Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 276 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 6 februari 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding en aanleiding
2
2.
Probleemschets
3
2.1.
Wetsgeschiedenis positie academische ziekenhuizen in bestel
3
3.
Hoofdlijnen wetsvoorstel en gevolgen
3
3.1.
UMC-vorming
3
3.2.
Samenvoeging Amsterdamse academische ziekenhuizen
4
3.2.1
Stappenplan totstandkoming Amsterdam UMC
4
3.2.2
Aanpassingen in interne governancestructuur en betrokkenheid stakeholders en medezeggenschap
5
3.2.3
Onderdelen wetsvoorstel verband houdende met de samenvoeging
6
3.3.
Samenwerking bijzondere universiteiten en academische ziekenhuizen
6
4.
Advies en openbare internetconsultatie
7
5.
Inwerkingtreding
7
Artikelsgewijze toelichting
7
1. Inleiding en aanleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband
met enkele wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen.
De leden zien een mooie kans in de samenwerking tussen de twee academische ziekenhuizen
waardoor beschikbare specialismen, infrastructuur en voorzieningen beter benut kunnen
worden. De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele
wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen. Deze
leden hebben enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot Wijziging
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele
wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen. Deze
leden hebben hier enkele vragen over.
De leden van de PvdA-fractie staan positief tegenover de bedoeling van dit wetsvoorstel
in zijn huidige vorm. De leden merken op dat academische ziekenhuizen van belang zijn
op het raakvlak van gezondheidszorg en hoger onderwijs.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van
het onderhavig wetsvoorstel. Zij begrijpen de noodzaak en de behoefte van de regering
om de wet mee te laten groeien met de in de praktijk ontstane samenwerkingsvormen.
Toch hebben deze leden, voornamelijk naar aanleiding van het betoog van de heer P. Kwikkers
over het wetsvoorstel1, enkele vragen die zij graag aan de regering willen voorleggen.
De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met enkele
wijzigingen inzake het bestuur en de inrichting van academische ziekenhuizen. Deze
leden lezen dat sinds 2018 het academisch ziekenhuis, verbonden aan de VU2, namelijk het VUmc3, en het academisch ziekenhuis, verbonden aan de UvA4, te weten het AMC5, nu al gezamenlijk naar buiten optreden als Amsterdam UMC6. De leden zien dan ook geen belemmering om dit ook juridisch vorm te geven in de
vorm van één organisatie met één systeem van werken en één leidinggevende structuur,
mits de kwaliteit van de zorg altijd prioriteit krijgt en ook het personeel geen grote
bezwaren ondervindt. Zorgpersoneel moet natuurlijk altijd behouden blijven.
Hoewel de leden als voornoemd menen dat een samenvoeging niet altijd positief uitpakt,
zien zij dat de inmiddels in gang gezette samenwerking kennelijk voorspoedig verloopt.
Indien specialismen en voorzieningen op deze wijze beter benut kunnen worden en kwalitatief
hoogstaande zorg en wetenschappelijk onderzoek geen schade oploopt, is er volgens
deze leden geen reden om de samenvoeging tegen te houden.
2. Probleemschets
2.1. Wetsgeschiedenis positie academische ziekenhuizen in bestel
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering (indirect) een rijksbijdrage
ter beschikking stelt voor de werkplaatsfunctie van de academische ziekenhuizen (wetenschappelijk
geneeskundig onderwijs en onderzoek). De zorgverzekeraars bekostigen daarnaast de
patiëntenzorg, aangevuld door beschikbaarheidsbijdragen, die worden toegekend door
de NZa7. Deze leden vragen of de regering uiteen kan zetten hoe de opleidingen voor medisch
specialisten, huisartsen en tandartsen worden vergoed. Welk deel wordt vanuit de begroting
van het Ministerie van OCW8 betaald en welk deel wordt vanuit beschikbaarheidsbijdragen onder het uitgavenplafond
zorg betaald? Wordt ook een deel vanuit de begroting van het Ministerie van VWS9 bekostigd? Zo ja, welk deel? De leden als voornoemd vragen op welke wijze door het
kabinet gezorgd wordt dat het aantal opleidingsplekken Tandheelkunde wordt uitgebreid
tot het geadviseerde aantal zoals door het Capaciteitsorgaan wordt geadviseerd10. Door welk ministerie wordt uiteindelijk het aantal instroomplekken bepaald? Deze
leden vragen of, en zo ja op welke manier, het Ministerie van OCW invloed heeft op
de verdeling van de opleidingsplaatsen over de verschillende UMC’s11. Worden de verdelingsvoorstellen van de stichting BOLS12 en de stichting TOP Opleidingsplaatsen13 altijd gevolgd of wordt hierop gestuurd, bijvoorbeeld via de toekenning van de beschikbaarheidsbijdragen?
