Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Verkuijlen over de aanwas van jongeren in de criminaliteit: “Opvoeden die handel” (Kamerstuk 36261)
2023D08101 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over het volgende stuk:
– Initiatiefnota van het lid Verkuijlen over de aanwas van jongeren in de criminaliteit:
«Opvoeden die handel» (Kamerstuk 36 261).
De voorzitter van de commissie,
Kat
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
3. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
5. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
6. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks
7. Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
II. Reactie van de initiatiefnemer
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling en waardering kennisgenomen
van de initiatiefnota van het lid Verkuijlen over de aanwas van jongeren in de criminaliteit.
Hoewel de geregistreerde jeugdcriminaliteit de afgelopen jaren is afgenomen, zien
deze leden wel de gevaarlijke trend dat steeds meer ernstige misdrijven worden gepleegd
door jongeren. Daarom is het essentieel dat er vanuit de overheid effectief beleid
wordt gevoerd om de aanwas van jongeren in de georganiseerde criminaliteit tegen te
gaan. Deze leden danken de initiatiefnemer voor het schrijven van de initiatiefnota
en stellen hem nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er bij de aanpak van jeugdcriminaliteit
een evenwicht bestaat tussen meer repressieve en preventieve maatregelen. Repressie
zonder preventie is immers eindeloos, maar preventie zonder repressie is tandeloos.
Wat is voor de initiatiefnemer de beste manier om een goed evenwicht tussen repressie
en preventie te bereiken bij de aanpak van jeugdcriminaliteit?
2.2 Jeugdboa
De leden van de VVD-fractie steunen, in het kader van preventie met gezag, de trend
die is ingezet in sommige gemeenten om boa’s die dat willen, zich te laten specialiseren
tot jeugdboa. Boa’s kunnen wijkagenten ondersteunen en op basis van het principe «ken
elkaar» jongeren bereiken en grensoverschrijdend gedrag in een vroeg stadium signaleren.
Zij moeten ook een rol spelen wanneer er vernielingen in wijken plaatsvinden, ongeregeldheden
zijn met vuurwerk of overlastgevende jongeren. Is de initiatiefnemer het met deze
leden eens dat er ook moet worden ingezet op voldoende bevoegdheden en verdedigingsmiddelen
zodat jeugdboa’s hun werk kunnen doen? Daarnaast is er volgens deze leden meer inzet
nodig van wijkrecherche. Deelt de initiatiefnemer deze mening?
10. Beslispunten
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van Stichting Halt
(hierna: Halt) op de initiatiefnota. Kan de initiatiefnemer reageren op de reactie
van Halt? Hoe staat hij tegenover de suggesties van Halt om jongeren en met name first
offenders meer en sneller door te verwijzen naar bewezen effectieve interventies van
Halt?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Verkuijlen, getiteld «Opvoeden die handel». Deze leden danken de initiatiefnemer
voor het agenderen van het belangrijke onderwerp van jongeren die in aanraking komen
met criminaliteit en zware misdaden begaan. Het is een belangrijk maatschappelijk
probleem met grote impact op de levens van deze jongeren en de samenleving, dat de
aandacht van de politiek zeker verdient, zo stellen deze leden. Ten aanzien van de
initiatiefnota hebben zij nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie herkennen de zorgen die de initiatiefnemer heeft ten aanzien
van jongeren die op steeds jongere leeftijd verdacht worden van het plegen van ernstige
misdrijven. Heeft de initiatiefnemer ook cijfers die deze stelling onderbouwen? Is
het aantal jongeren dat veroordeeld is (voor zware misdrijven) in de afgelopen jaren
gedaald of gestegen? Deze leden benadrukken daarbij uiteraard dat iedere jongere die
zijn of haar toekomst vergooit door criminaliteit er één te veel is.
De leden van de D66-fractie zijn het met de initiatiefnemer eens dat structurele aanwezigheid
van jeugdwerkers, wijkagenten en wijkrecherche noodzakelijk is in kwetsbare wijken.
De initiatiefnemer gebruikt hiervoor het begrip «ken elkaar». Kan de initiatiefnemer
nader duiden wat hij bedoelt met dit begrip als voorwaarde voor een opvoedkundige
driehoek in de wijk? In de paragraaf waarin de initiatiefnemer ingaat op het principe
«ken elkaar» wordt dit voornamelijk vertaald in de werkwijze van agenten en boa’s.
Ligt de eerste stap om elkaar te kennen niet juist in het preventieve werk van jeugdwerkers?
