Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk en Nader rapport
36 303 (R2179) Verdrag inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama; Panama-Stad, 28 april 2021
B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 6 oktober 2022 en het nader rapport d.d. 10 januari 2023,
aangeboden aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Financiën. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 30 juni 2021, no. 2021001288,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 6 oktober 2021, No. W06.21.0169/III/K, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft U hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2021, no.2021001288, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging
aanhangig gemaakt het verdrag inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand
in douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama; Panama-Stad,
28 april 2021 (Trb. 2021, nr. 72), met toelichtende nota.
Het verdrag ziet op het verlenen van wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert de goedkeuringsprocedure
voort te zetten, maar heeft een opmerking over de toelichtende nota. De Afdeling wijst
erop dat de toelichting niet voldoende duidelijk is over de bescherming van persoonsgegevens.
Zij adviseert om de toelichting aan te vullen.
1. Doorgifte van persoonsgegevens
In het kader van dit verdrag kunnen persoonsgegevens worden doorgegeven aan Panama,
een staat die geen lid is van de Europese Unie en waar de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) niet geldt.1 Ingevolge de AVG is doorgifte naar een land buiten de Europese Unie toegestaan als
de Europese Commissie een adequaatheidsbesluit heeft genomen. Daarvoor is noodzakelijk
dat de Europese Commissie besluit dat een derde land, of een nader bepaalde sector,
een passend beschermingsniveau waarborgt voor de verwerking van persoonsgegevens.2 Een dergelijk besluit is voor Panama niet genomen.
Doorgifte van persoonsgegevens is echter ook toegestaan als er geen adequaatheidsbesluit
voor het land genomen is, mits de verwerkingsverantwoordelijke passende waarborgen
biedt en betrokkenen over afdwingbare rechten en doeltreffende rechtsmiddelen beschikken.3 De AVG noemt een aantal instrumenten waarmee die passende waarborgen kunnen worden
geboden.4 Voor een deel van de instrumenten is toestemming van de Autoriteit Persoonsgegevens
vereist.
Volgens het verdrag is Panama verplicht om voor door het Koninkrijk der Nederlandsen
uitgewisselde persoonsgegevens een beschermingsniveau te bieden dat ten minste gelijk
is aan het beschermingsniveau dat wordt gehanteerd in het Koninkrijk.5 Tevens is bepaald dat persoonsgegevens pas worden uitgewisseld nadat alle hiervoor
relevante wetgeving is verschaft.6
De toelichtende nota vermeldt dat door deze bepalingen de persoonsgegevens die door
Nederland op basis van het verdrag worden verstrekt in Panama een beschermingsniveau
genieten dat ten minste gelijk is aan dat in Nederland en in de Europese Unie.7
De Afdeling merkt op dat in de toelichtende nota geen aandacht wordt besteed aan de
wijze waarop passende waarborgen worden geboden en betrokkenen over afdwingbare rechten
en doeltreffende rechtsmiddelen beschikken.8 Zo volgt daaruit niet het instrument waarmee de vereiste passende waarborgen worden
geboden. Evenmin wordt duidelijk of is voorzien in betrokkenheid van de Autoriteit
Persoonsgegevens.9 Daarnaast blijkt uit de toelichting niet welke acties het Koninkrijk zal ondernemen
na ontvangst van de door Panama verstrekte relevante wetgeving.
De Afdeling adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te passen en, indien nog
niet is voorzien in een instrument waarmee de vereiste passende waarborgen kunnen
worden geboden, aanvullende afspraken te maken met de regering van Panama.
Aan het advies en de opmerking is gevolg gegeven door in de toelichting in een nieuwe
paragraaf 2 inzake gegevensbescherming aandacht te besteden aan de regels in Panama
met betrekking tot de uitwisseling en verwerking van persoonsgegevens. Daarbij wordt
geconcludeerd dat in Panama betrokkenen over afdwingbare rechten en doeltreffende
rechtsmiddelen beschikken, zodat een passend beschermingsniveau is gewaarborgd. Aanvullende
afspraken met Panama over de doorgifte van persoonsgegevens zijn derhalve niet nodig.
2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De redactionele opmerkingen van de Afdeling zijn verwerkt in de toelichtende nota.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft een aantal opmerkingen
bij het verdrag en adviseert daarmee rekening te houden voordat het verdrag aan de
beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten van Aruba, die van Curaçao en die van
Sint Maarten wordt overgelegd.
De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,
Th.C. de Graaf
Ik verzoek U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, mij te machtigen gevolg
te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota
ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal,
de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao, en de Staten van Sint Maarten.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende No. W06.21.0169/III/K
met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft
– In de artikelsgewijze toelichting op artikel 6 «artikel 23» vervangen door «artikel 19».
– In onderdeel 4. Koninkrijkspositie toelichten of bekrachtiging en uitvoering voor
het gehele Koninkrijk op korte termijn is voorzien en of, en zo ja op welke wijze,
de bestuurscolleges van de BES-eilanden over het verdrag zijn geraadpleegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.