Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 268 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2021)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Ontvangen 7 maart 2023
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor
                  Infrastructuur en Waterstaat met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel (Kamerstukken II,
                  2022/23, 36 268, nr. 5) en ik dank de leden voor hun inbreng. In wat volgt ga ik in op de vragen die in
                  het verslag worden gesteld. De hoop wordt uitgesproken dat met onderstaande reactie
                  de vragen en opmerkingen afdoende zijn beantwoord zodat de openbare behandeling van
                  het voorstel van wet voldoende is voorbereid.
               
Omgevingswet
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het uitstel van de datum voor
                     de vijfjaarlijkse toets- en herzieningscyclus voor actieplannen door de wijziging
                     van de Richtlijn omgevingslawaai bij Verordening (EU) 2019/1010. Deze leden vragen
                     wat het gevolg is van het jaar uitstel op het doorlopen van de balanced approach,
                     die op deze actieplan-doelstellingen volgt? Wat betekent de vertraging voor het opstellen
                     en ingaan van het nieuwe actieplan? Wat is het gevolg van het jaar uitstel van de
                     toets- en herzieningscyclus voor de geluidsgehinderden?
De Verordening (EU) 2019/10101 wijzigt de Richtlijn omgevingslawaai2. Op grond van deze verordening wordt de datum voor de vijfjaarlijkse toets- en herzieningscyclus
                  voor actieplannen eenmalig uitgesteld van 18 juli 2023 naar 18 juli 2024. De vraag
                  van de leden van de D66-fractie heeft geen betrekking op het onderhavige wetsvoorstel
                  maar op de nota van wijziging met betrekking tot het voorstel van wet tot wijziging
                  van de Wet luchtvaart (Kamerstukken II 2022–2023, 36 168, nr. 7) en zal in het kader van de behandeling van dat voorstel aan de orde kunnen komen.
               
Artikel XI (Wijziging Wet zeevarenden)
Het lid van de fractie BBB leest in de memorie van toelichting op pagina 13 dat de
                     voorgestelde wijziging van artikel 62 een grondslag biedt om een tarief vast te stellen
                     voor de afgifte, vervanging of vernieuwing van het op grond van het Verdrag betreffende
                     werk in de visserijsector, maar dat deze grondslag in het verleden over het hoofd
                     was gezien. Met dit voorstel wordt deze grondslag alsnog opgenomen in de Wet zeevarenden.
                     Wat zijn tussen 2019 en nu de gevolgen geweest van het ontbreken van deze grondslag
                     en is het wenselijk voor de visserijsector dat er extra tarieven komen gezien de erbarmelijke
                     omstandigheden waarin de sector momenteel verkeert?
Door het ontbreken van de grondslag in de Wet zeevarenden worden sinds het in werking
                  treden van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en de bijbehorende uitvoeringswetgeving
                  op 15 november 2019 geen kosten in rekening gebracht voor de inspecties en afgifte
                  van het visserij-arbeidscertificaat. Dat is pas mogelijk nadat de grondslag is geregeld.
                  De verplichting om te beschikken over een visserij-arbeidscertificaat geldt voor een
                  specifieke groep vissersvaartuigen. In het verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie
                  is bepaald dat vissersvaartuigen die langer dan drie dagen op zee blijven en een lengte
                  hebben van 24 meter of meer dan wel normaliter meer dan 200 zeemijlen uit de kustlijn
                  van de vlaggenstaat of buiten de buitengrens van zijn continentaal plat varen, naar
                  gelang welke afstand het grootst is, voorzien moeten zijn van een geldig visserij-arbeidscertificaat
                  om aan te tonen dat het schip is geïnspecteerd ten behoeve van de naleving van de
                  bepalingen van het verdrag inzake leef- en werkomstandigheden. Het gaat om een groep
                  van ongeveer 160 vissersvaartuigen. De geldigheidsduur van een dergelijk certificaat
                  is maximaal vijf jaar. Inmiddels zijn 130 certificaten kosteloos afgegeven. Het tarief
                  voor de inspecties en afgifte van het visserij-arbeidscertificaat is nog niet vastgesteld.
                  Na het opnemen van de grondslag in de wet dient nog een tarief bepaald te worden.
                  Dat tarief wordt opgenomen in de Regeling tarieven transportsectoren. Wijzigingen
                  van deze regeling worden ter consultatie aan de maritieme sector voorgelegd.
               
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Indieners
- 
              
                  Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.