Waarom komt deze rol verder in deze initiatiefnota niet meer aan de orde?
De leden van de D66-fractie ondersteunen de constatering van de initiatiefnemer dat
voor scholen een belangrijke rol is weggelegd als het gaat over het signaleren van
normafwijkend gedrag. Deze leden wijzen er echter ook op dat docenten veel taken hebben
in een context van stijgende lerarentekorten en grotere klassen. Is de initiatiefnemer
het met deze leden eens dat een goede preventieve aanpak op school begint met voldoende
investeringen in het onderwijs, bijvoorbeeld door klassen te verkleinen en de werkdruk
voor leraren te verlagen? Heeft de initiatiefnemer ten behoeve van deze nota gesproken
met docenten over hun rol bij dit maatschappelijke probleem? Zo ja, wat waren daarvan
de resultaten? Zo nee, waarom niet? Op basis van welke feiten of cijfers onderbouwt
de initiatiefnemer de stelling dat scholen in de praktijk een vindplaats blijken voor
criminelen die jongeren verleiden tot crimineel handelen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de initiatiefnemer voorstelt een last onder
dwangsom te hanteren voor ouders die volgens de initiatiefnemer onvoldoende hun best
doen om strafbare feiten van hun kind te voorkomen. Hoe ziet de initiatiefnemer de
werkwijze voor zich, waarin hij doet voorkomen dat kinderbeschermingsmaatregelen hierbij
als dreiging of «stok achter de deur» worden ingezet? Kan de initiatiefnemer daarbij
ingaan op de voorwaarden en rechtelijke waarborgen die zouden moeten gelden bij het
inzetten van een last onder dwangsom? Kan de initiatiefnemer daarbij tevens reflecteren
op de stelling dat hiermee een doel dat past bij het strafrecht wordt ondergebracht
bij het bestuursrecht, met daarmee verminderde rechtsbescherming? Hoe verhoudt het
instrument van een last onder dwangsom zich tot het andere voorstel van de initiatiefnemer
om de rechter de mogelijkheid te geven om het volgen van een cursus opvoedondersteuning
op te leggen? Als je al zou willen kiezen voor een verplichting tot het volgen van
opvoedondersteuning, is de rechter dan geen betere instantie met voldoende rechtsbescherming
ten opzichte van een gemeente?
De leden van de D66-fractie zouden daarnaast graag willen vragen wanneer maatregelen
zoals een last onder dwangsom volgens de initiatiefnemer wel of niet ingezet zouden
moeten worden. Welke instanties controleren daar vervolgens op in de visie van de
initiatiefnemer? Zijn deze instanties daarvoor voldoende geëquipeerd? Welke definities
worden gehanteerd om te bepalen of een ouder voldoet aan wat de initiatiefnemer voor
zich ziet als een opvoedkundige, corrigerende rol? Heeft de initiatiefnemer wetenschappelijke
of andere bronnen hiervoor wat wel of niet een goede of voldoende opvoedkundige rol
van ouders betreft bij dreiging van crimineel gedrag? In hoeverre grijpt de overheid
dan in op de wijze waarop ouders de opvoeding van hun kinderen invullen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om de ouderlijke
aansprakelijkheid voor schade uit te breiden naar kinderen tot en met 17 jaar. Waarop
baseert de initiatiefnemer de keuze voor deze leeftijdsgrens en waarom is deze volgens
de initiatiefnemer beter dan de huidige leeftijdsgrens? Op welke bronnen baseert de
initiatiefnemer zich hierbij?
De leden van de D66-fractie ondersteunen de aandacht die de initiatiefnemer vraagt
voor effectieve programma’s zoals «Alleen jij bepaalt wie je bent» en «Leerlingalert»
om jongeren te wijzen op de risico’s in het criminele circuit. Het creëren van zulk
bewustzijn is cruciaal om crimineel gedrag te voorkomen en jongeren op het rechte
pad te houden. In de initiatiefnota benoemt de initiatiefnemer echter ook dat het
noodzakelijk is dat ouders en kinderen bewust zijn van de risico’s op straat en dat
die dichtbij zijn. Is de initiatiefnemer het ook met deze leden eens dat de risico’s
van de criminaliteit weliswaar zeer ernstig zijn, maar gelukkig ook een uitzondering
in Nederland? Dat voor veel jongeren gelukkig ook geldt dat het juist gezond is om
actief te zijn op straat met andere jongeren en dat niet achter iedere hoek een potentiële
criminele uitbuiter staat? Hoe ziet de initiatiefnemer, in zijn voorstel om ouders
en kinderen te wijzen op de risico’s van de criminaliteit op straat, de balans met
het vrijlaten van jongeren om te ontdekken en hun eigen leven vorm te geven?
