Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders (Kamerstuk 29689-1177)
2023D06253 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
                  behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Langdurige
                  Zorg en Sport over de brief Reactie op verzoek commissie over de uitspraak van de
                  Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen
                  tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en
                  wijkverpleging aanbieders (Kamerstuk 29 689, nr. 1177).
               
De voorzitter van de commissie,
Smals
De adjunct-griffier van de commissie,
Bakker
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de uitspraak van
                  de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije Artsenkeuze en het voornemen
                  tot het verlagen door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders.
                  Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen. Zij hebben de indruk dat het hinderpaalcriterium
                  niet anders wordt gehanteerd dan dat dat in voorgaande jaren het geval was. Klopt
                  het dat er inderdaad sprake is van voortzetting van het beleid dat al werd gevoerd,
                  zoals in het debat over dit onderwerp ook naar voren kwam? Hanteren zorgverzekeraars
                  dit criterium allen op dezelfde manier of bestaan er substantiële verschillen?
               
Ook vragen deze leden of er zorgverzekeraars zijn die hun polisvoorwaarden hebben
                  aangepast naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad van 9 december jongstleden.
                  Kan aangegeven worden hoeveel klachten er bij de Stichting Klachten en Geschillen
                  Zorgverzekeraars (SKGZ) zijn binnengekomen over het niet in acht nemen van het hinderpaalcriterium
                  door zorgverzekeraars?
               
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn afspraken gemaakt over het verbeteren van
                  contractering en het uitvoeren van een verkenning naar de mogelijkheden en noodzakelijkheden
                  voor kleinere zorgaanbieders om gezamenlijk op te trekken in het contracteerproces
                  en het vereenvoudigen hiervan. Wanneer wordt deze verkenning uitgevoerd en wanneer
                  kan de Kamer de resultaten verwachten?
               
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten of patiënten met een chronische
                  zorgvraag en hun naasten voldoende op de hoogte worden gesteld over eventuele veranderingen
                  in beleid en contracten. Zeker voor mensen met een verstandelijke beperking of mentale
                  problemen kunnen veranderingen en de impact daarvan lastig te begrijpen zijn. Worden
                  zij adequaat en in begrijpelijke taal proactief geïnformeerd, en door wie? Hoe wordt
                  gewaarborgd dat deze patiënten informatie voldoende tot zich kunnen nemen en zich
                  volledig bewust zijn van hun rechten op dit gebied?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de
                  reactie op de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake de Vrije
                  Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars voor
                  ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders. Genoemde leden hebben hier geen
                  verdere opmerkingen of vragen over.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de reactie
                  van de Minister op de uitspraak van de Hoge Raad inzake het hinderpaalcriterium. Deze
                  leden hebben daarom nog de volgende vragen en opmerkingen.
               
Stuitend vinden zij het dat de Minister in antwoord op de achtste vraag in schriftelijke
                  Kamervragen1 ongecontracteerde psychiaters, psychologen en aanbieders van thuiszorg zomaar beschuldigt
                  van fraude. Dit kan toch niet? Hetzelfde geldt voor de beschuldiging over de twijfels
                  over de kwaliteit van zorg. De Minister kan toch niet zomaar iedereen over een kam
                  scheren en beschuldigen van fraude en slechte zorg? Waar baseert zij dit in hemelsnaam
                  op? Kan de Minister bewijzen dat ongecontracteerde zorgaanbieders vaker frauderen
                  en vaker slechte zorg leveren dan gecontracteerde aanbieders? Verzekerden moeten voor
                  het verkrijgen van ongecontracteerde zorg toch vooraf een machtiging van hun verzekeraar
                  krijgen? Dan is het toch aan de verzekeraar om uit te sluiten of een aanbieder fraudeert
                  of slechte zorg levert? Het is toch kinderlijk eenvoudig om een zorgaanbieder te worden?
                  Dat heeft toch niks met wel of niet contracteren te maken? Waarom voert de Minister
                  geen vergunningsplicht met voorwaarden (Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), geen
                  fraudeverleden, etc.) in voor het starten van een zorgbedrijf? Dan voorkomt de Minister
                  toch fraude bij de voordeur zonder dat de Minister aanbieders zomaar valselijk beschuldigd
                  van fraude of slechte zorg?
               
