Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 309 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Invorderingswet 1990 in verband met het afschaffen van de mogelijkheid om schuldig nalatig te verklaren bij het niet of niet geheel betalen van de premie voor de volksverzekeringen
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
ALGEMEEN
1. Inleiding
In 1957 is de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingevoerd als volksverzekering met een opbouwkarakter.
Iedereen die in Nederland woont of in dienstbetrekking arbeid verricht en aan de loonbelasting
onderworpen is, is verplicht verzekerd voor de AOW en bouwt AOW-recht op. Men kan
gedurende maximaal vijftig jaar voor de pensioenleeftijd, verzekerd zijn voor de AOW.
In vijftig jaar kan zo een volledig AOW-recht worden opgebouwd. Voor elk jaar dat
men tijdens deze periode niet in Nederland woont of werkt, wordt een korting van 2%
toegepast.
Het opgebouwde AOW recht kan ook gekort worden om een andere reden. Als men verzekerd
is voor de volksverzekeringen en inkomen heeft, is premie volksverzekeringen verschuldigd.
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) stelt op basis van door de Belastingdienst aangeleverde
gegevens vast wat de gevolgen zijn voor de AOW-opbouw als niet (volledig) is voldaan
aan de AOW-premieplicht en berekent wat de eventuele korting op de AOW is. In de wet-
en regelgeving wordt dit aangeduid met de term schuldig nalatig verklaren.
Recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zijn aanleiding geweest
om de uitgangspunten van schuldig nalatig verklaren en de wet- en regelgeving hierbij
tegen het licht te houden en te bezien of herziening van het beleid gewenst is. Alles
overwegende is het kabinet van oordeel dat het wenselijk is om de korting vanwege
schuldige nalatigheid te laten vervallen, om zo disproportionele effecten voor burgers
te voorkomen en de uitvoering van de AOW voor de SVB en de Belastingdienst te vereenvoudigen.
Aanleiding
De CRvB heeft recent een tweetal uitspraken gedaan over de wijze waarop de wettelijke
bepalingen omtrent schuldig nalatigheid moeten worden begrepen. In 2016 was een uitspraak
van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2016:1915) reden voor opschorting van de gegevenslevering
van de Belastingdienst aan de SVB. In deze zaak had betrokkene een schuld aan de Belastingdienst,
maar was over het betreffende belastingjaar geen AOW-premie verschuldigd. De voorlopige
teruggave was te hoog waardoor die met de (definitieve) aanslag terugbetaald moesten
worden. Omdat over het betreffende jaar geen AOW-premie verschuldigd was, kon van
schuldige nalatigheid geen sprake zijn. Bij de gegevenslevering van de Belastingdienst
aan de SVB kon er geen rekening mee worden gehouden of de betrokkene wel of geen AOW-premie
verschuldigd was. Na aanpassingen van de software werd de gegevenslevering tussen
de Belastingdienst en de SVB in 2019 hervat. De uitspraak leidde destijds tot een
omvangrijke en complexe hersteloperatie voor de Belastingdienst en de SVB.
Hierna heeft de CRvB zich op 10 juli 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:1453) opnieuw uitgesproken
over schuldige nalatigheid. De CRvB oordeelde, anders dan haar oordeel van 16 augustus
2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1432), dat het bedrag aan AOW-premie dat al via de loonheffing
is betaald niet mag worden betrokken bij het schuldig nalatig verklaren van het onbetaald
gebleven bedrag van de AOW-premie op aanslag.
Hieruit volgt dat via de loonheffing ingehouden bedragen voor de premie volksverzekeringen
achteraf niet meer mogen worden toegerekend aan de inkomstenbelasting. Er kan alleen
van schuldige nalatigheid sprake zijn indien en voor zover AOW-premie, die op aanslag
na verrekening van de ingehouden AOW-premie verschuldigd is, niet is betaald. Naar
aanleiding van deze nieuwe uitspraak van de CRvB is het proces van gegevensuitwisseling
van de Belastingdienst aan de SVB sinds september 2020 opnieuw stilgelegd. De uitspraak
van de CRvB vereist wederom aanpassing van de gegevenslevering van de Belastingdienst
aan de SVB. Wegens beperkte verandercapaciteit bij Belastingdienst en een overvol
IV-portfolio kan de gevraagde ICT-aanpassing niet op korte termijn gerealiseerd worden.
2. Probleemanalyse
Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 10 juli 2020 is het vaststellingsproces
van schuldige nalatigheid geanalyseerd en gezocht naar mogelijkheden om het proces
voor de burger en de uitvoering te vereenvoudigen en ongewenste effecten van het proces
weg te nemen. Uit deze analyse is naar voren gekomen dat het proces van schuldig nalatig
verklaren ketenafhankelijk, complex en kwetsbaar is en voor burgers disproportioneel
kan uitpakken. Zowel vanuit het perspectief van de burger als van de uitvoering zijn
er knelpunten waarvoor aanpassingen noodzakelijk zijn. Deze conclusies nopen tot een
grondige herziening van de gewenste aanpak als verschuldigde AOW-premies niet worden
voldaan.
Het huidige proces tot een verklaring schuldige nalatigheid op hoofdlijnen
Het proces van schuldig nalatig verklaren wordt door de SVB uitgevoerd op basis van
gegevens die de Belastingdienst aanlevert. Het proces start op het moment dat de Belastingdienst
de aangiftebrief uitreikt aan de burger. Aangifte is niet vrijblijvend maar een verplichting.
Op basis van de aangifte stelt de Belastingdienst de verschuldigde inkomstenbelasting
en premies volksverzekeringen vast en formaliseert deze in een belastingaanslag. De
Belastingdienst stuurt een aanmaning wanneer een burger te kort schiet in het (volledig)
betalen van de belastingaanslag. Resulteert dit niet in een betaling, dan betekent
de Belastingdienst een dwangbevel. Na de betekening van het dwangbevel tracht de Belastingdienst
met behulp van dwanginvordering de openstaande aanslag in te vorderen. Wanneer deze
maatregelen niets opleveren of er geen verhaal bekend is, komt de vordering in het
systeem van dynamisch monitoren van de Belastingdienst terecht. In dit systeem kan
de Belastingdienst bewaken of er verhaalsmogelijkheden ontstaan bij de burger (zoals
een inkomen, uitkering of vermogensbestanddeel).
