Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over appreciatie resultaten gedragsscan beleidsprogramma Klimaat
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1176
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 februari 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Klimaat en Energie over de brief van 11 november 2022
over appreciatie resultaten gedragsscan beleidsprogramma Klimaat (Kamerstuk 32 813, nr. 1117).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 december 2022 aan de Minister voor Klimaat en Energie
voorgelegd. Bij brief van 6 februari 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
7
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. De leden
van de VVD-fractie hebben hierover geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat gedragsverandering een cruciaal onderdeel
is van het pad naar een klimaatneutrale samenleving. Momenteel verbruikt een Nederlander
gemiddeld drie-en-een-halve aardbol per jaar. Het is aan de overheid, producenten
en de consument zelf om dit terug te brengen tot een houdbaar, duurzaam niveau. Deze
leden lezen goede ideeën voor meer inzet op gedrag in het klimaatbeleid.
De leden van de D66-fractie lezen dat de factor gedrag een nadrukkelijker rol kan
spelen in het Integraal Afwegingskader (IAK). Zij menen dat dit een goede stap zou
zijn en vragen waarom er nog enige terughoudendheid bestaat ten aanzien van het opnemen
van de factor gedrag in het IAK. Kan de Minister toezeggen dat hij hier zich hier
vol voor zal inzetten?
De leden van de D66-fractie lezen ook de aanbevelingen van maatregelen in de duurzame
mobiliteit. Deze leden hebben er eerder, onder meer in debatten, op gewezen dat de
eerste opzet van de Mobiliteitsvisie uitgaat van de «kracht van modaliteiten». Deze
leden wijzen erop dat mobiliteit een middel is en geen doel. Zij vragen de Minister
dan ook in kabinetsverband ervoor te pleiten brede welvaart en bijdragen aan duurzame
doelen centraal te stellen in plaats van het faciliteren van groei door middel van
het toevoegen nieuwe infrastructurele capaciteit centraal te stellen.
De leden van de D66-fractie constateren voorts dat de Minister wijst op de invoering
van zero-emissiezones in gemeenten. Dit is een maatregel uit het Klimaatakkoord. Wat
is de inzet van de Minister teneinde meer gemeenten een zero-emissiezone in te laten
voeren? Is hij bereid een nieuw doel te formuleren? Uit recent onderzoek blijkt dat
uitsluitend sturen op de prijzen van het openbaar vervoer, een belangrijk instrument
in het vergroenen van het mobiliteitssysteem, op zichzelf niet bijdraagt aan het doel
om mensen uit de auto en in het openbaar vervoer (OV) te krijgen. Welk flankerend
beleid wil de Minister op inzetten om het autogebruik te ontmoedigen en het gebruik
van het OV te stimuleren? Is dit onderdeel van de voorjaarsnotabesluitvorming?
De leden van de D66-fractie zijn enthousiast over het idee voor een brede klimaatcampagne.
Zij benadrukken dat hierin naar voren moet komen dat de klimaattransitie een gedeelde
verantwoordelijkheid is. Consumenten zijn niet alleen verantwoordelijk, maar dragen
wel een deel van de verantwoordelijkheid. Een beter milieu begint óók bij jezelf.
Op welke vormen van gedrag wil de Minister deze campagne richten? Welke kansen ziet
de Minister voor productlabels die de klimaatimpact van producten, inclusief de impact
uit de keten, laten zien, zodat de consument duurzame keuzes kan maken? Kan de Minister
dit idee van transparantie over de voetafdruk van producten meenemen in de klimaatcampagne?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister ook hoe hij aankijkt tegen het concept
van «true pricing» en in hoeverre hij hier beleid op kan en wil maken. In hoeverre
is de Minister bereid om in te zetten op Europese productnormen ten aanzien van duurzaamheid
en circulariteit die zorgen voor een aanbod van goede, lokale producten? Welke opties
ziet hij nog meer om het aanbod van laagwaardige, meer vervuilende producten te beperken
en zo een pad uit de vervuilende wegwerpmaatschappij in te zetten?
De leden van de D66-fractie zijn tot slot van mening dat de klimaattransitie ook een
sociale transitie moet zijn. Zij vinden het zorgelijk dat groepen die het minst bijdragen
aan klimaatverandering ook het minst profiteren van het klimaatbeleid, met name van
subsidies. Hoe ziet de Minister deze kloof in het licht van de benodigde gedragsverandering?
Is hij bereid om gedragssturende elementen in het beleid op te nemen die er vooral
op gericht zijn om groepen met een hoge ecologische voetafdruk aan te zetten tot gedragsverandering?
Hoe denkt de Minister beprijzing zo te kunnen inzetten zonder dat de situatie ontstaat
dat het betreffende vervuilende product onbereikbaar wordt voor bepaalde groepen,
terwijl andere groepen niet geraakt worden door de beprijzing en doorgaan met vervuiling?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige stukken en hebben
daarover op dit moment geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de
onderhavige stukken. Deze leden hebben meerdere vragen en opmerkingen over de gang
van zaken omtrent de gedragsscansessies, de appreciatie van de Minister en de door
de Minister gemaakte beleidskeuze.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er aanvullend op vier gedragsscansessies
een extra sessie heeft plaatsgevonden over het al dan niet verbieden van fossiele
reclame en dat op basis van het hieruit voortvloeiende advies van de experts de beleidskeuze
is gemaakt om met duurzaamheidsoproepen te gaan werken. Echter, uit het addendum blijkt
dat er geen extra sessie is geweest, dat het onderwerp maar zijdelings ter sprake
kwam en dat er te weinig tijd was om tot waardevolle conclusies te komen. Kan de Minister
hierop reageren? Klopt het dat er geen extra sessie is geweest omtrent een verbod
op fossiele reclame? Wat bedoelt de Minister precies met «extra sessie» in de appreciatie?
De leden lezen dat er weinig tijd beschikbaar was om het over een fossiele reclameverbod
te hebben. Hoelang is over dit onderwerp gesproken? Waarom zijn er geen notulen gemaakt?