Waarom komt de Minister met zo’n grove beschuldiging van fraude en slechte zorg als
                  zorgaanbieders voor het niet willen contracteren zelf aangeven problemen te ondervinden
                  met het omzetplafond en het tarief? Waarom lost de Minister deze bezwaren van deze
                  zorgaanbieders niet op? Wat doet de Minister om de problemen met omzetplafonds op
                  te lossen? Wat doet de Minister eraan om de problemen met de tarieven op te lossen?
                  Vindt de Minister de reden, die de verzekeraars aangeven van het niet willen contracteren
                  van een zorgverlener, namelijk omdat er al genoeg zorg zou zijn ingekocht, niet net
                  zo’n grote gotspe als genoemde leden? Er zijn lange wachtlijsten en grote tekorten
                  als het gaat om de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en thuiszorg. Hoe zorgt de Minister
                  ervoor dat verzekeraars aan hun zorgplicht voldoen en voldoende GGZ en thuiszorg aanbieden?
               
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister geen antwoord geeft op de concrete
                  vragen onder 9 en 10:
               
– Waarom duwt de Minister kleine aanbieders van thuiszorg in kleine dorpjes die soms
                        de omzetdrempels niet halen en daarom ongecontracteerde zijn, om? Hoe voorkomt de
                        Minister dat deze zorg wegvalt? Hoe voldoen verzekeraars in deze gevallen aan hun
                        zorgplicht?
                     
– Waarom duwt de Minister kleine aanbieders van thuiszorg om die hand-in-hand 48-uurszorg
                        in de stervensfase aanbieden en soms de omzetdrempels niet halen of vanwege de lange
                        dagen niet kunnen voldoen aan de arbeidstijdenwet en daarom ongecontracteerd zijn?
                        Hoe voorkomt de Minister dat deze zorg wegvalt? Hoe voldoen verzekeraars in deze gevallen
                        aan hun zorgplicht?
                     
– Waarom blokkeert de Minister duurdere zorg voor mensen die minder geld hebben omdat
                        ze met een eigen betaling van 250 euro per maand nooit een ongecontracteerde duurdere,
                        voor hun aandoening gespecialiseerde psycholoog of psychiater kunnen betalen en deze
                        aanbieders deze omzet niet missen omdat hun wachtlijst alleen maar ietsje korter wordt
                        als de mensen met minder geld van de wachtlijst af gaan?
                     
De leden van de PVV-fractie zijn verbolgen over het feit dat de Minister stelt dat
                  geschillen over vergoedingen van niet-gecontracteerde zorg tussen verzekerden, zorgaanbieders
                  en zorgverzekeraars maar aan de rechter voorgelegd moeten worden. De Hoge Raad, de
                  hoogste rechtsinstantie in Nederland, heeft hier immers al uitspraak over gedaan.
                  Wat is volgens de Minister niet helder aan deze uitspraak? De Minister geeft hier
                  hetzelfde antwoord als eerder gegeven. Genoemde leden ergeren zich eraan dat de Minister
                  hierover steeds met hetzelfde antwoord komt en niet ingaat op inhoudelijke vragen
                  naar aanleiding van haar antwoord. Kan de Minister onderbouwen waarom de uitspraken
                  van de Hoge Raad volgens haar niet opgaan voor alle verzekerden? Wat heeft zo’n langdurige
                  rechtsgang tot aan de Hoge Raad voor zin als de uitspraken vervolgens niet opgaan
                  voor verzekerden?
               
Onderkent de Minister dat de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
                  d.d. 6 oktober 2020 uitsluitend heeft vernietigd voor zover daarin voor recht is verklaard
                  dat zorgverzekeraars zich bij wege van verweer tegen een hinderpaalverwijt ex art.
                  13 Zorgverzekeringswet (Zvw) niet op hardheidsclausules/coulanceregelingen kunnen
                  beroepen en voor het overige in stand is gebleven?
               
De Minister noemt een ambtelijke analyse uit medio 2021, waarin uiteengezet wordt
                  dat zorgverzekeraars onderkennen dat zij niet in lijn handelen met het hinderpaalcriterium,
                  «achterhaald» in het licht van het arrest van de Hoge Raad d.d. 9 december 2022. Kan
                  de Minister deze uitspraak nader toelichten, gelet op het feit dat het oordeel van
                  het gerechtshof, dat een generiek kortingspercentage zonder uitzondering voor de duurdere
                  vormen van zorg niet fijnmazig genoeg is, juist niet vernietigd is door de Hoge Raad?
               
Onderkent de Minister dat generieke kortingspercentages niet zijn toegestaan voor
                  zover daarin geen uitzonderingen wordt gemaakt voor duurdere vormen van zorg? Zo nee,
                  kan de Minister dat nader toelichten in het licht van de overweging van de Hoge Raad
                  dat het gerechtshof «terecht tot uitdrukking [heeft] gebracht (…) dat niet geoordeeld
                  kan worden dat een generiek kortingspercentage, indien daarop geen uitzonderingen
                  worden gemaakt voor duurdere vormen van zorg, niet in de weg staat aan het hinderpaalcriterium»?
               
