Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening dataverzameling en -deling kortetermijnverhuur accommodatie (Kamerstuk 22112-3581)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3624
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 maart 2023
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening over de brief van 16 december 2022 over het Fiche: Verordening dataverzameling
en -deling kortetermijnverhuur accommodatie (Kamerstuk 22 112, nr. 3581).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 februari 2023 aan de Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening voorgelegd. Bij brief van 3 maart 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inleiding
Het verheugt mij dat de leden van de fracties van de VVD, D66, het CDA, GroenLinks
en het lid van de BBB-fractie kennis hebben genomen van het in het bovenstaande aangehaalde
Fiche en hierover schriftelijke vragen hebben gesteld. In het onderstaande ga ik in
op de beantwoording hiervan. Hierbij zijn de vragen van de verschillende fracties
integraal overgenomen waarop de beantwoording per vraag in gecursiveerde vorm volgt.
I. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Verordening dataverzameling
en -deling kortetermijnverhuur accommodatie (Kamerstuk 22 112, nr. 3581) en hebben hierover enkele vragen/opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven welke lidstaten al
nationale wetgeving hebben op het gebied van kortetermijnverhuur van woningen. Zijn
er punten met betrekking tot deze wetgeving van andere lidstaten waar Nederland lessen
uit kan trekken voor de Wet toeristische verhuur? Deze leden vragen wanneer het wetsvoorstel
toeristische verhuur van woonruimte wordt geëvalueerd.
Diverse lidstaten waaronder Frankrijk, Portugal, Oostenrijk, Italië, Duitsland, Spanje,
België hebben nationale wetgeving op het gebied van toeristische verhuur van woningen.
Met een aantal van deze lidstaten heeft Nederland incidenteel overleg om van de werking
van elkaars juridisch instrumentarium te leren. In de regel is de Nederlandse aanpak
– waarvoor de Wet toeristische verhuur van woonruimte de basis vormt – juist een voorbeeld
voor andere lidstaten hoe met deze vorm van verhuur om te gaan. In de wet is een evaluatiebepaling
opgenomen dat de wet 5 jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd. Aangezien de wet
op 1 januari 2021 inwerking is getreden zal uw Kamer het evaluatieverslag uiterlijk
voor 1 januari 2026 ontvangen.
Zij lezen dat de verplichte registratie geldt voor online reisplatformen, en dat dit
type platformen de gegevens aanvullen indien nodig en de geldigheid van de registraties
verifiëren. Het geeft meer inzicht in de markt; gemeenten weten wie, waar en hoeveel
woningen er worden verhuurd, en er kunnen maatregelen worden getroffen indien nodig.
Deze leden hechten veel waarde aan een gelijk speelveld. Dit zou betekenen dat de
verplichtingen ook gaan gelden voor andere online kanalen die advertenties voor kortetermijnverhuur
tonen, waaronder zoekmachines waarop hetzelfde aanbod ook te vinden is (zoals Google).
Zij vragen of het kabinet deze partijen ook kan toevoegen aan het voorstel, zodat
voor iedereen dezelfde regels gelden?
Het kabinet hecht eveneens veel waarde aan een gelijk speelveld. Het voorstel ziet
op alle online platforms die vraag en aanbod van toeristische verhuur samenbrengen.
Google is een zoekmachine en geen platform dat zelf vraag en aanbod samenbrengt. Het
is op basis van voorgaande derhalve niet noodzakelijk om deze specifieke partijen
toe te laten voegen aan het voorstel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet kritisch is over het voorstel voor
de verplichting dat het registratienummer via het Once Only Technical System (OOTS)
moet worden aangevraagd. Deze leden kunnen uit de appreciatie verder niet duidelijk
opmaken waarom het kabinet kritisch is. Zij vragen of het kabinet kan uitleggen waar
de kritiek precies betrekking op heeft. Verwacht het kabinet eventuele uitvoeringslasten?
Zo ja, welke? Zij vragen zich verder af wat er gebeurt met registratienummers die
zijn uitgegeven volgens het «oude» lokale proces. Betekent dit voorstel dat alle verhuurders
opnieuw een nummer moeten aanvragen? Zij vragen of het kabinet kan toelichten wie
precies toegang krijgt tot welke informatie van verhuurplatforms en verhuurders op
het centrale digitale toegangspunt?
