Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie ‘Toezicht op Algemeen Nut’ (Kamerstuk 36107-9)
2023D04100 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 01 februari 2023 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd over zijn op 16 december 2022 toegezonden
brief inzake de kabinetsreactie Toezicht op Algemeen Nut (Kamerstuk 36 107, nr. 9).
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het rapport «Toezicht op Algemeen Nut». Deze leden danken de commissie voor het
onderzoeksrapport.
De leden van de VVD-fractie steunen in algemeen het doel van de ANBI-status voor verschillende
instellingen en de positieve invloed die zij kunnen hebben op de Nederlandse samenleving.
Deze leden zien echter ook dat de ANBI-status misbruikt kan worden door sommige organisaties.
Dit vinden deze leden zorgelijk.
De leden van de VVD-fractie vragen of een overzicht kan worden gegeven van de ontwikkeling
van de formatie bij de Belastingdienst die toezicht houdt op een ANBI. Hoe wordt het
ANBI-team de komende jaren uitgebreid zodat hun toezichthoudende rol kan worden versterkt?
Hoeveel fte zal nodig zijn voor adequaat toezicht op ANBI’s?
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer een centraal ICT-punt opgericht zal worden
om het toezicht op de ANBI’s te verbeteren.
De leden van de VVD-fractie vragen wat het wettelijk kader is bij het opheffen van
een ANBI? Hoe kan hierbij ervoor worden gezorgd dat het geld wat in eerste instantie
was bedoeld voor het goede doel niet bij individuen of partijen terecht kom(t)(em)
die niet dat belang nastreven of voor privédoeleinden gebruiken?
De leden van de VVD-fractie constateren dat momenteel verschillende fiscale regimes
worden getoetst op doelmatigheid en doeltreffendheid. Deze leden vragen of hierbij
ook het ANBI-regime zal worden getoetst? Zo nee, waarom niet en is de Staatssecretaris
bereid de doeltreffendheid en doelmatigheid alsnog te onderzoeken?
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat bij ongeveer 20 procent van de
erkende instellingen niet aan hun jaarlijkse publicatieplicht wordt voldaan? Wat is
de standaardprocedure bij instellingen die niet meer actief zijn? Waarom worden deze
niet automatisch gemarkeerd als beëindigd? Wat is de reden waarom deze instellingen
niet meer actief zijn? Indien bij steekproef ongeveer 20 procent van de instellingen
niet meer actief is, wat zegt dat over de totale omvang van erkende instellingen?
Is het mogelijk om een grootschalig onderzoek te doen naar alle erkende instellingen?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het instellen van een grondrechtentoets
voor ANBI-instellingen lastig uit te voeren is in de praktijk, vooral door botsende
vrijheden die in de Grondwet staan. Deze leden vragen of is overwogen of de voorwaarden
om aan een ANBI-status te voldoen kunnen worden aangescherpt. Waarin bijvoorbeeld
wordt opgenomen dat moet worden voldaan aan algemeen geldende normen en waarden? Of
dat erin wordt opgenomen dat het prediken van haat, aanzetten tot homohaat, aanzetten
tot geweld tegen vrouwen, etcetera, niet zijn toegestaan. Kan de Staatssecretaris
hierop reflecteren? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat hier scherp
op toegezien moet worden? Voorts constateren deze leden dat het «groeiend» instrumentarium
wat de overheid op dit moment heeft vooral ziet op strafbare feiten, wat de leden
van de VVD-fractie geheel onderschrijven. Echter, kunnen daardoor onwenselijke situaties,
zoals hierboven beschreven, niet direct worden aangepakt en de ANBI-status worden
ontnomen? Hoe reageert de Staatssecretaris daarop?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport
«Toezicht op Algemeen Nut» en de bijbehorende kabinetsreactie. De leden van de D66-fractie
zijn blij met de aandacht voor dit onderwerp en delen de mening van de Staatssecretaris
dat ongewenst gedrag door ANBI’s moet worden teruggedrongen. Wel vragen de leden of
dit ongewenst gedrag nu voldoende wordt aangepakt door de aankondigde vervolgstappen
van het kabinet. Daarom staan deze leden in principe positief tegenover de plannen
van het kabinet, maar hebben de leden van de D66-fractie nog wel enkele vervolgvragen.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over het gebrek aan digitalisering wat
betreft de registratie, gegevensverzameling en communicatie van ANBI’s. Het lijkt
deze leden vrijwel onmogelijk om goed toezicht te houden wanneer de administratie
grotendeels nog op papier plaatsvindt. De aanbeveling om te digitaliseren vinden deze
leden dan ook een cruciale. Uit de kabinetsreactie blijkt echter niet dat de registratie,
gegevensverzameling en communicatie van ANBI’s volledig gedigitaliseerd gaat worden.