Zodra de definitieve aanslag vier jaar en zes weken oud is en de verwachting is dat
er geen verhaalsmogelijkheden zijn of op korte termijn zullen ontstaan, wordt het
AOW-premiedeel van de vordering voorgedragen aan de SVB voor de beoordeling van schuldige
nalatigheid (SN). De voordracht wordt eerder gedaan als iemand binnen de termijn van
vier jaar en zes weken de AOW-leeftijd bereikt. De burger heeft de mogelijkheid de
schuld binnen een termijn van vijf jaar te betalen na definitieve vaststelling van
de aanslag. Indien sprake is van SN, stuurt de SVB een SN-besluit waarbij de burger
ten minste vier weken de tijd heeft om alsnog zijn openstaande premieschuld te voldoen.
Bij het niet (volledig) voldoen van de premieschuld verklaart de SVB de burger SN
en wordt dit vastgelegd in de verzekerdenadministratie van de SVB. Bij de aanvraag
van het AOW-pensioen stelt de SVB vast met welk percentage het AOW-pensioen wordt
gekort. De burger heeft vervolgens geen mogelijkheden meer om deze korting ongedaan
te maken.
Burgerperspectief
Vanuit het burgerperspectief zijn er kwetsbaarheden te onderkennen bij het huidige
systeem van schuldig nalatig verklaren. De groep burgers waarop het proces van schuldig
nalatig verklaren betrekking heeft is divers samengesteld. Er is een groep burgers
die al dan niet tijdelijk problemen heeft, zoals gezondheidsproblemen, financiële
problemen, huisvestingsproblemen, relatieproblemen en door afgenomen doenvermogen
(tijdelijk) niet in staat is om aan de administratieve en financiële verplichtingen
richting de overheid te voldoen. Aan de andere kant kan het gaan om burgers die zich
bewust onttrekken aan belasting- en premieheffing en communicatie met de overheid
en anti-fiscaal gedrag vertonen. Tot slot is er een groep burgers die voor zowel de
Belastingdienst als de SVB onvindbaar zijn. Deze personen verblijven in Nederland
maar hebben geen adres, of zij verblijven in het buitenland zonder dat de Belastingdienst
en SVB over een actueel buitenlands adres beschikken. Burgers die niet bereikbaar
zijn dienen veelal geen aangifte in bij de Belastingdienst.
Als er sprake is van een aangifteverplichting en er wordt geen aangifte ingediend,
dan wordt in beginsel een ambtshalve aanslag opgelegd die gebaseerd is op een geschat
inkomen vanwege het ontbreken van informatie. De SVB verklaart de premieplichtige
altijd schuldig nalatig als de aanslag ambtshalve is opgelegd. Dit is wettelijk voorgeschreven1. 54% van de voordrachten voor schuldig nalatig worden gedaan bij aanslagen die door
de Belastingdienst ambtshalve zijn opgelegd. In een groot aantal van deze gevallen
wordt schuldige nalatigheid vastgesteld zonder een weging van de (persoonlijke) omstandigheden
of dat er feitelijk contact is geweest met de betreffende burger. Contact is ook niet
mogelijk vanwege het ontbreken van contactgegevens. Tot slot moet worden opgemerkt
dat veel post aan de burger over schuldige nalatigheid onbestelbaar retour komt bij
de SVB. Vanuit rechtszekerheid is dit onwenselijk, gelijktijdig zijn de mogelijkheden
om dit te verbeteren beperkt. Zo is recent in het rapport «Burgers beter beschermd»2 aandacht gevraagd voor de gevolgen van onder meer ambtshalve aanslagen en voor het
vermogen van burgers om de gevolgen van het niet voldoen van de aanslag te kunnen
overzien.
In februari 2021 kende de SVB ruim 3,5 miljoen AOW-gerechtigden. In 13.222 gevallen
is een SN-korting toegepast (0,37% van het totaal). Bij het merendeel van deze gevallen
is er sprake van een korting over een of twee premiejaren.
Tabel 1: Aantallen naar hoogte van SN-korting
Korting
Aantal
Percentage van geheel
2% korting
6.501
49%
4% korting
2.821
21%
6% korting
1.622
12%
8% korting
975
7%
10% korting
556
4%
> 10% korting
747
7%
In de huidige situatie leidt een SN-verklaring pas na verloop van (soms tientallen)
jaren tot een korting van 2% of meer die gedurende de gehele looptijd van de AOW-uitkering
wordt toegepast. Deze gevolgen zijn onomkeerbaar en blijvend.
Uit onderzoeken blijkt dat veel burgers niet ver vooruitdenken en handelen, bijvoorbeeld
als het gaat om de planning van hun pensioen en dat ook bij burgers het doenvermogen
(tijdelijk) kan ontbreken3. In de brief van 11 juli 2022 heeft het kabinet aangegeven dat extra aandacht nodig
is voor burgers die niet uit de voeten kunnen met processen in uitvoering, bijvoorbeeld
door een (tijdelijk) verminderd doenvermogen4. In de afgelopen jaren is ook duidelijk geworden dat in wetten en regels niet altijd
wordt uitgegaan van een realistisch mensbeeld. Het is daarom belangrijk dat de manier
van denken en doen verandert waarbij de mens meer centraal staat.
Voor veel burgers is het onvoldoende duidelijk wat de gevolgen zijn van het niet betalen
van de AOW-premie. Dit strookt niet met de uitgangspunten van de Rijksincassovisie.
In deze visie is niet alleen transparantie voor de burger uitgangspunt, maar ook afstemming
tussen overheidsinstanties om te voorkomen dat door toedoen van een overheidsinstantie
burgers in de problemen raken.
Voorts kan het schuldig nalatig verklaren disproportioneel uitpakken voor (soms) kwetsbare
burgers. Een relatief kleine premieschuld kan tot een levenslange korting op de AOW-uitkering
leiden. Het niet betalen van een premieschuld van bijvoorbeeld € 500,– op een verschuldigd
premiebedrag van € 1.000,– leidt tot een korting van 2% op de AOW-opbouw. De korting
kan uiteindelijk leiden tot een cumulatief hoger bedrag aan AOW-korting dan de premieschuld
betrof. Een korting van 2% komt overeen met ongeveer € 337,– bruto per jaar voor een
alleenstaande AOW-gerechtigde (uitkeringsbedrag per 1 juli 2022).
Uit data-onderzoek van de Belastingdienst blijkt voorts dat in ongeveer 30% van de
onderzochte populatie (ongeveer 277.000) sprake was van een premieschuld van minder
dan € 1.000,– en bij 97% was er sprake van een premieschuld van minder dan € 4.000,–.