Kan de regering aangeven hoe kan worden geborgd dat een adequate spreiding van de
opleidingsplaatsen over de regio’s plaatsvindt?
3. Hoofdlijnen wetsvoorstel en gevolgen
3.1. UMC vorming
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in het wetsvoorstel op verschillende onderdelen
van een bredere wettelijke inbedding van UMC’s in de WHW14 wordt ingegaan, maar een bredere wettelijke regeling nog verder wordt uitgesteld.
Gaat er een bredere wettelijke regeling komen en wat is het beoogde tijdpad voor de
wettelijke inbedding van UMC’s in de WHW? Deze leden lezen dat de aanpassing van de
WHW in dit wetsvoorstel alleen geldt voor de Amsterdamse ziekenhuizen vanwege de specifieke,
bijzondere situatie. Kan de regering uiteenzetten welke situaties nog meer aanleiding
zouden kunnen geven tot samenvoeging? De leden zien de waarde van een samenwerking
tussen UMC’s en universiteiten en vragen of de suggestie van het Erasmus Medisch Centrum
om samenwerkingsmogelijkheden uit te breiden naar andere universiteiten, in de verkenning
wordt meegenomen.
3.2. Samenvoeging Amsterdamse academische ziekenhuizen
De leden van de CDA-fractie lezen dat het VUmc en het AMC sinds 2018 gezamenlijk naar
buiten optreden als Amsterdam UMC. Deze samenwerking maakt het volgens de zorginstellingen
mogelijk om beschikbare specialismen, infrastructuur en voorzieningen beter te benutten
en kwalitatief hoogstaande zorg en wetenschappelijk onderzoek te blijven leveren.
Deze leden vragen of inmiddels inzichtelijk is gemaakt of deze doelstellingen sinds
2018 daadwerkelijk behaald worden en of daartoe data beschikbaar zijn met een nulmeting
tot nu.
De leden als voornoemd vragen of aangegeven kan worden hoeveel procent van de personele
lasten van het Amsterdam UMC besteed wordt aan ondersteunend personeel en welk percentage
aan (directe) zorg. Kan hierbij ook worden aangegeven hoeveel procent van de tijd,
die aan (directe) zorg wordt besteed, aan administratieve lasten wordt besteed? Is
hier sinds de samenwerking tussen VUmc en AMC verbetering in opgetreden en kan dit
met data worden ondersteund?
Na de samenvoeging van de twee Amsterdamse academische ziekenhuizen blijven er zeven
academische ziekenhuizen over in Nederland. De leden van de CDA-fractie vragen of
dit aantal academische ziekenhuizen per miljoen inwoners vergelijkbaar is met andere
Europese landen of dat Nederland relatief veel of juist weinig academische ziekenhuizen
heeft per miljoen inwoners. Als dit aantal academische ziekenhuizen per miljoen inwoners
sterk afwijkt van het buitenland, dan vragen de leden de regering tevens om te reflecteren
op dit verschil.
Voornoemde leden vragen of de regering kan toelichten welke consequenties de samenvoeging
van de beide academische ziekenhuizen in de privaatrechtelijke stichting Amsterdam
UMC heeft voor de (eigendom van) onroerende zaken van het (voormalig) openbare academische
ziekenhuis AMC. Kan de regering daarbij ingaan op zowel het juridisch als het economisch
eigendom van het vastgoed?
Deze leden vragen uit hoeveel aparte locaties het VUmc en het AMC bestaan en hoeveel
locaties er over blijven na de samenvoeging van beide organisaties. Zijn er plannen
voor samenvoeging en daarmee sluiting van locaties en/of andere bestemmingen dan wel
verkoop van vastgoed?
Ten slotte vragen deze leden of organogrammen van het VUmc, het AMC en het samengevoegde
Amsterdam UMC verstrekt kunnen worden aan de Kamer.