Deze leden vragen daarom of het inderdaad klopt dat dit proces niet volledig gedigitaliseerd
gaat worden en indien dit klopt, waarom dit niet zo is. Welk deel van het proces blijft
via papier verlopen en welke reden ligt daaraan ten grondslag? Is de Staatssecretaris
niet bang dat, zolang dit proces niet zoveel mogelijk gedigitaliseerd is, goed toezicht
houden vrijwel onmogelijk blijft?
De leden van de D66-fractie constateren daarnaast dat in de praktijk er weinig ANBI’s
onderzocht worden: in de periode 1-1-2021 tot en met 31-10-2022 heeft het ANBI-team
in totaal 128 toezichtopdrachten (kantoortoetsen en boekenonderzoeken) uitgevoerd
en van 47 instellingen is de ANBI-status ingetrokken. Deze leden vinden een totaal
van 128 onderzoeken op een totaal van 45.000 ANBI’s in een periode van bijna twee
jaar bijzonder laag. Deze leden zouden graag van de Staatssecretaris horen waarom
dit aantal zo laag is. Komt dit door een gebrek aan inzicht in ANBI’s (bijvoorbeeld
door een gebrek aan digitalisering), door een gebrek aan capaciteit, of door andere
redenen? De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de beslissing van de Staatssecretaris
om de toezichtcapaciteit niet uit te breiden, ondanks het advies om dit wel te doen
in het rapport. De Staatssecretaris stelt dat uitbreiding van de toezichtcapaciteit
zou leiden tot het onttrekken van benodigde capaciteit elders. De leden van de D66-fractie
volgen deze logica niet direct. Deze leden vragen of uitbreiding van de capaciteit
in absolute zin niet mogelijk/wenselijk is, of dat de Staatssecretaris extra toezicht
op ANBI’s simpelweg niet de moeite waard acht? Indien dat laatste het geval is, zou
de Staatssecretaris willen toelichten waarom dat volgens hem niet de moeite waard
is?
Tot slot zijn de leden van de D66-fractie van mening dat organisaties geen ANBI-status
moeten krijgen als ze zich inlaten met zaken die niet het algemeen nut dienen. Zo
verbazen deze leden zich over het feit dat organisaties die zich bezighouden met ongewenste
en schadelijke praktijken als conversietherapie van een ANBI-status kunnen genieten.
Deze leden zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris daar tegenaan kijkt en de leden zijn
vooral benieuwd welke stappen volgens de Staatssecretaris genomen zouden kunnen worden
om organisaties die niet het algemeen nut dienen, uit te sluiten van ANBI-status.
Deze leden zijn bijvoorbeeld benieuwd hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen het uitvoeren
van steekproeven om zo het toezicht te verscherpen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie «Toezicht
op Algemeen Nut» en hebben hierover nog enkele vragen.
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven bij hoeveel ANBI’s
is vastgesteld dat er sprake is (geweest) van ongewenste buitenlandse beïnvloeding,
dan wel financiering? Wat voor een ANBI’s betrof het, uit welke landen kwam de ongewenste
beïnvloeding, waaruit bestond die en welke maatregelen zijn genomen om deze ongewenste
beïnvloeding dan wel financiering te stoppen?
Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel giften door ANBI’s worden ontvangen een en
ander uitgesplitst naar verschillende categorieën ANBI’s? Hoeveel giften ontvangen
moskeeën en andere islamitische (ANBI) instellingen?
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoeveel belastinginkomsten
er de afgelopen tien jaar zijn misgelopen als gevolg van giftenaftrek aan ANBI’s?
Kan de Staatssecretaris hierbij een uitsplitsing per jaar maken?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om aan te geven op welke
wijze wordt gecontroleerd waaraan giften en donaties worden besteed.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoeksrapport naar toezicht
op ANBI’s en de kabinetsreactie daarop. Zoals bekend hechten deze leden aan het stimuleren
van ANBI’s, die maatschappelijke betrokkenheid en vrijgevigheid bevorderen. Wel hebben
de leden van de CDA-fractie in het verleden al vaker vragen gesteld over de «uitwassen»
in deze sector, want waar voordelen te behalen zijn, vindt helaas ook regelmatig misbruik
plaats. Daarom moet het toezicht op deze sector volgens deze leden ook goed op orde
zijn. Deze leden zien daar goede aanknopingspunten in het rapport en in de aanbevelingen
die de Staatssecretaris mee wil nemen. Deze leden zouden wel graag zien dat enige
terughoudendheid geldt ten aanzien van het opleggen van allerlei extra administratieve
verplichtingen aan ANBI’s. Een goede balans moet volgens deze leden worden gevonden
tussen verbetering van toezicht, maar ook behapbare administratieve lasten. Graag
zouden deze leden horen hoe de Staatssecretaris invulling geeft aan het vinden van
een dergelijke balans.
