaan op dit moment en zo ja, op welke gronden? Indien niet aan dit uitgangspunt
wordt voldaan, welke invloed zou dat volgens de regering moeten hebben op de afwegingen
die gemaakt zijn ten behoeve van dit wetsvoorstel?
De leden van de PVV-fractie zijn geen voorstander van dwang en drang om noodzakelijke begeleiding en zorg- en
hulpverlening te realiseren of te ondersteunen. Deze leden vinden rechtsbescherming
een belangrijk punt van aandacht, vooral in het vrijwillige kader. Hoe wordt voorkomen
dat op basis van dit wetsvoorstel juist meer dwang en drang maatregelen ingezet gaan
worden op mensen zonder veroordeling of rechterlijke machtiging? Is de regering bereid
om de juridische kaders voor een vrijwillige gecoördineerde aanpak van meervoudige
problematiek en bemoeizorg apart van elkaar te regelen, in nauw overleg met het veld?
En wat voegt deze wet toe in relatie tot de Wgs?
De leden van de PVV-fractie delen de bevinding dat het adagium één gezin, één plan,
één regisseur die ten grondslag lag aan de decentralisaties van 2015 in de praktijk
niet van de grond is gekomen. Na zeven jaar is de zorg niet beter, niet goedkoper
en niet dichterbij de burger. Deze leden vragen zich af of er wel al sprake is van
een goede implementatie van de wetten in de eigen uitvoeringsorganisatie van gemeenten
na de decentralisatie in 2015 en ontvangen graag een reactie van de regering. Veel
gemeenten kampen met financiële problemen bij de uitvoering van deze wetten. Gemeenten
zullen na invoering van dit wetsvoorstel een coördinerende rol vervullen, als spin
in het web. Hebben gemeenten genoeg (financiële) ruimte om deze wet uit te voeren?
Niet elke gemeente werkt met sociale wijkteams. Is het de bedoeling dat elke gemeente
met de uitvoering van dit wetsvoorstel met sociale (wijk)teams gaat werken? Waarom
heeft nog niet elke gemeente een sociaal (wijk)team?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in deze paragraaf hoe de sociale wijkteams tot nu toe functioneren. Genoemde
leden vragen de regering hoe deze sociale wijkteams en dit wetsvoorstel zich gaan
verhouden tot de afspraken uit het Integraal Zorgakkoord (IZA)? Ook in het IZA wordt
namelijk gesproken van domeinoverstijgende samenwerking in het sociaal domein, door
bijvoorbeeld het opzetten van mentale gezondheidscentra in gemeenten. Kan de regering
de verhouding en samenhang van dit wetsvoorstel tot het IZA uitleggen en de specifiek
de plek van mentale gezondheidscentra?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de paragraaf over de Jeugdbeschermingstafel
(JBT) dat gesproken wordt over het eventueel inzetten van preventieve (vrijwillige)
jeugdbescherming. Er is veel kritiek over dit «drang» kader, met name als het gaat
om «vrijwillige uithuisplaatsingen». Kan de regering verduidelijken wat bedoeld wordt
in deze paragraaf onder vrijwillige jeugdbescherming en de kanttekeningen en risico’s
hieromtrent meenemen, met name rondom de rechtsbescherming van jongeren en ouders
op dit vlak?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of het wetsvoorstel slechts gericht is op mensen met een bepaalde
mate van complexiteit van de meervoudige problematiek, of dat alle vormen van meervoudige
problematiek, ook de weinig complexe, in aanmerking komen voor het verwerken van gegevens
tussen domeinen.
De leden van de SGP-fractie maken uit de memorie van toelichting op dat dit wetsvoorstel zich richt op de 4 procent
van de inwoners van gemeenten die kortere of langere tijd ondersteuning nodig heeft.
Zij kampen met verschillende problemen tegelijk die vaker chronisch en met elkaar
verweven zijn, en die soms intergenerationeel worden overgedragen. Welke waarborgen
biedt dit wetsvoorstel dat het instrumentarium van deze wet óók gaat worden ingezet
voor de veel grotere groep burgers die gebruik maakt van voorzieningen in het sociaal
domein? Hoe is meervoudige problematiek afgebakend?
De regering geeft aan dat vanwege de decentralisatie de wijze waarop gemeenten het
sociaal domein vormgeven verschilt. Daarmee varieert ook de integrale aanpak van meervoudige
problematiek in de praktijk. Doorkruist dit wetsvoorstel met een voorgestelde verplichtende
regeling voor meervoudige problematiek niet het decentrale karakter van het sociaal
domein, zo vragen de leden van de SGP-fractie de regering. In hoeverre is verschil
tussen gemeenten problematisch?
3. KNELPUNTEN BIJ HET REALISEREN VAN EEN INTEGRALE AANPAK
De leden van de D66-fractie beamen dat er veel potentieel schuilt in een integrale aanpak bij meervoudige problematiek.
Echter, het ontbreekt in dit wetsvoorstel aan enige begrenzing. Beslaat dit wetsvoorstel
over alles binnen het sociaal domein en al het aangrenzende (zoals woonoverlast, schuldenaanpak,
et cetera)? En hoe verhoudt dit wetsvoorstel met bestaand beleid binnen de aanpalende
domeinen (zoals de brede schuldenaanpak)? Wordt bij iedere aanpassing in bestaand
beleid ook op doelmatigheid en proportionaliteit getoetst?
De leden van de PVV-fractie lezen dat een aantal gemeenten thans onvoldoende mogelijkheden ziet om, waar nodig,
een gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek tot stand te brengen. Waarom
hebben sommige gemeente blijkbaar wel voldoende mogelijkheden om een gecoördineerde
aanpak van meervoudige problematiek tot stand te brengen? Welke gemeenten ondervinden
geen problemen?
Wordt het gebruik van vormen van data-analyse met dit wetsvoorstel mogelijk gemaakt?
Kan de regering deze vraag beantwoorden met «ja» of «nee»?
4. VOORGESTELDE REGELING MET BETREKKING TOT DE GECOÖRDINEERDE AANPAK VAN MEERVOUDIGE
PROBLEMATIEK EN VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS
De leden van de VVD-fractie merken op dat er sprake is van een zeer gedetailleerde beschrijving van definities,
taken en proces. Ze vragen de regering in hoeverre er nog ruimte is voor de eigenstandige
professionele afweging van de betreffende onderzoeker en/of hulpverlener om af te
wijken van deze kaders.
In de memorie van toelichting wordt onder gezinslid niet alleen personen verstaan
met wie de cliënt in een gezamenlijke huishouding leeft, maar ook bepaalde elders
verblijvende familieleden of echtgenoten. Op grond van de definitie van cliënt wordt
een gezinslid beschouwd als cliënt indien deze ermee instemt dat het onderzoek ook
op hemzelf betrekking heeft. Betreft dit ook minderjarige gezinsleden?
De memorie van toelichting beschrijft uitgebreid de voorgestelde taken voor het college
voor de gecoördineerde aanpak. De leden van de VVD-fractie lezen dat het college binnen
zes weken na indiening van een hulpvraag van een cliënt onder andere onderzoekt welke
problemen er spelen, of er al sprake is van lopende dienstverlening en of de problemen
zodanig met elkaar samenhangen dat een gecoördineerde aanpak wenselijk is. Genoemde
leden vragen de regering of de colleges van B&W dit tijdspad waar kunnen maken? Wat
zijn de consequenties indien een onderzoek langer dan zes weken duurt?
Tevens wordt in de memorie van toelichting beschreven hoe tijdens het verzoek van
de cliënt of een onderzoek blijkt dat er (mogelijk) sprake is van meervoudige problematiek.
Een medewerker van de gemeente mag de cliënt die met een hulpvraag komt onder andere
vragen of ondersteuning op andere terreinen gewenst is. Deze medewerker mag ook op
basis van eigen waarnemingen vaststellen dat er mogelijk sprake is van meervoudige
problematiek. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe dit in de praktijk
uit zal werken. Welke medewerkers van de gemeente zullen de intakes verrichten en
worden er handleidingen, trainingen of richtlijnen samengesteld om de intake op een
juiste manier uit te voeren?
De leden van de VVD-fractie merken het volgende citaat op: «als er verschil van inzicht
is tussen betrokkene(n) en het college over de reikwijdte van het onderzoek, dan mag
het college vanzelfsprekend aangeven wat de consequenties kunnen zijn van een beperkte
reikwijdte.» Wat wordt hier bedoeld met «consequenties»?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de uitgebreide uiteenzetting
van de regering op de procedure indien een verzoek tot een gecoördineerde aanpak wordt
gedaan door een professional zonder dat er sprake is van een hulpvraag van een cliënt.
Genoemde leden lezen dat een professional onder bepaalde (ernstige) omstandigheden
een gemotiveerd verzoek kan doen bij het college voor het instellen van een onderzoek
wegens «ernstige problematiek», zo nodig zonder dat de persoon over wie het gaat instemt
met dit onderzoek. Genoemde leden vragen de regering of hierbij ook «meervoudigheid»
een criterium voor de problematiek is. Kan de zinsnede «zo nodig zonder dat de persoon
over wie het gaat instemt met dit onderzoek» nader uitgelegd worden, waarbij ook ingegaan
wordt op het advies van de Afdeling op dit punt?
De betrokken professional die het verzoek doet moet bij indiening elementen a en b
uit de memorie van toelichting aannemelijk maken of onderbouwen, waarbij met betrekking
tot bijkomende omstandigheden (sub 1 en 2) ten minste één van beide situatie aannemelijk
dient te worden gemaakt. Kan van het onderbouwen of het aannemelijk maken van elementen
a en b een voorbeeldcasus worden omschreven? Wat moet de betrokken professional aan
kunnen leveren en wie toetst of houdt toezicht op de kwaliteit van het verzoek en
onderbouwing?
Voorts lezen genoemde leden dat indien een cliënt instemt met de gecoördineerde aanpak,
deze aanvangt met de aanwijzing van een coördinator door het college. Kan toegelicht
worden wat er gebeurt indien de cliënt niet instemt met een gecoördineerde aanpak?
Het college kan afzien van het aanwijzen van een coördinator, als kenbaar wordt gemaakt
dat een van de betrokkenen bij de cliënt zorg wil dragen voor de coördinatie. De regering
stelt dat in dit geval er geen sprake is van een gecoördineerde aanpak waarvoor het
college verwerkingsverantwoordelijke is. Kan de regering dit nader toelichten, en
daarbij ingaan hoe het hulptraject er in zo’n geval in de praktijk uitziet? Als er
geen sprake is van een gecoördineerde aanpak, waar is dan wel sprake van?