Het Kabinet vindt dat in het voorstel duidelijker kan worden onderbouwd wat de voordelen
zijn van het aanvragen van het registratienummer via het OOTS. Het OOTS is het technisch
systeem dat ingericht wordt om toepassing te geven aan het eenmaligheidsbeginsel zoals
bedoeld in artikel 14 van de Single Digital Gateway-Verordening (SDG-Verordening).
Verwachting is dat er voor de aanvraag van een registratienummer weinig gegevens van
een overheidsorganisatie van een andere lidstaat nodig zullen zijn. Wanneer het registratienummer
via het OOTS moet worden aangevraagd leidt dat tot uitvoeringslasten voor de overheidsorganisaties,
in de zin van aansluitingskosten op OOTS. Overigens is het Kabinet wel voorstander
van het digitaal mogelijk maken van de aanvraag in alle lidstaten.
De technische specificaties waaraan een registratie(nummer) moet voldoen worden in
een later stadium door de EC uitgewerkt, via ofwel een overeenkomst tussen alle betrokken
partijen, ofwel een gedelegeerde handeling. De data is inzichtelijk voor gemeenten,
CBS en Eurostat en ziet op het aantal verhuurde overnachtingen, het aantal bezoekers,
de url van de advertentie en het land van herkomst van de toerist.
Deze leden vragen welke nieuwe regels er zullen komen op het gebied van de handhaving,
naast de verplichtingen uit de wet toeristische verhuur. In hoeverre zijn gemeenten
op dit moment toegerust op naleving van de regels? Zij zouden willen benadrukken,
in het aanvulling op bovenstaande vraag, dat het niet wenselijk is om nog meer regels
te introduceren, gelet op het feit dat Nederland al verstrekkende regelgeving kent
met betrekking tot toeristische verhuur.
Het voorstel van de Europese Commissie (EC) betreft een verordening die in essentie
ziet op een uniforme manier van registratie van toeristische verhuur van woningen
in de hele Europese Unie (EU) en op het verzamelen en delen van data door online platforms
met overheden ten behoeve van de handhaving door overheden. Het gaat hierbij onder
andere over de uitwisseling van data tussen overheden en online platforms ten behoeve
van de handhaving van (lokale) regelgeving. Dit kan voor gemeenten juist behulpzaam
zijn, aangezien zij dan efficiënter kunnen controleren of een host zich aan de lokale
regelgeving houdt – bijvoorbeeld ten aanzien van een nachtencriterium. Voorts past
het voorstel binnen de reeds van kracht zijnde Wet toeristische verhuur van woonruimte
en doet het voorstel ook geen afbreuk aan dit wettelijke stelsel of introduceert het
meer regelgeving.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de fiche:
Verordening dataverzameling en -deling kortetermijnverhuur accommodatie. Wel hebben
deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe deze verordening aansluit bij de huidige
praktijk in veel Nederlandse gemeenten die hier al mee bezig zijn, zoals Amsterdam.
Is de verordening een welkome aanvulling of beklemt deze verordening de huidige regelgeving
in de Nederlandse praktijk?
Het voorstel van de Europese Commissie (EC) betreft een verordening die in essentie
ziet op een uniforme manier van registratie van toeristische verhuur van woningen
in de hele Europese Unie (EU) en op het verzamelen en delen van data door online platforms
met overheden ten behoeve van de handhaving door overheden. Het gaat hierbij onder
andere over de uitwisseling van data tussen overheden en online platforms ten behoeve
van de handhaving van (lokale) regelgeving. Dit past binnen de reeds van kracht zijnde
Wet toeristische verhuur, waarbij de datadeelverplichting voor platforms zelfs een
zeer welkome aanvulling is op de huidige Nederlandse regelgeving.
Deze leden vragen zich af of aanbieders van kortetermijnverhuur accommodaties zich
met deze nieuwe regels in de verschillende EU-lidstaten aan uniforme regels moeten
gaan houden. Gaat elke EU-lidstaat het wiel zelf uitvinden of komt er eenzelfde soort
systeem? Niet alleen is dit beter werkbaar voor de aanbieders, maar zij kunnen zich
ook voorstellen dat het hierdoor makkelijker wordt om tussen lidstaten gegevens te
vergelijken of zelfs uit te wisselen.