De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen over de inhoud van de brief.
Wat de leden van de CDA-fractie een belangrijk element vinden is dat ANBI’s gedrag
blijven vertonen dat niet conflicteert met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen.
In statuten kan men immers het algemeen nut beogen op grond van de voorwaarden voor
de ANBI-status, maar het gaat ook juist om de feitelijke activiteiten en gedragingen
van ANBI’s. Deze leden zien daarom op dat vlak ook een belangrijke uitdaging, zeker
als zij lezen dat van de circa 45.000 ANBI’s, het toezichtsteam er het afgelopen jaar
op basis van signalen 128 heeft onderzocht, waarna 47 ANBI-statussen zijn ingetrokken.
Dat is bijna 40 procent van de onderzochte groep en de gehele populatie is vele malen
groter. Juist omdat deze leden hechten aan een zuivere ANBI-sector en een verantwoorde
besteding van belastinggeld, vinden deze leden het belangrijk dat ANBI’s zich ook
in blijven zetten om de status te behouden. De status mag in de ogen van deze leden
geen fiscaal vehikel voor misbruik zijn. Deze leden zien daarom ook uit naar de evaluatie
in 2023, omdat zij mogelijkheden zien in aanscherping van het algemeen nut vereiste
door een minimum aan te verrichten algemeen nuttige activiteiten of bestedingen. Deze
leden vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of hij van mening is dat een dergelijke
aanpassing positieve effecten kan opleveren. Ook vragen deze leden of de Staatssecretaris
mogelijkheden ziet om met zulke aangescherpte eisen bepaalde misbruikconstructies,
bijvoorbeeld het oprichten van een eigen ANBI om daar giften aan te doen om inkomstenbelasting
te drukken, tegen te gaan. Die worden wellicht minder aantrekkelijk als aanvullende
activiteiten moeten worden verricht.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de huidige integriteitstoets mogelijkheid biedt
ANBI-statussen in te trekken. Deze leden zijn benieuwd hoe vaak een dergelijke integriteitstoets
wordt uitgevoerd en of dat alleen op signalen is.
Ten aanzien van de afdeling die beoordeelt of ANBI’s nog steeds aan de ANBI-eisen
voldoen, vragen de leden van de CDA-fractie hoe in praktijk wordt gecontroleerd of
ANBI’s nog steeds aan de eisen voldoen. Welke informatie wordt onderzocht en hoe wordt
dat gedaan om te onderzoeken of de uitgeoefende activiteiten algemeen nuttige belangen
in praktijk nastreven.
De Staatssecretaris geeft aan dat hij niet zoveel ziet in het uitbreiden van het ANBI-team,
met name vanwege de personele uitdagingen die de Belastingdienst al ervaart, zo constateren
deze leden. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of op termijn toch niet naar
een uitbreiding moet worden toegewerkt vanwege het grote aantal actieve ANBI’s en
vooral ook de verwerking van en controle op de te ontvangen informatie die de Staatssecretaris
voornemens is extra te gaan verzamelen. Nog steeds zal veel informatie handmatig moeten
worden gecontroleerd. Vooral als aanvullende eisen gesteld worden aan bijvoorbeeld
een minimumaantal te verrichten activiteiten, zal hier toch controle op moeten worden
uitgeoefend. Deze leden vragen de Staatssecretaris hierop te reflecteren.
De leden van de CDA-fractie zien voor het toezicht meerwaarde in meer digitale verwerking
van ANBI-data in een centraal punt, een aanbeveling die het kabinet ook gaat uitvoeren.
Deze leden zijn benieuwd of de Staatssecretaris nader kan toelichten om wat voor informatie
dat gaat, of dat voor alle ANBI’s geldt, en in hoeverre dit nieuwe administratieve
lasten oproept bovenop waar ANBI’s op dit moment al aan moeten voldoen en in hoeverre
een balans gezocht wordt tussen beter toezicht en die administratieve last.
De leden van de CDA-fractie zijn blij om te lezen dat de wijzigingen in samenspraak
met de sector worden vormgegeven. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke partijen
uit de sector allemaal worden betrokken en wat het aandeel van het totaal aan ANBI’s
is wat deze partijen vertegenwoordigen.