Deelt de Minister de opvatting dat dit een zeer belangrijk onderwerp is en dat deze
gang van zaken het verzoek van de Kamer en de daadkracht achter zijn milieubeleid
ondermijnt?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de experts te kennen hebben gegeven dat
de vraagstelling en de maatschappelijke doelstelling van een dergelijk verbod niet
concreet genoeg waren geformuleerd om de kwestie te beantwoorden. Echter wordt in
de appreciatie een conclusie getrokken op basis van het zogenoemde advies van de experts.
Beschouwen de betrokken experts hun aandeel zelf als een advies? Zijn zij het derhalve
eens met de conclusie die de Minister trekt in de appreciatie dat het werken met duurzaamheidsclaims
de oplossing is? Achten zij de zaak als voldoende besproken en afgehandeld?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de opvatting deelt dat het
noodzakelijk is om, alvorens een beleidskeuze wordt gemaakt, ervoor te zorgen dat
deze gebaseerd is op toereikende feitelijke kennis, teneinde een juiste belangenafweging
te maken en dat daar in casu onvoldoende voor is gezorgd. Waarom heeft de Minister
niet eerst de door de experts aangekaarte onduidelijkheden geconcretiseerd, zodat
een werkelijk advies had kunnen plaatsvinden? Waarom heeft de Minister er niet voor
gekozen een extra sessie in te lassen, toen bleek dat tijd en duidelijkheid tekortschoten
voor een redelijke behandeling van het onderwerp? Acht de Minister zijn beleidskeuze
goed te verantwoorden, nu hij deze onduidelijkheden niet eerst heeft weggenomen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het addendum, de appreciatie en de beleidskeuze
voor duurzaamheidsclaims voor een groot deel gebaseerd zijn op de bevindingen van
slechts één expert. Onduidelijk is of de gehele inbreng van deze expert in het addendum
is opgenomen of slechts een deel. Kan de volledige inbreng van deze expert met de
Kamer worden gedeeld?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de andere experts juist aangeven dat
een verbod op fossiele reclame naar verwachting wel degelijk effect zal hebben op
gedrag, omdat het bijdraagt aan het denormaliseren van fossiel gebruik en de maatschappelijke
beeldvorming kan doen kantelen door nieuwe normen zoals openbaar vervoer te stimuleren.
Hoe apprecieert de Minister deze bevindingen? Waarom heeft de Minister deze niet opgenomen
in zijn appreciatie? Deelt de Minister de opvatting dat alles op alles moet worden
gezet om de omslag naar een duurzame samenleving te maken en dat de winst die te behalen
valt met een dergelijk verbod wordt misgelopen nu niet nader wordt ingegaan op deze
bevindingen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het onwaarschijnlijk is om het reclameverbod
juridisch te regelen. Waar is deze stellingname op gebaseerd? Deelt de Minister de
mening dat het niet aan gedragsexperts is om te adviseren over de juridische haalbaarheid
van een dergelijk verbod?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de door de Bond van Adverteerders gesuggereerde
maatregelen van duurzaamheidsoproepen bij advertenties en gesprekken tussen de Bond
en de Reclame Code Commissie worden verwelkomd door de Minister. Kan de Minister het
verband aantonen tussen deze maatregelen en de uit het addendum gebleken informatie
van de experts? In hoeverre zijn de gedragsexperts betrokken bij deze beleidskeuze?
Is het voornemen van deze maatregelen door de Minister met de experts gedeeld en zijn
de experts het eens met deze maatregelen?
De leden van de GroenLinks-fractie willen tevens stil staan bij de Bond van Adverteerders.
Deze leden stellen dat dit een vereniging is van adverteerders die een sterk belang
hebben bij het aanprijzen van hun producten. In de Bond zitten ook fossiele bedrijven
zoals Shell en Schiphol. Deelt de Minister de opvatting dat het schrijnend is dat
een organisatie die onder meer de commerciële belangen van fossiele bedrijven vertegenwoordigt,
het beleid omtrent fossiele reclame kan vormen? Is de Minister bekend met het feit
dat zowel Shell als Schiphol, juist omtrent misleidende duurzaamheidsclaims in hun
advertenties, bekende recidivisten zijn bij de Reclame Code Commissie?1 Deelt de Minister aldus de opvatting dat dit niet strookt met het gegeven dat zij
de initiatiefnemers zijn van de gekozen maatregelen en dat dit de gesprekken tussen
de Bond en de Reclame Code Commissie niet degelijk maakt? Hoe verhoudt dit zich tot
de urgentie van het klimaatprobleem? Welke mogelijkheden tot een fossiel reclameverbod
heeft de Minister nog meer overwogen, waar de Bond niet bij betrokken wordt?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister een verbod op fossiele reclame
niet nodig acht om de klimaatdoelen te halen. Echter, veel onderzoeken en rapporten
tonen aan dat reclame voor fossiele producten voor meer verkoop en gebruik zorgt en
derhalve de CO2-uitstoot verhoogt. Hoe apprecieert de Minister het gegeven dat de jaarlijkse extra
emissies als gevolg van reclame voor vliegen en brandstofauto’s in Europa tot wel
122 megaton CO2-uitstoot kan veroorzaken?2 Hoe apprecieert de Minister het gegeven dat reclame de verkoop van vervuilende auto’s
zodanig vergoot, dat het de klimaatwinst van elektrisch rijden teniet doet?3 Volgens het ook in de appreciatie aangehaalde rapport van de Intergovernmental Panel
on Climate Change (IPCC) kan 40 tot 70% emissiereductie worden bereikt met gedragsmaatregelen.