Het doel van de verordening is om uniformiteit te waarborgen binnen de EU, dat ten
goede komt aan onder meer aanbieders en platforms. Concreet betreft het voorstel van
de EC een verordening die in essentie ziet op een uniforme manier van registratie
van toeristische verhuur van woningen in de hele EU en een uniforme manier van datadeling
tussen platforms en overheden. Deze beide zaken moeten op een uniforme wijze in de
lidstaten worden geïmplementeerd. Zo moet het registratienummer straks bijvoorbeeld
overal laagdrempelig en digitaal worden afgegeven. De technische specificaties waaraan
een registratie(nummer) moet voldoen worden in een later stadium door de EC uitgewerkt,
via ofwel een overeenkomst tussen alle betrokken partijen, ofwel een gedelegeerde
handeling.
Zij vragen zich verder af of in deze verordening ook is opgenomen dat aanbieders van
kortetermijnverhuur accommodaties verplicht een nachtregister moeten bijhouden. Zij
menen dat een nachtregister al verplicht is voor hotels, bed & breakfasts en jachthaven,
maar vragen zich af of dit EU-breed ook ingevoerd zou moeten worden voor aanbieders
van kortetermijnverhuur accommodaties. Dit om te voorkomen dat kortetermijnverhuur
accommodaties een vrijplek worden voor diegene die zich aan de autoriteiten willen
onttrekken.
In de voorgestelde verordening is geen verplichting opgenomen voor aanbieders (hosts)
van toeristische verhuur om een nachtregister bij te houden. Dat is overbodig, aangezien
er een datadeelplicht tussen gemeenten en platforms wordt voorgesteld en waarbij het
aantal verhuurde nachten per aanbieder is opgenomen. Hetgeen de leden van de D66-fractie
beogen is daarmee gewaarborgd, zij het op een andere manier.
Deze leden vragen zich tenslotte af of deze verordening van toepassing is op alle
aanbieders van kortetermijnverhuur accommodaties of dat dit vooral gericht is op de
grote verhuurplatforms. Zij menen dat alle online kanalen die advertenties weergeven
voor kortetermijnverhuur accommodaties, ook als het gaat om bijvoorbeeld zoekmachines,
zich aan deze verordening zouden moeten houden.
Het voorstel ziet op alle online platforms die vraag en aanbod van toeristische verhuur
samenbrengen. Zoekmachines zijn geen platformen die zelf vraag en aanbod samenbrengen.
Het is op basis van voorgaande derhalve niet noodzakelijk om deze specifieke partijen
of zoekmachines toe te laten voegen aan het voorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben nog een aantal vragen over het voorstel van de
Europese Commissie met betrekking tot een verordening die in essentie ziet op een
uniforme manier van registratie van toeristische verhuur van woningen in de Europese
Unie, en op het verzamelen en delen van data door online platforms met overheden ten
behoeve van de handhaving door overheden.
Deze leden zijn van mening dat het aanbod van toeristische verblijfsaccommodaties
in Nederland onvoldoende in beeld is, op zowel landelijk als provinciaal en regionaal
niveau. Meer en beter inzicht is van groot belang voor onder andere ruimtelijk beleid.
Zij vragen zich af in hoeverre de Landelijke Data Alliantie (LDA werkt in een open
netwerk samen aan de ontwikkeling van betere data en inzichten voor de toeristische
sector) en de deelnemers aan de Actie-agenda Vitale Vakantieparken betrokken zijn
bij de afwegingen die het kabinet rondom dataverzameling en -deling korte termijnverhuur
accommodaties heeft gemaakt en gaat maken.