De leden van de CDA-fractie lezen verder dat zelfregulering, bijvoorbeeld via aansluiten
bij een keurmerk, volgens de Staatssecretaris ook potentie heeft. Deze leden zouden
er voorstander van zijn als de hele sector zulke zelfregulering zou toepassen, maar
maken zich enige zorgen over het eigen initiatief dat de sector hiertoe moet nemen.
Voor veel filantropische instellingen is dit geen probleem, maar de leden van de CDA-fractie
vragen of er nu ook niet juist een probleem zit bij ANBI’s die zich nergens bij aansluiten,
omdat hun motieven niet zuiver zijn. Deze leden vragen de Staatssecretaris hierop
te reflecteren. Zij vragen de Staatssecretaris ook aan te geven waar in de sector
de Belastingdienst vooral risico’s ziet, bijvoorbeeld ook volgens uit de signalen
en ingetrokken ANBI-statussen. Tot slot vragen deze leden de Staatssecretaris een
overzicht te geven van hoeveel onderzoeken er zijn geweest in de afgelopen tien jaar
en hoeveel statussen er zijn ingetrokken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben het rapport en de kabinetsreactie met interesse
gelezen. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris of het klopt dat het
totale budgettaire beslag van de ANBI-faciliteiten in 2018 circa 640 miljoen euro
was. Kan hij daarnaast een meer actuele berekening van het totale budgettaire beslag
geven?
In het rapport staat dat het toezicht op ANBI’s «gebrekkig is» en «het ANBI-team nauwelijks
toekomt aan opsporing van fraude». Klopt het dat er daarom geen enkel zicht is op
hoeveel fraude er gepleegd wordt en welk deel van het jaarlijkse budgettaire beslag
naar organisaties gaat die het algemeen nut slechts beperkt of helemaal niet dienen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris daarnaast te reflecteren
op de relatie tussen de ANBI-faciliteiten en vermogensongelijkheid in Nederland. In
hoeverre is hij van mening dat de ANBI-faciliteiten bijdragen aan een grotere vermogensongelijkheid
en in hoeverre denkt hij dat de voorgestelde maatregelen in het rapport bijdragen
aan het verminderen van dit mogelijke effect? Is de Staatssecretaris daarnaast van
plan nog andere maatregelen te nemen en zo ja, welke? Kijkt het kabinet daarbij bijvoorbeeld
ook naar het versmallen van de definitie van algemeen nut of naar het verder inperken
van de giftenaftrek voor burgers?
Kan de Staatssecretaris toelichten waarom na dit rapport nog een extra evaluatie nodig
is vóór bepaalde aanbevelingen worden geïmplementeerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie «Toezicht
op algemeen nut». Deze leden hebben begrip voor de overweging van het kabinet om de
aanbevelingen al dan niet over te nemen. Hierbij benadrukken deze leden de grote diversiteit
die in Nederland bestaat als het gaat om achtergronden en overtuigingen, die weerklinken
in een diversiteit aan stichtingen en andere ANBI-vormen. Dit maakt een inhoudelijke
definitie en beperking van het begrip «algemeen nut» zeer ingewikkeld en onwenselijk.
Deze leden zijn het in dat licht zeer eens met het advies van de evaluatiecommissie
en de daarop gebaseerde afwijzing van het kabinet ten aanzien van een grondrechtentoets,
ook gelet op de praktische onuitvoerbaarheid van een dergelijke maatregel.
Deze leden hebben verder nog een aantal vragen. Zo lezen deze leden met instemming
over de versterking van de capaciteit van het ANBI-team van de Belastingdienst. Deze
leden vragen hoe deze versterking concreet gestalte krijgt en vragen waarom het kabinet
deze uitbreiding ambitieus genoeg acht. Voorts vragen deze leden of het kabinet kan
aangeven hoe de behandeling van het Toezicht op Algemeen Nut zich verhoudt tot de
geplande evaluatie van de giftenaftrek in 2023. Heeft het kabinet in het licht van
de beperking van de periodieke giftenaftrek aanwijzingen dat dit het schenkgedrag
van burgers doet afnemen? Is het kabinet voornemens om de grens die bij deze beperking
is ingesteld te evalueren met betrekking tot enerzijds het effect op belastingontduiking
en anderzijds op geefgedrag? Verder lezen deze leden op pagina acht van de kabinetsreactie
over het «meerjarenportfolio van medio 2023» en vragen het kabinet om aan te geven
wat de inhoud en het beoogde doel van hiervan is. Hiernaast vragen deze leden naar
de impact van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR). Is het kabinet bekend
met signalen dat deze wet bij met name kleinere verenigingen en stichtingen – die
vaak een ANBI-status hebben – een onwerkbare werklast veroorzaken die somtijds zelfs
het voortbestaan van de organisatie bedreigt? Wordt deze wet geëvalueerd en zo ja,
wordt dit element in die evaluatie meegenomen? Ziet het kabinet de kans en heeft het
de ambitie, indien het deze signalen herkent, op te treden om deze effecten te weg
te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het rapport
«Toezicht op Algemeen Nut». Deze leden delen in grote lijnen de inzet van de Staatssecretaris,
maar hebben hierover nog diverse vragen.