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over hoe de initiatiefnemer het
voor zich ziet dat een jeugdboa of wijkagent vragen stelt aan jongeren waar zij hun
dure jas vandaan hebben en de ouders inschakelt als zij daar geen goed antwoord op
hebben. Hoe wil de initiatiefnemer voorkomen dat bijvoorbeeld jongeren die jong legaal
veel geld verdienen, jongeren die lang gespaard hebben voor iets duurs of jongeren
die een mooi cadeau hebben gekregen, steeds opnieuw moeten uitleggen aan politie of
boa’s waar zij hun spullen vandaan hebben? Op basis waarvan denkt de initiatiefnemer
dat politie of boa’s zullen bepalen bij welke jongeren ze nadere vragen stellen over
de herkomst van de spullen en bij welke jongeren niet? Vindt de initiatiefnemer dat
jongeren altijd verplicht zijn om aan politie of boa’s uit te leggen hoe zij aan dure
spullen komen? Welke voorstellen doet de initiatiefnemer om het risico op etnisch
profileren bij deze werkwijze te voorkomen? Kan de initiatiefnemer hierbij bijvoorbeeld
ingaan op de rechterlijke uitspraken en onderzoeken die zijn gedaan naar etnisch profileren
bij de Politie Amsterdam?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de initiatiefnemer
om tien miljoen euro uit de gelden «preventie met gezag» te besteden voor de aanstelling
van jeugdboa’s. Deze leden willen hierbij benadrukken dat zij het werk van jeugdboa’s
zeer hoog aanschrijven en hen willen complimenteren voor hun belangrijke rol op veel
plekken in de samenleving. Heeft de initiatiefnemer inzicht in de mate waarin deze
gelden nog vrij besteedbaar zijn of al juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden
zijn? Daarnaast zouden deze leden graag de reflectie van de initiatiefnemer willen
horen of het passend is om gelden die zijn bestemd voor preventie te besteden aan
de inzet van jeugdboa’s, waarbij boa’s uiteraard primair een handhavende taak hebben.
Hoe weegt de initiatiefnemer de inzet van middelen voor dit doel ten opzichte van
andere doelen, zoals jongerenwerkers die primair een preventieve taak hebben of programma’s
die de leefbaarheid in de genoemde wijken verbeteren waardoor jongeren veiliger opgroeien
en de kans om in aanraking te komen met criminaliteit afneemt?
3. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid
Verkuijlen over de aanwas van jongeren in de criminaliteit. Deze leden danken de initiatiefnemer
en de medewerker(s) voor het opstellen van de initiatiefnota en waarderen dat de initiatiefnemer
voorstellen doet op het gebied van de aanpak van jeugdcriminaliteit. Deze leden benadrukken
ook dat er een gemeenschap nodig is om kinderen veilig en gezond te laten opgroeien,
waarbij de samenleving die gezinnen de ruimte laat, maar ondersteunt waar dat nodig
is. Volgens deze leden zijn dus zowel ouders als de samenleving verantwoordelijk voor
het creëren van een veilige en gezonde omgeving voor kinderen, waarmee ook moet worden
voorkomen dat kinderen afglijden naar de criminaliteit. Deze leden maken van de gelegenheid
gebruik om enkele vragen te stellen aan de initiatiefnemer over deze initiatiefnota.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer landelijk richting tracht
te geven aan een deel van de beschikbare middelen om lokale initiatieven te versterken.
Deze leden lezen ook dat de bestemming van de middelen die door het kabinet Rutte-IV
beschikbaar zijn gekomen samen met een aantal gemeenten wordt ingevuld in kwetsbare
wijken met een problematische aanwas. Welke ruimte blijft er volgens de initiatiefnemer
over voor gemeenten om in de strijd tegen jeugdcriminaliteit maatwerk in te zetten
door middel van lokale initiatieven?
De leden van de CDA-fractie lezen dat statistisch gezien de criminaliteit onder jongeren
de laatste decennia is gedaald, maar dat jongvolwassenen die de fout ingaan vaker
worden verdacht van zware vergrijpen op steeds jongere leeftijd. Heeft de initiatiefnemer
een idee wat de oorzaak zou kunnen zijn van deze ontwikkeling? Is de initiatiefnemer
het met deze leden eens dat het in beeld hebben van die oorzaak of oorzaken van belang
is om de trend effectief te doorbreken?