Bij de beoordeling of de vergoeding van ongecontracteerde zorg in strijd is met het
                  hinderpaalcriterium dienen zorgverzekeraars blijkens de antwoorden van de Minister
                  «altijd een zorgvuldige afweging [te] maken.» Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot
                  de uitspraak van de Minister dat het aan de verzekerde is om in een concreet geval
                  bezwaar te moeten maken tegen de vergoeding voor ongecontracteerde zorg? Welke rol
                  ligt er voor zorgverzekeraars om – voorafgaand aan de fase van bezwaar door de verzekerde
                  – zelf een afweging te maken over de vraag of het door haar gehanteerde generieke
                  kortingspercentage, bijvoorbeeld bij een duurdere vorm van zorg, in strijd is met
                  het hinderpaalcriterium? Op welke wijze dienen zorgverzekeraars de door de Minister
                  genoemde «zorgvuldige afweging» concreet invulling te geven? Op welke wijze wordt
                  toezicht gehouden op deze door de zorgverzekeraar te maken «zorgvuldige afweging»?
               
De Minister geeft aan dat het verlagen van de vergoeding voor ongecontracteerde zorg
                  (zoals afgesproken in het IZA) bedoeld is als prikkel voor zorgaanbieders om met zorgverzekeraars
                  te contracteren. Hoe verhoudt deze (extra) prikkel zich tot het feit dat veel zorgaanbieders
                  wel degelijk wíllen contracteren, maar door zorgverzekeraars om niet-zorginhoudelijke
                  redenen niet worden gecontracteerd? Hoe reflecteert de Minister op het feit dat zorgverzekeraars
                  enerzijds allerlei beperkende maatregelen nemen om ongecontracteerde zorg te ontmoedigen
                  (verlaagde vergoeding, machtigingsvereiste, cessieverbod), terwijl zij anderzijds
                  op niet-zorginhoudelijke gronden weigeren te contracteren met zorgaanbieders die zelf
                  wél een contract willen sluiten? In diverse bestuurlijke akkoorden is door zorgaanbieders
                  en zorgverzekeraars afgesproken de contracteergraad te verhogen. Op welke manier houdt
                  de Minister toezicht op de wijze waarop zorgverzekeraars aan deze afspraak invulling
                  geven? Is de Minister bereid om ook voor zorgverzekeraars een prikkel te introduceren
                  om het niet-contracteren met zorgaanbieders die dat wel willen ook voor zorgverzekeraars
                  onaantrekkelijk te maken?
               
Onderschrijft de Minister de uitspraak van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) uit
                  het rondetafelgesprek d.d. 5 december 2022, dat een verzekerde recht heeft op volledige
                  vergoeding van ongecontracteerde zorg indien de zorgverzekeraar de verzekerde geen
                  gecontracteerd alternatief binnen de treeknormen heeft kunnen bieden (en daarmee niet
                  aan zijn zorgplicht voldoet)?
               
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zaaknummer Gerechtshof 200.259.9062 onder andere het volgende geoordeeld:
– «De wetgever is er destijds nadrukkelijk van uitgegaan dat een vergoeding voor niet
                        gecontracteerde zorg bij een naturaverzekering niet zodanig laag mag zijn dat die
                        een «feitelijke hinderpaal» vormt voor het inroepen van zorg bij een niet-gecontracteerde
                        (buitenlandse) zorgaanbieder….»;
                     
– Dat de vergoeding door zorgverzekeraars minimaal gebaseerd moet zijn op het marktconforme
                        tarief;
                     
– Dat de maximale eigen bijdrage voor alle verzekerden gebaseerd moet zijn op het gemiddeld
                        inkomen;
                     
– Dat de vergoeding door de zorgverzekeraar bekend moet zijn voorafgaand aan het besluit
                        van de verzekerde dat hij/zij gebruik gaat maken van een niet gecontracteerde zorgverlener.
                     
Is de Minister bekend met deze uitspraken van het Hof Arnhem-Leeuwarden en Gerechtshof
                  Gelderland? Is de Minister er bekend mee dat de Hoge Raad deze uitspraken heeft bevestigd
                  en dat dit erin resulteert dat voor alle verzekerden de maximale eigen bijdrage gebaseerd
                  moet zijn op het modale inkomen en geen hinderpaal mag zijn voor de verzekerde om
                  gebruik te maken van de vrije artsenkeuze? Is de Minister ermee bekend dat het gemiddeld
                  netto inkomen per huishouden rond de € 28.000 ligt (bron: Centraal Bureau voor de
                  Statistiek (CBS)) ofwel € 2.350,– per maand inclusief subsidies en toeslagen? Wat
                  is naar het oordeel van de Minister de maximale eigen bijdrage dat van een gemiddeld
                  huishouden gevraagd kan worden om gebruik te kunnen maken van de vrije artsenkeuze
                  zonder last te hebben van een hinderpaal?
               