Voort blijven bij genoemde leden zorgen over de vertrouwelijkheid en geheimhouding
in de professionele hulpverleningsrelatie. Het gaat dan met name om die beroepen (maatschappelijk
werkers, sociaal werkers etc.) waarbij het beroepsgeheim niet wettelijk geregeld is,
maar de plicht tot geheimhouding wel degelijk essentieel is in de verhouding met de
cliënt.
Hoe garandeert de regering de vertrouwelijk positie en de autonome afwegingen van
deze professionals? De leden van de VVD-fractie vragen de regering ook nadrukkelijk
in te gaan op de positie van deze professionals als zij feitelijk in dienst zijn van
de gemeente («het college») en de belangentegenstelling en dilemma’s die hierdoor
zou kunnen ontstaan.
Deze leden lezen dat het in zeer beperkte gevallen niet mogelijk of wenselijk zal
zijn om toestemming van een cliënt te verkrijgen terwijl het doorbreken van de geheimhoudingsplicht
wel noodzakelijk is. Hiertoe is een aparte regeling opgenomen in het wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom de huidige wettelijke kaders
rondom geheimhoudingsplicht niet volstaan.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat partijen vrij zijn in hun keuzes voor de
inrichting van de technische infrastructuur. Over het elektronisch uitwisselen van
gegevens kunnen later regels worden gesteld bij AMvB. Deze leden vragen de regering
of het niet verstandig is om nu al tenminste centraal de uitwisselingsstandaard (dataset)
van gegevens vast te leggen. De verplichting tot een vast format voorkomt uitwisselingsproblemen
in de toekomst. Mocht een vast format al zijn vastgelegd, dan vernemen deze leden
graag op welke wijze dat plaatsvindt.
De leden van de D66-fractie zijn kritisch op de onderdelen binnen dit wetsvoorstel waarbij geen toestemming wordt
gegeven om gegevens te verstrekken door de cliënt. Met dit voorstel wordt in sommige
gevallen een stevige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 van
de Grondwet).
Er wordt gesteld dat een college bij een melding niet direct een breed onderzoek mag
starten (niet op «fishing expedition»). De leden van de D66-fractie constateren dat
deze aanpak zich derhalve niet leent voor vroegsignalering en vragen de regering waarom
hiervoor is gekozen. Ook vragen de leden of proactief toezicht op deze «fishing expeditions»
ook wordt belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Het algemene uitgangspunt is dat de gecoördineerde aanpak in samenspraak gebeurt.
Dit geldt niet bij «ernstige meervoudige problematiek». De leden van de D66-fractie
constateren dat meervoudige problematiek wel in de memorie van toelichting wordt gedefinieerd,
maar «ernstige meervoudige problematiek» niet verder wordt gespecificeerd. Kan de
regering hier duidelijkheid in verschaffen?
De memorie van toelichting stelt dat verzamelde gegevens kunnen worden hergebruikt
(verder worden verwerkt) zolang dit noodzakelijk is. De leden van de D66-fractie twijfelen
over de noodzakelijkheid hiervan en vragen de regering om dit concreter te maken en
deze noodzakelijkheid te onderbouwen. Daarnaast vragen de genoemde leden de regering
of het met dit wetsvoorstel straks mogelijk wordt dat gegevens die zijn verzameld
in het kader van een gecoördineerde aanpak worden gebruikt voor aanpalende domeinen,
bijvoorbeeld voor fraudebestrijding of schuldenaanpak. Hoe wordt deze zekerheid geborgd
binnen dit wetsvoorstel, zo vragen deze leden de regering. Is hierbij als optie overwogen
om los van de noodzakelijkheid een maximale bewaartermijn te hanteren?
Kan de regering ook verduidelijken wat er gebeurt als een cliënt verhuist van de ene
gemeente naar de andere? Er lijkt in dit wetsvoorstel geen ruimte om een onderzoek
en gecoördineerde aanpak van het ene college naar het andere over te dragen. De leden
van de D66-fractie vragen de regering of hiervoor bijvoorbeeld een samenloopregeling
kan worden overwogen. Zeker in gevallen wanneer het ene college verantwoordelijk is
voor beschermd wonen van een cliënt en een ander college voor Wmo 2015-ondersteuning
is dit relevant. Kan daarbij ook nader ingegaan worden op de precieze verantwoordelijkheden
indien taken belegd zijn bij (verschillende) samenwerkingsverbanden, gemeenschappelijke
regelingen of centrumgemeenten? Blijven de verantwoordelijkheden dan altijd bij het
college waar de persoon woont en hoe verhoudt zich dat tot de verantwoordelijkheden
en bevoegdheden van andere gemeenten die betrokken zijn binnen de taakuitvoering?
Met dit wetsvoorstel wordt een doorbreking van het beroepsgeheim mogelijk gemaakt.
In de memorie van toelichting wordt beschreven dat dit zoveel mogelijk met toestemming
van de cliënt gebeurt, maar dat dit in zeer beperkte gevallen niet mogelijk zal zijn.
Kan de regering reflecteren op de stelling dat het gegeven dat gegevens die nu onder
het beroepsgeheim vallen straks met gemeenten of andere partijen gedeeld kunnen worden,
mogelijk zorgt voor het mijden van zorg door een kwetsbare doelgroep? De leden van
de D66-fractie vragen de regering of er onderbouwd kan worden waarom het huidige juridische
kader voor het verstrekken van gegevens aan een derde door zorgverleners met een beroepsgeheim
op dit moment niet toereikend genoeg is? In hoeverre draagt dit onderdeel (artikel 5.4.2)
mee aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van deze wet? In een eerdere versie van
dit wetsvoorstel werd beargumenteerd dat verstrekking van gegevens zonder uitdrukkelijke
toestemming van de betrokkene als dit naar het oordeel van de verstrekkende partij
noodzakelijk was uit het oogpunt van «goed hulpverlenerschap». De leden van de D66-fractie
vragen de regering om deze redenatie (artikel 5.4.2 lid 2) verder te expliciteren.
Als een ingezet onderzoek reden geeft tot een gecoördineerde aanpak stelt de gemeente
een coördinator aan. De leden van de D66-fractie menen dat deze rol nog onvoldoende
wordt geconcretiseerd. Binnen het wetsvoorstel wordt de coördinator verschillende
belangrijke taken toebedeeld, zoals het initiëren en verslagleggen van een casus-overleg.
In hoeverre worden hier middelen aan gekoppeld als de coördinator niet werkzaam is binnen de gemeente? Mag een «partij» (of individu) ook weigeren om als
coördinator te worden aangesteld? De memorie van toelichting stelt het volgende: «de
coördinator is de vertegenwoordiger van de cliënt». De leden van de D66-fractie vragen
de regering hoe de onafhankelijkheid van de coördinator geborgd blijft wanneer de
coördinator mogelijk werkzaam is bij een belanghebbende partij?
Persoonsgegevens mogen niet voor een ander doel gebruikt worden dan waarvoor zij verzameld
zijn. Echter, de leden van de D66-fractie constateren dat in de paragraaf 4.5 van
de memorie van toelichting wordt vermeld dat de burgemeester gegevens die zijn verzameld
in het kader van een onderzoek kan gebruiken voor taken in het kader van bijvoorbeeld
de openbare orde, zoals wanneer er ernstig overlast wordt gemeld door een wijkagent.
Genoemde leden vragen de regering in hoeverre deze bepaling in overeenstemming is
met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), aangezien gegevens voor andere
doeleinden worden gebruikt dan waarvoor ze zijn verzameld.
Tenslotte, de AVG voorziet de betrokkenen van rechten (zoals het recht op inzage,
recht op correctie, recht op wissing en recht op verzet). In sommige gevallen wordt
besloten om de betrokkene niet op de hoogte te stellen van een onderzoek ofwel aanpak.
De leden van de D66-fractie vragen de regering of deze geheimhouding het resultaat
ten goede komt, als er ook een onderzoek gestart kan worden waar de betrokkene niet
mee hoeft in te stemmen. Daarnaast, de verwerkingsverantwoordelijke is aanspreekbaar
op deze rechten, wat binnen deze context neerkomt op de coördinator. De leden van
de D66-fractie vragen de regering in hoeverre de coördinator berust is op deze rol
en of deze verantwoordelijkheid weer terugvalt onder het college wanneer de coördinator
de gecoördineerde aanpak terug overdraagt.
In het kader van «één gezin, één plan, één regisseur», waarbij het onderzoek naar
gecoördineerde aanpak zich niet alleen moet kunnen uitstrekken naar de problematiek
van de cliënt, maar ook naar eventuele problemen bij diens gezinsleden, vragen de
leden van de PVV-fractie de regering of elke van de gezinsleden toestemming moeten geven voor het onderzoek
en het delen van gegevens.
Wat is de definitie van ernstige problematiek? Waarom is deze definitie niet in dit
wetsvoorstel opgenomen?
Bij ernstige problematiek is het mogelijk een onderzoek in te stellen zonder toestemming.
Op welke manier is het delen van gegevens bij ernstige problematiek op dit moment
geregeld? Op welke manier is het delen van gegevens bij ernstige problematiek na invoering
van de Wgs geregeld? Op welke manier is het delen van gegevens geregeld in het gedwongen
kader zoals gesloten jeugdhulp, jeugdbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, verplichte
ggz en zorg en dwang op dit moment geregeld?
Wat betekent dit wetsvoorstel voor de stukken die de burgemeester in de procedure
van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en Wet zorg en dwang (Wzd)
heeft verkregen, zoals de medische verklaring van een onafhankelijk psychiater, en
waarvoor in de Wvggz en Wzd bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot het gebruik
daarvan? Is het hergebruik van deze gegevens voor een gecoördineerde aanpak wel verenigbaar
met het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen?
Hoe wordt voorkomen dat professionals onder druk gezet worden om onder het mom van
het voorkomen of beperken van ernstige meervoudige problematiek van de cliënt of zijn
gezinsleden (medische) gegevens te verstrekken zonder toestemming van de cliënt? Is
de regering bereid het wetsvoorstel zo aan te passen dat zorgverleners niet zonder
toestemming van de cliënt (medische) gegevens mag verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Wanneer weegt het belang dat de informatie geheim blijft precies zwaarder dan het
beperken van ernstige meervoudige problemen? Wie bepaalt de mate van beperken van
de problematiek? Waarom voldoet het huidige juridisch kader voor het verstrekken van
gegevens aan een derde, zoals het college van B&W, door zorgverleners met een beroepsgeheim
niet voor de integrale aanpak? Waarom sluit dit wetsvoorstel hulpverleners die op
basis van een beroepscode een geheimhoudingsplicht hebben, uit?
