Inbreng verslag schriftelijk overleg : inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie evaluatierapport fiscale beleggingsinstelling (fbi) en vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) (Kamerstuk 32545-184)
2023D05681 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 13 februari 2023 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd
over zijn op 19 december 2022 toegezonden brief inzake de kabinetsreactie evaluatierapport
fiscale beleggingsinstelling (fbi) en vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) (Kamerstuk
32 545, nr. 184).
De voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het evaluatierapport fiscale beleggingsinstelling (fbi) en vrijgestelde beleggingsinstelling
(vbi) en hebben enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie delen ten aanzien van de fiscale beleggingsinstelling
(fbi) de opvatting van het kabinet dat de grotendeels positieve uitkomst van de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de effecten-fbi tot tevredenheid stemt. Uit de kabinetsreactie
op het SEO-rapport volgt dat de doeltreffendheid van het fbi-regime wat betreft de
internationale concurrentie beperkt is tot het voorkomen van een verdere uitstroom
van Nederlandse beleggingsinstellingen voor Nederlandse beleggers naar andere landen,
terwijl een van de hoofddoelen van het fbi-regime is om de concurrentiepositie van
Nederlandse beleggingsinstellingen te verbeteren. Deze leden vragen of het kabinet
hierop kan reflecteren? Welke aanpassingen zou Nederland in het financieel toezichtrecht,
het effectenrecht en het civiele recht eventueel kunnen maken om meer tegemoet te
komen aan dit doel van het fbi-regime?
Verder vragen deze leden of het kabinet kan uiteenzetten welke beleidsopties ten aanzien
van de vastgoed-fbi zijn overwogen, waaronder bijvoorbeeld de invoering van een omgekeerde
vastgoed-fbi? Zo ja, wat was de uitkomst van de verkenning van deze beleidsoptie?
Zo nee, kan het kabinet ingaan of het wenselijk zou kunnen zijn om een dergelijk reverse
REIT-regime (Real Estate Investment Trust) te introduceren? Kan daarbij worden geëxpliciteerd
welke eventuele Europeesrechtelijke risico’s daaraan kleven?
Tot slot vragen deze leden op dit punt of er signalen zijn dat het zinvol is om te
kijken of het effecten-fbi regime op onderdelen zou kunnen worden aangepast om discussies
over verdragstoegang of discussies over de teruggave van Nederlandse dividendbelasting
door niet-Nederlandse beleggingsfondsen die claimen verglijkbaar te zijn met een effecten-fbi,
voor te zijn. Is het kabinet hiermee bekend en welke opvolging wordt hieraan gegeven?
De leden van de VVD-fractie constateren ten aanzien van vastgoed fbi dat het vastgoed
fbi-regime primair tot doel heeft om collectief beleggen in vastgoed te faciliteren,
door de beleggers in een fbi in dezelfde fiscale positie te brengen als wanneer zij
rechtstreeks in het vastgoed zouden hebben geïnvesteerd. Klopt het dat de meeste beleggers
in vastgoed-fbi’s particulieren en pensioenfondsen zijn?
Deze leden begrijpen dat de voorgestelde maatregelen van de regering zijn gericht
op het voorkomen van een heffingslek van dividendbelasting ten aanzien van bepaalde
buitenlandse beleggers. Als gevolg van de voorgenomen beleidsmaatregelen dienen vastgoedfondsen
te reorganiseren. Kan gereflecteerd worden op de mogelijkheden hiertoe voor beursgenoteerde
fondsen? Klopt het dat er alternatieve oplossingen aangedragen zijn, die tegemoetkomen
aan het doel van het voorkomen van heffingslekken ten aanzien van buitenlandse beleggers
en daarmee budgetneutraal zouden zijn, bijvoorbeeld door middel van het stellen van
nadere aandeelhouderseisen?
Deze leden vragen of het kabinet bekend is met deze alternatieve oplossingen en zo
ja, is het kabinet bereid om hierop te reflecteren?