De kortingspercentages die verzekeraars hanteren zijn generieke kortingspercentages.
                  Deelt de Minister de mening dat voor iemand met een minimuminkomen de hinderpaal op
                  een ander bedrag ligt dan voor iemand met een modaal inkomen, dan voor iemand met
                  een hoger inkomen? Hoe hoog (uitgedrukt in euro’s) zou volgens de Minister die hinderpaal
                  maximaal mogen zijn voor iemand met een netto inkomen tot de armoedegrens van zo’n
                  1.100,- euro per maand? En voor iemand met een netto inkomen rond de 2.500,- euro?
                  En voor iemand met een netto inkomen van rond de 5.000,- euro? Speelt voor de Minister
                  de samenstelling van een gezin, alleenstaand, samen, met kinderen, nog mee voor wat
                  een redelijke eigen bijdrage/eigen betaling voor een psycholoog?
               
Is de Minister bereid om de NZa onderzoek te laten doen en regels te laten stellen
                  betreffende de vraag wanneer sprake is van een feitelijke hinderpaal en de NZa te
                  vragen daarbij onderscheid te maken aan de hand van de kosten van de diverse zorgvormen
                  en verschillende inkomensgroepen?
               
Heeft onderzoek door Vektis niet juist aangetoond dat de kosten van niet-gecontracteerde
                  zorg juist vaak lager zijn dan gecontracteerde zorg? Zo nee, welk onderzoek ondersteunt
                  de bewering van de Minister dat in enkele (deel)sectoren de kosten van zorgverlening
                  door niet-gecontracteerde zorgaanbieders – ondanks de lagere vergoeding – hoger zijn
                  dan van gecontracteerde zorgaanbieders?
               
Tot slot willen de leden van de PVV-fractie weten wanneer de Minister nu eens voor
                  de patiënten in de bres springt in plaats van klakkeloos het wensenlijstje van de
                  zorgverzekeraars uit te voeren. Nu het merendeel van de contracten tussen GGZ-instellingen
                  en verzekeraars nog steeds niet rond is en de onderhandelingen uiterst moeizaam verlopen,
                  is hiermee niet alleen het belang van vrije artsenkeuze aangetoond maar ook het belang
                  van restitutiepolissen, aldus deze leden.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister naar
                  aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium. Zij hebben
                  de behoefte een enkele aanvullende vraag te stellen. De leden lezen de uitspraak van
                  de Hoge Raad zo, dat generieke kortingspercentages die geen uitzonderingen bevatten
                  voor duurdere vormen van zorg, niet zijn toegestaan. Begrijpen deze leden dit goed?
                  Kan duidelijk worden gemaakt wanneer sprake is van «duurdere vormen van zorg»? Mogen
                  zorgverzekeraars gezamenlijk optrekken om uitvoering te geven aan tarifering bij ongecontracteerde
                  duurdere zorg, GGZ-aanbieders en wijkverpleging aanbieders zodat voor iedereen in
                  het werkveld meer duidelijkheid ontstaat?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op
                  de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium. Zij vinden de opmerking
                  dat verzekerden en zorgaanbieders maar naar de rechter moeten gaan wanneer er «onenigheid»
                  bestaat met zorgverzekeraars, wel wat te gemakkelijk en afstandelijk. Deze leden verzoeken
                  de Minister aan te geven wat «onenigheid» over de vergoeding in de praktijk kan betekenen
                  voor mensen die zorg nodig hebben. Deze leden lezen ook in de antwoorden op schriftelijke
                  vragen weer dat als de verzekerde het niet eens is met de vergoeding of meent dat
                  de vergoeding in strijd is met het hinderpaalcriterium, diegene een klacht kan indienen
                  bij zijn zorgverzekeraar en dat de verzekerde die dan geen gehoor vindt bij de zorgverzekeraar,
                  zich kan wenden tot de geschilleninstantie of de rechter. Genoemde leden vinden dit
                  de omgekeerde wereld. Een verzekerde die netjes premie betaalt kan dus geen vergoeding
                  voor zorg krijgen en moet dan maar een klachtenprocedure gaan volgen, wachten op een
                  reactie en zelfs is het mogelijk dat de verzekerde zelf het initiatief moet nemen
                  om een juridische procedure bij de rechter te starten. Denkt de Minister werkelijk
                  dat alle verzekerden daar tijdens een periode dat zij zorg nodig hebben, toe in staat
                  zijn, afgezien van het feit dat zij dan wel iets anders aan hun hoofd hebben? Waarom
                  kan het niet zo zijn dat een verzekerde zorg vergoed krijgt en de zorgverzekeraar
                  verantwoordelijk wordt gemaakt voor goede voorlichting over de rechten en plichten
                  van verzekerden en een juridische procedure start wanneer er onrechtmatig gebruikgemaakt
                  wordt van zorg? Staat de patiënt volgens de Minister voorop of de zorgverzekeraar?
                  Wat is de betekenis van de zorgplicht van de zorgverzekeraar nog, als de zorgverzekeraar
                  die gewoon kan opschorten tot na een klachtenprocedure of een rechtsgang?
               