Op welke grondslag uit artikel 6 van de AVG kan een zorgverlener met een beroepsgeheim
zich beroepen als hij of zij zonder toestemming van de cliënt op basis van artikel 5.4.2
(bijzondere) persoonsgegevens aan het college B&W verstrekt?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering hoe duidelijk is wie de verantwoordelijkheid
draagt. Dit wetsvoorstel laat immers de mogelijkheid open dat het college bepaalde
taken uitbesteed, bijvoorbeeld aan een wijkteamorganisatie. Soms zijn deze wijkteams
ook al uitbesteed.
Waarom wordt inburgering gezien als een bijzonder onderdeel van dit wetsvoorstel,
zo vragen de leden van de PVV-fractie de regering. Waarom is gekozen voor een spiegelbepaling
in de Wet Inburgering 2021? Wordt de groep van nieuwkomers in Nederland niet al voldoende
ondersteund, daar waar er sprake is van een samenloop van hulpvragen rondom bijvoorbeeld,
welzijn, wonen, werk, inkomen, zorg- en ondersteuning en inburgering?
Wanneer is er nu wel of niet sprake van een meervoudige problematiek, zo vragen de
leden van de CDA-fractie de regering. Gaat het om gezinnen/burgers waarbij twee problemen in twee verschillende
domeinen spelen of moeten genoemde leden dit anders zien? Hoe bakent de regering in
dit wetsvoorstel de doelgroep af? Hoe wordt bij de uitvoering van dit wetsvoorstel
rekening gehouden met mensen met een lichte verstandelijke beperking of mensen die
laaggeletterd zijn?
Genoemde leden lezen dat een onderzoek door het college naar de noodzaak tot een gecoördineerde
aanpak bij meervoudige problematiek in eerste plaats naar aanleiding van een verzoek
van een cliënt zelf kan worden ingesteld. Het wetvoorstel streeft een actieve betrokkenheid
van de cliënt na. Vervolgens kan de cliënt niet worden gedwongen bepaalde hulp of
zorg te aanvaarden. Dit kunnen de leden van de CDA-fractie vanuit het oogpunt van
de Wmo 2015 begrijpen. Het is immers geen wet waarbinnen gedwongen zorg wordt geleverd.
Maar hoe werkt het binnen deze wet als de cliënt een verzoek doet om onderzoek te
doen naar een meervoudige problematiek en in eerste instantie actief betrokken is,
maar halverwege de onderzoeksfase «afhaakt». Wat gebeurt er dan? Genoemde leden kunnen
zich voorstellen dat dit in praktijk regelmatig voor kan komen. Maakt deze wet het
dan mogelijk dat je «overstapt» naar de andere optie (2), namelijk, een verzoek door
een partij (organisatie)? Of moet dat gezien worden als een «losstaand verzoek? En
ook dan kan de cliënt vervolgens toch hulp weigeren?
De leden van de CDA-fractie lezen de toelichting bij de wet zo dat er in meerdere
gevallen sprake kan zijn van een onderzoek naar multiproblematiek. Bij de start van
het traject, het zogenaamde keukentafelgesprek, en later als gaandeweg blijkt dat
er meer hulp nodig is of dat er bepaalde zorgen of vermoedens zijn dat er meer aan
de hand is. Klopt dat? Hoe wil de regering voorkomen dat er bij ieder «niet pluis
gevoel» een onderzoek naar meervoudige problematiek wordt gestart? Is de regering
niet bang dat uit handelingsverlegenheid van professionals snel naar dit middel wordt
gegrepen?
In de memorie van toelichting lezen genoemde leden dat het college kan afzien van
het aanwijzen van een coördinator, als de cliënt (of als die er zijn, zijn/haar vertegenwoordigers)
gezamenlijk kenbaar maken dat één van deze betrokkenen, een gezinslid of een mantelzorger
zorg wil dragen voor coördinatie. Hiermee wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt
van de Wmo 2015 dat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt centraal staat. Deze leden
snappen het recht van zelfbeschikking en het centraal staan van de ondersteuningsbehoefte
van de cliënt, maar vragen de regering of dit bij de gecoördineerde aanpak van multiproblematiek
altijd verstandig is. Waarom kiest de regering hier toch voor?
Het probleem is toch juist dat er meerdere problemen spelen in meerdere sociale domeinen
waarbij de cliënt zelf, zijn familie en mantelzorgers in vast zijn gelopen, niet verder
mee komen of niet goed in beeld hebben hoe groot de problematiek werkelijk is?
Kan de regering nog eens toelichten waarom zij vindt dat een mantelzorger of een familielid
zorg kan dragen voor de coördinatie? En hoe werkt dit dan in relatie tot het inzien
en verstrekken van gegevens. Is een mantelzorger of familielid hier gemachtigd voor
(uitgezonderd bij minderjarigen)? Ziet de regering het probleem dat de coördinatie
door familieleden of mantelzorgers juist zorgt voor meer of andere problemen?
De regering stelt verder dat de coördinatortaken en hulpverleningstaken van elkaar
gescheiden moeten worden uitgeoefend. Hoe ziet de regering dit in praktijk voor zich?
Moeten dat twee verschillende personen zijn? En zo ja, is dat bij de arbeidskrapte
en werkdruk in de zorg, ook bij gemeenten, wel realistisch?
Begrijpen deze leden het goed dat bij het kunnen doorbreken van het medisch beroepsgeheim
er een criterium – vanwege de onderhavige wet – is toegevoegd? Namelijk het criterium
om te toetsen of de situatie noopt tot verstrekken zonder toestemming van de betrokkene
om ernstige meervoudige problematiek te voorkomen of te beperken? Eigenlijk is er
een afweging toegevoegd die de zorgprofessional mee moet wegen om al of niet het medisch
beroepsgeheim te doorbreken.
Het is misschien noodzakelijk tussentijds een casusoverleg met betrokken partijen
te houden. Tijdens een casusoverleg bespreken betrokken professionals, bij voorkeur
in aanwezigheid van de cliënt(en), de verschillende aspecten van de problemen van
de cliënt(en). Kunnen de leden van de CDA-fractie dit vergelijken met de zogenaamde
zorgplanbespreking met ouderen en mantelzorgers in het verpleeghuis? Het is deze leden
(nog) onduidelijk wie een casusoverleg kan initiëren. Denkt de regering niet dat dit
kan leiden tot een (nog) groter «vergadercircus»? Dit omdat bij iedere casus onderzocht
moet worden wie waarvoor verantwoordelijk is en indien noodzakelijk, de coördinatie
op zich gaat nemen?
Waarom is niet in de wet opgenomen maar bij AMvB bepaald (artikel 2.3a.5) welke partijen
vanuit de aanpalende domeinen bij een onderzoek naar de mogelijke coördinatie kunnen
worden betrokken en voor welke taken zij kunnen worden betrokken?
Het college is verwerkingsverantwoordelijke indien de coördinator een gemeenteambtenaar
is. Indien een organisatie of een medewerker van een organisatie coördinator is, is
die partij verwerkingsverantwoordelijk. Deelt de regering het punt van de leden van
de CDA-fractie dat dit in praktijk voor cliënten heel ingewikkeld kan zijn? Als aan
alle meervoudige probleemburgers maatwerk geleverd moet worden, moet ieder keer bepaald
worden wie er coördinator is van de gecoördineerde aanpak en verantwoordelijk is om
de gegevens te verwerken. Waarom is dit niet middels de wet bij een partij neergelegd?
Gezien wetstechnisch geregeld is dat zowel een gemeente als een organisatie verwerkingsverantwoordelijke
kan zijn, vragen deze leden de regering of dit uitvoeringstechnisch niet tot heel
veel verschillende manieren van gegevenswerking kan leiden. Is de regering voornemens
hier in lagere regelgeving wat over vast te leggen? Zo nee, is de regering niet bang
dat dit leidt tot een administratieve chaos? Hoe moeten systemen onderling informatie
uitwisselen als iedere organisatie en gemeente met andere soorten computersystemen
of data-uitwisselingsystemen werken? De regering is het toch met de leden van de CDA-fractie
eens dat dit de onderlinge samenwerking, afstemming en gegevensuitwisseling niet bevordert?
De leden van de SP-fractie constateren dat het wetsvoorstel regelt dat er per AMvB moet worden vastgesteld welke
instanties als partij worden aangewezen waarmee gegevens mogen worden gedeeld op basis
van deze wet. Heeft de regering momenteel al een lijst met welke instanties hiervoor
zouden worden aangewezen? Zo ja, zou de regering deze lijst of concept-AMvB alvast
met de Kamer kunnen delen, zodat deze kan worden betrokken bij de wetsbehandeling?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering welke eisen gesteld worden aan een coördinator en hoe ervoor gezorgd
wordt dat er optimale coördinatie plaatsvindt als gekozen wordt voor een gezinslid
of mantelzorger als coördinator. De taken die bij de procesregie behoren vergen bepaalde
vaardigheden. Hoe wordt voorkomen dat een coördinator wordt aangesteld die onvoldoende
functioneert? En heeft iedere gemeente voldoende mensen beschikbaar voor een coördinatiefunctie?
Hoe wordt voorkomen dat dit wordt afgeschoven op de cliënt of iemand uit diens omgeving?