2. Ken elkaar, nabijheid in de wijk
De leden van de CDA-fractie zijn het met de initiatiefnemer eens dat voor de ontwikkeling
van jonge mensen voorbeeldgedrag, correctie en begrenzing van onwenselijk gedrag onmisbaar
zijn. Om die reden is volgens de initiatiefnemer structureel de aanwezigheid van jeugdwerkers,
wijkagenten en wijkrecherche in de kwetsbare wijken noodzakelijk. Deze leden vragen
of de initiatiefnemer bekend is met het initiatief van de Buurtrechter, die kleine
zaken behandelt met een grote impact op het leven van mensen door middel van een «all-inclusive»-aanpak.1 Deze leden vragen of de initiatiefnemer er voorstander van is om de buurtrechter
vaker in te zetten in kwetsbare wijken, waarbij ingezet kan worden op oplossingsgerichte
gesprekken en het starten van hulpverleningstrajecten.
2.2 Jeugdboa
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstander is van de aanvullende
inzet van jeugdboa’s die sneller beschikbaar zijn, wat ook omscholing van de daartoe
geschikte boa’s naar de functie van jeugdboa’s vereist. Deze leden zijn het met de
initiatiefnemer eens dat jeugdboa’s kunnen helpen om normafwijkend- en probleemgedrag
te signaleren en te voorkomen, maar vragen zich tegelijkertijd af hoe dit zich verhoudt
tot de capaciteitstekorten die reeds aan de orde zijn. Leidt de voorgestelde omscholing
van reguliere boa’s naar jeugdboa’s tot een verminderde beschikbaarheid van reguliere
boa’s? Op welke termijn denkt de initiatiefnemer dat het reëel is om dit in de praktijk
te gaan zien?
3.3 Ouderparticipatie
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer het strafrecht wil blijven
inzetten voor situaties waarin ouders en families hun kinderen willens en wetens aanzetten
tot het plegen van criminaliteit op basis van de artikelen deelneming en medeplichtigheid
uit het Wetboek van Strafrecht. Deze leden benadrukken dat zij recentelijk vragen
hebben gesteld aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het inrichten van een
integrale aanpak van criminele families en het voorkomen dat criminele carrières van
generatie op generatie worden overgedragen. Welke concrete oplossingen draagt de initiatiefnemer
aan voor dit probleem, los van de strafrechtelijke aanpak?
3.2 Opvoedkundige driehoek ook op straat
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer aangeeft dat ouders met een
licht verstandelijke beperking een groep vormen die aandacht verdient en dat het duidelijk
moet zijn waar deze ouders terecht kunnen als hun kind verzeild raakt in de criminaliteit.
Deze leden vragen of de initiatiefnemer ook concrete oplossingen kan noemen voor dit
geconstateerde knelpunt. Op welke manier kan meer aandacht gevestigd worden op deze
groep ouders?
3.3 Ouderparticipatie niet vrijblijvend
De leden van de CDA-fractie lezen dat, wat de initiatiefnemer betreft, ouders ook
risicoaansprakelijkheid moeten hebben voor schade die kun kinderen aanrichten, inclusief
de kinderen in de leeftijd tot en met 17 jaar. Hoe zou dit voorstel nu precies verschillen
van de huidige praktijk, kan de initiatiefnemer dit schetsen?
4.2 Kwaliteitskader
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om een pragmatisch
kwaliteitskader te ontwikkelen met als referentie erkende bewezen effectieve programma’s.
Kan de initiatiefnemer dit voorstel nader toelichten? Wat houdt een dergelijk kwaliteitskader
precies in?
6. Dader of slachtoffer
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer wil inzetten op de mogelijkheid
om bij hardnekkige recidive de inrichting stelselmatige dader-maatregel (ISD-maatregel)
niet de schuwen. Deze leden constateren dat de ISD-maatregel in beginsel bedoeld is
voor meerderjarige daders als ultimum remedium-voorziening. Bedoelt de initiatiefnemer
met dit voorstel te pleiten voor een mogelijkheid van oplegging van een ISD-maatregel
voor minderjarige daders? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de proportionaliteit en
subsidiariteit van de maatregel?