Hoe reflecteert de Minister op het feit dat reclameregulering in dit rapport als een
van de oplossingen wordt aangedragen?4
De leden van de GroenLinks-fractie menen dat het bestaan van fossiele reclame de urgentie
van de Parijsdoelen ondermijnt. Het stimuleert vraag naar en investering in fossiele
brandstof, terwijl nu juist systeemverandering nodig is om fossiele brandstof uit
te faseren. Hoe reflecteert de Minister op het onderzoek van een professor Europees
Recht dat stelt dat reclame voor fossiele producten per definitie misleidend is, omdat
dit het idee in stand houdt dat de consumptie ervan normaal en acceptabel is terwijl
het enorme schade berokkent aan mens en natuur?5 In dit onderzoek wordt een verbod op fossiele reclame uitgelegd naar analogie met
de Tabakswet. Een verbod op Tabaksreclame werd gerechtvaardigd omdat gebruik van het
product leidt tot grootschalige gezondheidsschade. Dit dient naar analogie te worden
toegepast op fossiele reclame. Hoe reageert de Minister op dit onderzoek? Hoe ziet
de Minister de rol van het denormaliseren van fossiel gebruik in het kader van het
halen van de klimaatdoelen? Erkent de Minister dat de normen omtrent het gebruik van
fossiel drastisch moeten veranderen om de klimaatdoelen te behalen, zoals de Social
Tipping Point coalitie stelt, en dat een verbod op fossiele reclame daarom een proportionele
maatregel is?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat waarschuwingen op reclames worden overwogen
als mogelijkheid om keuzegedrag te beïnvloeden. Kan de Minister de bronnen delen die
bevestigen dat dit effectief blijkt? Is de Minister bekend met rapporten die juist
aantonen dat deze waarschuwingen als losstaande maatregel onvoldoende werken?6 Er wordt juist gesteld dat deze waarschuwingen moeten worden verwerkt in een totaalpakket
van maatregelen. Hoe ziet de Minister dit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de onderhavige
stukken. De leden onderschrijven de noodzaak om gedragswetenschappelijke kennis te
betrekken bij het klimaatbeleid. Zij zijn ook van mening dat gedragsverandering van
burgers, naast het aanpakken van grote vervuilers, noodzakelijk is om de systeemverandering
te bereiken die nodig is voor een klimaatneutraal Nederland. Daarom zijn de leden
verheugd dat de Minister een gedragsscan heeft laten uitvoeren en van plan is kennis
over gedrag integraal te betrekken in het klimaatbeleid. Helaas is de Minister hierin
niet ambitieus genoeg. Als de klimaatcrisis echt zou worden behandeld als crisis,
dan zou het volledige klimaatbeleid onder de loep genomen worden door gedragswetenschappers
en dan zou een belangrijk thema zoals duurzaam voedsel niet buiten de boot vallen
in de gedragsscan. Tevens zou dan een verbod op fossiele reclame serieus worden opgepakt.
De leden hebben hierover de volgende vragen.
De leden van de PvdD-fractie lezen in de brief over de eerste resultaten gedragsscan
en burgeronderzoek TNO naar draagvlak en effectiviteit beleidsprogramma Klimaat (Kamerstuk
32 813, nr. 1059) dat de thema’s voor de gedragsscan (mkb, mobiliteit en gebouwde omgeving) zijn aangedragen
door de betrokken departementen. Waarom is er niet voor gekozen op het beleid van
alle sectoren in het beleidsprogramma Klimaat een gedragswetenschappelijke toets te
laten doen? Op basis van welke overwegingen is specifiek gekozen voor deze thema’s?
Is bijvoorbeeld overwogen op welke thema’s in Nederland het meeste te behalen valt
met gedragsverandering wat betreft de reductie van broeikasgasuitstoot en, zo ja,
zijn dat de gekozen thema’s? Zo nee, waarom is hier niet voor gekozen? Op welke manier
is de beschrijving in hoofdstuk 5 van het IPCC-rapport van werkgroep III over mitigatie
van april 2022 over waar de meeste reductie van broeikasgasemissies kan worden behaald
bij de keuze voor deze thema’s betrokken? Het valt deze leden op dat de Minister in
het Ontwerp beleidsprogramma Klimaat benoemt dat een duurzaam en gezond dieet en minder
voedselverspilling bijdragen aan een broeikasgasarme levensstijl. Het verbaast deze
leden daarom dat de Minister geen gedragswetenschappelijke toets heeft laten uitvoeren
op dit onderwerp. Waarom is dit onderwerp niet betrokken bij de gedragsscan? Is de
Minister bereid hier alsnog een gedragsscan op te laten uitvoeren? Zo ja, per wanneer?
Zo nee, waarom niet? Is de Minister daarnaast bereid maatregelen om mensen te stimuleren
vaker plantaardig en minder vlees te eten op te laten nemen in de groslijst van maatregelen
in het kader van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO)? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de Minister
de toezegging aan de Kamer om een verbod op fossiele reclame voor te leggen aan gedragswetenschappers
niet erg uitgebreid en zorgvuldig heeft opgepakt. In het addendum bij het syntheseverslag
staat dat de gedragswetenschappers de vraag van de Minister naar een «verbod op fossiele
reclame» als zodanig te vaag vinden. Is de vraag daarop nader gespecificeerd en bijvoorbeeld
in een volgende sessie met de gedragswetenschappers besproken? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister bereid dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet? Heeft de Minister ook
gedragswetenschappers met specifieke kennis op het gebied van reclame uitgenodigd
bij de sessie over fossiele reclame aanwezig te zijn? Zo nee, waarom niet? Is de Minister
bereid dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de Minister kiest voor de heilloze weg
van zelfregulering. Zij constateren dat de klimaatcrisis daarmee nog steeds niet wordt
erkend als crisis. Zelfregulering heeft in het verleden meermaals uitgewezen niet
tot een echte kentering te leiden in consumptiegedrag, denk bijvoorbeeld aan online
gokken en kindermarketing. Waarom denkt de Minister dat sectoren die winst maken met
de verkoop van fossiele producten of het aanjagen van het gebruik ervan, zelf met
effectieve maatregelen zullen komen om hun afzet flink te beperken? Vindt hij dat
echt realistisch? Erkent de Minister dat een verbod op reclame op een bepaald product
om consumenten te ontmoedigen voor dit product te kiezen, in het verleden als maatregel
is ingezet en effectief is gebleken, zoals bijvoorbeeld bij tabak? Waarom is de Minister
in zijn appreciatie niet ingegaan op de normerende werking van een verbod op fossiele
reclame, zoals geuit door de gedragswetenschappers in de laatste alinea van het addendum?