Waarom wordt wel de mogelijkheid geboden dat iemand die als hulpverlener is betrokken
tevens de coördinatiefunctie op zich neemt? Zou het in gevallen van meervoudige problematiek
niet beter zijn juist voor een onafhankelijke coördinator te kiezen om te komen tot
optimale zorg- en hulpverlening?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe ervoor gezorgd wordt dat de coördinatiefunctie
alleen kan worden uitgevoerd door iemand die daartoe bereid is en of en hoe dit in
het wetsvoorstel kan worden vastgelegd. Hoe wordt voorkomen dat de coördinatiefunctie
en de behandelfunctie worden vermengd en een partij twee verschillende functies uitoefent
in één casus? Hoe wordt een dossier over de coördinatie van een casus aangelegd en
bewaard?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering verder naar de impact van het voorliggende
wetsvoorstel op het beroepsgeheim en de vertrouwensrelatie tussen zorgverlener en
patiënt/cliënt. Met
De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) (waaronder
LHV, KAMG, Verenso, NVvP), de Nederlandse ggz, het NIP, de Nederlandse Vereniging
Van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO), de Beroepsvereniging van professionals in
sociaal werk (BPSW), Valente, Sociaal Werk Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg
Nederland (VGN) en ActiZ maken zich zorgen over de positie van burgers in kwetsbare
situaties. Zij zijn er niet van overtuigd dat mensen voldoende worden beschermd tegen
onnodige inbreuk op hun privéleven en vinden een uitvoeringstoets van de gevolgen
bij cliënten, zorgaanbieders en hulpverleners noodzakelijk. Deze leden vragen de regering
waarom er niet voor wordt gekozen een uitvoeringstoets te doen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering ook waarom er – ondanks de oproep
van de KNMG in 2020 hiertoe – niet voor is gekozen om in het wetsvoorstel vast te
leggen dat (medische) gegevens, die worden verstrekt door een zorgverlener met een
beroepsgeheim worden gedeeld, alleen mogen worden verwerkt door of onder verantwoordelijkheid
van iemand van de gemeente die ook een beroepsgeheim heeft. Hoe kan anders worden
gewaarborgd dat de gegevens worden gebruikt door iemand die over voldoende kennis
beschikt om deze juist te interpreteren?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat mbo-instellingen gemeenten kunnen vragen om
vanuit de Participatiewet begeleiding te bieden aan jongeren die uitstromen uit het
onderwijs, aangezien juist voor kwetsbare schoolverlaters een doorlopende begeleiding
van onderwijs naar werk zo belangrijk is. Zij vragen de regering in hoeverre gemeenten
dan verplicht zijn deze begeleiding te bieden en hoe daarop wordt toegezien.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in hoeverre woningcorporaties hun
wettelijke taak om te investeren in onder meer het realiseren van wonen met zorg voor
mensen met een zorg en/of ondersteuningsbehoefte, daadwerkelijk voldoende uitvoeren.
Deze leden zijn het eens met de regering dat corporaties oog moeten hebben voor minder
conventionele wijzen van huisvesting als aanvulling op de reguliere woningvoorraad.
Zij vragen haar daarom in hoeverre regels deze onconventionele oplossingen in de weg
staan en aan welke oplossingen dan concreet kan worden gedacht. Zij vragen de regering
ook hoe woningcorporaties nu investeren in sociaal beheer in de wijken en of dat overal
in voldoende mate gebeurt.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in deze paragraaf van de memorie van toelichting dat het ook mogelijk is voor
het college om een onderzoek in te stellen wegens «ernstige problematiek», zonder
dat de persoon over wie het gaat instemt met dit onderzoek. Eerder in het wetsvoorstel
was echter te lezen dat de wet niet gestoeld is op dwang, omdat gedwongen zorg en
gedwongen hulp niet geregeld worden in deze wet. Kan de regering uitleggen hoe deze
twee dingen samengaan?
Genoemde leden hebben begrepen dat het er bij het veld moeite is dat in dit wetsvoorstel
mogelijkheden worden opgenomen voor toeleiding naar een gecoördineerde aanpak door
de gemeente zonder de wens en/of bereidheid van de burger of zijn gezin. Het wetsvoorstel
lijkt daarmee een juridisch kader te bieden voor samenwerking ten behoeve van «bemoeizorg».
Volgens deze verschillende veldpartijen bevinden burgers die in aanmerking komen voor
bemoeizorg zich in een andere, zeer kwetsbare positie en vergt dat extra waarborgen
tegen onnodige inbreuken op hun privéleven, die in overleg met het veld moeten worden
vastgesteld. Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Is de regering eventueel voornemens
om de juridische kaders voor een vrijwillig gecoördineerde aanpak van meervoudige
problematiek en bemoeizorg apart van elkaar te regelen, in nauw overleg met het veld?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat veel organisaties waaronder de KNMG,
de Nederlandse ggz, het NIP, de NVO, BPSW, Valente, Sociaal Werk Nederland, VGN en
ActiZ zich zeer veel zorgen maken over de impact van dit wetsvoorstel op de praktijk
van zorgverleners, in het bijzonder op het beroepsgeheim en de vertrouwensrelatie
tussen zorgverlener en cliënt. Zijn deze zorgen bij de regering bekend? Zo ja, op
welke manier is er naar deze zorgen geluisterd en zijn deze zorgen meegenomen in het
wetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat bovengenoemde organisaties het huidige
juridisch kader voor het verstrekken van gegevens aan een derde, zoals het college
van B&W, door zorgverleners met een beroepsgeheim toereikend is voor een meer gecoördineerde
aanpak van meervoudige problematiek in het sociaal domein. Kan de regering hierop
reageren en uitgebreid motiveren waarom zij hier anders over denkt en waarom het nodig
is om dit kader aan te passen? Genoemde leden constateren dat dit wetsvoorstel verschillende
regels over gegevensverstrekking introduceert voor hulpverleners zonder wettelijk
erkend beroepsgeheim en hulpverleners met wettelijk erkend beroepsgeheim. Klopt dit?
Waarom is hiervoor gekozen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de regering de term «ernstige meervoudige
problematiek» niet expliciet heeft opgenomen in de wet in definitiebepaling? Kan de
regering deze term nader uitleggen en opnemen in de definitiebepaling? Zo niet, waarom
niet?
Kan de regering ook uitleggen waarom – in lijn met het advies van de Afdeling en raadpleging
van het veld/experts – niet is gekozen om de voorwaarde «gelet op zijn plicht om goede
hulp of zorg te verlenen» te schrappen uit artikel 5.4.2 lid 2 van het wetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat een zorgverlener op basis van artikel 5.4.2
nadere voorwaarden kan stellen aan de verstrekking waaraan de gemeente zou moeten
voldoen. Aan welke andere door de verstrekkende partij te verstrekken voorwaarden
wordt gedacht in artikel 5.4.2? Gelden deze door de zorgverlener gestelde voorwaarden
ook als de gemeente de verstrekte gegevens voor haar eigen doeleinden gaat gebruiken?
Welke rechtsmiddelen hebben cliënt en zorgverlener als niet aan de gestelde voorwaarden
wordt voldaan? Zijn deze rechtsmiddelen opgenomen in de wet? Zo niet, waarom niet?
Genoemde leden vragen de regering ook waarom er niet gekozen is om in het wetsvoorstel
vast te leggen dat alleen een zorgverlener met een beroepsgeheim (een medisch adviseur)
kennis mag nemen van de verstrekte medische gegevens? Is de regering voornemens dit
alsnog op te nemen in het wetsvoorstel? Kan de regering ook verhelderen op welke grondslag
uit artikel 6 van de AVG een zorgverlener met een beroepsgeheim zich kan beroepen
als hij of zij zonder toestemming van de cliënt op basis van artikel 5.4.2 bijzondere
persoonsgegevens aan het college B&W verstrekt?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het college verwerkingsverantwoordelijke
is indien de coördinator een gemeenteambtenaar is. Indien een partij of een medewerker
van een partij coördinator is, is die partij verwerkingsverantwoordelijke. Over dat
laatste geval hebben genoemde leden nog wat vragen. Klopt het dat een hulpverlener
dus ook aangewezen kan worden als coördinator? Heeft de hulpverlener hier tijd voor
en krijgt hij hiervoor financiering? Zeker gezien het feit dat er nu al veel tekorten
zijn aan hulpverleners? Klopt het dat de hulpverlener dan los van het hulpverleningsdossier
ook nog een coördinatiedossier moet opstellen en bewaren? Is dit een gewenste situatie?
Is het een idee om een betere afbakening van de coördinatierol en inhoudelijke behandelrol
van een hulpverlener op te nemen in het wetsvoorstel? Is het nodig om bepalingen op
te nemen ten aanzien van het aanleggen en bewaren van het coördinatiedossier? Kunnen
uitsluitend partijen die daartoe bereid zijn als coördinator worden benoemd? Zo ja,
is dat vastgelegd in het wetsvoorstel? De leden van de GroenLinks-fractie vragen de
regering ook wat er gebeurt als de cliënt tijdens het onderzoek of coördinatie verhuist
naar een andere gemeente. Worden de persoonsgegevens dan overgedragen aan een ander
college? Hoe gaat dit in zijn werk? Klopt het dat het wetsvoorstel ook niet voorziet
in een samenloopbepaling voor de gecoördineerde aanpak als meerdere colleges verantwoordelijk
zijn? Is een samenloopbepaling overwogen? Deze leden vragen de regering ook wat er
gebeurt met de coördinator na afloop van de gecoördineerde aanpak. Blijft de coördinator
na de overdracht van de gegevens verwerkingsverantwoordelijke of draagt hij de gegevens
over? Zo ja aan wie, en wie is dan verantwoordelijk?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering bij AMvB wil bepalen welke
partijen vanuit de aanpalende domeinen bij een onderzoek naar de mogelijke coördinatie
kunnen worden betrokken en voor welke taken zij kunnen worden betrokken. De regering
streeft ernaar deze AMvB tegelijkertijd met het wetsvoorstel in werking te laten treden.
Kan de regering met de nota naar aanleiding van het verslag tevens een concept van
deze AMvB naar de Kamer sturen? Heeft de regering overwogen om de partijen die betrokken
kunnen worden bij de gecoördineerde aanpak in de wet vast te leggen, eventueel met
de mogelijkheid om aanvullende partijen bij AMvB toe te voegen?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk om te benadrukken dat de
gegevensverstrekking die wordt geregeld via deze wet enkel en alleen gebruikt wordt
ten behoeve van hulp en ondersteuning, en dat het niet gebruikt wordt voor bestrijding
van maatschappelijke problemen als overlast en fraude. Kan de regering expliciet in
de wet opnemen dat de gegevens die worden verwerkt in het kader van de gecoördineerde
aanpak niet gebruikt mogen worden voor andere doeleinden, zoals fraudebestrijding
en andere handhavingsverplichtingen? Wat zijn de gevolgen als de gegevens toch gebruikt
worden, bijvoorbeeld om een uitkering in te trekken en terug te vorderen omdat de
cliënt samen blijkt te wonen? Is zo’n besluit onrechtmatig en vernietigbaar of blijft
het besluit in stand? Is er dan recht op een schadevergoeding? Kan de regering ook
zorgdragen voor een regeling die proportionele gegevensdeling aan de zorg- en veiligheidshuizen
toelaat?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering wat deze wetswijziging verandert voor de werkwijze van professionals.