Bij premieschulden gaat het evenwel om nettobedragen, terwijl de AOW-korting een brutobedrag
betreft waarbij het nettobedrag afhankelijk is van de inkomenspositie van betrokkene.
Niettemin leidt een AOW-korting van 2% bij een looptijd van de AOW-uitkering van 20 jaar
op tot ongeveer bruto € 6.740,–. Een AOW-korting van 2% kan dus ertoe leiden dat er
substantieel meer ingehouden wordt op de AOW-uitkering, dan de oorspronkelijke premieschuld.
Tot slot blijkt dat er een grotere kans bestaat dat er aanspraak wordt gemaakt op
de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) op grond van de Participatiewet wanneer
een AOW-pensioen gekort wordt als gevolg van SN. In die gevallen wordt dan aan de
ene kant minder AOW uitgekeerd en wordt dit via een andere weg weer (gedeeltelijk)
aangevuld vanuit de AIO. Ongeveer 12% van de personen die een korting op de AOW heeft
in verband met SN, doet later een beroep op de AIO. Het beroep op de AIO brengt extra
verplichtingen met zich mee, zoals een maximale duur van het verblijf in het buitenland
van 13 weken en het doorgeven van wijzigingen in inkomen en vermogen.
Uitvoeringsperspectief – ketenafhankelijkheid, complexiteit en kwetsbaarheid
Om de ketenafhankelijkheid, de complexiteit en de kwetsbaarheden van het SN-proces
te duiden, worden de verschillende stadia van het SN-proces nader toegelicht.
Ambtshalve aanslag
De Belastingdienst stuurt een herinneringsbrief als een burger niet reageert op het
verzoek om aangifte te doen. Een aanmaning volgt wanneer dit niet resulteert in een
aangifte. Ontvangt de Belastingdienst geen aangifte binnen de termijn die in de aanmaning
staat, dan volgt (veelal) een ambtshalve aanslag. Hierbij worden de grondslagen op
basis van alle beschikbare informatie zo goed mogelijk door de inspecteur geschat.
Als de inspecteur overgaat tot het opleggen van een ambtshalve aanslag, dient de burger
deze aanslag binnen een bepaalde termijn te voldoen. De Belastingdienst probeert,
na het uitblijven van betaling, het op de aanslag verschuldigde bedrag in te vorderen.
Gedeeltelijke betaling van de aanslag
Bij een gedeeltelijke betaling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen,
wordt het door de Belastingdienst ontvangen bedrag, op grond van de geldende wettelijke
bepaling over toerekening van betalingen, als eerste toegerekend aan de (eventuele)
kosten die in rekening zijn gebracht op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen,
de (eventuele) in verband met een verleende vermindering teruggenomen betalingskorting
(die abusievelijk niet is verrekend), de invorderingsrente en tot slot de belastingaanslag.5 Toerekening van de betaling geschiedt vervolgens als eerste aan de belasting en vervolgens
aan de premie volksverzekeringen.6 Hierna volgt een verdere toerekening van de verschuldigde premie voor de volksverzekeringen
conform de toerekeningsregels7. Daaruit volgt dat de betaling eerst wordt toegerekend aan de premie die verschuldigd
is gebleven voor de verzekering langdurige zorg en de nabestaandenverzekering en als
allerlaatste aan de premie voor de algemene ouderdomsverzekering.
Beoordeling schuldige nalatigheid
Na voordracht door de Belastingdienst probeert de SVB de oorzaak van het niet betalen
van de AOW-premie te achterhalen voordat zij een beslissing neemt over de schuldige
nalatigheid. De SVB beoordeelt of het niet betalen toerekenbaar is aan de burger als
de premieplichtige aangeeft dat er omstandigheden zijn waardoor het niet betalen hem
niet kan worden verweten. Hierbij kunnen financiële en sociale omstandigheden van
de premieplichtige een rol spelen, zoals: ernstige verslaving, detentie of problematische
schulden. De SVB neemt het besluit tot SN als er geen bijzondere omstandigheden zijn.
Vervolgens heeft de burger vier weken de tijd om alsnog zijn openstaande AOW-premieschuld
te voldoen om een toekomstige korting op de AOW te voorkomen. Het SN-besluit wordt
definitief als binnen de gestelde termijn niet wordt voldaan aan de premieschuld.
Bij een ambtshalve aanslag wegens het verlenen van geen of onvoldoende medewerking
door betrokkene bij het vaststellen van het premie-inkomen, wordt het inkomen door
de Belastingdienst zo goed als mogelijk geschat. Wanneer sprake is van een onvolledige
informatiepositie voor de Belastingdienst, kan dit resulteren in een mogelijk onjuist
vastgesteld inkomen. Een te hoog vastgesteld inkomen werkt ook door naar de mate van
SN als de aanslag niet of niet volledig wordt betaald. In dat geval wordt deze voorgedragen
aan de SVB, beoordeelt de SVB de situatie van de belastingplichtige niet, maar verklaart
de SVB de premieplichtige altijd schuldig nalatig. Wel ontvangt de burger een aankondiging
van het voornemen tot schuldig nalatig verklaren.
Als er sprake is van een ambtshalve aanslag biedt de wet de SVB geen ruimte om rekening
te houden met (persoonlijke) omstandigheden van de burger en leidt dat veelal tot
een definitief SN-besluit8. Hieruit volgt dat het niet indienen van een aangifte niet alleen kan resulteren
in een ambtshalve aanslag met een verzuimboete maar dat dit ook gevolgen heeft voor
de beoordeling bij voordracht voor een schuldig nalatig verklaring. Een SN-besluit
wordt ook zonder beoordeling op persoonlijke omstandigheden opgelegd als niet is voldaan
aan de krachtens de artikelen 2.38, 2.39 en 2.43 van de Wet basisregistratie personen
geldende verplichtingen voor zover dit leidt tot het bemoeilijken van de inning van
de premieschuld of het opleggen van een SN-verklaring.
Bij de beoordeling van schuldig nalatigheid is de SVB afhankelijk van de gegevens
die door de Belastingdienst worden aangeleverd. Deze afhankelijkheid in de keten is
kwetsbaar.
Aanvraag van de AOW-uitkering
Bij de aanvraag van een AOW-uitkering wordt eerst de korting op de AOW-uitkering vastgesteld
op basis van de Regeling herleiding van gedeelten van kalenderjaren en jaarpremies.