Kan hij uitleggen waarom hij ondanks de visie van de gedragswetenschappers dat een
verbod op fossiele reclame de huidige beeldvorming kan laten kantelen en een nieuwe
norm kan stimuleren, niet tot een verbod overgaat? De gedragswetenschappers concluderen
dat het op gang brengen van een gesprek over de achterliggende normen en waarden van
onze samenleving en welke rol fossiele reclame daarbij speelt belangrijk is. Gaat
de Minister dit gesprek op gang brengen en zo ja, in welke vorm? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie vragen op welke wetenschappelijke inzichten de Minister
de uitspraak baseert dat hij een verbod op fossiele reclames niet nodig acht om de
klimaatdoelen te halen. Kan de Minister een uitgebreide reactie geven op de stapel
wetenschappelijke rapporten van gerenommeerde instituten als het IPCC en UNEP7, waaruit blijkt dat een verbod op, of het op zijn minst sterk inperken van fossiele
reclame, in het algemeen als een effectieve mitigatiemaatregel wordt gezien? Kan de
Minister aangeven of er (wetenschappelijke) literatuurstudie(s) zijn naar de effectiviteit
van maatregelen om fossiele reclame in te perken, bijvoorbeeld van TNO, en wat de
conclusies daarvan zijn? Kan hij die studie(s) met de Kamer delen? Zo nee, waarom
niet? Indien er geen literatuurstudie(s) zijn, is hij bereid op korte termijn zo’n
literatuurstudie te laten verrichten? Zo nee, waarom niet?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de Minister
1
Vraag over de factor gedrag in relatie tot het Integraal Afwegingskader (IAK)
Antwoord
Bij de beleidsvoorbereiding gelden verschillende kwaliteitsnormen om expliciet af
te kunnen wegen of wetten en regels voldoende begrijpelijk en doenlijk zijn, en dus
rekening houden met menselijk gedrag. Het streven van het kabinet is om deze normen
steeds beter in te bedden in de gehele cyclus van beleidvorming en het ontwikkelen
van wetten en regels. In dit verband wordt het Integraal Afwegingskader voor beleid
en regelgeving (IAK) momenteel door de Minister voor Rechtsbescherming omgevormd naar
het Beleidskompas, dat in de eerste helft van 2023 wordt gelanceerd8. Het Beleidskompas wordt de centrale werkwijze in de beleidsvoorbereiding. In het
Beleidskompas is in elke stap, van probleemanalyse tot aan het onderbouwen van de
voorkeursoptie, aandacht voor het gedragsperspectief. Ook de doenvermogentoets9 is een belangrijke aanvliegroute in de aandacht voor menselijk gedrag. De doenvermogentoets
is reeds als een verplichte kwaliteitseis opgenomen in het huidige IAK en zal ook
heel nadrukkelijk naar voren komen in de Beleidskompas-werkwijze voor de beleidsvoorbereiding10. Ook is het doenvermogen steeds vaker een onderdeel van de uitvoeringstoets.
2
Vraag over de aanbevelingen van maatregelen in de duurzame mobiliteit
Antwoord
In de Contourennota Mobiliteitsvisie die in oktober aan de Kamer is toegezonden, is
aangegeven dat «bij het bepalen van de doelen een brede-welvaartsbenadering [wordt]
gehanteerd. (…) Uitgangspunt is dat met mobiliteits- en bereikbaarheidsbeleid de brede
welvaart voor alle inwoners in Nederland gediend wordt, zowel de gebruikers als de
omwonenden van het infranetwerk, nu en in de toekomst». De «kracht van de modaliteiten»
wordt juist ook in dit perspectief van brede welvaart geplaatst. In de Hoofdlijnennotitie
die in de Contourennota is toegezegd zal hiervan een eerste uitwerking worden gegeven
die met de Kamer in het geplande strategische gesprek van 30 maart 2023 besproken
kan worden.
3
Vraag over de invoering van zero-emissiezones in gemeenten en flankerend beleid voor
bevorderen OV-gebruik
Antwoord
De inzet van het kabinet is om alle gemeenten die voornemens zijn een Zero Emissie
(ZE) zone in te stellen met raad en daad bij te staan. Inmiddels hebben 28 gemeenten
een ZE zone ingesteld en de verwachting is dat er komend jaar nog een aantal zullen
volgen. We blijven met de huidige en potentieel nieuwe gemeenten in gesprek onder
andere via het Samenwerkingsprogramma Expertpool Stadslogistiek (SPES). Naast het
instellen van ZE zones door gemeenten zet het kabinet ook in op andere maatregelen
voor de verduurzaming van de logistiek. Daarbij is het voornemen niet om de doelstelling
te verhogen van het aantal gemeenten dat een ZE zone wil instellen.
Het is de ambitie van het kabinet om mobiliteit en bereikbaarheid in te zetten voor
een duurzaam en welvarend Nederland van de toekomst. We gaan uit van de kracht van
de bestaande modaliteiten. Vandaaruit zoeken we naar versterking door verbinding van
de modaliteiten tot één samenhangend mobiliteitssysteem waarin de kracht van elk van
de modaliteiten optimaal wordt benut en intermodale afwegingen kunnen worden gemaakt.
Betaalbaarheid en aantrekkelijkheid van het ov zijn belangrijk om het ov-gebruik te
stimuleren. OV-bedrijven zijn reeds bezig het ov-gebruik te stimuleren met verschillende
tijdelijke kortingsacties en nieuwe flexibele soorten abonnementen. De uitkomsten
van het KiM-rapport over de effecten van tariefsverlaging11 en het gebruik van pull- en pushmaatregelen zullen worden betrokken bij de gesprekken
met de andere overheden en vervoerders in het Nationale OV Beraad (NOVB) over het
stimuleren van het OV gebruik.