3.2.1 Stappenplan totstandkoming Amsterdam UMC
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering een reactie kan geven op
de constatering dat het feitelijk niet klopt dat, zoals de memorie van toelichting
stelt, de activiteiten van het AMC en het VUmc zomaar worden voortgezet door een nieuwe
rechtspersoon, namelijk de stichting Amsterdam UMC. Deze leden lezen immers dat, voordat
Amsterdam UMC de volledige financiële en juridische verantwoordelijkheid vanuit de
in de wet geformuleerde opdracht van academische ziekenhuizen voor patiëntenzorg,
onderwijs en onderzoek van AMC en VUmc overneemt, de stichting VUmc wordt omgevormd
tot de stichting Amsterdam UMC door middel van een Akte van een statutenwijziging
van stichting VUmc. Klopt het dat de stichting Amsterdam UMC hierdoor eigenlijk geen
nieuwe rechtspersoon is, maar een rechtstreekse rechtsopvolger van de stichting VUmc,
waarbij vervolgens de activa en passiva van het AMC worden overgedragen door middel
van een overeenkomst tot overdracht tussen Amsterdam UMC en AMC? Kan de regering nader
beargumenteren waarom hier de facto geen sprake zou zijn van een overname door de
VUmc?
3.2.2 Aanpassingen in interne governancestructuur en betrokkenheid stakeholders en
medezeggenschap
De leden van de CDA-fractie lezen dat de samenvoeging geen gevolgen heeft voor het
bestaand onderwijs(-aanbod). Studenten blijven nu en in de toekomst verbonden aan
hun eigen opleiding en hun eigen universiteit, aldus de regering. Deze leden vragen
of de samenvoeging wel gevolgen heeft voor de bestaande ziekenhuizen en het daar werkzame
zorgpersoneel. Hoe komt de governance, de besluitvorming en de zeggenschap binnen
de nieuwe organisatie eruit te zien? Worden de teams waarin gewerkt wordt groter,
met verdunning van de relaties als gevolg? Krijgen patiënten mede daardoor vaker andere
artsen te zien? Zijn daarvan cijfers beschikbaar? En zijn alle medewerkers in loondienst
bij het Amsterdam UMC?
De leden als voornoemd vragen hoe binnen de samengevoegde ziekenhuizen omgegaan wordt
met de bestaande softwaresystemen en gegevensuitwisseling. Worden de systemen geïntegreerd
of blijven de verschillende organisatieonderdelen met de eigen systemen werken? Daarnaast
begrijpen deze leden dat bij academische ziekenhuizen soms wel 300 à 400 apps worden
gebruikt, bijvoorbeeld voor thuismonitoring van patiënten met bepaalde chronische
ziektes. De leden vragen of kan worden aangegeven wat de situatie voor de samenvoeging
was en hoe de situatie op dit moment is.
De leden van de CDA-fractie vragen verder of kan worden aangegeven hoe het nu gesteld
is met het melden van nevenfuncties van medisch specialisten dan wel belangen die
specialisten hebben naast het dienstverband met Amsterdam UMC. Deze leden vragen dit
naar aanleiding van eerdere berichtgeving rond de directeur van het Alzheimercentrum
van het Amsterdam UMC15.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat, nu er al sprake is van een vergaande afstemming
en samenwerking tussen de academische ziekenhuizen van de UvA en de VU, een volgende
stap voor de hand ligt om ook het hoger onderwijs van beide academische ziekenhuizen
samen te voegen, zodat er een volledige samenvoeging ontstaat als één academisch ziekenhuis.
Zeker in de unieke situatie waarin twee academische ziekenhuizen binnen één gemeente
zijn gehuisvest, is dit een werkbare constructie, des te meer nu de betrokken academische
ziekenhuizen dit zelf willen. Kan de regering nog toelichten hoe hij de menselijke
maat binnen het aldus samengevoegde academische ziekenhuis zal waarborgen, zowel voor
patiënten als studenten?
3.2.3 Onderdelen wetsvoorstel verband houdende met de samenvoeging
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering inzicht kan geven in de omvang en
de aard van wat de financiering vanuit beide universiteiten naar het nieuwe Amsterdamse
UMC gaat zijn.
De leden van de D66-fractie lezen dat het Amsterdam UMC een bijzonder academisch ziekenhuis
zal worden. Een gevolg hiervan is dat de wettelijke voorschriften inzake benoeming,
schorsing en ontslag van de leden van de raad van bestuur en van de raad van toezicht
niet zullen gelden en dat de Minister geen rol heeft bij benoemingen van de leden
van de raad van toezicht. Deze leden zijn benieuwd waarom hiervoor is gekozen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen de constatering
van de heer P. Kwikkers16 dat het gekozen construct in het onderhavig wetsvoorstel, namelijk een verbijzondering
van een rijksinstelling tot een private instelling, niet per se voor de hand liggend
is. Waarom is niet gekozen voor de omgekeerde beweging, namelijk van het privaatrechtelijke
VUmc naar een publiekrechtelijk Amsterdam UMC? Welke argumenten lagen aan dit besluit
ten grondslag? Zou dit niet een wenselijkere vorm zijn, alleen al vanwege het feit
dat de middelen waarmee het VUmc is opgericht en in stand gehouden vrijwel volledig
uit publieke middelen bestaan? Graag zien deze leden een uitgebreide onderbouwde reactie
over waarom hier niet voor is gekozen. Kan de regering een overzicht geven van de
voor- en nadelen van beide vormen?