Voor elk aanslagjaar waarin een burger schuldig nalatig is verklaard, wordt een percentage
berekend van het bedrag aan niet-betaalde AOW-premie ten opzichte van het bedrag aan
op aanslag verschuldigde AOW-premie. Als er over meerdere jaren sprake is van schuldige
nalatigheid, worden deze percentages opgeteld. Als dat totaalpercentage 50% of meer
bedraagt, leidt dat tot een AOW-korting van 2% of een veelvoud daarvan.
Ter illustratie: als een burger in jaar t € 100 AOW-premie niet heeft betaald op een
verschuldigd bedrag van € 1.000,–, dan volgt daar een schuldig nalatig percentage
uit van 10%. Als dezelfde burger in het volgende jaar € 1.225,– aan AOW-premie niet
betaald heeft (op een verschuldigd bedrag van € 2.500,–) volgt daar een schuldig nalatig
percentage uit van 49%. Bij de aanvraag van de AOW-uitkering komt het totaal schuldig
nalatig percentage uit op 59%. Dan wordt er een korting van 2% op de AOW-uitkering
toegepast.
Overige kwetsbaarheden
Gebleken is dat de doorwerking van gewijzigde jurisprudentie zeer complex is. Deze
kan namelijk enerzijds zien op (rechtens onaantastbare) SN-besluiten uit een ver verleden
(de uitspraak van 10 juli 2020 zag op een aanslag die betrekking had op belastingjaar
2003). Hierbij wordt opgemerkt dat de Belastingdienst de fiscale gegevens van burgers
niet onbeperkt mag bewaren. De uitvoering van eventuele herstelacties naar aanleiding
van rechterlijke uitspraken is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van (oude)
fiscale gegevens van burgers en de bereikbaarheid van de gegevens. Daarnaast kunnen
rechtelijke uitspraken doorwerking hebben op huidige en/of toekomstige AOW-uitkeringen
(duurjurisprudentie). De uitvoering gaat in beginsel uit van de rechtens onaantastbaarheid
van een besluit. Het feit dat in de huidige SN-systematiek iedere nieuwe uitspraak
van de CRvB gevolgen kan hebben voor SN-verklaringen die in het verleden zijn afgegeven,
is niet bevorderlijk voor de robuustheid van de uitvoering en daarmee de rechtszekerheid
voor de uitvoering.
Zo heeft de uitspraak uit 2016 geleid tot een herstelactie waarbij ruim 315.000 schuldig
nalatig verklaringen zijn getoetst aan de uitspraak, ruim 1.800 lopende AOW-uitkeringen
met terugwerkende kracht zijn hersteld en de AOW-opbouw in ongeveer 50.000 gevallen
administratief is gecorrigeerd.
De laatste uitspraak van de CRvB heeft gevolgen voor besluiten die worden genomen
over SN vanaf de datum van de uitspraak. Als gevolg van deze uitspraak zal het aantal
voordrachten van Belastingdienst aan de SVB naar verwachting aanzienlijk verminderen
van ongeveer 15.000 naar ongeveer 5.000 per jaar. De rechtens onaantastbare SN-besluiten
van vóór datum uitspraak worden niet geraakt door deze uitspraak.
Geconcludeerd kan worden dat de regelgeving op basis waarvan de Belastingdienst het
bedrag aan niet-betaalde AOW-premies moet vaststellen en op basis waarvan de SVB vervolgens
een besluit tot schuldig nalatig moet nemen, zeer complex is. Daarnaast heeft de SVB
bij de beoordeling van een SN-voordracht op basis van een ambtshalve aanslag, geen
wettelijke ruimte om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de
burger. Voorts is er sprake van kwetsbare ketenafhankelijkheden mede door de lange
tijd die gelegen kan zijn tussen het moment waarop de aanslag door de Belastingdienst
wordt voorgedragen bij de SVB voor schuldig nalatig verklaren en het moment dat de
schuldig nalatig verklaring leidt tot een korting op het AOW-pensioen. Als er ergens
in deze langlopende keten van uitvoeringsprocessen iets misgaat of er op grond van
jurisprudentie nieuwe inzichten zijn ontstaan, moet voor een eventuele herstelactie
dezelfde lange keten doorlopen worden. Vanuit het perspectief van de uitvoering is
het daarom wenselijk het schuldig nalatig proces grondig te herzien.
Herziening
Alles overwegende is het kabinet van oordeel dat het proces van schuldig nalatig verklaren
vanuit het perspectief van zowel de burger als van de uitvoering vraagt om een fundamentele
herziening.
Een dergelijke herziening zou naar het oordeel van het kabinet moeten voldoen aan
een aantal randvoorwaarden. Allereerst is het wenselijk het beleid rondom SN sterk
te vereenvoudigen om kwetsbare burgers te beschermen tegen mogelijke nadelige gevolgen
van SN. Zo zou het voor burgers vroegtijdig duidelijk moeten worden wat de gevolgen
zijn van het niet betalen van de AOW-premie en belasting, en zouden maatregelen beter
moeten aansluiten bij het doenvermogen van de burger. Voorts zouden de proportionaliteit
van de maatregel en rechtszekerheid in processen meer accent kunnen krijgen. Daarnaast
is het nodig om ook de uitvoerbaarheid van het systeem voor de betrokken uitvoeringsorganisaties
te waarborgen. Tot slot is van belang dat de aanpassingen passen binnen het op solidariteit
steunende opbouwkarakter van de AOW. Er moet voldoende inzet blijven om (belasting-
en) premieschulden in te vorderen.
Er is gezocht naar alternatieven om het proces van schuldig nalatig verklaren te vereenvoudigen,
waarbij ook negatieve effecten en hardvochtigheden van SN zoveel mogelijk worden voorkomen.
Hierbij is onder meer gekeken naar aanpassingen in werkprocessen bij de SVB en de
Belastingdienst, naar wijziging van regelgeving over toerekening of naar andere vormen
van verrekening van de verschuldigde AOW-premie. Bij deze alternatieven bleef de relatie
tussen het niet (volledige) betalen van de premie en een korting op de AOW in stand,
maar werd het proces van schuldige nalatigheid onvoldoende vereenvoudigd voor de betrokken
uitvoeringsorganisaties en burgers of bleef de doorwerking van jurisprudentie in stand.