Genoemde leden verzoeken de Minister alsnog een inhoudelijke reactie te geven op de
                  uitspraak. Zij verzoeken hierbij de invulling van de zorgplicht door zorgverzekeraars
                  mee te nemen, alsmede een reactie te geven op de uitspraak van de Hoge Raad dat een
                  generiek kortingspercentage (van bijvoorbeeld 25%) bij in ieder geval de duurdere
                  en/of duurste vormen van zorg een hinderpaal kan opleveren, en dus niet is toegestaan
                  wanneer geen uitzonderingen worden gemaakt voor duurdere vormen van zorg. Daarnaast
                  vragen zij wat kan worden verstaan onder «duurdere vormen van zorg». Voor iemand met
                  een gering inkomen kan een zorgvorm sneller te duur zijn en daarmee kan een korting
                  dan wel degelijk een hinderpaal vormen. De leden van de PvdA-fractie vinden dat de
                  overheid duidelijkheid moet geven en dat dit niet aan zorgverzekeraars of uiteindelijk
                  aan de rechter mag worden overgelaten. Verzekerden die netjes premie betalen, een
                  premie die voor een toenemend aantal mensen een zware belasting vormt, mogen toch
                  vooraf duidelijkheid hebben over wat zij aan zorg ontvangen, zonder dat zij min of
                  meer gedwongen worden dat dan maar aan de rechter te gaan vragen? Zij vragen een uitgebreide
                  inhoudelijke reactie op deze stelling.
               
Deze leden vragen of per zorgverzekeraar aangegeven kan worden in hoeverre er sprake
                  is van differentiatie of uitzonderingen bij dure vormen van zorg, zoals door een uitspraak
                  van het Arnhemse Hof wordt verplicht. Zij vragen ook hoe het peilmoment, waarop moet
                  worden getoetst of sprake is van een hinderpaal, gaat werken in de praktijk. Immers
                  het peilmoment is het moment dat de verzekerde voor de keuze staat om al dan niet
                  van niet-gecontracteerde zorg gebruik te maken, op dat moment heeft iemand dus daadwerkelijk
                  zorg nodig. Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat iemand die zorg nodig heeft die
                  zorg ook krijgt en niet eerst in discussie moet treden met een zorgverzekeraar of
                  zelfs naar een rechter moet stappen om de zorg vergoed te krijgen? Is de Minister
                  zich ervan bewust dat voor mensen ook kan gelden dat zij de zorg niet kunnen voorschieten
                  en dat de stelling van de Minister dat mensen maar naar de rechter moeten gaan, kan
                  betekenen dat iemand verstoken blijft van zorg? Wat denkt de Minister dat de psychische
                  belasting voor mensen zal zijn, wanneer zij, op het moment dat zij bijvoorbeeld geestelijke
                  gezondheidszorg nodig hebben, eerst een offerte op moeten vragen en toestemming moeten
                  vragen? Hoe is dit nog te rijmen met een zorgplicht van de zorgverzekeraar?
               
De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie op het standpunt van de Patiëntenfederatie
                  in deze. De Patiëntenfederatie stelt dat op dit moment te weinig relatie bestaat tussen
                  contractering en goede zorgkwaliteit; zorg gegeven door een gecontracteerde aanbieder
                  is niet altijd een garantie op passende zorg. Het is onbekend op basis waarvan zorgverzekeraars
                  zorgverleners contracteren. Is dat op kwaliteit, op prijs, op gewoonte of een combinatie
                  daarvan? Er zijn nu ongecontracteerde zorgaanbieders die goede zorguitkomsten realiseren
                  en ook gecontracteerde zorgaanbieders die minder goede zorguitkomsten realiseren.
                  Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de contractering meer transparant wordt en
                  dat verzekerden werkelijk weten waar zij voor kiezen als zij hun zorgverzekering afsluiten?
               