Verder vragen deze leden wat de impact is van de voorgestelde vastgoedmaatregel op
het vestigings- en investeringsklimaat in Nederland? Wat is de impact van de voorgestelde
maatregelen op de grote woningbouw- en vastgoedsverduurzamingsopgave in Nederland?
De leden van de VVD-fractie constateren ten aanzien van de vrijgestelde beleggingsinstelling
(vbi) dat volgens het SEO-rapport de vbi slechts één hoofddoel kent: het verbeteren
van de concurrentiepositie van Nederlandse beleggingsinstellingen. Hangt de mate waarin
de vbi deze doelstelling realiseert samen met niet-fiscale aspecten zoals het Nederlandse
financieel toezichtrecht, het effectenrecht en het civiele recht?
Uit de kabinetsreactie op het SEO-rapport blijkt dat het kabinet van plan is om het
vbi-regime te versoberen door bijvoorbeeld de regeling alleen open te stellen voor
beleggingsinstellingen die een vergunning hebben en onder toezicht staan van de Autoriteit
Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB). Kan het kabinet aangeven
wat de impact hiervan is op de Nederlandse concurrentiepositie?
Kan het kabinet uiteenzetten hoe de Luxemburgse en Ierse fondsregimes in elkaar steken?
Kan het kabinet reflecteren op hoe de Nederlandse fondsregimes deze fondsregimes kunnen
spiegelen om zo de concurrentiepositie van Nederland te versterken? Klopt het dat
de fiscale regels die van toepassing zijn op deze fondsregimes beleggingen toelaten
in andere vermogensbestanddelen dan effecten (in de zin van de Wft) en ook geen risicospreiding
vereisen?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat breed wordt onderschreven dat een aanpassing
van het vbi-regime wenselijk is om niet-beoogd gebruik tegen te gaan. Deze leden menen
dat het wenselijk is wanneer daarbij nauwkeurig gedefinieerd wordt wanneer sprake
is van kwalificerend toezicht. Wordt deze inschatting gedeeld en kan bijvoorbeeld
worden ingegaan op een definitie waarbij alleen het vbi-regime toegepast kan worden
indien het betreffende fonds een alternative investment fund (AIF) of instelling voor
collectieve belegging in effecten (ICBE) is met een onder toezicht staande alternative
investment fund manager (AIFM) of UCITS(instelling voor collectieve beleggingen in
effecten)-beheerder en zonder dat een vrijstelling of beperkt toezichtregime van toepassing
is?
Kan ten aanzien van een fonds voor gemene rekening (FGR) uiteengezet worden wat de
voornemens zijn ten aanzien van de aanpassing van de definitie van het fonds voor
gemene rekening? Zijn relevante stakeholders geconsulteerd over de wijze van vormgeving
van het besloten c.q. het gesloten fonds voor gemene rekening?
Hoe taxeert het kabinet daarbij de mogelijkheid om bijvoorbeeld de (non-)transparantie
van een FGR een keuzemogelijkheid te laten zijn van belastingplichtigen? Klopt het
dat bij een keuzevariant eventuele (hybride) mismatches die veroorzaakt worden door
de keuze van belastingplichtigen geneutraliseerd zouden worden door de regels die
zijn geïmplementeerd naar aanleiding van de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de SEO-evaluatie
van het fbi-regime en vbi-regime, evenals van de bijbehorende kabinetsreactie. De
leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat dergelijke regelingen goed geëvalueerd
worden en vinden het belangrijk dat deze regelingen doeltreffend en doelmatig zijn.
Ook vinden de leden dat oneigenlijk gebruik van dergelijke regelingen zoveel mogelijk
uitgesloten moet worden. Wel vragen de leden of de voorgestelde wijzigingen in de
regimes nu het maximale doen om de doelmatigheid te verbeteren en oneigenlijk gebruik
terug te dringen. Daarom staan deze leden in principe positief tegenover de voorgenomen
beleidswijzigingen, maar hebben de leden van de D66-fractie nog wel enkele vervolgvragen.