Alles afwegende is het kabinet tot de conclusie gekomen dat een meer ingrijpende fundamentele
herziening nodig is dan met een alternatief bereikt kan worden. Het voorliggende wetsvoorstel
ziet dan ook op het afschaffen van het schuldig nalatig verklaren. Op deze wijze kan
de disproportionaliteit van schuldig nalatig verklaren worden weggenomen en zullen
de kwetsbaarheden in het proces en de uitvoeringsrisico’s zich niet meer voordoen.
De regering stelt voor om niet langer een burger schuldig nalatig te verklaren wanneer
hij niet (volledig) de premieplicht AOW heeft voldaan. Hierdoor zal er niet langer
een korting worden toegepast op de AOW-uitkering wanneer een burger niet aan zijn
AOW-premieverplichting heeft voldaan. De plicht tot betaling van de premie blijft.
In de huidige en in de nieuwe situatie blijft de Belastingdienst de openstaande premieschuld
invorderen. Ook blijft het zo dat wanneer de Belastingdienst de schuld niet kan invorderen,
omdat er bijvoorbeeld geen verhaal bekend is, de situatie van de schuldenaar ten aanzien
van verhaalsmogelijkheden blijft monitoren (dynamisch monitoren). Hierdoor kan er
alsnog verhaal worden gezocht wanneer uit het systeem blijkt dat er verhaalsmogelijkheden
zijn. Op dit moment wordt de openstaande AOW-premieschuld vier jaar en zes weken na
de dagtekening van de definitieve aanslag voorgedragen aan de SVB. In de nieuwe situatie
wordt de premieschuld niet meer voorgedragen maar blijft de Belastingdienst verhaalsmogelijkheden
monitoren. De premieschuld blijft gekoppeld aan de betreffende belastingaanslag. Dit
betekent dat de Belastingdienst de premieschuld op dezelfde wijze zal invorderen als
de belastingschuld. De premie wordt dan pas oninbaar geleden wanneer de belastingschuld
oninbaar wordt geleden.
In de nieuwe situatie worden minder handelingen gevraagd van burgers. Het proces blijft
voor hen gelijk tot aan het dynamisch monitoren door de Belastingdienst. Gedurende
het monitoren is er geen contact tussen de burger en de Belastingdienst. Wanneer er
verhaalsmogelijkheden ontstaan vindt er contact plaats over het invorderen van de
openstaande premievordering.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
Alles overwegende is het kabinet van oordeel dat het wenselijk is om de korting vanwege
schuldige nalatigheid te laten vervallen, om zo disproportionele effecten voor burgers
te voorkomen en de uitvoering van de AOW voor de SVB en de Belastingdienst te vereenvoudigen.
Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat de wettelijke bepalingen inzake schuldig nalatigheid
vervallen. Het niet of niet geheel betalen van de verschuldigde AOW-premie zal voortaan
niet meer leiden tot een korting op de AOW-uitkering. Met de voorgestelde wijziging
verandert het opbouwkarakter van de AOW en de plicht van verzekerden om over hun inkomsten
AOW-premie te betalen niet. De huidige korting op de AOW-uitkering en het daaraan
gekoppelde vervallen van de premievordering wordt geschrapt en de premievordering
wordt gehandhaafd op eenzelfde wijze als de overige belastingen en verschuldigde premies
volksverzekeringen.
In artikel 13, eerste lid, van de AOW is geregeld dat op het AOW-pensioen een korting
wordt toegepast van 2%:
a. voor elk kalenderjaar, dat de pensioengerechtigde na het bereiken van de aanvangsleeftijd,
doch vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet verzekerd is geweest;
b. voor elke jaarpremie op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen, welke
de pensioengerechtigde na het bereiken van de aanvangsleeftijd schuldig nalatig is
geweest te betalen als bedoeld in artikel 61 van die wet.
Met het voorliggende wetsvoorstel komt artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de
AOW te vervallen, maar blijft wel het opbouwkarakter van de AOW uitgangspunt, zoals
bepaald in onderdeel a van het eerste lid van artikel 13. Dus voor elk jaar dat de
burger niet in Nederland woont of werkt en daardoor niet verzekerd is, blijft dit
tot een korting van 2% leiden.
Het voorliggende voorstel leidt ertoe dat het niet voldoen aan de premieplicht, vanaf
de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel, niet meer leidt tot een korting
op het AOW-pensioen. De premieschuld wordt in deze variant niet anders behandeld dan
belastingschuld. Dit voorstel sluit ook aan bij de werkwijze bij niet-betaling van
premie bij andere sociale verzekeringen zoals de Algemene nabestaandenwet, Wet langdurige
zorg, Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen. Bij deze risicoverzekeringen
leidt het niet betalen van de premie ook niet tot een korting op de uitkering of verstrekking9.
Bij burgers die al dan niet met opzet de AOW-premie niet betalen, vervalt hiermee
weliswaar de sanctie van een korting op hun AOW-opbouw, maar anders dan de huidige
praktijk blijft de premievordering langer intact en zal getracht worden om deze via
het incassotraject van de Belastingdienst als onderdeel van de belastingaanslag te
incasseren. Invordering van de (volledige) aanslag zal desondanks niet altijd mogelijk
zijn. Bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van verhaalsmogelijkheden of omdat de belastingschuldige
onvindbaar is.
Omdat met dit wetsvoorstel de wettelijke bepalingen inzake schuldige nalatigheid komen
te vervallen, kunnen de toerekeningsregels, zoals die zijn opgenomen in de Invorderingswet
1990 (IW 1990) en de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), ook komen te vervallen.
Bij koninklijk besluit wordt de datum van inwerkingtreding geregeld. De beoogde periode
dat het wetsvoorstel inwerking treedt is in het najaar van 2023, de eerstvolgende
maand na bekendmaking in het Staatsblad. Afwijken van het vaste verandermoment is
voor de Belastingdienst en de SVB uitvoerbaar. Met de beoogde inwerkingtreding komt
de korting die voor burgers onevenredig aanvoelt zo spoedig mogelijk te vervallen
zonder dat de invoering leidt tot extra belasting van de betrokken uitvoeringsorganisaties.
Daarnaast beperkt het de periode dat de werkvoorraad bij de Belastingdienst oploopt.