4
Vraag over een brede klimaatcampagne
Antwoord
De klimaattransitie is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid, bedrijven.
maatschappelijke organisaties en burgers. De manier waarop we energie gebruiken, wonen,
ons verplaatsen, hoe we eten, produceren én consumeren gaat voor iedereen veranderen.
Ik wil die gezamenlijke maatschappelijke opgave via een campagne zichtbaar maken door
de transitie in alle facetten te laten zien en ook duidelijk te maken wie daarin welke
rol vervult en welke doelen we nastreven. In de campagne zal samen gewerkt worden
met andere departementen, organisaties zoals RES-regio’s, gemeentes en voorlichtingsinstanties
als Milieu Centraal om huishoudens en bedrijven in concret te stimuleren bij te dragen
en duurzame keuzes te maken. Bij deze samenwerking zorgen we voor een goede onderlinge
doorverwijzing en een gezamenlijke basisboodschap.
5
Vraag over inzet op true pricing
Antwoord
Het kabinet ziet potentie in de inzet van true pricing en stimuleert daarom op verschillende
manieren de ontwikkeling van kennis, geschikte methoden en toepassingen voor true
pricing. Via twee publiek-private samenwerkingen (PPS-en) wordt ingezet op kennisontwikkeling
en via het stimuleren van experimenten worden ook de toepassingen in de praktijk ondersteund
die moeten leiden tot lagere maatschappelijke kosten van voedselproductie. Naast deze
PPS’en die gericht zijn op kennisontwikkeling stelt het Ministerie van LNV via een
meerjarig experimentenprogramma True Pricing 4 jaar geld beschikbaar gesteld voor
een bescheiden subsidie (seedmoney) om een breed palet aan experimenten true pricing
in de praktijk uit te kunnen laten voeren. Initiatiefnemers van de experimenten zijn
vooral afkomstig uit de categorie fundamentele innovators of early adapters. Zo is
kennis en ervaring opgedaan met het hanteren van een true price in onder andere de
retail, catering, café»s, bedrijfsrestaurants. Via een personele unie worden de resultaten
van het Experimenteerprogramma en de PPS-en regelmatig uitgewisseld.
Via de Europese Kaderverordening Ecodesign voor Duurzame Producten, waarvoor de onderhandelingen
momenteel lopen in de Raad van de Europese Unie, wordt door het kabinet ingezet op
het stellen van eisen aan de duurzaamheid en circulariteit van producten. Nadat de
Kaderverordening Ecodesign is uitgewerkt, zal de Europese Commissie product specifieke
verordeningen opstellen waarin Ecodesign eisen zoals duurzaamheid en circulariteit
kunnen worden opgenomen. Het kabinet zet gedurende de onderhandelingen over de Kaderverordening
in op een ambitieus wettelijk kader. Ook wanneer Europese Commissie product-specifieke
verordeningen opstelt, waarin de ontwerpeisen voor specifieke productgroepen worden
vastgesteld, zullen onze nationale experts via consultatierondes en stemrondes inzetten
op ambitieuze Ecodesign duurzaamheids- en circulariteitseisen.
Verder werkt de Europese Commissie aan een Carbon Border Adjustment Mechanism, een
koolstofheffing aan de Europese buitengrens, waardoor de betaalde CO2-prijs voor de producten die hieronder vallen hetzelfde zal zijn op de Europese markt
ongeacht waar deze producten zijn geproduceerd. Zo is er niet alleen in Europa maar
ook daarbuiten een prikkel voor producenten om hun productieprocessen te vergroenen
en minder CO2 uit te stoten. Ook zullen de Europese standaarden voor productnormen op het gebied
van klimaat en duurzaamheid binnenkort worden herzien.
6
Vraag over de klimaattransitie als sociale transitie
Antwoord
Ik onderschrijf dat de klimaattransitie ook een sociale transitie is. Om onze klimaatdoelen
te halen moeten er maatregelen genomen worden die directe invloed hebben op onze manier
van leven. Om iedereen handelingsperspectief te bieden om mee te komen met de transitie
zijn er verschillende subsidies beschikbaar. Zo is er bijvoorbeeld de ISDE om mensen
financieel te ondersteunen die hun woning willen verduurzamen en kunnen mensen met
geen of weinig financiële middelen bijvoorbeeld gebruik maken van het Nationaal Warmtefonds.
Dit fonds biedt aantrekkelijke financieringsmogelijkheden voor verduurzamingsmaatregelen,
bijvoorbeeld een lening met 0% rente voor inkomens tot € 45.014 en huishoudens zonder
leenruimte. Ook probeert het kabinet iedereen te helpen met betrouwbare informatie
en persoonlijke ondersteuning, zoals met www.verbeterjehuis.nl en via de energieloketten. Zo kunnen minder kapitaalkrachtigen in de samenleving
ook toegang krijgen tot een duurzamer levensstijl.
Anderzijds raakt het normerende en beprijzende instrumentarium van bestaand nationaal,
Europees beleid en toekomstig beleid de groepen met de hoogste voetafdruk het hardst.
Zo geldt er bijvoorbeeld sinds 1 januari 2021 een belasting op vliegtickets voor passagiersvluchten.