De leden van de D66 fractie zijn blij dat het fbi-regime doelmatig en doeltreffend
blijkt te zijn. Tegelijkertijd constateren de leden dat SEO een aantal aanbevelingen
doet om deze doelmatigheid en doeltreffendheid verder te verbeteren. Vanuit het perspectief
dat alles minder dan maximale doeltreffendheid en doelmatigheid gezien kan worden
als een verspilling van middelen, vragen deze leden waarom het kabinet deze aanbevelingen
niet overneemt. Waarom ziet de Staatssecretaris onvoldoende aanleiding om deze aanbevelingen
over te nemen? De leden van de D66-fractie zien liever een negen dan een zes wanneer
het gaat om het functioneren van regelingen.
De leden van de D66-fractie zijn tevens blij met de voorgenomen vastgoedmaatregel.
Wel vragen deze leden of het uitstel van deze maatregel naar 2025 echt noodzakelijk
was. Welke nieuwe informatie is boven tafel gekomen die eerder niet was voorzien?
En, aangezien het kabinet de vastgoedmaatregel onder meer heeft genomen ter dekking
van het koopkrachtpakket dat volgt uit de augustusbesluitvorming, vragen deze leden
hoe dit uitstel is gedekt. Ook zijn deze leden benieuwd of er inmiddels al meer bekend
is over de opbrengsten van deze maatregel.
De leden van de D66-fractie constateren tevens dat indirect beleggen via een vennootschap
die op haar beurt vastgoed houdt nog wel mogelijk is. Een fbi kan dus in vastgoed
(blijven) beleggen door middel van het houden van aandelen in een regulier belaste
dochtervennootschap (vastgoedbeleggingsdochters). De leden van de D66-fractie vragen
of hier geen ongewenste effecten of optreden. Zou de Staatssecretaris willen toelichten
waarom het geen probleem is dat beleggen in vastgoed via die route wel mogelijk blijft?
Ook zouden deze leden het fijn vinden als de Staatssecretaris wat meer toelichting
kan geven bij de inhoud van het genoemde flankerend beleid. Daarnaast vragen deze
leden waarom de invoering van het flankerend beleid niet uitgesteld lijkt te zijn
tot 2025, terwijl de vastgoedmaatregel dat zelf wel is. Dit lijkt er in de visie van
deze leden namelijk toe te leiden dat fbi’s in 2024 al wel kunnen profiteren van dit
flankerend beleid, maar pas in 2025 extra belasting hoeven te gaan betalen. Is dit
een beoogd effect? Zo ja, waarom vindt de Staatssecretaris dit wenselijk?
Daarnaast constateren deze leden dat, met de aangekondigde vastgoedmaatregel, het
fbi-regime praktisch gezien wordt opgesplitst in vastgoed-fbi en effecten-fbi. Daarnaast
constateren deze leden dat de ons omringende landen, zoals bijvoorbeeld, maar niet
uitsluitend, het Verenigd Koninkrijk, voor een effecten-fbi niet naar het belastingrecht
maar naar het effectenrecht verwijzen. In de Nederlandse context zou dat het onder
toezicht stellen van de AFM of DNB betekenen. Deze leden zijn benieuwd of een dergelijke
overheveling van het belastingrecht naar het effectenrecht is overwogen en onderzocht.
Wat betreft het vbi-regime zijn de leden van de D66-fractie blij met de aangekondigde
maatregel waardoor oneigenlijk gebruik van de regeling door vermogende personen en
families wordt teruggedrongen. Wel vinden deze leden het opvallend dat het regime
vanuit uitvoeringsperspectief doelmatig is door lage uitvoeringskosten en administratieve
lasten, maar dat dit komt door de afwezigheid van een aangifteplicht. Deze aangifteplicht
lijkt niet te worden ingevoerd en de leden van de D66-fractie vragen waarom dit niet
zo is. Zou dit niet wenselijk zijn vanuit het perspectief van handhaafbaarheid?