Deze leden vragen ook hoe het feit dat in het IZA is afgesproken om de vergoeding
                  voor niet-gecontracteerde zorg te verlagen, met in acht neming van het hinderpaalcriterium
                  kan worden gerijmd met de uitspraken van rechters en de Hoge Raad. Wat gaat dit in
                  de praktijk betekenen en in hoeverre is de huidige praktijk dan gerechtvaardigd? Hoe
                  kan het dat in een IZA een maatregel staat die door de rechter wordt verboden c.q.
                  zeker in die vorm niet wordt toegestaan? Genoemde leden vragen welke zorgverzekeraars
                  naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad hun polisvoorwaarden hebben aangepast.
                  Of is het zo dat de zorgverzekeraars blijven werken met een generiek kortingspercentage
                  en dus geen opvolging geven aan het arrest van de Hoge Raad?
               
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de laatste stand van zaken ten aanzien van
                  de contracten tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders voor 2023. In hoeverre zijn
                  die nu afgerond? Bij welke verzekeraars geldt dat de contracten nog niet zijn afgerond?
                  Kan een overzicht gegeven worden van de stand van zaken per zorgverzekeraar?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van
                  de commissie over de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium inzake
                  de Vrije Artsenkeuze en het voornemen tot het verlagen van de tarieven door verzekeraars
                  voor ongecontracteerde GGZ- en wijkverpleging aanbieders. Zij hebben hier nog een
                  aantal vragen en opmerkingen over. Genoemde leden vragen de Minister of het feit dat
                  zoveel zorgaanbieders ongecontracteerd zijn, ook niet te maken heeft met het feit
                  dat zorgverzekeraars hen vaak geen fatsoenlijk contract met dekkende tarieven bieden.
                  Zou niet gewoon gestopt moeten worden met het aanbieden van dit soort wurgcontracten?
                  Is de Minister het met deze leden eens dat zorgverzekeraars alle zorgaanbieders die
                  goede zorg leveren gewoon een fatsoenlijk contract zou moeten bieden?
               
Deze leden vragen de Minister hoe zij aankijkt tegen het feit dat mensen nu vaak ook
                  zijn aangewezen op ongecontracteerde zorgaanbieders, omdat er geen ruimte meer is
                  bij de zorgaanbieders die wel gecontracteerd zijn. Voldoen zorgverzekeraars wel aan
                  hun zorgplicht, op het moment dat zij onvoldoende zorg inkopen bij gecontracteerde
                  zorgaanbieders, terwijl er tegelijkertijd zorgaanbieders niet gecontracteerd worden,
                  doordat zorgverzekeraars zelf geen dekkende tarieven bieden? Is de Minister van mening
                  dat het huidige systeem van contracteren door zorgverzekeraars nu goed functioneert?
                  Hoeveel geld en tijd kost het zorgaanbieders bijvoorbeeld om steeds weer met zoveel
                  verschillende zorgverzekeraars te moeten onderhandelen?
               
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of het niet beter zou werken om in principe
                  landelijke tarieven vast te stellen, die voor zorgaanbieders de kosten dekken en waarvan
                  enkel kan worden afgeweken op basis van duidelijke criteria zoals patiëntenpopulatie
                  en innovatieve zorg. Is de Minister bereid om deze optie serieus te onderzoeken, als
                  alternatief voor de situatie waarbij zorgverzekeraars zelf de tarieven vaststellen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
                  van de Minister over het hinderpaalcriterium en de recentelijke gerechtelijke uitspraken.
                  Voordat de voornoemde leden ingaan op de uitspraak en de brief willen zij de Minister
                  iets vragen over het aantal niet-gecontracteerde aanbieders. Het maakt namelijk veel
                  uit voor verzekerden of hun verzekeraar wel of geen contract heeft met hun aanbieder.
                  Doordat er zoveel aanbieders zijn in de wijkverpleging en in de GGZ die nog geen contract
                  hebben, wordt het voor verzekerden onmogelijk om vooraf te weten of hun zorg wel of
                  niet wordt vergoed en of ze moeten bijbetalen. Herkent de Minister dit probleem en
                  hoe wil zij ervoor zorgen dat voor het volgende overstapseizoen de contractering wel
                  op tijd is afgerond? Welke stappen gaat de Minister zetten om te regelen dat meer
                  zorgaanbieders een fatsoenlijk contract krijgen voor het komende jaar?
               