Het tarief van de vliegbelasting is vanaf 1 januari 2023 omhoog gegaan van € 7,95
naar € 26,43 per passagier die vanuit Nederland vertrekt. Hoe vaker iemand vliegt,
hoe vaker dit bedrag betaald moet worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie en reactie van de Minister
7
Vraag over extra sessie verbod fossiele reclame
Antwoord
In het commissiedebat Klimaat en Energie op 20 april jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 930) heb ik toegezegd een vraag van een aantal Kamerleden naar de voors en tegens van
een eventueel verbod op fossiele reclame voor te leggen aan de gedragswetenschappers
die op dat moment meewerkten aan een aantal scansessies. Deze raadpleging heeft plaatsgevonden
in de vorm van een extra programmaonderdeel tijdens de vierde en laatste scansessie
van 3 juni 2022, die gericht was op het opstellen van themaoverstijgende aanbevelingen
naar aanleiding van de drie eerdere themagerichte sessies. Een raadpleging tijdens
de sessie op 3 juni was agendatechnisch en organisatorisch de enige mogelijkheid om
de verbodskwestie met de experts te bespreken. Er zijn van het extra programmaonderdeel
notulen gemaakt, maar die zijn in eerste instantie niet toegevoegd aan het syntheserapport
dat voor de zomer aan de Kamer toegestuurd is12. Dit omdat de verbodskwestie buiten de eigenlijke opdracht aan de wetenschappers
viel zoals die eerder in het ontwerp beleidsprogramma Klimaat was aangekondigd13. Op 29 november zijn de notulen in de vorm van een addendum bij het syntheserapport
alsnog met de Kamer gedeeld14.
8
Vraag over appreciatie aanbevelingen verbod fossiele reclame
Antwoord
De gedragswetenschappers hebben een aantal kanttekeningen geplaats bij de vraag over
een eventueel verbod op fossiele reclame. Met name geven zij aan dat de vraag in de
gestelde vorm in een aantal opzichten te vaag is om gericht te kunnen beantwoorden.
De wetenschappers komen daarom niet met een definitief oordeel of concrete aanbeveling,
maar geven wel een aantal aanwijzingen over hoe vanuit gedragswetenschappelijke optiek
kan worden omgegaan met bepaalde vormen van reclame voor producten en diensten van
(deels) fossiele oorsprong. Hiermee schetsen zij een genuanceerd beeld van een mogelijk
verbod. Ik deel deze genuanceerde benadering en wil nu als eerste stap in gesprek
gaan met de reclamebranche zelf. Deze aanpak is, zoals ook de rest van mijn brief
van 11 november jl.15, het resultaat van een eigenstandige inhoudelijke afweging van het kabinet. Wetenschap
en politiek behoren hier ieder hun eigen afweging in te maken.
9
Vraag over inbreng van kennis voor juiste belangenafweging
Antwoord
Ik deel de opvatting van de GroenLinks-fractie dat aan beleidskeuzes voldoende feitelijke
kennis ten grondslag moeten liggen. In de onderhavige kwestie is het beleid echter
nog volop in opbouw, waardoor er nog geen sprake is van definitieve beleidskeuzes.
De gedragswetenschappers suggereren een genuanceerde aanpak en die wil ik de komende
tijd ook verder gaan uitwerken. Wat betreft het inlassen van een extra sessie verwijs
ik naar de beantwoording van vraag 6.
10
Vraag over volledigheid addendum
Antwoord
Het addendum geeft volledig de schriftelijke inbreng weer van de genoemde gedragswetenschapper,
alsmede de toevoegingen van de andere wetenschappers die aan het extra programmaonderdeel
over een eventueel verbod op fossiele reclame hebben meegewerkt. Alle wetenschappers
hebben ook hun akkoord gegeven op de tekst van het addendum.
11
Vraag over verbod fossiele reclame en maatschappelijke beeldvorming
Antwoord
Ik ben het eens met de opvatting van een aantal van de gedragswetenschappers dat de
klimaat- en energietransitie gepaard zal moet gaan met een andere, niet fossiele maatschappelijke
norm. De wetenschappers geven aan dat verandering van de norm vooral erbij gebaat
is als hierover een breed publiek debat op gang komt. Ik onderschrijf een dergelijke
genuanceerde benadering en wil als eerste stap in gesprek gaan met de reclamebranche
zelf. Hierbij staat wat mij betreft de vraag centraal of de branche bereid is mee
te werken aan het op gang brengen van het debat. Daarnaast verwacht ik dat de vele
andere maatregelen van het kabinet uit het beleidsprogramma Klimaat zullen bijdragen
aan meer debat en dialoog over een niet fossiele norm voor onze samenleving. Met name
wil ik in dit verband wijzen op de hierboven genoemde brede klimaatcampagne. Zie verder
ook de beantwoording van vraag 4.
12
Vraag over juridisch opmerking gedragswetenschappers
Antwoord
Ik ben het eens met de leden van de GroenLinks-fractie. De gedragswetenschappers is
niet gevraagd om ook in juridische zin te adviseren. Echter zij hebben in alle vrijheid
hun mening kunnen geven, de bedoelde juridische opmerking is daarbij op eigen initiatief
en gezag ingebracht.
13
Vraag over verband tussen gesprek reclamebranche en aanbeveling gedragswetenschappers
Antwoord
Mijn aanpak om als eerste stap in gesprek te gaan met de reclamebranche is niet van
tevoren met de wetenschappers besproken, noch is er aan hen om instemming of goedkeuring
gevraagd. Bij adviezen vanuit de wetenschap en de politiek-inhoudelijke vertaling
daarvan door de leden van het kabinet gaat het om gescheiden verantwoordelijkheden.
Zie verder ook de beantwoording van vraag 7.
14
Vraag over rol Bond van Adverteerders en Reclame Code Commissie
Antwoord
De Bond van Adverteerders (BVA) is een brede brancheorganisatie waarbij zeer uiteenlopende
adverterende bedrijven en instellingen zijn aangesloten. Het is mijns inziens belangrijk
om juist binnen deze groep van communicatie- en marketingprofessionals een discussie
op gang te brengen over eerlijk, transparant en maatschappelijk relevant adverteren.
Ik deel niet de opvatting van de leden van de GroenLinks-fractie dat de BVA bij voorbaat
geen serieuze gesprekspartner is omdat hij commerciële (verkoop)belangen zou steunen
of omdat ook bedrijven als Schiphol en Shell zijn aangesloten. Het ledenbestand van
de BVA is zeer divers, ook niet commerciële organisaties zijn lid en het ledenbestand
bevat ook verschillende groene koplopers. Het feit dat de Reclame Codecommissie een
aantal bedrijven meerdere keren op de vingers heeft getikt vanwege onjuiste informatie
over hun eigen duurzaamheidsinspanningen is een teken dat er op dit moment al het
nodige zelfreinigend vermogen aanwezig is. Ik wil in overleg met de branche bekijken
of dit verder kan worden versterkt. Hiermee zou een aanpak kunnen ontstaan als alternatief
voor een verbod op fossiele reclame. Mede daarom zal ik vooralsnog geen verdere stappen
zetten inzake een verbod. Zie verder ook de beantwoording van vraag 21.