Neemt deze wetswijziging alleen de handelingsverlegenheid bij professionals weg, zodat
zij gegevens over domeinen heen zullen uitwisselen, of zorgt deze wetswijziging ook
voor een andere manier van toegang tot hulp bij meervoudige problematiek? Deze leden
vragen bovendien of deze wetswijziging beoogt om in de praktijk deze handelwijze bij
meervoudige problematiek te integreren in de standaardroute voor de Wmo 2015, of beoogt
de regering dat er in de praktijk een aparte aanmeld- en ondersteuningsroute voor
cliënten en gezinnen met meervoudige problematiek wordt opgezet? En als dit niet beoogd
wordt, ziet de regering wel de mogelijkheid of risico’s dat gemeenten dit in de praktijk
wel zo inrichten? Hoe wenselijk zou dat zijn, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
de regering.
Voorziet het wetsvoorstel ook in de mogelijkheid om persoonsgegevens uit het onderzoek
of de coördinatie van het onderzoek aan een ander college over te dragen, als een
cliënt tijdens het onderzoek of coördinatie verhuist naar een andere gemeente? De
leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het wel mogelijk is om een melding over
te dragen, maar zij interpreteren het wetsvoorstel nu zo dat bij verhuizing tijdens
het onderzoek of de coördinatie het college van de nieuwe gemeente een nieuw onderzoek
moet starten. Zij vragen wat de wenselijkheid is hiervan. Deze leden vragen de regering
bovendien hoe het wetsvoorstel werkt als meerdere colleges betrokken zijn, omdat bijvoorbeeld
het ene college verantwoordelijk is voor beschermd wonen en het andere voor Wmo 2015-ondersteuning.
Is een samenloopbepaling overwogen?
De leden van de ChristenUnie-fractie nemen de opmerking van de Afdeling serieus dat
het om een behoorlijk privacy-bewustzijn bij medewerkers vraagt om gegevens uit het
onderzoek niet voor andere doelen zoals de aanpak van fraude te gebruiken. Deze leden
vragen de regering wat de gevolgen zijn als de gegevens toch gebruikt worden, bijvoorbeeld
om een uitkering in te trekken en terug te vorderen omdat de cliënt samen blijkt te
wonen of verborgen vermogen heeft. Zijn de besluiten dan onrechtmatig en vernietigbaar,
of blijven deze besluiten in stand? Is er recht op schadevergoeding op grond van artikel 82
van de AVG als het besluit in stand wordt gehouden? Hoe werkt dit uit als het onderzoek
aanleiding geeft voor het vorderen van meer informatie op grond van een andere bevoegdheid,
bijvoorbeeld artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, en de intrekking en terugvordering
berust op de gevorderde gegevens? Hoe verhoudt de beperking van het hergebruik van
gegevens zich tot verplichtingen om fraude te melden, zoals opgenomen in het voorgenomen
artikel 2.3 van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien nog wel meer terreinen waar verwerken van
persoonsgegevens tussen domeinen behulpzaam kan zijn voor goede hulpverlening aan
cliënten, bijvoorbeeld het niet-gebruik van regelingen beperken. In hoeverre kan deze
wetswijziging gebruikt worden om niet-gebruik tegen te gaan?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in deze paragraaf van de memorie van toelichting gedetailleerd de
procedure wordt toegelicht die wettelijk wordt verankerd. Zij vragen de regering het
advies van de Afdeling te heroverwegen om dit uit het wetsvoorstel te schrappen, omdat
dit geen recht doet aan de gedecentraliseerde verhoudingen.
Belangrijke elementen van het voorstel worden bij AMvB, zoals welke instanties als
«partij» als bedoeld in de voorgestelde wijziging van artikel 1.1.1. Wmo 2015 zullen
worden aangewezen. De leden van de SGP-fractie vragen of de regering met de nota naar
aanleiding van het verslag tevens een concept van deze AMvB naar de Kamer kan sturen.
Heeft de regering, mede gelet op de leesbaarheid van de wet en het belang van het
primaat van de wetgever, overwogen om de partijen die betrokken kunnen worden bij
de gecoördineerde aanpak in de wet vast te leggen, eventueel met de mogelijkheid om
aanvullende partijen bij AMvB toe te voegen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het college en betrokken partijen de persoonsgegevens
uit het onderzoek niet voor een ander doel dan de gecoördineerde aanpak verder mogen
verwerken, bijvoorbeeld ter bestrijding van fraude. Zoals de Afdeling heeft opgemerkt
vergt dat bepaalde kennis en expertise van medewerkers. Hoe wordt zuiver handelen
in deze gewaarborgd en gecontroleerd? De leden van de SGP-fractie vragen de regering
wat de gevolgen zijn als de gegevens toch gebruikt worden, bijvoorbeeld om (met terugwerkende
kracht) een uitkering in te trekken en terug te vorderen omdat de cliënt samen blijkt
te wonen of verborgen vermogen heeft? Zijn deze besluiten onrechtmatig en vernietigbaar,
of blijven deze besluiten in stand? Bij dit laatste, is er dan recht op schadevergoeding
op grond van artikel 82 van de AVG? Hoe werkt dit uit als het onderzoek aanleiding
geeft voor het vorderen van meer informatie op grond van een andere bevoegdheid, bijvoorbeeld
artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet en de intrekking en terugvordering
berust op de gevorderde gegevens?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering zich tevens hoe de beperking van het
hergebruik van gegevens zich verhoudt tot verplichtingen om fraude te melden zoals
opgenomen in het voorgenomen artikel 2.3 van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige
zorg?
Het college kan gegevens aan de burgemeester verstrekken in verband met zijn taken
op het gebied van de openbare orde, waaronder de sluitingsbevoegdheid op grond van
artikel 13b van de Opiumwet. De verstrekking van deze gegevens en de aanwending van
de openbare-orde-bevoegdheden door de burgemeester zijn niet geclausuleerd in artikel 5.4.4,
en hoeft dus niet gericht te zijn op de gecoördineerde aanpak. Onderkent de regering
dat dit mogelijk nadelig aanpakt voor de cliënt? Wordt in het kader van de «samenspraak»
dit risico medegedeeld?
Het mogelijk maken om tegen de wil van de cliënt de geheimhoudingsplicht te doorbreken,
weegt voor de leden van de SGP-fractie zwaar. De leden van de SGP-fractie constateren
dat in de memorie van toelichting gesproken wordt van «ernstige meervoudige problematiek
dan wel het voorkomen en beperken van de negatieve gevolgen daarvan». Hoe verhoudt
«ernstige meervoudige problematiek» zich tot «meervoudige problematiek» zoals gedefinieerd
in dit wetsvoorstel? Waarom is «ernstige meervoudige problematiek» niet gedefinieerd
in de wetstekst? Waar komt de omschrijving van ernstige meervoudige problematiek»
vandaan in de toelichting?
Het lid van de BBB-fractie is van mening dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen een gecoördineerde
aanpak van mensen die zelf met een hulpvraag komen en mensen bij wie dat niet het
geval is. Het lid van de BBB-fractie denkt dat hier een wezenlijk verschil in zit
en dat dit ook van belang is bij het maken van wetgeving. In het geval dat een persoon
niet zelf met een hulpvraag komt, is er in feite sprake van bemoeizorg. In het wetsvoorstel
wordt aangegeven dat een gemeente zelf een onderzoek kan starten in het kader van
de gecoördineerde aanpak, ook als de persoon zelf niet om hulp vraagt. Echter gaat
dit wetsvoorstel niet over gedwongen hulp en moet het voorstel dan ook wegblijven
van bepalingen die daar een grondslag voor vormen. Diverse organisaties, zoals de
Nederlandse ggz, ActiZ en KNMG, geven aan dat ze dit niet wenselijk vinden. Het lid
van de BBB-fractie sluit zich daarbij aan. Deze organisaties noemen het «onwerkbaar».
Burgers die in aanmerking komen voor bemoeizorg zijn zeer kwetsbaar en dat vergt juist
extra waarborgen tegen onnodige inbreuken op hun privéleven. Het lid van de BBB-fractie
verzoekt dan ook om hiervoor, indien de regering dit noodzakelijk acht, een apart
traject te starten en dit apart te behandelen.
5. OGGZ EN MELDPUNTEN – AANLEIDING EN UITGANGSPUNTEN
De leden van de VVD-fractie lezen dat de oggz weer in de wet wordt opgenomen met inachtneming van AVG. Hoe gaat
dit in de praktijk in zijn werk?
Ook vragen deze leden de regering wat de recente ervaringen zijn met het landelijk
meldpunt Zorgwekkend gedrag dat in 2020 ingesteld is. Hoe wordt dit meldpunt gemonitord?
Het landelijk meldpunt spreekt over niet acute zaken. Is ook duidelijk hoe dit meldpunt
acute zaken voorkomt? En hoe wordt in dit kader omgegaan met acute zaken vallend onder
de Wvggz?
Genoemde leden zijn van mening dat triage bij dit meldpunt van essentieel belang is.
Hoe is de opleiding voor medewerkers hier werkzaam ingericht? Hoe zijn organisaties
met ervaring op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling betrokken bij
het inrichten van het betreffende meldpunt?
Is er bij het maken van deze wet en het inrichten van het landelijk meldpunt specifiek
aandacht besteed aan geweld tegen vrouwen? Is hier bijvoorbeeld contact over geweest
met Femmes For Freedom?
Genoemde leden lezen dat bij een melding bij het meldpunt in dit wetsvoorstel in beginsel
de persoon derhalve wordt geïnformeerd over het feit dat er een melding is gedaan.
Hoe wordt de persoon geïnformeerd en wat betekent «in beginsel derhalve» in dit geval?
Via dit wetsvoorstel wordt een nieuw meldpunt opgericht. Hoe worden inwoners van gemeenten
op de hoogte gebracht van de verschillende meldpunten en waar zij voor welke melding
naar toe kunnen bellen? De leden van de VVD-fractie menen dat het voor de overzichtelijkheid
beter is indien het meldpunt zoals voorgesteld in dit wetsvoorstel zoveel mogelijk
aansluit bij hetgeen regionaal al is geregeld. Deelt de regering deze mening en hoe
kan dit zoveel mogelijk bewerkstelligd worden?
Gemeenten die voor de meldingen in het kader van de Wvggz organisatorisch wensen aan
te haken bij een meldpunt niet-acuut, of andersom, moeten zorgdragen voor een gescheiden
informatiehuishouding in verband met de eisen die uit de verschillende juridische
regimes voor gegevensverwerking voortvloeien. Hoe wordt erop toegezien dat deze informatiehuishouding
ook daadwerkelijk gescheiden wordt?