Gaat het kabinet mogelijkheden van deze verordening ook inzetten om een beeld te gaan
vormen over welke ontwikkelingsruimte er is voor de toekomst en de draagkracht van
bijvoorbeeld een regio? Wordt het volledige aanbod en alle vormen van toeristische
verblijfsaccommodaties in Nederland, inclusief vast kamperen, tweede woningen, jachthavens
en particuliere verhuur met uitvoering van deze verordening duidelijk? Zij ondersteunen
de al langere tijd geuite wens van provincies, regio’s en gemeenten om meer inzicht
te krijgen in het aanbod van toeristische verblijfsaccommodaties in Nederland. Hetgeen
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op dit moment publiceert geeft helaas
geen compleet beeld. Veel aanbod blijft buiten de definities van het CBS, zoals particulier
verhuuraanbod, zeer kleine accommodaties, maar ook toeristische accommodaties voor
eigen gebruik (stacaravans op jaarplaatsen, tweede woningen).
Met het voorstel wordt een centraal digitaal toegangspunt geïntroduceerd om de uitwisseling
van data tussen overheden en online platforms mogelijk te maken. Het voorstel gaat
over de woonruimte die aan toeristen wordt verhuurd via platforms en niet over de
commerciële verhuur of recreatieve verhuur. Dat valt buiten de reikwijdte van het
voorstel. De introductie van het centraal digitaal toegangspunt is essentieel, omdat
de data-uitwisseling tussen platforms en overheden noodzakelijk is voor een effectieve
handhaving van (lokaal) beleid op het gebied van de toeristische verhuur. Voorts regelt
het voorstel dat de data die door de online platforms zijn gedeeld door de lidstaat
maandelijks gepseudonimiseerd aangeleverd moeten worden bij de nationale statistische
bureaus en Eurostat. Op deze wijze krijgt het CBS meer inzicht in het daadwerkelijk
aantal overnachtingen in woningen. Het voorstel is door het kabinet ook op dit punt
als positief beoordeeld.
Kan het kabinet aangeven of de voorgestelde verordening daarvoor voldoende soelaas
gaat bieden? Is het kabinet voornemens zelf eisen te gaan stellen aan de procedures
inzake een eenmalige registratieverplichting? Zo nee, waarom niet? Zij denken te lezen
dat het kabinet het overlaat aan individuele gemeenten om te besluiten een dergelijke
verplichting in te voeren, en de wijze van opslag en afgifte van dit registratienummer
aan hen over te laten. Komen de huidige regels in Nederland overeen met de voorwaarden
die worden gesteld in het EU-voorstel om een registratienummer te krijgen voor een
accommodatie? Is meegewogen dat verhuurders nauwkeuriger hun adres en accommodatie
moeten gaan omschrijven?
Indien een gemeente besluit over te gaan om toeristische verhuur van woonruimte te
reguleren kan zij thans gebruik maken van de Wet toeristische verhuur van woonruimte.
Hierin zijn reeds de instrumenten die gemeenten kunnen gebruiken vastgelegd. In het
onderliggende besluit (amvb1) is geregeld waar het registratiesysteem aan moet voldoen en dat het registratienummer
dient te worden gekoppeld aan de aanbieder en het aan te bieden adres. Hier kunnen
gemeenten niet zelf invulling aan geven. Het voorstel past binnen de reeds van kracht
zijnde Wet toeristische verhuur en het voorstel doet ook geen afbreuk aan dit wettelijke
stelsel.
Deze leden vragen het kabinet aan te geven wat de belangrijkste wijzigingen zijn die
door het Zweeds Raadsvoorzitterschap zijn of worden voorgesteld in vergelijking met
het oorspronkelijke voorstel. Wat is de reactie van het kabinet hierop?
Momenteel onderhandelt de Raad, onder voorzitterschap van Zweden, nog over dit voorstel.
Op de inhoud en de uitkomsten van deze onderhandelingen kan ik nog niet vooruitlopen.
Zodra er een Raadsakkoord is bereikt, zal ik uw Kamer daar over informeren.
Zijn er door het kabinet vergelijkingen gemaakt met wetgeving (in Nederland de Wet
toeristische verhuur) in andere lidstaten en kan Nederland nog leren van vergelijkbare
wetgeving in andere lidstaten?
Met een aantal lidstaten heeft Nederland incidenteel overleg om van de werking van
elkaars juridisch instrumentarium te leren. In de regel is de Nederlandse aanpak –
waarvoor de Wet toeristische verhuur van woonruimte de basis vormt – juist een voorbeeld
voor andere lidstaten hoe met deze vorm van verhuur om te gaan.