7. Lichtverstandelijke beperking
De leden van de CDA-fractie constateren dat jongeren met een lichte verstandelijke
beperking (LVB) vaker geworven worden door criminelen voor onder meer drugshandel
en prostitutie. Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat deze groep jongeren
extra beschermd zou moeten worden door middel van adequate hulp en begeleiding? Hoe
zou dat volgens de initiatiefnemer eruit kunnen zien?
7.1 Bewustwording LVB jongeren
De leden van de CDA-fractie zijn het met de initiatiefnemer eens dat de bewustwording
van jongeren met een licht verstandelijke beperking op dit moment onvoldoende is,
en dat kennis over verschijningsvormen en risico’s van criminaliteit die leeft binnen
deze groep jongeren zeer belangrijk is voor de aanpak van jeugdcriminaliteit. Welke
oplossingen draagt de initiatiefnemer concreet aan om deze bewustwording met name
binnen de strafrechtketen te vergroten?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de initiatiefnota van het lid Verkuijlen, met de
titel «Opvoeden die handel» met interesse gelezen. Deze leden waarderen de inspanning
van het lid Verkuijlen voor het schrijven van een nota die als doel heeft dat jongeren
minder snel in de criminaliteit belanden. Dat doel onderschrijven deze leden volledig.
Deze leden hebben nog wel een aantal vragen over een aantal voorstellen die zijn opgenomen
in dit initiatiefvoorstel.
De leden van de SP-fractie merken op dat de initiatiefnemer een grote rol weggelegd
ziet voor jeugdboa’s in de opvoeding van jongeren op straat. Onder andere omdat de
verwachting is dat het niveau van voldoende wijkagenten waarschijnlijk pas in 2026
op orde zal zijn. Erkent de initiatiefnemer dat er een verschil zit in de rol en taken
van een wijkagent en een boa? Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat een
wijkagent ten aanzien hiervan niet één op één kan worden vervangen met een jeugdboa?
Ziet de initiatiefnemer de inzet van jeugdboa’s in deze zin als een tijdelijke oplossing
totdat het niveau van wijkagenten in 2026 weer op orde is? Kan de initiatiefnemer
verder ingaan op de inhoudelijke taken en bevoegdheden die de jeugdboa moet krijgen?
Zal de focus van het werk van de jeugdboa liggen op repressie of preventie wat betreft
de initiatiefnemer?
De leden van de SP-fractie constateren dat de initiatiefnemer een rol in de opvoeding
van jongeren ziet weggelegd in het onderwijs en op scholen. Deze leden merken op dat
er vanwege bezuinigingen in het verleden en te weinig investeringen in het onderwijs
nu behoorlijke lerarentekorten zijn. Hoe rijmt de initiatiefnemer dit met een grotere
verantwoordelijkheid in de opvoeding voor onder andere leraren? Is de initiatiefnemer
het eens met de stelling dat voor meer verantwoordelijkheden ook meer geld moet worden
vrijgemaakt om de werklast voor leraren niet nog hoger te maken? Welke voorstellen
doet de initiatiefnemer concreet om deze rol in het onderwijs voor de opvoeding van
jongeren te vergroten?
De leden van de SP-fractie hebben grote zorgen over het voorstel van de initiatiefnemer
om vaker boetes uit te delen als het gaat om het «afdwingen» van het opvoeden van
kinderen door ouders. Deze leden wijzen op de opmerkingen van Halt over de ineffectiviteit
als het gaat om het opleggen van boetes. Deze leden zien niet in hoe financiële «prikkels»
ervoor kunnen zorgen dat ouder hun kinderen wél goed opvoeden met zelfs last onder
dwangsom of een uitgebreide risicoaansprakelijkheid. Deze leden zien het daarnaast
als onrechtvaardig dat vermogende ouders deze boetes makkelijk kunnen betalen waar
juist de ouders die al in financiële nood verkeren hier onnodig een extra last bij
krijgen. Deze leden zijn hier dan ook geen voorstander van. Waarom is er door de initiatiefnemer
gekozen voor deze weg en dit instrument? Waaruit blijkt de effectiviteit van dit voorstel?
De leden van de SP-fractie zien het als positief dat de initiatiefnemer voorstelt
om de Halt-leeftijd voor jongeren met een erkende LVB-diagnose te verhogen. Deze leden
zijn het ermee eens dat het speciaal voor LVB-jongeren wenselijk is om interventies
die zich hebben bewezen nog meer te enten op hun specifieke leerbehoefte en aanpassingsvermogen.