4. Overgangssituatie
Vanaf de inwerkingtredingsdatum van de wetswijziging zullen geen schuldig nalatig
kortingen meer worden toegepast op lopende (ongeveer 15.000) en toekomstige AOW-uitkeringen
als gevolg van een premieschuld. Er worden geen nieuwe SN-besluiten meer genomen na
die datum. De reeds toegepaste kortingen op AOW-uitkeringen blijven tot aan de inwerkingtredingsdatum
van de wetswijziging in stand, maar daarna worden er geen kortingen meer toegepast
en komen kortingen wegens SN te vervallen en worden lopende gekorte AOW-uitkeringen
hierop aangepast, omdat de grondslag daarvoor per die datum vervalt. Kortingen die
nog niet zijn ingegaan naar aanleiding van een besluit tot schuldig nalatig zullen
vanaf die datum eveneens niet meer worden toegepast. Eerder opgelegde kortingen met
betrekking tot de AOW-uitkering over perioden voor de inwerkingtredingsdatum van de
wetswijziging blijven in stand.
Na de uitspraak van de CRvB van 10 juli 2020 is de gegevenslevering van de Belastingdienst
aan de SVB stilgelegd, omdat de voordrachten niet aan de jurisprudentie voldeden.
Het toepassen van de uitspraak van de CRvB vereist namelijk een aanpassing van de
gegevenslevering van de Belastingdienst aan de SVB. Door de beperkte verandercapaciteit
bij de Belastingdienst en het overvolle IV-portfolio kan de gevraagde aanpassing niet
op korte termijn geëffectueerd worden. De Belastingdienst heeft niet de benodigde
capaciteit, mede door de uitvoering van steunpakketten in het kader van corona, om
handmatig te beoordelen of premieplichtigen in aanmerking komen voor een voordracht
voor schuldig nalatigheid.
Nu er geen nieuwe voordrachten gedaan worden is een beoordeling op die gevallen door
de SVB niet mogelijk. Gevolg is wel dat burgers in de werkvoorraad van de Belastingdienst
langer dan gebruikelijk gemonitord zullen worden op eventuele verhaalsmogelijkheden.
Normaliter kunnen premieschuldigen, die binnen afzienbare tijd de AOW-gerechtigde
leeftijd bereiken, eerder worden voorgedragen voor schuldig nalatigheid. Hierdoor
worden zij bij de eerste AOW-uitkering al gekort. Door premieschuldigen langer te
monitoren bestaat een grotere kans dat de aanslag, inclusief premieschuld, alsnog
geïncasseerd wordt.
Naast de hiervoor geschetste beperkingen om premieschuldige voor te dragen aan de
SVB is het ook vanuit het perspectief van de burger passend om af te zien van SN-besluiten.
Om buiten twijfel te stellen dat ook over verstreken perioden geen nieuwe SN-verklaringen
meer worden opgelegd, is voorzien in een overgangsbepaling, die regelt dat vanaf de
inwerkingtredingsdatum van de wetswijziging geen nieuwe SN-verklaringen meer worden
opgelegd op grond van artikel 61 van de Wfsv, zoals dat artikel voor die datum luidde.
5. Ontvangen commentaren
5.1 Uitvoeringsadvies SVB10
Voor de SVB is het wetsvoorstel per eerstvolgende maand na bekendmaking uitvoerbaar
en handhaafbaar. Het wetsvoorstel omvat een duidelijke vereenvoudiging van de uitvoering
van de SVB, waarbij de premieplicht blijft bestaan en het stelsel zodoende in stand
blijft. In de uitvoeringstoets van de SVB is ingegaan op verschillende momenten van
inwerkingtreding. Daarbij heeft een inwerkingtreding per toekomstige datum de voorkeur
boven inwerkingtreding met terugwerkende kracht.
Voor AOW-gerechtigden zonder AIO-aanvulling stijgt het jaarinkomen. Dit kan gevolgen
hebben op bijvoorbeeld de huur- of zorgtoeslag. Ongeveer de helft van alle AOW-gerechtigden
met een SN-korting heeft een korting van 2%. Voor hen is het effect op het jaarinkomen
en de doorwerking naar andere uitkeringen beperkt. De SVB zal betrokkenen erop wijzen
het gewijzigde inkomen door te geven aan de Belastingdienst/Toeslagen om terugvorderingen
te voorkomen11.
5.2 Uitvoeringsadvies Belastingdienst12
Voor de Belastingdienst is het wetsvoorstel uitvoerbaar en is invoering in de eerstvolgende
maand na bekendmaking mogelijk. Met het wetsvoorstel vervallen er regels en hoeven
er minder gegevens verwerkt te worden. Tot slot hoeven de bestaande applicatie en
rekenmodules niet aangepast te worden aan de eisen van de CRvB uit de uitspraak van
10 juli 2020.
Het scenario dat schuldige nalatigheid niet komt te vervallen heeft niet de voorkeur
van de Belastingdienst vanwege de grote IT-inspanning en personele impact die het
opstarten van het proces met zich meebrengt.
5.3 Uitkomsten internetconsultatie13
Het wetsvoorstel is zes weken opengesteld voor internetconsultatie. De consultatie
heeft geleid tot een viertal openbare reacties (waaronder de reactie van de ATR, beschreven
in paragraaf 7 van de memorie van toelichting) en vier niet-openbare reacties. De
internetconsultatie heeft niet geleid tot aanpassingen van het wetsvoorstel.
Uit de reacties op de internetconsultatie blijkt dat het wetsvoorstel complexe materie
betreft. In twee reacties wordt de korting vanwege schuldige nalatigheid verward met
de korting vanwege verblijf in het buitenland.
De reacties op de internetconsultatie zijn wisselend van aard. Sommige burgers zijn
oneens met het wetsvoorstel omdat zij van mening zijn dat men niet AOW kan opbouwen
als er niet aan meebetaald wordt, en dat de maatregel een aanzuigende werking zou
hebben op migranten. Andere reacties zijn voor het wetsvoorstel omdat een korting
vanwege schuldige nalatigheid disproportioneel uit kan pakken voor (kwetsbare) burgers
en vanwege de complexe uitvoering.
6. Financiële paragraaf
6.1 Effecten op de overheidsfinanciën
Het afschaffen van schuldige nalatigheid per de inwerkingtredingsdatum van de wetswijziging
heeft tot gevolg dat geen enkele burger vanaf deze datum meer wordt gekort op hun
AOW wegens het niet voldoen van de premieplicht. Dit leidt naar verwachting tot hogere
uitgaven aan AOW-uitkeringen. De budgettaire effecten van dit wetsvoorstel worden
voor het eerste volledige jaar geschat op ongeveer € 7,1 miljoen. Het structurele
budgettaire effect van het afschaffen van SN wordt geschat op € 3,3 miljoen. Allereerst
wordt door het wetsvoorstel de lopende uitkering van AOW-gerechtigden die in het verleden
SN zijn verklaard niet langer gekort. Deze groep ontvangt een hogere AOW-uitkering
zo lang zij een AOW-uitkering ontvangen. Het budgettaire effect neemt naar de toekomst
toe af. Dit komt doordat in het hypothetische scenario dat het SN-proces zou worden
voortgezet het jaarlijkse aantal SN-besluiten en de gemiddelde SN-korting lager zou
liggen dan in het verleden als gevolg van de CRvB-uitspraak uit 2020 en het effect
daarvan op de wijze waarop de SN-korting berekend zou moeten worden.
Het afschaffen van schuldige nalatigheid leidt daarnaast tot een besparing op de AIO-uitkeringslasten.
AIO-gerechtigden die eerder een SN-korting zouden ontvangen op de AOW-uitkering zullen
door het afschaffen van de SN-korting een hogere AOW-uitkering gaan ontvangen. Door
het vervallen van de SN-korting op de AOW-uitkering zullen deze AIO-gerechtigden recht
krijgen op een lagere AIO-uitkering. Naar verwachting leidt dit in het eerste volledige
jaar tot een besparing op de AIO-uitkeringslasten van € 1,4 miljoen. De structurele
besparing op de AIO-uitkeringslasten wordt geschat op € 0,7 miljoen. Onderstaande
tabel toont de budgettaire gevolgen voor AOW- en AIO-uitgaven bij een inwerkingtreding
op 1 september 2023.
x € 1 mln.
2023
2024
2025
2026
2027
struc
Budgettair effect AOW
1,8
7,1
7,1
7,2
7,2
3,3
Budgettair effect AIO
– 0,4
– 1,4
– 1,4
– 1,4
– 1,4
– 0,7
De budgettaire gevolgen van het afschaffen van SN zijn in de SZW-begroting 2023 ingepast.
6.2 Inkomenseffecten
Het wetsvoorstel leidt tot een positief inkomenseffect voor personen die door het
wetsvoorstel niet meer gekort worden op hun AOW-uitkering. Deze personen ontvangen
vanaf de AOW-leeftijd een hogere AOW-uitkering dan zonder deze wetswijziging het geval
zou zijn geweest. Het exacte inkomenseffect hangt af van de persoonlijke situatie.
Voor AOW-gerechtigden met een AIO-aanvulling blijft het jaarinkomen gelijk. De wetswijziging
heeft gevolgen voor het toekomstige inkomen van een beperkte groep personen. Daarom
is er geen sprake van een zichtbaar inkomenseffect voor de totale groep huishoudens
vanaf de AOW-leeftijd.
6.3 Uitvoeringskosten
Uitvoeringskosten SVB
De eenmalige uitvoeringskosten voor de SVB bedragen ongeveer € 303.000,–. De kosten
zitten met name op het informeren van AOW-gerechtigden met een SN-korting en het herzien
van AOW- en AIO-uitkeringen. Het wetsvoorstel leidt voor de SVB tot structurele besparingen
van € 844.000,– per jaar.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
Het wetsvoorstel leidt tot een structurele besparing op de uitvoeringskosten van de
Belastingdienst van € 160.000 op jaarbasis.
7. Regeldruk
Het voorliggende voorstel leidt tot een vermindering van de regeldruk. Het wetsvoorstel
heeft op vier verschillende manieren invloed op de regeldruk van betrokken burgers.
In totaal leidt het voorstel tot een vermindering van de structurele regeldrukkosten
met € 53.437,50 (ongeveer € 0,05 mln.) per jaar. De voorgestelde wijziging heeft geen
effect op de administratieve lasten van bedrijven. Schuldige nalatigheid betreft immers
altijd een burger.
Ten eerste moet de groep ouderen die nu een korting heeft op de AOW-uitkering vanwege
schuldige nalatigheid geïnformeerd worden over de nieuwe hogere AOW-uitkering. Het
betreft ongeveer 15.000 AOW-gerechtigden met minimale eenmalige kennisnemingskosten.
De duur om hier kennis van te nemen bedraagt ongeveer 15 minuten per AOW-gerechtigde.
Dit staat voor de totale betreffende groep gelijk aan € 56.250 (ongeveer € 0,06 mln.)
aan incidentele regeldrukkosten.
Ten tweede leidt het wetsvoorstel tot een structurele vermindering van de regeldruk.
In het huidige proces van voordracht door de Belastingdienst tot het besluit om schuldig
nalatig te verklaren door de SVB zijn er ongeveer drie contactmomenten: voordat de
SVB een vooraankondiging van het voornemen tot schuldig nalatig verklaren doet, de
vooraankondiging en het definitieve besluit. Deze drie contactmomenten vervallen met
het wetsvoorstel. Het is in enige mate onzeker hoeveel contact er precies met burgers
plaatsvindt op deze momenten en hoeveel tijd dit van burgers vergt. Indien bij ongeveer
5% van de voordrachten (geschat op 5.000 per jaar) contact plaatsvindt voor de vooraankondiging
om persoonlijke omstandigheden te wegen, en dit ongeveer 5 uur van een burger vraagt
(contact met de SVB en benodigde stukken vinden en zoeken over een fiscaal jaar in
het verleden) dan komt dat neer op € 18.750 (ongeveer € 0,02 mln.) minder structurele
regeldrukkosten. Als bij ongeveer 75% van de 5.000 voordrachten een vooraankondiging
plaatsvindt en bij ongeveer 60% van de voordrachten een definitief besluit wordt genomen,
dan verlaagt het voorstel de structurele regeldrukkosten (bij een uurtarief van € 15,–
en 15 minuten om kennis te nemen van de brieven) met € 25.312,50 (ongeveer € 0,025 mln.).
Indien ongeveer 10% van de burgers na een voordracht alsnog de verschuldigde premie
betaalt en hier 30 minuten voor nodig heeft, dan leidt het voorstel tot een additionele
vermindering van € 3.750. In totaal leidt het bovengenoemde tot een vermindering van
de structurele regeldruk van ongeveer € 47.812,50 (ongeveer € 0,048 mln.).
Ten derde heeft het wetsvoorstel gevolgen op het aantal AIO-gerechtigden. De duur
van het aanvragen van een AIO-uitkering wordt geschat op een uur. Als ongeveer 75%
van de voordrachten zou leiden tot een korting op de AOW-uitkering en 10% daarvan
een AIO-uitkering aanvraagt, dan vermindert het voorstel de structurele regeldrukkosten
met € 5.625 (ongeveer € 0,006 mln.).
Ten vierde heeft het wetsvoorstel gevolgen voor de ervaren regeldruk van de betrokken
burgers. Het voorstel vereenvoudigt de uitvoering van de AOW voor de betrokken uitvoeringsorganisaties
en betrokken burgers. De systematiek van schuldige nalatigheid betreft complexe materie
voor burgers. Een besluit over schuldige nalatigheid gaat over fiscale jaren in het
verleden. Voorts kan sprake zijn geweest van burgers die vanwege tijdelijke problemen
mogelijk een verminderd doenvermogen hebben gehad om te voldoen aan de premieverplichtingen
voor de AOW. Met het voorstel wordt voor de AOW een kleiner beroep gedaan op het doenvermogen
van de betrokken burgers.
7.1 Ontvangen advies Adviescollege toetsing regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft in het kader van de internetconsultatie
advies uitgebracht over het onderhavige wetsvoorstel. Het college adviseert het wetsvoorstel
in te dienen nadat met de adviespunten rekening is gehouden.
Het college geeft aan dat de nut en noodzaak tot ingrijpen in de memorie van toelichting
onderbouwd is en het doelbereik van het voorstel helder is. Het schrappen van het
proces van schuldig nalatig verklaren is volgens het college een doeltreffende wijze
om de beleidsdoelen te bereiken.
Naar aanleiding van het advies van de ATR is de memorie van toelichting aangepast
om de status van de verschuldigde AOW-premie in het oude en de nieuwe situatie toe
te lichten, of burgers aanvullende handelingen moeten verrichten in het nieuwe proces
en om de rekenfout bij de structurele regeldrukvermindering te herstellen.
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I, onderdeel A
In artikel 13, eerste en tweede lid, van de AOW vervalt onderdeel b, waarin wordt
voorzien in korting van het brutoouderdomspensioen (eerste lid) en de brutotoeslag
(tweede lid) nadat een pensioengerechtigde voor een of meer kalenderjaren schuldig
nalatig is verklaard. Omdat de mogelijkheid van schuldig nalatig verklaren vervalt,
is de korting van het ouderdomspensioen en de toeslag niet langer nodig en blijft
korting alleen mogelijk voor de kalenderjaren waarin de pensioengerechtigde of diens
partner niet verzekerd is geweest. Reeds lopende schuldignalatigverklaringen hebben
na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel daardoor geen gevolgen meer voor de hoogte
van de AOW-uitkering en de toeslag. Het derde lid blijft ongewijzigd.
Artikel I, onderdelen B en C
In de artikelen 13a, eerste en tweede lid, en artikel 55, eerste lid, van de AOW worden
verwijzingen naar artikel 13 wetstechnisch in overeenstemming gebracht met de wijziging
in onderdeel A.
Artikel II, onderdeel A
Als gevolg van het vervallen van de mogelijkheid van schuldig nalatig verklaren in
de AOW vervalt in de Wet financiering sociale verzekeringen de derde paragraaf van
hoofdstuk 4, waarin de artikelen 61 en 62 zijn opgenomen.
In artikel 61 is de mogelijkheid van schuldig nalatig verklaren geregeld, en vervalt
als gevolg van de strekking van dit wetsvoorstel om dergelijke beslissingen niet langer
mogelijk te maken. Ook de toerekeningsregels bij gedeeltelijke betaling, opgenomen
in het derde en vijfde lid, zijn niet langer nodig omdat deze regels alleen van belang
zijn voor de schuldignalatigverklaring. De verdeling van de premie voor de volksverzekeringen
over de verschillende fondsen is geregeld in artikel 81 van de Wfsv en in hoofdstuk
5 van de Regeling Wfsv. Ten gevolge van het vervallen van artikel 61 kan ook artikel 62
van de Wfsv, dat enkele regels bevat inzake het beroep tegen een besluit inzake schuldig
nalatig verklaren, vervallen.
Artikel II, onderdeel B
In het nieuwe artikel 122s is voorzien in overgangsrecht, dat regelt dat nieuwe besluiten
tot schuldig nalatigverklaring niet meer worden genomen vanaf de datum van inwerkingtreding
van de onderhavige wetswijziging. Hiermee wordt buiten twijfel gesteld dat personen
die over eerdere perioden schuldig nalatig verklaard hadden moeten worden, niet alsnog
een dergelijke verklaring opgelegd krijgen, waardoor eventuele AOW-uitkeringen over
die perioden moeten worden herzien. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar
de vierde paragraaf van het algemene deel van deze memorie.
Artikel III
Op grond van artikel 7, eerste lid, IW 1990 wordt een onder die wet vallende betaling
achtereenvolgens toegerekend aan de kosten, de betalingskorting, de invorderingsrente
en de belastingaanslag. Op grond van artikel 7, tweede lid, IW 1990 wordt vervolgens
de betaling op de belastingaanslag in beginsel naar evenredigheid toegerekend aan
de op het aanslagbiljet vermelde in te vorderen bedragen.
Een uitzondering op deze evenredige toerekening is sinds 1 januari 2006 de toerekening
bij de betaling van een belastingaanslag waarin naast belasting (en eventueel premies
werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet) tevens
premie volksverzekeringen is begrepen. In die gevallen wordt de betaling eerst toegerekend
aan de belasting (en indien van toepassing aan de premies werknemersverzekeringen
en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet) en pas daarna – dus in de
laatste plaats – aan de premie volksverzekeringen. De reden voor deze uitzondering
is gelegen in de regeling inzake schuldige nalatigheid, bedoeld in artikel 61 Wfsv.
Zoals hiervoor is toelicht, wordt de belastingschuldige op grond van die regeling
schuldig nalatig verklaard indien hij de verschuldigde premie niet heeft betaald.
Dit laatste heeft onder omstandigheden tot gevolg dat op toekomstige AOW-uitkeringen
een korting wordt toegepast.
Met het voorstel om het schuldig nalatig verklaren te schrappen, kan de genoemde uitzondering
op de toerekeningsregels eveneens per de datum van inwerkingtreding van deze wetswijziging
komen te vervallen.
Artikel IV
De datum van inwerkingtreding wordt bepaald bij koninklijk besluit. Deze datum zal
om uitvoeringstechnische redenen worden bepaald op de eerste van een maand nadat het
wetsvoorstel tot wet is verheven.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.