Het wetsvoorstel stelt een meldpunt voor zorgwekkend gedrag voor. Binnen het huidige
voorstel staat dat, wanneer de inschatting is gemaakt dat dit de hulpverlening belemmert,
ervan af kan worden gezien om de betrokkene te informeren over de melding. De leden
van de D66-fractie vragen de regering een verheldering in welke gevallen dit leidt tot een betere uitkomst
voor de betrokkene. En is er een overkoepelende handhaving die controleert of deze
ruimte slechts wordt benut wanneer dit noodzakelijk is?
Heeft de regering bij dit wetsvoorstel de verwijsindex overwogen als of in plaats
van een meldpunt voor professionals, zo vragen de leden van de PVV-fractie aan de regering. Het doel van de verwijsindex is namelijk ook vroegtijdig signaleren
en escalaties voorkomen, bovendien is er in de verwijsindex een soort van alarmfunctie
bij meerdere meldingen door verschillende professionals/derden.
Hoe wordt een melding afgehandeld, zo vragen zij de regering verder. Hoe wordt een
melding bewaard? Wordt elke melding of advies bewaard? Hoeveel meldingen zijn er de
afgelopen vijf jaar binnengekomen bij respectievelijk de lokale en/of regionale meldpunten?
Hoe vaak is er naar aanleiding van een melding bij het meldpunt een onderzoek gestart?
Hoe vaak was dit met of zonder toestemming van de cliënt? Hoeveel gemeenten hebben
een eigen meldnummer?
Wat gebeurt er als de cliënt tijdens het onderzoek of coördinatie verhuist naar een
andere gemeente? Anders dan voor meldingen bij het meldpunt lijkt het voorstel niet
in de mogelijkheid te voorzien om de persoonsgegevens uit het onderzoek of de coördinatie
aan een ander college over te dragen.
Het wetsvoorstel voorziet niet in een samenloopbepaling voor het gecoördineerde aanpak
als er meerdere colleges verantwoordelijk zijn, bijvoorbeeld het ene college voor
beschermd wonen en het andere voor de overige Wmo 2015-ondersteuning. Meerdere colleges
kunnen onderzoek starten en de gecoördineerde aanpak ter hand nemen. Is een samenloopbepaling
overwogen?
In sommige gevallen is de uitvoering van een sociaaldomeinwet (volledig) overgedragen
aan een gemeenschappelijke regeling (zie bijvoorbeeld artikel 8c van de Participatiewet).
Kan het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling in die gevallen de bevoegdheden
uit de gecoördineerde aanpak aanwenden?
Kan de regering aangegeven of gemeenten gegevens die bekend zijn uit autonome taken,
zoals het lokale minimabeleid, hergebruikt kunnen worden?
Kan de regering aangeven waarom er in artikel 5.4.1 naar de vervallen Wet op het voortgezet
onderwijs wordt verwezen en niet naar de Wet voortgezet onderwijs 2020?
De leden van de CDA-fractie zijn positief gestemd dat de oggz weer expliciet in de Wmo 2015 opgenomen gaat worden.
Kan de regering toelichten waarom zij dit voornemens is? Me dit voorstel wordt geregeld
dat gemeenten zorgdragen voor een meldpunt voor inwoners en professionals. Kan de
regering aangeven hoe vaak er via het landelijke meldpunt Zorgwekkend gedrag wordt
gebeld? Leidt het hebben van een meldpunt vervolgens ook tot bemoeizorg bij zorg mijdende
of overlast gevende zorgmijders? Deze leden gaat ervan uit dat gemeenten deze meldpunten
ook gezamenlijk – regionaal – kunnen oppakken?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in hoeverre er nu sprake van is dat in voorliggend wetsvoorstel
zowel vrijwillige gecoördineerde zorgverlening als gedwongen zorg worden geregeld.
Gemeenten krijgen immers wel de mogelijkheid om een onderzoek te doen zonder dat daar
een hulpvraag van de burger aan ten grondslag ligt. De eerdergenoemde partijen in
de zorg wijzen erop dat het wetsvoorstel óók een (juridisch) kader lijkt te bieden
voor samenwerking ten behoeve van de zogenoemde «bemoeizorg» en menen dat voor het
scheppen van een (juridisch) kader voor het uitwisselen van gegevens in het kader
van bemoeizorg in overleg met het veld een aparte regeling getroffen moet worden.
Deze leden vragen de regering om een uitgebreide reactie en argumentatie waarom niet
wordt gekozen voor aparte juridische kaders voor een vrijwillige gecoördineerde aanpak
van meervoudige problematiek en voor bemoeizorg.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering ook wanneer wordt gestart met het
landelijke netwerk van laagdrempelige steunpunten en wat in dit verband de in het
IZA opgenomen zin «Ook in zorg- en ondersteuningstrajecten blijft de eigen regie van
de inwoner uitgangspunt.» betekent in relatie tot de eerdere uitspraak in het IZA:
«Door een betere samenwerking tussen huisarts, ggz en sociaal domein ervaart de cliënt
dat zijn/haar hulpvraag sneller op de juiste plek opgepakt en wordt onnodige instroom
in de ggz voorkomen.» Wat wordt precies verstaan onder eigen regie van de inwoner,
juist op het moment dat deze het risico loopt die eigen regie even niet te kunnen
nemen? En welke rol heeft de gemeente precies hierbij? Wat is de verhouding tussen
het in voorliggend wetsvoorstel beschreven meldpunt voor signalen over gezondheid,
welzijn, zelfredzaamheid of participatie van een inwoner van een gemeente en de laagdrempelige
steunpunten?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering verder hoe en wanneer de regionale
samenwerkingsafspraken tot stand zullen komen, bijvoorbeeld ten aanzien van de mentale
gezondheidscentra, hoe de voortgang wordt bewaakt en welke rol het voorliggende wetsvoorstel
hierin speelt. Hoe wordt gemonitord of alle gemeenten voldoen aan de verplichting
voor een laagdrempelig meldpunt en hoe wordt gevolgd hoe effectief deze meldpunten
werken?
Dit wetsvoorstel verankert de taak voor gemeenten om zorg te dragen voor een meldpunt
voor inwoners en professionals die zich zorgen maken over iemand in hun omgeving.
De leden van de SGP-fractie maken uit de memorie van toelichting op dat alle gemeenten inmiddels beschikken over
een dergelijk meldpunt, veelal is dat ondergebracht bij de GGD. Zij vragen de regering
waarom het dan nog nodig is dit meldpunt wettelijk te verankeren? Wat zijn de ervaringen
met deze meldpunten tot nu toe? Hoe functioneert dit in de praktijk? Hoe vaak worden
er meldingen gedaan en hoe vaak leidt dit tot vervolgonderzoek of -acties? Wordt er
ook weleens oneigenlijk gebruik gemaakt van deze meldpunten en hoe wordt hiermee omgegaan?
Kan de regering een overzicht geven van alle reeds bestaande meldpunten op het gebied
van zorg en veiligheid? Zijn dat alleen Veilig Thuis en Meldingen in het kader van
de Wvggz? Kan de regering aangeven hoe deze meldpunten functioneren? Worden deze weleens
geëvalueerd? Zijn deze meldpunten ook allemaal wettelijk voorgeschreven?
6. VERHOUDING TOT HOGER RECHT EN NATIONALE REGELGEVING
In de paragraaf over transparantie en rechten van betrokkenen staat in de memorie
van toelichting wat cliënten kunnen doen indien er meer informatie wordt verwerkt
dan nodig, of indien een verwerking onrechtmatig is omdat bijvoorbeeld niet is voldaan
aan de criteria voor onderzoek naar een situatie waarin «ernstige problematiek» speelt.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering wie toezicht houdt op het goed opvolgen van criteria en welke
veiligheidskleppen er ingebouwd zijn tegen het verwerken van meer informatie dan nodig.
7. GEGEVENSBESCHERMING EFFECTENBEOORDELING (DPIA)
De leden van de D66-fractie vragen de regering of er ook aspecten naar voren kwamen uit de DPIA die hun weg níet
hebben teruggevonden in de huidige wettekst en of de regering die keuze kan onderbouwen.
De leden van de PVV-fractie lezen dat het college en betrokken partijen de persoonsgegevens uit het onderzoek
niet voor een ander doel dan de gecoördineerde aanpak verder mogen verwerken, bijvoorbeeld
ter bestrijding van fraude. Zoals de Afdeling heeft opgemerkt vergt dat bepaalde kennis
en expertise van medewerkers. Wat zijn de gevolgen als de gegevens toch gebruikt worden,
bijvoorbeeld om (met terugwerkende kracht) een uitkering in te trekken en terug te
vorderen, omdat de cliënt samen blijkt te wonen of verborgen vermogen heeft? Zijn
deze besluiten onrechtmatig en vernietigbaar, of blijven deze besluiten in stand?
Bij dit laatste, is er dan recht op schadevergoeding op grond van artikel 82 van de
AVG? Hoe werkt dit als het onderzoek aanleiding geeft voor het vorderen van meer informatie
op grond van een andere bevoegdheid, bijvoorbeeld artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet
en de intrekking en terugvordering berust op de gevorderde gegevens?
Maakt het uit of het besluit ziet op uit het verleden of toekomstige verstrekkingen?
Immers, het beëindigen van fraude kan op termijn juist ook voordelen voor de burger
hebben.
Hoe verhoudt de beperking van het hergebruik van gegevens zich tot verplichtingen
om fraude te melden, zoals opgenomen in het voorgenomen artikel 2.3 van de Wet bevorderen
samenwerking en rechtmatige zorg?
Als de coördinator een «partij» is, en het college dus niet verwerkingsverantwoordelijk
is, wie kan dan aangesproken worden op onrechtmatige (verdere) verwerking?
Het college kan gegevens aan de burgemeester verstrekken in verband met zijn taken
op het gebied van de openbare orde, waaronder de sluitingsbevoegdheid op grond van
artikel 13b van de Opiumwet. De verstrekking van deze gegevens en de aanwending van
de openbare-orde-bevoegdheden door de burgemeester zijn niet geclausuleerd in artikel 5.4.4,
en hoeft dus niet gericht te zijn op de gecoördineerde aanpak. Onderkent de regering
dat dit mogelijk nadelig aanpakt voor de cliënt? Wordt in het kader van de «samenspraak»
dit risico medegedeeld?
De DPIA stelt dat ten aanzien van deze wet de meeste risico’s liggen omtrent de verwerking
van persoonsgegevens en de daarbij passende maatregelen in de uitvoering, zo lezen
de leden van de CDA-fractie. Er is met name gewezen op de noodzaak dat medewerkers beschikken over de juiste
kennis en vaardigheden om op passende wijze uitvoering te geven aan de noodzakelijke
gegevensverwerking.