Genoemde leden zouden ook graag een oplossing zien voor alle mensen die nu ineens
                  een eigen bijdrage moeten gaan betalen. De mensen waarvan de zorg eerst wel volledig
                  werd vergoed en nu ineens niet meer. Zeker omdat er nog zoveel zorgaanbieders zijn
                  die nog geen contract hebben, maar deze mogelijk nog wel krijgen, is het niet meer
                  mogelijk om een bewuste keuze te maken. Hierdoor is het mogelijk dat mensen die een
                  doorlopende behandeling krijgen vanaf 1 januari ineens worden geconfronteerd met een
                  eigen bijdrage, terwijl zij niet zijn gewisseld van behandelaar of verzekeraar. Voor
                  deze groep zouden deze leden graag een uitzondering zien. Als de behandeling doorloopt
                  en de verzekerde in het vorige jaar geen eigen bijdrage hoefde te betalen, dan zou
                  dat na de jaarwisseling niet zomaar mogen veranderen. De leden van de GroenLinks-fractie
                  zouden liever zien dat de voorwaarden en vergoedingen van behandelingen tussentijds
                  niet veranderen. Deelt de Minister die mening? Is zij bereid om vast te leggen dat
                  eigen bijdragen voor lopende behandelingen niet veranderen als de verzekerde niet
                  van verzekeraar wisselt?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat mensen bewust kunnen
                  kiezen voor een zorgverzekering. Een voorwaarde voor een bewuste keuze is wel dat
                  de verzekerden goed worden geïnformeerd. Helaas worden verzekerden niet actief geïnformeerd
                  als de vergoeding voor behandelingen die zij gebruiken, worden teruggeschroefd. Deelt
                  de Minister de mening dat verzekerden hier actief over geïnformeerd zouden moeten
                  worden? Hoe wil de Minister verplichten dat verzekeraars deze informatie actief delen?
               
Genoemde leden hebben ook nog wel een vraag over de uitspraak van de Hoge Raad. Zoals
                  de voornoemde leden de uitspraak lezen, stelt de rechter dat een generieke korting
                  eigenlijk niet in lijn is met het hinderpaalcriterium. Want of iets een hinderpaal
                  is, hangt af van de absolute hoogte van de eigen bijdrage. Bij dure behandelingen
                  komt een korting van 25% neer op een veel hoger bedrag dan bij een goedkopere behandeling.
                  Tegelijkertijd zit er geen maximum eigen bijdrage gekoppeld aan het hinderpaalcriterium.
                  Zo’n maximale eigen bijdrage wordt wel gezien bij andere vormen van zorg, zoals de
                  eigen bijdrage bij de Wet langdurige zorg (Wlz), de eigen bijdrage voor hulpmiddelen
                  en de eigen bijdrage voor medicijnen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de
                  Minister waarom deze eigen bijdrage niet is gemaximeerd. Wil zij deze eigen bijdrage
                  maximeren en aan welk bedrag denkt zij dan?
               
Deze leden lezen dat alle polissen voor mensen met een smalle beurs betaalbaar blijven
                  door de zorgtoeslag. De zorgtoeslag is namelijk gebaseerd om de gemiddelde premie.
                  Maar daaruit maken zij ook op dat de zorgtoeslag niet toereikend is voor mensen die
                  een restitutiepolis nodig hebben. Restitutiepolissen zijn namelijk duurder dan de
                  gemiddelde polis. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister hoe hoog de
                  gemiddelde premie precies is voor restitutiepolissen in 2023 en hoe hoog de zorgtoeslag
                  precies is (minus de energietegemoetkoming). Hoe verwacht zij dat mensen met een kleine
                  beurs dat verschil in deze tijden kunnen betalen? Daarnaast vragen deze leden ook
                  hoeveel mensen überhaupt moeite hebben met het betalen van de zorgtoeslag. Hoeveel
                  mensen zijn er bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK) aangemeld als wanbetaler
                  en hoe heeft die groep zich precies ontwikkeld het afgelopen jaar?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
                  uitspraken van de Hoge Raad inzake het hinderpaalcriterium. Deze leden vinden het
                  belangrijk dat verzekerden kunnen kiezen voor zorg die past bij hun zorgvraag en identiteit.
                  Dit betekent wat deze leden betreft niet dat verzekerden onbeperkte keuzevrijheid
                  zouden moeten hebben. Zij zien in het in enige mate verlagen van vergoedingspercentages
                  voor ongecontracteerde zorg een gerechtvaardigd middel om te werken aan passende zorg
                  waarbij alle partijen in afstemming met elkaar werken aan zorg die toegevoegde waarde
                  heeft en efficiënte zorg. Zij hebben echter ook gezien dat een aantal zorgverzekeraars
                  dusdanig hun vergoedingspercentages wilden verlagen, voor zorg die duur is, dat deze
                  zorg veel minder toegankelijk werd voor verzekerden. Zij zien de uitspraak van de
                  Hoge Raad als een duidelijke uitspraak over de gepaste interpretatie van het hinderpaalcriterium.
                  Genoemde leden betreuren het echter dat de rechter eraan te pas moest komen om duidelijkheid
                  te scheppen voor verzekerden, na een periode van onrust. Hoeveel verzekerden hebben
                  contact gezocht met de SKGZ hierover? Wat gaat de Minister doen om te voorkomen dat
                  nieuwe zaken gaan spelen bij de rechter, welke verantwoordelijkheid ziet de Minister
                  in dit opzicht voor de zorgverzekeraars en op welke wijze kan zij daar gevolgen aan
                  verbinden?
               