Ook Halt reageert hier positief op en geeft aan dat de leeftijd van 18 jaar te streng
is als leeftijdgrens omdat het vaak voorkomt dat jongeren nog hulp nodig hebben na
deze leeftijd in het volwassen worden. De initiatiefnemer refereert ten aanzien van
de leeftijdsverhoging aan een pilot. Aan wat voor soort pilot denkt de initiatiefnemer?
Aan welke leeftijden moet worden gedacht? Is er door de initiatiefnemer overwogen
om de leeftijdsgrens ook te verhogen voor niet-LVB jongeren?
De leden van de SP-fractie zien meer heil in de suggesties van Halt om handhavingsmogelijkheden
van boa’s naar Halt uit te breiden. Zo wordt iedereen gelijk behandeld en is een zware
weg via het strafrecht niet nodig. Hoe kijkt de initiatiefnemer aan tegen deze suggestie?
Ook in het licht van het vervangen van de financiële «prikkels» middels deze route?
De leden van de SP-fractie lezen in het voorstel dat daders die jongeren het criminele
circuit in werken, zoals het verkopen van drugs of het ronselen van minderjarigen,
zwaarder moeten worden gestraft. Welk doel wordt hiermee precies nagestreefd? Hoe
zwaar worden deze daders nu gestraft? Kan de initiatiefnemer aangeven waaruit blijkt
dat zwaarder straffen effectief is? Zal een zwaardere straf volgens de initiatiefnemer
ook zorgen voor minder recidive? In hoeverre is er nu al psychologische hulp en ondersteuning
om recidive te voorkomen? Zou dit volgens de initiatiefnemer ook niet uitgebreid moeten
worden?
De leden van de SP-fractie constateren dat de initiatiefnemer met dit voorstel een
inhoudelijk voorschot neemt op de structurele ophoging van de 143 miljoen euro vanaf
2025 op de begroting voor de aanpak van jeugdcriminaliteit. Is het correct dat al
deze voorstellen zich beperken binnen dit budget van 143 miljoen euro? Of zouden er
volgens de initiatiefnemer nog additionele meeruitgaven nodig zijn? In hoeverre is
deze 143 miljoen euro reeds door de regering ingevuld? Ten koste waarvan zou deze
invulling in het initiatiefvoorstel dan gaan?
5. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Verkuijlen over de aanwas van jongeren in de criminaliteit. Deze leden
zijn het zeer eens met de initiatiefnemer dat voorkomen moet worden dat jongeren in
de criminaliteit terecht komen. Zij delen ook de mening van de initiatiefnemers dat
de opvoeding van jongeren thuis in het gezin, op school of op straat daarbij een belangrijke
rol speelt. Zij zijn verheugd dat de initiatiefnemer niet alleen straffen als oplossing
ziet om jeugdcriminaliteit te voorkomen, al zijn die onvermijdelijk in het geval een
jongere toch over de schreef gaat. Eén van deze leden werkt op dit moment aan een
initiatiefnota waarin voorstellen zullen worden gedaan voor een effectievere manier
van straffen van jongeren. En wel in de zin dat die straffen voor zowel de samenleving
als de jonge delinquent zelf meer nut zullen hebben, bijvoorbeeld ter voorkoming van
recidive. Deze leden menen dat die in voorbereiding zijnde nota wellicht complementair
kan zijn aan de nu voorliggende nota van het lid Verkuijlen. Dat neemt echter niet
weg dat de aan het woord zijnde leden vragen over deze initiatiefnota hebben.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer bij de opvoedkundige verantwoordelijkheid
van ouders en anderen vooral uit gaat van «corrigeren en begrenzen». Dat is een deel
van het opvoeden, maar waar past in dit kader het meer positieve aspect van opvoeden,
zoals het bijbrengen van kennis, het leren van wat wel en niet mag of «normaal» is?
Door enkel uit te gaan van corrigeren en begrenzen groeien jongeren niet als zelfstandige
verantwoordelijke burgers op, zo menen deze leden. Kan de initiatiefnemer daar nader
op ingaan?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstander is van een jeugdboa.
Ook die wordt vooral bedoeld voor het «corrigeren, grenzen stellen en die bekrachtigen».
Dat kan inderdaad een belangrijke taak voor een dergelijke boa zijn. Maar de initiatiefnemer
ziet ook een rol voor deze boa’s weggelegd om in een vroeg stadium normafwijkend-
en probleemgedrag te signaleren. Vergt dat in de fase waarin nog geen sprake is van
expliciet crimineel gedrag, niet ook een opvoedkundige aanpak? Hoe kan een jeugdboa
de kennis en vaardigheden krijgen om dergelijk gedrag te signaleren en is het corrigeren
daarvan dan meteen de meest effectieve manier om daar iets tegen te doen? Hoe denkt
de initiatiefnemer over een gespecialiseerde jongerenwerker zoals die eerder is voorgesteld?2. Kan hij daarbij ook zijn voorstel betrekken om meer gebruik te gaan maken van re-integratie
officiers voor jonge (ex-) delinquenten?