Dit delen de leden van het CDA-fractie, juist omdat het uitwisselen van privacygevoelige
gegevens – in deze wet – algemeen is geformuleerd. De gecoördineerde aanpak heeft
betrekking op gedecentraliseerde taken waarbij sprake is van maatwerk in de uitvoering
en waarbij het college ruimte heeft om eigen keuzes te maken bij de inrichting van
de gecoördineerde aanpak. Omdat deze wet qua gegevensuitwisseling in verband met coördinatie
bij meervoudige problematiek breed toegepast kan worden, vragen genoemde leden de
regering, gezien de arbeidskrapte, werkdruk en het verloop van medewerkers, hoe medewerkers
goed en tijdig op de hoogte zijn van de uitvoering van deze wet. Ziet de regering
het probleem dat de DPIA hier schetst? Voorziet zij geen problemen bij de uitvoering
van diverse deelnemers/organisaties aangaande informatiedeling, want dit kunnen bij
meervoudige problematiek wel een tiental organisaties zijn?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering op welke manier structureel aandacht zal worden besteed aan de
wijze waarop de Wams zo goed mogelijk kan worden ingezet ten behoeve van dienstverlening
voor de inwoners. Hoe wordt controle hierop vormgegeven?
De leden van de PvdA-fractie vragen ook in hoeverre dit wetsvoorstel er aan gaat bijdragen
dat jongeren die niet werken of naar school gaan, een zorgvraag hebben of een strafbaar
feit hebben gepleegd, beter in beeld zijn en effectiever geholpen worden.
Hoe draagt dit wetsvoorstel bij aan een effectiever jeugdbeleid, zowel preventief
als repressief?
Het lid van de BBB-fractie vraagt de regering te waarborgen dat gegevens die worden verzameld in het kader van
de gecoördineerde aanpak niet worden gebruikt voor andere doeleinden, zoals fraudebestrijding.
8. REGELDRUK EN FINANCIËLE GEVOLGEN
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoeringstoets van de VNG stelt dat onderhavig wetsvoorstel duidelijkheid
biedt en grondslagen opneemt om verdere stappen richting integrale dienstverlening
te kunnen nemen. De consequentie is wel dat bij de meeste gemeenten nog aanzienlijke
inspanningen nodig zijn om tot de gewenste integrale dienstverlening te komen. Hoe
wordt er nu al voor gezorgd dat deze gemeenten snel een been bijtrekken als het om
de integrale dienstverlening gaat?
In de paragraaf over de gevolgen van regeldruk voor burgers lezen genoemde leden dat
de cijfers van het SCP uit 2017 worden genoemd. Op pagina tien van de memorie van
toelichting worden cijfers uit 2018 gebruikt. Kan de regering toelichten waarom verschillende
jaren zijn gebruikt?
In de paragraaf regeldruk voor professionals staat dat in het kader van regeldruk
als uitgangspunt geldt dat partijen die gerekend worden tot de overheid, zoals gemeenten
en uitvoeringsorganisaties, hierbuiten vallen. Betekent dit dat de regeldruk voor
bijvoorbeeld GGD’en niet is berekend?
Met dit wetsvoorstel is geregeld dat indien nodig in de toekomst regels kunnen worden
gesteld bij AMvB (artikel 5.4.6) over het elektronisch uitwisselen van gegevens of
om regels van technische en organisatorische aard te stellen aan de gegevensverwerking.
Het kan volgens de leden van de PVV-fractie niet de bedoeling zijn dat dit wetsvoorstel zal gaan zorgen voor een toename aan
administratieve lasten of regeldruk omdat systemen niet op elkaar aansluiten. Kan
de regering garanderen dat dit wetsvoorstel niet zal zorgen voor een toename van administratielasten
en regeldruk? Hoe wordt voorkomen dat dit wetsvoorstel uitmondt in een vergadercircus?
Is de regering bereid een uitvoeringstoets uit te voeren naar de gevolgen bij cliënten,
zorgaanbieder en hulpverleners?
De verschillende toetsen op de gevolgen van het wetsvoorstel laten zien dat dit voldoende
uitvoerbaar wordt geacht en geen nadere aanpassingen behoeft, zo lezen de leden van
de CDA-fractie. De uitgangspunten van de decentralisaties worden onderschreven, namelijk dat de
Wmo 2015 mede als doel hadden te kunnen komen tot een integrale en gecoördineerde
aanpak. Dit wetsvoorstel heeft dat doel geëxpliciteerd. Daarmee is er volgens de regering
geen sprake van een uitbreiding van de gemeentelijke taken.
De leden van de CDA-fractie begrijpen de uitvoeringstoetsen zo dat de diverse onderzoeksbureaus
en praktijkonderzoek aangeven dat extra kosten of extra administratieve lasten erg
samenhangt met hoe gemeenten dit nu georganiseerd hebben. Als er veel wordt samengewerkt,
overlegd wordt en er coördinatie is op de uitvoering van hulp bij meervoudige problemen
wordt deze wet gemakkelijk ingevoerd. En als de gevolgen van dit wetsvoorstel groot
zijn bij gemeenten waarbij integraal werken niet goed van de grond komt, dan zal dit
wetsvoorstel veel meer impact (administratieve lasten en financiële gevolgen) hebben.
Klopt dit, zo vragen de leden van de CDA-fractie de regering. Denkt de regering ook
niet dat dit wetsvoorstel meer financiële gevolgen heeft in kleinere gemeenten of
bij gemeenten die regionaal samenwerken op het terrein van de Wmo 2015? En dat hier
de efficiencywinst waar de regering over spreekt, zeer gering is? En ziet de regering
het gevaar van veel meer vergaderen?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in het wetsvoorstel niet is geregeld hoe de partijen die betrokken
worden bij de gecoördineerde aanpak worden gefinancierd. Klopt dit? Betekent dit dat
deze partijen de financiële last zelf moeten dragen? Is dit bij betrokken gemeenteambtenaren
ook zo? Zo niet, is het eerlijk om het bij de een wel te regelen bij de ander niet?
Is de regering voornemens om de noodzakelijke financiering voor de uitvoering van
dit wetsvoorstel te regelen? De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd
in hoeverre de financiële administratieve druk verhoogd wordt voor partijen door dit
wetsvoorstel. Levert dit niet weer opnieuw meer administratie op voor partijen, bovenop
alle regeldruk die er al is?
De leden van de SGP-fractie kunnen zich eigenlijk niet voorstellen dat dit wetsvoorstel niet zal leiden tot een stijging van de uitgaven in het sociaal domein. Kan de regering
toezeggen dat gemeenten volledig gecompenseerd worden, indien er sprake is van een
(tijdelijke) stijging van de uitgaven ten gevolge voor de extra verplichtingen die
zij met dit wetsvoorstel opgelegd krijgen? Kan de regering toezeggen dat gemeenten
ten gevolge van dit wetsvoorstel in ieder geval niet gekort zullen worden op het budget
voor het sociaal domein?
9. TOEZICHT
Op 30 januari jl. ontving de Kamer de antwoorden1 op de vragen van de VVD-fractie inzake het «Rapport Wmo 2015-toezicht 2021». De leden van de VVD-fractie vragen de
regering in hoeverre de voorgenomen verbeteringen gerealiseerd zijn voordat deze uitbreiding
van het toezicht aan de orde is?
Met onderhavig wetsvoorstel zijn naast de Wmo 2015 ook enkele andere wetten gemoeid.
Het toezicht bij deze wetten is op verschillende manieren belegd. Hoe wordt geborgd
dat eventuele signalen goed opgepakt worden door de desbetreffende toezichthouder
en dat signalen ook tussen toezichthouders goed gedeeld worden indien nodig?
Wat betreft het toezicht op de Wmo 2015 zijn de leden van de CDA-fractie teleurgesteld hoe de regering uiteenzet hoe het toezicht op de Wmo 2015 wetstechnisch
georganiseerd is. Deze leden zijn op de hoogte hiervan, maar het probleem bij het
toezicht op de Wmo 2015 is dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), maar ook
de regering en de Tweede Kamer, al meerdere jaren moet concluderen dat het toezicht
in heel veel gemeenten niet op orde is. De leden van het CDA-fractie willen dan graag
ook een reflectie van de regering op deze nieuwe wet, in relatie tot de stand van
zaken betreffende het verbeteren van het Wmo 2015-toezicht.
10. ADVIES AUTORITEIT PERSOONSGEGEVENS
De leden van de SP-fractie lezen dat het onderhavige wetsvoorstel redelijk wat wijzigingen heeft ondergaan sinds
deze aan de AP is voorgelegd. Heeft de regering nog aanvullend contact gehad met de
AP over de huidige versie?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of de AP advies heeft gegeven over de versie van het wetsvoorstel
dat nu voorligt. Wat was dit advies? En als er geen advies is uitgebracht of na het
advies uit augustus 2020 geen overleg is geweest: waarom is dit niet gebeurd? Ziet
de regering nog aanleiding om alsnog advies te vragen?
Het aantal partijen dat kan worden betrokken is potentieel zeer groot. De AP adviseert
het aantal betrokken partijen bij een onderzoek te beperken. Daarnaast adviseert de
AP om de bevoegdheid om partijen bij AMvB toe te voegen dwingend te formuleren. De
leden van de SGP-fractie constateren dat de regering de AP op dit punt niet is gevolgd. De delegatiebepaling
is anders geformuleerd. De toelichting met betrekking tot welke partijen uit «aanpalende
domeinen» kunnen worden aangewezen, is niet nader inhoudelijk begrensd. Zij delen
de kritiek van de AP en verzoeken de regering alsnog een beperking te formuleren voor
het aantal betrokken partijen.
De leden van de SGP-fractie merken op dat het advies van de AP dateert uit augustus
2020. Het wetsvoorstel is sindsdien aanzienlijk veranderd. Het is op basis van de
memorie van toelichting niet duidelijk of hierbij overleg met de AP is gevoerd of
dat de regering aanvullend advies heeft overwogen. Kan de regering hier nader op ingaan,
zo vragen de leden van de SGP-fractie.