Kan het kabinet aangeven welke gemeente gebruik maken van de Wet toeristische verhuur
en is het illegaal verhuren van woningen sinds de invoering van de net genoemde wet
afgenomen?
Het Kabinet houdt op een website2 een lijst bij in welke gemeenten een eenmalige registratieverplichting van kracht
is. Sinds de invoering van de Wet toeristische verhuur van woonruimte is het aantal
advertenties afgenomen. Sinds de invoering van de wet kan er, in gemeenten met een
eenmalige registratieplicht, niet meer worden geadverteerd zonder registratienummer
waardoor anonieme verhuur via online platforms niet meer mogelijk is.
Deze leden vinden het opvallend dat in het onderzoek naar het prijsopdrijvend effect
van korte termijnverhuur (uitgevoerd door de Europese Commissie in samenwerking met
een aantal Nederlandse kennisinstellingen), in tegenstelling tot wat door het kabinet
steeds is beweerd, wel werd aangetoond dat er sprake was van een prijsopdrijvend effect.
Graag een reactie van het kabinet hierop.
Het Kabinet heeft niet aangegeven dat er geen sprake zou zijn van een prijsopdrijvend
effect van toeristische verhuur op de huizenprijzen. Het Kabinet heeft invulling gegeven
aan de motie van het lid Van Eijs3 die de regering verzocht te onderzoeken of er een mogelijk effect is van toeristische
verhuur van woonruimte op de huizenprijzen. In mijn brief van 20 mei 20224 heb ik aangegeven dat uit het rapport dat onderzoeksbureau Companen hierover heeft
gemaakt valt op te maken dat toeristische verhuur geen grote invloed heeft op de ontwikkeling
van de huizenprijzen. Dit blijkt uit de ontwikkeling van de huizenprijzen in de koopsector
in gemeenten waar vanaf 2020 de intensiteit van de toeristische verhuur afnam en de
vergelijking met de ontwikkeling in gemeenten met weinig toeristische verhuur. De
belangrijkste oorzaak van de stijgende huizenprijzen is volgens het rapport de schaarste
aan koopwoningen. Andere ontwikkelingen hebben volgens het rapport wel effect op zowel
de toeristische verhuur van woningen als op de reguliere verhuur in de vrije huursector.
De coronacrisis zorgde bijvoorbeeld voor het wegblijven van buitenlandse toeristen
en buitenlandse werknemers en studenten. Hierdoor nam de intensiteit van de toeristische
verhuur in de grote steden af en ontstond ook meer ruimte in de reguliere particuliere
huurvoorraad. Daardoor stabiliseerden of daalden huurprijzen zelfs. Daarnaast speelt
mee dat er in een aantal gemeenten die gebruik maken van de Wet toeristische verhuur
van woonruimte een daling zichtbaar is van het aantal advertenties en overnachtingen
van toeristen in woningen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
BNC-fiche. Deze leden zijn blij dat er nu eenduidige regelgeving komt voor het reguleren
van kortdurende (toeristische) verhuur. Zij hebben op dit moment enkele vragen aan
het kabinet. Zij zijn benieuwd naar de huidige praktijk onder de Wet toeristische
verhuur. Kan het kabinet aangeven hoe deze wet tot nu toe functioneert en tegen welke
eventuele belemmeringen gemeenten aanlopen bij de handhaving? Kan het kabinet aangeven
of deze eventuele belemmeringen met de voorliggende Europese regelgeving verder ter
hand kunnen worden genomen? Is het kabinet dit ook op de korte termijn van plan?
Het Kabinet houdt op een website5 een lijst bij in welke gemeenten een eenmalige registratieverplichting van kracht
is. Sinds de invoering van de Wet toeristische verhuur van woonruimte is het aantal
advertenties afgenomen. Sinds de invoering van de wet kan er niet meer worden geadverteerd
zonder registratienummer waardoor anonieme verhuur via online platforms niet meer
mogelijk is. De wet is in die zin effectief gebleken om de excessen te bestrijden.