Daarnaast vragen de leden als voornoemd of de regering de mening van de heer P. Kwikkers17 deelt dat met het wetvoorstel niet enkel sprake is van een codificatie van organisch
gegroeide praktijk, maar dat sprake is van het privatisering van een publiekrechtelijke
instelling. Zo nee, waarom niet? In hoeverre kan de Minister zijn verantwoordelijkheid
voor het onderwijsstelsel nog voldoende uitvoeren door de verminderende betrokkenheid
bij het Amsterdam UMC?
3.3. Samenwerking bijzondere universiteiten en academische ziekenhuizen
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de bijzondere academische ziekenhuizen in
Amsterdam (VUmc) en Nijmegen (Radboudumc) al wordt gewerkt met een GBO18 en een GUO19 en dat hier dus sprake is van codificatie van de bestaande situatie. Deze leden vragen
of dit ook het geval is met betrekking tot het op basis van Hoofdstuk 12 van de wet
verplichte periodiek overleg tussen bestuur van de geneeskundefaculteit en de raad
van bestuur van het academisch ziekenhuis. Wordt hier ook al mee gewerkt in het VUmc
en het Radboudumc of zal deze nieuwe verplichting een wijziging van de huidige praktijk
zijn?
4. Advies en openbare internetconsultatie
De leden van de D66-fractie begrijpen dat ervoor is gekozen om het wetsvoorstel te
wijzigen ten opzichte van de versie die in internetconsultatie is gegaan. Het belangrijkste
verschil is dat de regeling voor de bredere wettelijke inbedding van UMC’s niet meer
in het wetsvoorstel is opgenomen. Deze leden vinden het belangrijk dat het wettelijke
kader en inbedding van het publieke onderwijs en -onderzoek goed aansluit bij de praktijk.
Op die manier kan bijvoorbeeld medezeggenschap en toezicht op een goede manier worden
georganiseerd. De leden zijn benieuwd naar de concrete vervolgstappen van de regering
met betrekking tot de inbedding van de UMC in de WHW.
De leden van de CDA-fractie lezen dat een adequate inbedding van UMC’s in het stelsel
van wet- en regelgeving nog nadere gedachtevorming behoeft. In de memorie van toelichting
wordt echter niet onderbouwd wat de nut en noodzaak is van inbedding van UMC’s in
de wet. Deze leden vragen daarom of de regering (kort) kan aangeven wat de nut en
noodzaak hiervan is en welke doelen behaald moeten worden door het in de wet opnemen
van UMC’s. Welke problemen worden op dit moment in de praktijk ervaren die ontstaan
doordat UMC’s niet in de wet zijn opgenomen?
De leden als voornoemd vragen of de regering op hoofdlijnen kan aangeven wat de reactie
op het wetsvoorstel is geweest van de twee betrokken academische ziekenhuizen (het
AMC en het VUmc), de hieraan verbonden universiteiten (de UvA en de VU) en de RU20.
5. Inwerkingtreding
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er in dit proces tijd verloren is gegaan.
De beoogde inwerkingtreding was voorzien op 1 januari 2023, maar nu is dat verlaat
naar 1 januari 2024.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel C
De leden van de CDA-fractie constateren dat niet langer per artikel wordt uitgeschreven
welke bepalingen de openbare ziekenhuizen regelen en welke bepalingen bekostigingsvoorwaarden
zijn voor bijzondere ziekenhuizen. De leden vragen of met deze wijziging in de praktijk
wijzigingen worden doorgevoerd in de bekostigingsvoorwaarden of dat dit slechts een
wetstechnische wijziging betreft.
Onderdeel G
De leden van de CDA-fractie zien dat artikel 12.18, eerste lid van de WHW (Structuurregeling,
inlichtingenplicht, jaarverslag bijzonder academisch ziekenhuis) zodanig wordt gewijzigd
dat het bestuur van het bijzondere academisch ziekenhuis de regels vaststelt inzake
het bestuur en de inrichting van die academisch ziekenhuizen, in afstemming met het
bestuur van de betreffende universiteit. Deze leden vragen wat in dit verband «in
afstemming met» precies inhoudt. Gaat het hier om het vaststellen van de regels na
overleg, in overleg of in overeenstemming met het bestuur van de universiteit?
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.