Deze leden benadrukken het belang van tijdige en toegankelijke communicatie van de
                  zorgverzekeraar naar de klant als een contract tussen aanbieder en verzekeraar wijzigt.
                  Zij zien dat klanten niet goed geïnformeerd kunnen zijn als contracten pas na 1 januari
                  tot stand komen voor het lopende kalenderjaar. Welke inzet pleegt de Minister om zoveel
                  mogelijk contracten voor 1 januari te laten afsluiten? Is de Minister van mening dat
                  het na 1 januari afsluiten van een contract consequenties zou moeten hebben voor de
                  rechten van klanten in de tarieven en vergoedingen van zorg? Deze leden denken bijvoorbeeld
                  aan de situatie dat er toch geen contract gesloten blijkt te worden gesloten tussen
                  zorgaanbieder en verzekeraar, terwijl dit in het vorig jaar wel het geval was en de
                  klant te maken krijgt met een lager vergoedingspercentage. Is het in dat geval niet
                  eerlijker om uit te gaan van het vergoedingspercentage van het jaar ervoor, op basis
                  waarvan de klant heeft afgewogen bij welke verzekeraar hij een verzekering afsloot?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister met zorgverzekeraars heeft
                  gesproken over de criteria die volgen uit het arrest van de Hoge Raad en welk gevolg
                  daar aan gegeven wordt. Zij vragen of de Minister ziet dat zorgverzekeraars na het
                  arrest hun vergoedingspercentages waar nodig hebben aangepast. Zo nee, welke ruimte
                  ziet de Minister om zorgverzekeraars op de opvolging van een arrest van de Hoge Raad
                  aan te spreken en hoe beoordeelt zij die ruimte?
               
Genoemde leden vragen naar de toekomst toe op welke manier de Minister weegt dat gecontracteerde
                  zorg in kwaliteit positief te onderscheiden is van ongecontracteerde zorg.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren het dat cliënten in de GGZ zich genoodzaakt
                  voelden of voelen om door lagere vergoedingspercentages naar een andere behandelaar
                  over te stappen indien dit negatief raakt aan de band die behandelaar en cliënt in
                  de GGZ opbouwen, omdat deze van belang is voor de effectiviteit van zorg. Heeft de
                  Minister zicht op het aantal cliënten dat van aanbieder is veranderd en op de gevolgen
                  voor de effectiviteit van zorg?
               
Genoemde leden vragen naar de reactie van de Minister op de gedachte van de NZa hoe
                  gerechtvaardigd het is om verschil te laten bestaan tussen deze twee situaties: (1)
                  de cliënt met een gestarte behandeling die zich geconfronteerd ziet met een verandering
                  van restitutie- naar combinatiepolis en wel valt onder het lagere vergoedingspercentage,
                  en (2) de cliënt met een gestarte behandeling bij een zorgaanbieder met wie de zorgverzekeraar
                  geen nieuw contract sluit en niet onder het lagere vergoedingspercentage valt3. Zij vragen de Minister of dit tot nadere overwegingen leidt en welke dat zijn.
               
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister inzake
                  de uitspraak van de Hoge Raad over het hinderpaalcriterium. Genoemd lid constateert
                  dat de Minister problematiek rondom het hinderpaalcriterium overlaat aan de zorgverzekeraars
                  en de zorgverleners zelf. Zij wil benadrukken dat deze twee partijen geen gelijkwaardige
                  positie hebben. Als er sprake is van onenigheid, verwijst de Minister naar de rechter.
                  Het lid van de BBB-fractie denkt dat het belangrijk is om zaken niet te laten escaleren.
                  De gang van de rechter moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Het lid denkt ook dat
                  met name de kleinere zorgverleners deze weg niet snel zullen bewandelen en vraagt
                  de Minister dan ook of het mogelijk is om eventueel door een dringend advies of een
                  richtlijn de partijen te helpen met het scheppen van meer duidelijkheid.
               
Ten slotte heeft het lid van de BBB-fractie nog een vraag over het verlagen van tarieven
                  door verzekeraars voor ongecontracteerde GGZ en wijkverpleging. Het lid wil graag
                  weten op welke wijze de Minister daadwerkelijk bewaakt (dus monitort) dat er voldoende
                  mogelijkheden zijn voor burgers om zich te kunnen verzekeren op een betaalbare wijze
                  voor noodzakelijke zorg.
               
II. Reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.