De leden van de fractie van de SGP lezen in de kabinetsreactie op het rapport dat
de Staatssecretaris terecht aangeeft dat ANBI’s de pluriforme samenleving reflecteren
en dat er veel verschillende doelen kunnen worden nagestreefd, mede doordat het begrip
«algemeen nut» neutraal is vormgegeven. Tegelijk voelt dit volgens de Staatssecretaris
soms «ongemakkelijk». Waarom is dat ongemakkelijk?
Hoe borgt de Staatssecretaris dat er geen statussen van ANBI’s worden ontnomen van
instellingen die wellicht andere opvattingen hebben dan die volgens sommigen als gangbaar
worden gezien? Is hij het ermee eens dat deze materiële zaken geen beoordeling van
de Belastingdienst behoeven, maar dat voor de Belastingdienst enkel relevant is dat
er voldaan wordt aan alle formele vereisten?
De leden van de SGP-fractie zijn verheugd te lezen dat de Staatssecretaris er niet
voor voelt om een grondrechtentoets op te nemen. Deze beoordeling is in de ogen van
deze leden geen taak voor de Belastingdienst. Tegelijk lezen deze leden dat de Staatssecretaris
van mening is dat het kabinet zich duidelijk moet uitspreken wat ze als «wenselijk
maatschappelijk gedrag ziet». Hoe ziet dat er in de praktijk uit? Welke doorwerking
heeft dat op ANBI-regelgeving? Waarom wordt er gesproken over het «wenselijk maatschappelijk
gedrag» zoals het kabinet dit ziet, terwijl eerder juist werd betoogd dat ANBI’s de
pluriforme samenleving reflecteren en dat deze pluriformiteit van belang is? Hoe borgt
de Staatssecretaris een objectieve beoordeling van ANBI-aanvragen en een objectieve
beoordeling van ANBI-gedrag?
De leden van de SGP-fractie vragen wanneer de regering de nota van wijziging en de
nota naar aanleiding van het verslag over de Wet transparantie maatschappelijke organisaties
gereed heeft.
De leden van de SGP-fractie delen de terughoudendheid van de Staatssecretaris als
het gaat om het voorgestelde (aangescherpte) bestedingscriterium. Deelt de Staatssecretaris
de mening van de leden van de SGP-fractie dat de mate van bestedingen in een jaar
vrijwel niets zegt over het bijdragen aan het algemeen nut? En dat ANBI’s een grote
verscheidenheid kennen in de mate van bestedingen per jaar? Hoe wordt dit meegewogen
in het aangekondigde onderzoek naar een aangescherpt bestedingscriterium? Hoe weegt
de Staatssecretaris de noodzaak van een (aangescherpt) bestedingscriterium ten opzichte
van het reeds bestaande 90 procent-criterium?
De leden van de fractie van de SGP lezen dat het kabinet meerdere acties gaat ondernemen
om het toezicht door de Belastingdienst te versterken. Zoals een verplichte gecentraliseerde
aanlevering van ANBI-gegevens. Wanneer worden deze acties uitgevoerd? Welke regelgeving
moet worden aangepast en wanneer wordt dit gedaan?
De leden van de SGP-fractie juichen zelfregulering van de sector van harte toe, net
als het kabinet. Deze leden willen de Staatssecretaris dan ook aansporen om vooral
hierop in te zetten, in plaats van te komen met extra (generieke) regelgeving. Tevens
zijn deze leden verheugd te lezen dat het kabinet in gesprek gaat met de sector om
zelfregulering verder te verbeteren. Op welke wijze houdt de Staatssecretaris de Kamer
op de hoogte van deze gesprekken?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet op korte termijn met de SBF in gesprek
treedt om gezamenlijk tot een plan van aanpak te komen om zowel de zelfregulering
als de uitvoering van de ANBI-regeling verder te verbeteren. Wanneer wordt dit plan
van aanpak met de SBF besproken en opgesteld?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.