11. OVERIGE CONSULTATIEREACTIES
In de paragraaf positie woningcorporaties in relatie tot domein
wonen lezen de leden van de VVD-fractie over de informele consultatie en de naar aanleiding daarvan opgenomen paragraaf over
het domein wonen. De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering het belang van
de wederzijdse gegevensuitwisseling nadrukkelijk onderkend. Als het belang van (wederzijdse)
gegevensuitwisseling met woningcorporaties zo duidelijk onderkend wordt, wat gaat
de regering dan doen om de uitwisseling met en verwerking van gegevens door woningcorporaties
te verbeteren? Is de regering bereid om hiervoor een wettelijke basis te creëren?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering waarom zij er niet voor gekozen heeft om in het wetsvoorstel vast
te leggen dat (medische) gegevens, verstrekt door een zorgverlener met een beroepsgeheim,
alleen mogen worden verwerkt door of onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur
van de gemeente, of iemand met een beroepsgeheim.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering meent dat van de in het wetsvoorstel voorgestelde maatregelen
een zekere preventieve werking zal uitgaan. Kan dit nader worden toegelicht? Deze
leden vragen waarom niet gekozen is om in dit wetsvoorstel ook een algemene regeling
voor vroegsignalering voor het sociaal domein en aanpalende domeinen op te nemen.
Waarom kiest de regering voor specifieke wetgeving? Welke specifieke wetgeving in
deze is er dan al en hoe verhouden verschillende regelingen zich tot elkaar? Hoe wordt
voorkomen dat iemand tussen de verschillende regelingen valt en er geen gecoördineerde
aanpak tot stand komt?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom dit wetsvoorstel geen grondslag
biedt voor ruimere gegevensverwerking op het gebied van fraudebestrijding in de zorg.
Waarom is voor aparte wetgeving gekozen? Hoe verhoudt voorliggend wetsvoorstel zich
tot het wetsvoorstel dat beoogt fraude in de zorg aan te pakken? Kan hiervan een overzicht
gegeven worden?
12. INWERKINGTREDING
Is de regering voornemens een invoeringstoets te doen bij de Wams, zo vragen de leden
van de PVV-fractie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering voornemens is een invoeringstoets te doen bij dit wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie zijn van oordeel dat gelet op de complexiteit van het
voorstel en de eventuele risico’s op het gebied bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
een invoeringstoets verstandig lijkt. Zij vragen of de regering kan toezeggen om een
invoeringstoets te doen bij dit wetsvoorstel.
13. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Gezien de complexiteit van deze wet vragen de leden van de D66-fractie of de regering nogmaals kort en bondig kan samenvatten in welke gevallen (persoons)gegevens
tegen de wil van de betrokkene gedeeld kunnen worden en aan welke voorwaarden dan
precies voldaan moeten worden.
Artikel 2.3a.5
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering ervoor kiest om bij AMvB te regelen welke instanties of
personen als «partij» worden aangemerkt. Heeft de regering nog overwogen om een aantal
instanties, zoals het UWV, CAK en woningbouwcorporaties, al wel in de wet vast te
leggen? En heeft de regering overwogen bij AMvB de mogelijkheid te bieden aanvullende
partijen toe te voegen? Aangezien genoemde instanties al in de memorie van toelichting
worden genoemd, lijkt het deze leden terecht om ze al in de wet op te nemen.
Artikel 5.4.1
Dit artikel biedt een grondslag voor verwerking van gegevens voor diverse wettelijke
kaders. Waarom zijn hierbij niet de volgende wetten opgenomen, zo vragen de leden
van de ChristenUnie-fractie: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
(IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen (IOAZ), bepalingen uit de Gemeentewet inzake kwijtschelding van belastingen,
Afdeling 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen, de bepalingen over urgentie en
bijzondere groepen uit de Huisvestingswet 2014?
Deze leden menen dat de regering per abuis in dit artikel verwijst naar de vervallen
Wet op het voortgezet onderwijs, in plaats van naar de Wet voortgezet onderwijs 2020.
Artikel 5.4.2
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij goed begrijpen dat hulpverleners zonder wettelijk erkend
beroepsgeheim uitgesloten worden van de uitzondering als bedoeld artikel 5.4.2 lid
2, alsmede artikel 5.4.3 lid 2 van de Wams? En dat dit ook geldt voor hulpverleners
die bijvoorbeeld op basis van een beroepscode een geheimhoudingsplicht hebben? Kan
de regering uitleggen waarom hier voor gekozen is?
Klopt het dat hulpverleners die op basis van een beroepscode werken over vergelijkbare
gegevens kunnen beschikken als een hulpverlener met een wettelijk erkend beroepsgeheim?
En leidt dit ertoe dat er voor vergelijkbare gegevens verschillende regels voor gegevensverstrekking
geïntroduceerd worden?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom de uitzondering op de verstrekkingsplicht in artikel 5.4.2
lid 2 enkel geldt voor hulpverleners met een wettelijk erkend beroepsgeheim. Waarom
worden hulpverleners met een beroepsgeheim dat niet wettelijk is vastgelegd, maar
wel is vastgelegd in beroepscodes, hier niet ook van uitgezonderd?
De leden van de SP-fractie lezen dat het «expliciet niet [is] toegestaan om de gegevens
uit het onderzoek te gebruiken voor andere doelen zoals de aanpak van fraude». Zij
vragen de regering hoe dit in praktijk zal gaan werken, op het moment dat gemeenteambtenaren
in het kader van de ondersteuning van een cliënt met meervoudige problematiek er bijvoorbeeld
achter komen dat deze samenwoont, maar de kostendelersnorm in de participatiewet omzeilt.
De leden van de SP-fractie constateren dat dit wetsvoorstel ook de mogelijkheid creëert
voor het college om gegevens aan de burgemeester te verstrekken in verband met zijn
taken op het gebied van de openbare orde, maar dat dit niet per se gericht hoeft te
zijn op de gecoördineerde aanpak. Waarom is gegevensdeling met de burgemeester niet
beperkt tot situaties waarin dit noodzakelijk is voor de ondersteuning van de cliënt
in verband met diens meervoudige problematiek?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wat de artikelen 5.4.2 en 5.4.3 toevoegen aan het al bestaande
juridisch kader, zoals dat geldt voor het door zorgverleners verstrekken van gegevens
aan derden voor een gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek in het sociaal
domein. Op welke wijze kan duidelijker worden opgenomen dat zorgverleners met een
beroepsgeheim alleen gegevens mogen delen als de cliënt daarvoor toestemming heeft
gegeven? Kunnen zorgverleners zonder beroepsgeheim, maar met een beroepscode, ook
een beroep doen op de uitzondering van artikel 5.4.2 lid 2?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in hoeverre het feit dat een zorgverlener
het beroepsgeheim onder voorwaarden mag doorbreken door een eigen afweging te maken
ertoe kan leiden dat mensen die zorg hard nodig hebben zich hieraan om deze reden
toch zullen onttrekken. Kan aangegeven worden waarom wordt gemeend dat een wettelijk
vastgelegde bevoegdheid noodzakelijk is en de bestaande doorbrekingsgrond van het
«conflict van plichten» onvoldoende is?
Wanneer is sprake van «ernstige meervoudige problematiek» en hoe kunnen zorgverleners
hier een eenduidige invulling van hebben als de wettekst daarvoor geen toelichting
biedt? Waarom wordt deze term niet opgenomen in de definitiebepalingen?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering tevens hoe geregeld is dat de aan
een gemeente verstrekte gegevens niet verder mogen worden verwerkt. Welke voorwaarden
kan een zorgverlener stellen ingevolge artikel 5.4.2 en wat gebeurt er als aan die
voorwaarden niet wordt voldaan? Kunnen door een zorgverlener aangeleverde gegevens
ook worden gebruikt voor andere doeleinden, zoals bijvoorbeeld fraudeopsporing? Zo
ja, waarom wordt het gebruik niet beperkt tot alleen de gecoördineerde zorg?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering op welke grondslag uit artikel 6 van
de AVG een zorgverlener met een beroepsgeheim zich kan beroepen als hij of zij zonder
toestemming van de cliënt op basis van artikel 5.4.2 (bijzondere) persoonsgegevens
aan het college van B&W verstrekt.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in artikel 5.4.2 dat is bepaald dat gegevens die aan de burgemeester zijn versterkt
in het kader van de Wvggz en de Wzd kunnen worden hergebruikt. Wat betekent dit wetsvoorstel
voor de stukken die de burgemeester in de procedure van de Wvggz en de Wzd heeft verkregen,
zoals de medische verklaring van een onafhankelijk psychiater en waarvoor de in de
Wvggz en de Wzd bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot het gebruik daarvan?
Is het hergebruik van desbetreffende gegevens voor een gecoördineerde aanpak wel verenigbaar
met het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen?
Het lid van de BBB-fractie heeft moeite met de uitzonderingspositie rondom het begrip «geheimhouding». Het principe
van geheimhouding voor met name medische beroepen is van groot belang voor de relatie
tussen patiënt en zorgverlener. Hieraan tornen brengt deze vertrouwelijkheid in gevaar.
Een patiënt moet alles in vertrouwen kunnen zeggen tegen een zorgverlener. Het lid
van de BBB-fractie is dan ook van mening dat alleen met toestemming van de patiënt
deze geheimhouding geschonden kan worden. Is de regering bereid om dit artikel zodanig
aan te passen dat enkel bij toestemming van de betrokkene zelf de geheimhoudingsplicht
geschonden kan worden?
Het lid van de BBB-fractie vraagt verder om een duidelijk kader wanneer blijkt dat
er sprake van «ernstig meervoudige problematiek» is. Met andere woorden: wat zijn
precies de gevallen waarin het schenden van de geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd
zou zijn? Tenslotte doet de vraag zich voor welke afweging een hulpverlener kan maken
die niet onder een wettelijke geheimhoudingsplicht valt. Het is immers best mogelijk
dat er redenen zijn waarom men bepaalde informatie niet wil delen, zelfs in het belang
van de patiënt. Welke mogelijkheden zijn daarvoor?
In artikel 5.4.2. lid 2 sub a gaat het over de plicht op goede hulp of zorg. Het lid
van de BBB-fractie constateert dat de Afdeling hier eerder over heeft gezegd dat de
norm van goed hulpverlenerschap onvoldoende begrenzing kent. Het lid van de BBB-fractie
acht dit wel noodzakelijk. Kan de regering dit toelichten?
Het lid van de BBB-fractie vraagt de regering verder of aan artikel 5.4.2 een bepaling
toegevoegd kan worden die waarborgt dat gegevens bij de gemeente alleen verwerkt mogen
worden door of onder verantwoordelijkheid van iemand met een eigen beroepsgeheim.
Voorts is het lid van de BBB-fractie ook van mening dat degene die de gegevens bij
de gemeente ontvangt in staat moet zijn om deze juist te beoordelen. Kan de regering
toelichten hoe dit geregeld is?
Artikel 5.4.3
Het lid van de BBB-fractie herhaalt hier haar zorgen die zij in bij artikel 5.4.2 heeft verwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.