De leden van de PvdA-fractie zoeken naar mogelijkheden om ouders aan te kunnen spreken
op hun taak om te voorkomen dat hun kinderen tot criminelen opgroeien. Echter niet
alle ouders zullen daartoe voldoende in staat zijn bijvoorbeeld omdat ze zelf problemen
hebben of om andere redenen niet in staat zijn hun kinderen goed op te voeden. De
initiatiefnemer wijst in dit verband op ouders met een lichtverstandelijke handicap
die geholpen moeten worden om naar vermogen te participeren in de opvoeding van hun
kinderen. Ziet de initiatiefnemer ook andere ouders die onvoldoende in staat zijn
invulling te geven aan hun opvoedende rol? Hoe moeten die ouders daarbij geholpen
worden? De initiatiefnemer verwijst in dit verband naar het Britse Parenting contract.
Kan hij nader ingaan op dit contract en in welke mate het heeft geholpen bij het voorkomen
van jeugdcriminaliteit?
De leden van de PvdA-fractie hebben twijfels bij het met financiële prikkels proberen
af te dwingen dat ouders meewerken aan het terugdringen van crimineel gedrag van hun
kinderen. Deze leden weten niet of een last onder dwangsom of uitbreiding van de civiele
aansprakelijkheid van ouders effectief hierbij is. Kan de initiatiefnemer aangeven
in welke mate ouders nu willens en wetens het criminele gedrag van hun kinderen op
zijn beloop laten? Of welke situaties kent hij waarbij dit het geval was? Hoe denkt
hij dat financiële prikkels daarbij helpen? Hoe kan worden gecontroleerd of ouders
al dan niet hun verantwoordelijkheid in de opvoeding nemen?
De leden van de PvdA-fractie delen de mening dat jongeren uit een kansarm gezin extra
kwetsbaar zijn voor criminele uitbuiting. Ook dat het «slachtoffers [zijn] die in
plaats van (alleen) repressie, juist extra bescherming nodig hebben» kunnen de aan
het woord zijnde leden alleen maar voluit beamen. Het is deze leden echter niet duidelijk
hoe de initiatiefnemer deze kwetsbare jongeren wil beschermen in plaats van «corrigeren
en begrenzen»? Deelt de initiatiefnemer de mening van deze leden dat ouders van een
kansarm gezin juist niet geconfronteerd zouden moeten worden met lasten onder dwangsom
maar juist hulp nodig hebben?
De leden van de PvdA-fractie delen de mening van de initiatiefnemer dat er voor jongeren
met een lichtverstandelijke beperking specifieke Halt-interventies doorontwikkeld
zouden moeten worden. Deelt de initiatiefnemer de mening dat Halt-interventies ook
voor jongeren tot 23 jaar mogelijk moeten kunnen worden? Zoals deze leden al eerder
opmerkten zijn ook zij voorstander van passende sancties die de kans op herhaling
kleiner maken. Stelt de initiatiefnemer dit alleen voor jongeren met een lichtverstandelijke
beperking voor of deelt hij de mening dat maatwerk in straffen voor alle criminele
jongeren meer op zijn plaats is?
6. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
initiatiefnota van het lid Verkuijlen over de aanwas van jongeren in de criminaliteit.
Deze leden waarderen het zeer dat de initiatiefnemer en zijn ondersteuning voorstellen
doen om jongeren voor een criminele carrière te behoeden. Deze leden onderschrijven
de gedachte dat opvoeding, preventie en repressie cruciale factoren zijn in het wegnemen
van de criminele voedingsbodem en dat de verleiding van het snelle criminele geld
moet worden doorbroken. Het versterken van een goede en brede pedagogische basis en
het versterken van de preventie worden ook door deze leden van harte onderschreven.
Deze leden kunnen zich in beginsel wel iets voorstellen bij veel van de door de initiatiefnemer
voorgestelde beslispunten, maar tegelijkertijd valt het deze leden op dat niet wordt
ingegaan op de diepere oorzaak van de groeiende sociaaleconomische ongelijkheid in
Nederland en het fundamentele probleem dat de Nederlandse jeugdzorg structureel versterkt
moet worden om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende en complexere hulpvragen.