Wel kunnen hosts een door de gemeente gesteld nachtencriterium ontwijken door niet
elke verhuring te melden bij die gemeente. Het voorstel biedt mogelijkheden over de
uitwisseling van data tussen overheden en online platforms ten behoeve van de handhaving
van (lokale) regelgeving. Dit kan gemeenten juist behulpzaam zijn aangezien zij dan
efficiënter kunnen controleren of een host zich aan een mogelijk gesteld nachtencriterium
heeft gehouden. Thans zijn gemeenten aangewezen op het instellen van een meldplicht
per verhuring om een gesteld nachtencriterium te kunnen handhaven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het fiche betreffende de Verordening
dataverzameling en -deling kortetermijnverhuur accommodatie. Dit lid heeft een aantal
vragen als reactie.
Zij leest dat de Europese Commissie een voorstel doet tot een verordening die ertoe
ziet dat er een uniforme manier van registratie komt voor de toeristische verhuur
van woningen in de EU. Ook gaat het hier om het «verzamelen en delen van data» door
online platforms. Om wat voor data gaat het hier en wat is de toegevoegde waarde voor
Nederland om deze verordening te steunen? Wat doet dit met de regeldruk voor met name
kleine verhuurders?
Kan Nederland zelf geen kader scheppen voor de registratie van toeristische verhuur?
Waarom niet? Wat is het praktische nut voor Nederland om dit in Europees verband vast
te leggen?
Hoe kan data uit andere landen ons helpen om deze verhuur beter te reguleren?
Indien een gemeente besluit over te gaan om toeristische verhuur van woonruimte te
reguleren kan zij sinds 1 januari 2021 thans gebruik maken van de Wet toeristische
verhuur van woonruimte. Er bestaat dus al een wettelijk kader. Hierin zijn reeds de
instrumenten die gemeenten kunnen gebruiken vastgelegd. In het onderliggende besluit
(amvb) is geregeld waar het registratiesysteem (technisch) aan moet voldoen en dat
het registratienummer dient te worden gekoppeld aan de aanbieder en het aan te bieden
adres. Het voorstel van de Europese Commissie past binnen de reeds van kracht zijnde
Wet toeristische verhuur en het voorstel doet ook geen afbreuk aan dit wettelijke
stelsel. Het voorstel regelt ook dat de data die door de online platforms zijn gedeeld
door de lidstaat maandelijks gepseudonimiseerd aangeleverd moeten worden bij de nationale
statistische bureaus en Eurostat. Op deze wijze krijgt het CBS meer inzicht in het
daadwerkelijk aantal overnachtingen in woningen in Nederland. Dat is voor het Kabinet
belangrijker dan inzicht op Europees niveau. Er is in dit verband geen sprake van
regeldruk voor aanbieders/verhuurders. In het voorstel moeten online platforms de
data aanleveren.
Het kabinet is positief over het voorstel en ziet meerwaarde in de voorgestelde aanpak
van de EC. De redenen hiervoor zijn tweeledig. Allereerst past het voorstel binnen
de reeds van kracht zijnde Wet toeristische verhuur van woonruimte en doet het voorstel
ook geen afbreuk aan dit wettelijke stelsel. Ten tweede voorziet het voorstel van
de EC in twee zaken waar Nederland, in aanvulling op de Wet toeristische verhuur,
al enige tijd voor pleit. Het gaat hierbij om een uniforme manier van registreren
in de EU (hetgeen van belang is voor online platforms die per definitie internationaal
actief zijn) en de introductie van een centraal digitaal toegangspunt om de uitwisseling
van data tussen overheden en online platforms mogelijk te maken. De data ziet op het
aantal verhuurde overnachtingen, het aantal bezoekers, de url van de advertentie en
het land van herkomst van de toerist. Het voorstel biedt dus mogelijkheden voor de
uitwisseling van data tussen overheden en online platforms ten behoeve van de handhaving
van (lokale) regelgeving. Dit kan voor gemeenten juist behulpzaam zijn aangezien zij
dan efficiënter kunnen controleren of een host zich aan een mogelijk gesteld nachtencriterium
heeft gehouden. Thans zijn gemeenten aangewezen op het instellen van een meldplicht
door de aanbieder/verhuurder per verhuring om een gesteld nachtencriterium te kunnen
handhaven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, adjunct-griffier