Tot slot constateren de leden van de D66-fractie dat het open fonds voor gemene rekening
(fgr) veelal gebruikt als anonimiseringsstructuur voor vermogende particulieren, omdat
een fgr niet wordt ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel
en ook geen plicht heeft om jaarcijfers te publiceren. De leden van de D66-fractie
zijn van mening dat dit niet past bij de oorspronkelijke doelstelling van fgr’s. Deelt
de Staatssecretaris deze mening? Is het overwogen om het registreren in het Handelsregister
van de Kamer van Koophandel en het publiceren van jaarcijfers voor een fgr verplicht
te maken? Wat zijn volgens de Staatssecretaris de voor- en nadelen hiervan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Kabinetsreactie evaluatierapport
fiscale beleggingsinstelling (fbi) en vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) en hebben
hierover nog enkele vragen.
Het kabinet is voornemens om op Prinsjesdag 2023 het wetsvoorstel in te dienen en
bij de uitwerking van het wetsvoorstel zal in kaart worden gebracht hoe het huidige
(fbi/vbi/fgr) landschap er precies uit ziet.
De leden van de PVV-fractie verzoeken de staatsecretaris om aan te geven of de Staatssecretaris
voornemens is om het wetsvoorstel separaat te behandelen, dan wel of het een integraal
onderdeel zal uitmaken van het Belastingplan.
Kan de Staatssecretaris bij het in kaart brengen van het (fbi/vbi/fgr-) landschap
aandacht besteden aan de gevolgen voor pensioenfondsen en pensioenopbouw van deelnemers?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het SEO-rapport
en de kabinetsreactie daarop. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Deze leden zijn wat verrast door het genoemde beleidsdoel voor het vbi-regime. Deze
leden vragen de Staatssecretaris daarom of het klopt het dat het enige doel van deze
regeling is om belastingconcurrentie aan te gaan met andere landen. In zijn reactie
staat immers een ander doel genoemd, namelijk «obstakels voor collectief beleggen
voor particuliere beleggers wegnemen». Betekent dit dat het SEO-rapport volgens de
Staatssecretaris op dit punt niet klopt?
Is de Staatssecretaris het eens met de leden van de GroenLinks-fractie dat het wel
erg makkelijk is om een regeling als «doeltreffend» te beoordelen als «lage belastingen»
het enige doel is? Kan de Staatssecretaris toelichten wat hij van dit doel vindt?
Is hij het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat deze doelstelling niet
meer van deze tijd is? Dit gelet op het feit dat de regeling ook nog eens als niet
doelmatig én niet doeltreffend is beoordeeld, gezien de fiscaliteit «voor de buitenlandse
markt niet noodzakelijk doorslaggevend voor de internationale concurrentiepositie
is», lijkt het vbi-regime voor deze leden een vrij zinloos onderdeel van ons belastingstelsel
te zijn. Is de Staatssecretaris het daarmee eens? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris daarnaast te reflecteren
op de bijdrage van beleggingsinstellingen en fiscale regelingen daarvoor aan de welvaart
in Nederland. Wordt Nederland, en dus niet alleen de beleggingsinstellingen waar het
om gaat, nou echt beter van belastingvrijstellingen voor beleggingsinstellingen? De
Staatssecretaris geeft aan dat hij blij is met de conclusie van de evaluatie van de
effecten- en vastgoed-fbi’s. De beoordeling als «doeltreffend» en «doelmatig» zijn
echter gebaseerd op de genoemde beleidsdoelen, waarover SEO geen oordeel heeft geveld.
Kan de Staatssecretaris daarom zelf een oordeel vellen over deze beleidsdoelen? Wat
vindt hij van de genoemde beleidsdoelen? Kan hij uiteenzetten hoe deze bijdragen aan
de Nederlandse welvaart?
Kan de Staatssecretaris tot slot uiteenzetten wat er mis gaat als alle fiscale faciliteiten
voor beleggingsinstellingen worden afgeschaft?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.