Deze leden zijn zeer benieuwd naar de reflecties van de initiatiefnemer op de huidige
staat van de Nederlandse jeugdzorg en wat nodig is om jeugdhulp en jeugdbescherming
beter te equiperen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of wel zeker is dat de voorgestelde vragen
in principe geen additionele meeruitgaven vergen. Is onderzocht of, en zo ja hoe,
gemeenten en Halt invulling kunnen geven aan de voorstellen van initiatiefnemer en
welk budget daarvoor nodig is?
Tot slot stellen de leden van de GroenLinks-fractie het zeer op prijs dat de initiatiefnemer
afzonderlijk stilstaat bij de problematiek van (licht)verstandelijk beperkte jongeren
en de extra risico’s op uitbuiting. Deze leden begrijpen dat Halt zélf groot belang
hecht aan het tijdig herkennen van licht verstandelijke beperkingen en nu al zich
ervoor inzet om bij alle jongeren de SCIL (Screener voor intelligentie en licht verstandelijke
beperking) af te nemen. Halt ziet kansen door geen onderscheid tussen 18- en 18+ meer
te maken en de SCIL bij alle jongeren af te nemen. De kans op het herkennen van een
jongere met een licht verstandelijke beperking wordt groter en het kan de weerbaarheid
van jongeren en ouders aanzienlijk versterken. Wat vindt de initiatiefnemer van dit
voorstel?
7. Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de initiatiefnota van de lid Verkuijlen
over de aanpak van jeugdcriminaliteit. Dit lid heeft hierover nog een aantal vragen.
Allereerst merkt het lid van de BBB-fractie op dat de initiatiefnota bij aanvang negativiteit
opwekt. Dit komt vooral door de titel. «Opvoeden die handel». Het gaat hier over probleemjongeren
die vaker slachtoffer dan dader zijn. Dat het hier om jongeren gaat die ook dierbaren
hebben, zoals een moeder, moeten wij niet vergeten. Dit lid vraagt daarom om deze
oneerbiedige en kleinerende titel te veranderen, iets meer menselijkheid mag wel,
zo stelt dit lid.
Het lid van de BBB-fractie heeft een aantal vragen over de inhoud van de nota. In
de nota wordt gesteld er jeugdboa’s moeten komen die achter jeugd aan moeten gaan
met dure spullen, zoals kleding, om te vragen hoe zij dit betalen. Hoe ziet de initiatiefnemer
dit in de uitvoering en handhaving? Dit lid voorziet namelijk dat criminele jeugdigen
deze jeugdboa’s niet met open armen zullen ontvangen en dat dit weerstand zal opwekken
waardoor de politie (omwille van de geringe bevoegdheid van boa’s) vaak te pas moet
komen in de ondersteuning van de jeugdboa’s. Hoe ziet de initiatiefnemer dit gegeven?
Kunnen we de politie niet de opdracht geven dit steekproefsgewijs uit te voeren of
grootschalige acties op te zetten zoals bij alcoholcontroles?
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat in de nota wordt gesteld dat aansprakelijkheid
voor ouders moet worden opgehoogd tot en met 17 jaar. Zijn boetes voor lichte verkeersovertredingen
hiervan uitgezonderd? Als een 15 of 16-jarig kind zonder fietslicht fiets, dan kan
het kind dit prima zelf betalen. Is het voornemen van de initiatiefnemer dit op 16
jaar te laten? De initiatiefnemer stelt voor om speciale jeugdprogramma’s in alle
gemeentes uit te rollen. Dit zijn bijvoorbeeld professionele organisaties die met
jongeren sporten en het gesprek aan gaan. Alle gemeentes in Nederland staat het nu
al volledig vrij om hier aan deel te nemen. Wat is nu de precieze doel hiervan qua
landelijke regelgeving zoals in de initiatief nota staat?
Verder merkt het lid van de BBB-fractie op dat door de initiatiefnemer wordt voorgesteld
om sancties en-/of dwangsommen op te leggen aan ouders die niet willen meehelpen in
het voorkomen of herhalen van crimineel gedrag bij hun kind. Heeft de initiatiefnemer
enig idee wie dit gaat controleren, hoe diegene dit controleert en hoe hoog deze sancties
of dwangsommen zullen worden? Dit gaat namelijk over de privésfeer.
II. Reactie van de initiatiefnemer
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
H. Kat, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.