15
Vraag over rol reclame CO2 emissies
Antwoord
Met de instrumenten uit de Klimaatwet, de maatregelen uit het Coalitieakkoord en het
aangekondigde IBO heeft het kabinet een volwaardig pakket in handen om de afgesproken
klimaatdoelen binnen bereik te brengen. Dit pakket richt zich nadrukkelijk op álle
actoren, zowel burgers, bedrijven als overheden. Dit betekent dat ook bedrijven die
zich geheel of gedeeltelijk met fossiele activiteiten bezig houden gebonden zijn aan
het klimaatbeleid. Daarmee geeft het kabinet de voorkeur aan bronbeleid, het afremmen,
stopzetten en vergroenen van fossiele activiteiten, boven het aan banden leggen van
de communicatie richting gebruikers van dat soort activiteiten. Wel geven de gedragswetenschappers
aan dat de klimaat- en energietransitie gepaard zal moet gaan met een andere, niet
fossiele maatschappelijke norm en dat een maatschappelijke dialoog hierbij zeer behulpzaam
kan zijn. Daarom zal het kabinet ook investeren in deze dialoog, zoals met de eerder
genoemde klimaatcampagne en bijvoorbeeld de Nationale Klimaatweek. Hiermee kan op
een andere manier invulling worden gegeven aan de aanbevelingen op het gebied van
gedrag die in het laatste rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change
(IPCC)16 worden genoemd.
16
Vraag over rechtmatigheid fossiele reclame en analogie Tabakswet
Antwoord
De leden van de GroenLinks-fractie verwijzen naar een onderzoek waarin op morele gronden
voor een verbod op fossiele reclame wordt gepleit. Echter een verbod voor bepaalde
reclame zal in onze rechtstaat altijd een juridische grondslag moeten hebben. Die
grondslag ontbreekt momenteel. De vaak in de discussie aangehaalde activiteiten waarvoor
geen reclame meer gemaakt zou mogen worden (vliegen, fossiele brandstof tanken) zijn
legaal en een reclameverbod zou bij onzorgvuldige afbakening onbedoelde neveneffecten
kunnen hebben en juridisch kwetsbaar zijn. Een verbod op reclame voor reizen met vervoermiddelen
die fossiele brandstof gebruiken zou bijvoorbeeld ook vervoermiddelen zoals trein,
schip of particuliere auto kunnen treffen. Daarnaast is het van belang dat een eventueel
reclameverbod inbreuk maakt op de fundamentele rechten en vrijheden die zijn vastgelegd
in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in het bijzonder het eigendomsrecht
en de vrijheid van meningsuiting. Ook zal een reclameverbod, tenzij het op EU-niveau
wordt ingevoerd, een inbreuk vormen op de beginselen van de EU interne markt, in het
bijzonder het vrij verkeer van goederen en diensten. Een reclameverbod moet onder
het EU-recht non-discriminatoir zijn, gericht op de bescherming van een dwingende
reden van algemeen belang, geschikt zijn om het beoogde doel te realiseren en niet
verder gaan dan strikt nodig is om dat doel te bereiken. Het is met name de geschiktheid
en de proportionaliteit in meer enge zin van een dergelijk verbod dat kwetsbaar is.
Verder is er geen sprake van een goede vergelijking van een eventueel verbod op fossiele
reclame met de maatregelen op reclamegebied uit de Tabakswet. De Tabakswet richt zich
op één zeer duidelijk gedefinieerd product waarbij via onderzoek onomstotelijk de
gezondheidsschade voor tabaksgebruikers werd aangetoond. Dit gaf de wetgever de mogelijkheid
om juridisch houdbare beperkingen op te leggen in de reclame voor dit product. Zoals
ook de gedragswetenschappers in hun bijdrage hebben aangegeven is fossiele reclame
echter een verzamelbegrip voor allerlei soorten commerciële uitingen over allerlei
soorten meer of minder fossiele activiteiten met diverse gradaties van CO2-emissies. Oorzaak en gevolg zijn veel lastiger – ook in juridische zin – vast te
stellen dan in het geval van tabaksgebruik. Alleen nauwkeurig afgebakende en goed
onderbouwde verboden, zouden een kans kunnen hebben. Daarom kiest het kabinet in het
actuele klimaatbeleid voor gerichte maatregelen om fossiele activiteiten zelf af te
remmen, stop te zetten en te vergroenen. Dat is effectiever dan de beperking van reclame.
Zie verder ook de beantwoording van vraag 15.
17
Vraag over bijdrage waarschuwingen in reclame
Antwoord
Het onderzoek waarnaar de leden van de GroenLinks-fractie verwijzen betreft de waarschuwing
«Let op. Geld lenen kost geld!» die sinds 2009 verplicht is gesteld voor alle reclames
over kredietproducten. Uit het betreffende onderzoek van de AFM17 blijkt dat de waarschuwing geen onmiddellijk effect heeft op het gedrag en de houding
van consumenten. De communicatie- en gedragsdeskundigen die de AFM voor dit onderzoek
heeft geconsulteerd wijzen echter wel op het mogelijke bestaan van een lange termijn
effect van de kredietwaarschuwing op de sociale norm over lenen, waardoor er minder
positief tegen lenen wordt aangekeken. Ook draagt de waarschuwing mogelijk bij aan
de herkenbaarheid van krediet in een omgeving waar het niet direct duidelijk is dat
het gaat om een lening. Volgens de geraadpleegde deskundigen is het wel zaak dat waarschuwingen
in reclame-uitingen niet op zich staan, maar onderdeel uitmaken van een uitgebreider
pakket aan maatregelen. Ik onderschrijf deze aanbeveling. Waarschuwingen in fossiele
reclames zouden in die zin onderdeel kunnen zijn van een bredere aanpak om een dialoog
over een niet fossiele maatschappelijke norm op gang te brengen. Daarom ga ik graag
het gesprek aan met de reclamebranche om na te gaan welke bijdrage zij aan een dergelijke
aanpak zou kunnen leveren. Zie verder ook de beantwoording van vraag 11.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de Minister
18
Vraag over de selectie thema’s voor gedragsscan
Antwoord
De thema’s die in de scansessies aan de orde kwamen, zijn vooraf geselecteerd op basis
van een analyse door eigen gedragsspecialisten van de zogenaamde Behavioral Insight
Teams (BIT’s) die bij de betrokken departementen actief zijn. In deze analyse is het
ontwerp beleidsprogramma Klimaat doorgelicht op de aanwezigheid van maatregelen die
inspelen op gedragsverandering dan wel een gedragsverandering veronderstellen. Uit
de analyse bleek dat het beleidsprogramma vooral «gedraggevoelig» is op de thema’s
duurzame mobiliteit, verduurzaming MKB en verduurzaming gebouwde omgeving. Deze drie
thema’s zijn daarom besproken met de gedragswetenschappers. De opdracht was dus niet
om een optimaal pakket aan gedragsmaatregelen te ontwerpen, maar om de door het kabinet
voorgestelde klimaat-maatregelen met een gedragsaspect te analyseren. De aanbevelingen
uit het genoemde IPCC-rapport zijn hierin meegenomen.
19
Vraag over ontbreken thema voedsel in gedragsscan
Antwoord
De gedragsscan richtte zich op maatregelen die inspelen op gedragsverandering dan
wel een gedragsverandering veronderstellen zoals die zijn opgenomen in het ontwerp
beleidsprogramma Klimaat. Een duurzaam en gezond dieet en minder voedselverspilling
worden in het beleidsprogramma genoemd als voorbeelden van een broeikasgasarme levensstijl
die met gedragsinterventies bevorderd kan worden. Echter het beleidsprogramma bevat
verder geen concrete maatregelen op voedselgebied, dus konden gedragswetenschappers
geen analyse op dit thema uitvoeren. Het Ministerie van LNV is echter momenteel bezig
met het opstellen van een nieuwe Voedselbrief, waarin verschillende maatregelen zijn
opgenomen die inspelen op gedragsverandering. Het Ministerie van LNV heeft de bij
de eerdere scansessies betrokken gedragswetenschappers gevraagd deze maatregelen op
dezelfde manier te analyseren als zij bij het ontwerp beleidsprogramma Klimaat hebben
gedaan. De resultaten van deze extra scansessie zullen worden gepubliceerd bij het
verschijnen van de Voedselbrief in het voorjaar van 2023.
20
Vraag over wijze van raadplegen van gedragswetenschappers
Antwoord
Zie de beantwoording onder vraag 7.
21
Vraag over zelfregulering reclamebranche en normerende werking reclameverbod
Antwoord
Het idee om bepaalde waarschuwingen te gaan plaatsen in reclames en advertenties voor
bepaalde producten en diensten met een fossiel karakter is op eigen initiatief door
de Bond van Adverteerders (BVA) naar voren gebracht. Ook is de BVA zelf met het voorstel
gekomen om het toezicht van de Reclame Codecommissie op bepaalde duurzaamheidsclaims
in reclames en advertenties te versterken. Deze signalen maken duidelijk dat de branche
bereid is om kritisch naar zichzelf te kijken. Het is belangrijk om deze beweging
te versterken. Ik ga daarom graag nader in gesprek met de branche over hun voorstellen.
De analogie met het Tabakswet en de het reclameverbod dat in dat kader is opgelegd
gaat mijns inziens niet op; hiervoor verwijs ik naar de beantwoording van vraag 16.
Verder ben het eens met de opvatting van een aantal van de gedragswetenschappers dat
de klimaat- en energietransitie gepaard zal moet gaan met een andere, niet fossiele
maatschappelijke norm. Het is echter de vraag of deze omslag bereikt kan worden door
fossiele reclame zonder meer te verbieden. De wetenschappers geven zelf ook aan dat
dit een te simpele voorstelling van zaken is. Zij geven aan dat verandering van de
norm vooral erbij gebaat is als hierover een breed publiek debat op gang komt. Waarschuwingen
in fossiele reclames zouden kunnen helpen bij het op gang brengen van dit debat. Daarnaast
verwacht ik dat de vele andere maatregelen van het kabinet uit het beleidsprogramma
Klimaat zullen bijdragen aan meer debat en dialoog over een niet fossiele norm voor
onze samenleving. Met name wil ik in dit verband wijzen op de hierboven genoemde brede
klimaatcampagne. Zie verder ook de beantwoording van vraag 11 en 14.
22
Vraag over bijdrage verbod fossiele reclame aan realisatie klimaatdoelen
Antwoord
Het kabinet maakt gebruik van een uitgebreid pakket instrumenten voor de realisatie
van de klimaatdoelen: de voorzieningen en regelingen uit de Klimaatwet, de maatregelen
uit het Coalitietakkoord en de aangekondigde maatregelen voortkomend uit het IBO.
Dit pakket richt zich nadrukkelijk op álle actoren, zowel burgers, bedrijven als overheden.
Dit betekent dat ook bedrijven die zich geheel of gedeeltelijk met fossiele activiteiten
bezig houden gebonden zijn aan het klimaatbeleid. Er zijn dus genoeg alternatieve
instrumenten beschikbaar om fossiele activiteiten af te remmen, stop te zetten of
te vergroenen. Tegelijk kleven er de nodige nadelen aan het terugdringen van fossiele
activiteiten via een reclameverbod. Daarom maakt het kabinet de inhoudelijke afweging
om het bestaande instrumentenpakket voor dit doel in te zetten en geen reclameverbod.
Zie verder ook de beantwoording onder vraag 15 en 16.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier