Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over uitvoering van de motie van het lid Van Raan c.s. over end-to-endencryptie in stand houden (Kamerstuk 26643-885)
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 968
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 februari 2023
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 23 september 2023 over
uitvoering van de motie van het lid Van Raan c.s. over end-to-endencryptie in stand
houden (Kamerstuk 26 643, nr. 885) (Kamerstuk 26 643, nr. 908).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 december 2022 aan de Minister van Justitie en Veiligheid
voorgelegd. Bij brief van 31 januari 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kamminga
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Inleiding
Hierbij bied ik uw Kamer de antwoorden aan op de nadere vragen van 4 december 2022
van de leden van de fracties van Democraten 66 (D66), christenDemocratisch Appèl (CDA),
Socialistische Partij (SP) en Partij voor de Dieren (PvdD) naar aanleiding van mijn
brief van 23 september 2022 over de uitvoering van de motie van het lid Van Raan c.s.
(Kamerstuk 26 643, nr. 885) over end-to-end encryptie (Kamerstuk 26 643, nr. 908).
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen van de leden van deze fracties.
De vragen beantwoord ik hierna. Bij de volgorde van de beantwoording is de volgorde
van de brief van 4 december 2022 aangehouden. Vanwege de omvang van het aantal vragen
en het detailniveau van de beantwoording daarvan, heb ik de afzonderlijke vragen en
antwoorden zoveel mogelijk bij elkaar gehouden.
Vragen van de leden van de D66-fractie en antwoorden
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de motie
van het lid Van Raan c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 885) en hebben hier over enkele vragen. Allereerst vragen de leden van de D66-fractie
er wederom aandacht voor dat er geen tussenweg bestaat tussen veilige encryptie en
een achterdeur voor veiligheidsdiensten. Met onderzoek naar een niet bestaande technische
oplossing voor dit probleem staat het recht op veilige encryptie onder druk met grote
gevolgen voor het beschermen van kennis bij bedrijven en het werk van journalisten,
wetenschappers, activisten, advocaten en vele anderen.
Vraag
Kan de Minister de positie van Duitsland en het Oostenrijkse parlement ten opzichte
van het onderdeel chatcontrol in het commissievoorstel toelichten?
Antwoord
In algemene zin zien lidstaten de noodzaak van een Europese aanpak om (online) seksueel
kindermisbruik tegen te gaan. De Duitse Minister van Justitie heeft via sociale media
aangegeven kritisch te zijn op wat hij chatcontrol noemt.1 De term chatcontrol als zodanig wordt niet genoemd in de Verordening. In Oostenrijk
heeft het parlement een motie aangenomen waarin het de Minister van Binnenlandse Zaken,
de Minister van Justitie en de Minister voor Vrouwen, Familie, Integratie en Media
oproept om in het kader van de onderhandelingen over de verordening ervoor te zorgen
dat deze in overeenstemming is met de grondrechten.
Vraag
Acht de Minister het mogelijk om aan te sluiten bij de Duitse en Oostenrijkse inzet
om chatcontrol uit de motie te weren? Zo nee, waarin verschillen de posities van Nederland
ten opzichte van deze landen? Deze leden zullen op dit onderwerp een motie indienen
om hierbij aan te sluiten tijdens de eerste volgende Raad Justitie en Binnenlandse
Zaken (JBZ-raad).
Antwoord
Het Nederlandse standpunt blijkt uit het BNC-fiche en de brief over de uitvoering
van de motie van het lid Van Raan c.s. (Partij van de Dieren). Het Nederlandse standpunt
met betrekking tot monitoring van materiaal van seksueel kindermisbruik en grooming
is duidelijk. Het kabinet vindt het tegengaan van (materiaal van) seksueel kindermisbruik
van groot belang. Het kabinet ziet voor detecteren mogelijkheden voor bijvoorbeeld
het gebruik van hashdatabases, waarmee onmiskenbaar materiaal van seksueel kindermisbruik
kan worden onderkend om vervolgens ontoegankelijk gemaakt te worden. Het kabinet wil
niet dat het voorstel leidt tot algemene monitoring. Dit staat ook vermeld in het
BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3455).
Een ander specifiek aandachtspunt voor het kabinet zijn de voorstellen op het gebied
van grooming. De opsporing van grooming is complex, omdat het hierbij gaat om tekst
waarbij de inhoud en de interpretatie afhankelijk zijn van de context. In Nederland
is het detecteren van grooming exclusief belegd bij opsporingsinstanties. Nederland
wil dit zo houden. In de onderhandelingen wordt dit standpunt actief uitgedragen.
Wanneer het gaat om versleuteling heeft Nederland ook een duidelijk standpunt ingenomen.
Het kabinet zal (Europese) voorstellen die end-to end encryptie onmogelijk maken niet
steunen. Hoe men binnen de kaders van bovengenoemde standpunten toegang kan krijgen
tot informatie wordt nader onderzocht. Naast de mogelijke zorgen wil ik ook dat we
goed kijken naar wat wél mogelijk is in dit complexe vraagstuk.
Het kabinet kijkt kritisch naar de aspecten van het voorstel waarmee inbreuk wordt
gemaakt op een aantal grondrechten en beoogt te voorkomen dat het voorstel leidt tot
algemene monitoring.2 Een inbreuk op het recht op privéleven, het recht op gegevensbescherming, het recht
op vrijheid van meningsuiting en het communicatiegeheim van burgers mag alleen als
deze noodzakelijk is en voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit
en de bijzondere eisen van de Grondwet en de desbetreffende internationale verdragen.
Samen met lidstaten met een gelijkluidende opvatting zal worden gezocht naar oplossingen
om op een proportionele, subsidiaire en effectieve manier online seksueel kindermisbruik
aan te pakken waarbij fundamentele rechten zijn geborgd.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitvoering van
de motie van het lid Van Raan c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 885) over het in stand houden van end-to-end-encryptie. Deze leden hebben hierover nog
enkele vragen. Zij willen ten eerste markeren dat zij tegen de betreffende motie hebben
gestemd.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de uitvoering van de motie invloed heeft
op de onderhandelingen over de Conceptverordening inzake het tegengaan van online
seksueel kindermisbruik. Deze leden maken zich grote zorgen over het grote aantal
meldingen dat jaarlijks wordt gedaan van online seksueel kindermisbruik.
Vraag
Deze leden vragen of de Minister het met deze leden eens is dat het belang van het
terugdringen van online seksueel kindermisbruik voorop moet staan en dat dit belang
zwaarder weegt dan de privacy van betrokkenen.
Antwoord
Het is van groot belang dat (online) seksueel kindermisbruik wordt voorkomen en bestreden.
Het kabinet heeft zich de afgelopen jaren hard ingezet om materiaal van seksueel kindermisbruik
effectief te bestrijden. Tegelijkertijd is het van belang dat de inbreuk op grondrechten
alleen plaatsvindt wanneer deze strikt noodzakelijk is, voldoet aan de eisen van proportionaliteit
en subsidiariteit, is omkleed met waarborgen en voldoet aan de bijzondere eisen van
de Grondwet. Het gaat daarbij niet alleen om de bescherming van de privacy, maar bijvoorbeeld
ook om de bescherming van het telecommunicatiegeheim. Het betreft mogelijk ook rechten
van mensen die niets te maken hebben met (online) seksueel kindermisbruik. Het kabinet
onderzoekt effectieve oplossingen die noodzakelijk, proportioneel en subsidiair zijn
om online seksueel kindermisbruik aan te pakken en maakt daarbij steeds een weging
van alle betrokken belangen.
Vraag
De leden van de CDA-fractie vragen ook of de Minister vindt dat opsporingsdiensten
adequate wettelijke bevoegdheden moeten hebben om online seksueel kindermisbruik te
detecteren en meldingen op te volgen. Deze leden verwijzen in dit verband naar het
genoemde verschil tussen Facebook (geen end-to-end-encryptie en 11 miljoen meldingen)
en WhatsApp (wel end-to-end-encryptie en 400.000 meldingen). Deze leden concluderen
hieruit dat end-to-end-encryptie een grote belemmering vormt voor het opsporen van
online seksueel kindermisbruik en vragen of de Minister het hiermee eens is.
Antwoord
Hoogwaardige encryptie is van groot belang. End-to-end encryptie is hier een voorbeeld
van. Om het vertrouwelijke karakter van hun diensten te waarborgen passen steeds meer
communicatiedienstverleners, zoals de aanbieders van Over-The-Top diensten, sterke
encryptie toe. Sterke encryptie is cruciaal voor onze digitale samenleving en beschermt
onze maatschappij tegen derden met kwaadwillende doeleinden zoals statelijke actoren
en cybercriminelen. Bovendien is encryptie van groot belang voor de cybersecurity
van systemen, onder meer door de communicatie tussen systemen van overheid, bedrijven
en burgers te beveiligen. Encryptie draagt mede om deze redenen bij aan het beschermen
van de nationale veiligheid.
Versleuteling heeft tegelijkertijd nadelige gevolgen voor de uitvoering van de wettelijke
taak van opsporings- en inlichtingen en veiligheidsdiensten. Deze diensten geven regelmatig
aan dat informatie die van belang is voor hun taakuitvoering vrijwel altijd van encryptie
is voorzien en het steeds lastiger blijkt, en vaak onmogelijk, om deze te doorbreken.
Dat belemmert de diensten in hun wettelijke taak de samenleving veilig te maken. Dit
probleem is de afgelopen jaren steeds groter geworden, onder meer door het gebruik
van communicatieapps en de standaard sterke versleuteling daarop. Waar openbare aanbieders
van telecommunicatie reeds lange tijd zijn verplicht de afgetapte communicatie onversleuteld
aan te leveren, is dit voor communicatieapps niet het geval.
De Europese Commissie heeft enkele voorbeelden genoemd van mogelijkheden hoe materiaal
dat seksueel kindermisbruik bevat kan worden gedetecteerd. De voorstellen worden bezien
en samen met lidstaten met een gelijkluidende opvatting zal worden gezocht naar oplossingen
die recht doen aan de wens om op een proportionele, subsidiaire en effectieve manier
online seksueel kindermisbruik aan te pakken. Voorstellen die end-to-end encryptie
onmogelijk maken worden daarbij niet gesteund.
Ik ben het met de leden van de CDA-fractie eens dat de bevoegdheden en middelen die
de diensten tot hun beschikking hebben, moeten zijn toegerust op de huidige en toekomstige
digitale realiteit en zeker op de bestrijding van seksueel kindermisbruik. Met effectieve,
rechtmatige toegang tot gegevens bevorderen de opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten
de veiligheid van de digitale en de fysieke wereld. Daarbij blijven we openstaan voor
nieuwe inzichten bij de vormgeving van beleid in het digitale domein.
Vraag
Deze leden vragen de Minister daarom hoe zij het belang van de uitvoering van de motie
weegt ten opzichte van de constatering dat het voor opsporingsdiensten vanwege end-to-end-encryptie
steeds moeilijker wordt om informatie over strafbare feiten te detecteren en ontcijferen.
Antwoord
Integraal beleid is belangrijk in het digitale domein en hierin moeten verschillende
belangen afgewogen worden en in evenwicht worden gebracht. In de discussie van rechtmatige
toegang tot versleutelde opsporingsinformatie spelen verschillende zwaarwegende belangen
een rol, waaronder die van de opsporing, privacy, het telecommunicatiegeheim en cybersecurity.
Voor de opsporing is tijdige en effectieve toegang tot informatie van groot belang.
Daarom wordt geanalyseerd wat de impact van encryptie op de opsporing is. Hierover
verwacht ik in het eerste kwartaal van dit jaar een WODC-rapport naar uw Kamer te
sturen. Bovendien is het noodzakelijk om te kijken welke opsporingsmiddelen effectiever
kunnen worden ingezet. Op dit moment wordt gewerkt aan de reactie op de wetsevaluatie
van de Wet Computercriminaliteit III die uw Kamer in het voorjaar ontvangt. Daarnaast
blijft onderzoek mogelijk naar proportionele mogelijkheden voor rechtmatige toegang
tot versleutelde opsporingsinformatie. Op deze manieren wordt invulling gegeven aan
het opsporingsbelang binnen de encryptie discussie.
Vraag
Deze leden zijn van mening dat het uitvoeren van de motie een stap achteruit betekent
in de aanpak van online seksueel kindermisbruik, en vragen welke stappen de Minister
neemt om dit te voorkomen.
Antwoord
Per brief van 23 september jl. is uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet uitvoering
zal geven aan de motie van het lid Van Raan c.s.3 Dit betekent dat Nederland voorstellen die end-to-end encryptie onmogelijk maken
niet steunt. Wel wil ik blijven kijken naar wat wél mogelijk is (binnen- en buiten
het encryptie dossier) om het werk van de opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten
effectief te houden. Eventuele maatregelen – die end-to-end encryptie niet onmogelijk
maken – worden telkens bezien vanuit grondrechtelijk perspectief en beoordeeld op
noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Vraag
De leden van de CDA-fractie lezen in de beslisnota dat organisaties die in hun taakuitvoering
nadelen ondervinden van end-to-end-encryptie, zoals de politie, bezwaren hebben geuit.
Deze leden vragen hoe zwaarwegend de stem van de uitvoerende organisaties en mensen
is voor de Minister, aangezien zij dagelijks te maken krijgen met de schokkende inhoud
van kinderporno en de uitdagingen die het terugdringen hiervan met zich meebrengt.
Antwoord
De stem van de uitvoerende organisaties en de mensen die daar werken is zeer zwaarwegend
voor mij. Opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten moeten nu en in de toekomst
effectief gebruik kunnen maken van hun wettelijke bevoegdheden, zodat zij de nationale
veiligheid kunnen beschermen, criminaliteit kunnen bestrijden en slachtoffers genoegdoening
kan worden gegeven. Het is zaak om de beschermende waarde van versleuteling te behouden,
terwijl de negatieve effecten voor opsporings- en inlichtingen en veiligheidsdiensten
worden verminderd.
Daarom blijft wetenschappelijk onderzoek naar rechtmatige toegang tot versleutelde
informatie mogelijk en gaat onze zoektocht naar alternatieve mogelijkheden tot het
verkrijgen van informatie voor het tegengaan en opsporen van strafbare feiten en het
beschermen van de nationale veiligheid door.
Vraag
Deze leden vragen hoe de Minister ervoor zorgt dat deze organisaties en mensen, ondanks
de aangenomen motie, niet worden belemmerd in hun belangrijke werk.
Antwoord
In opsporingsonderzoeken wordt gebruik gemaakt van diverse juridische en technische
mogelijkheden. De inzet daarvan is steeds afhankelijk van de specifieke zaak en de
afwegingen die daarin worden gemaakt. De uitdagingen waar sterke encryptie de opsporing
voor stelt kunnen leiden tot (sterk) verminderde effectiviteit van de inzet van bepaalde
bevoegdheden. Tijdens onderzoeken wordt per geval bezien of andere bevoegdheden en/of
technische middelen in de informatiebehoefte kunnen voorzien. Naar verwachting is
dat niet altijd het geval.
Vragen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de reactie van de Minister over de uitvoering van
de motie van het lid Van Raan c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 885) gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie vinden het in stand houden van end-to-end-encryptie van
groot belang en vinden het daarom goed dat een Kamermeerderheid zich achter de motie
van het lid Van Raan c.s. heeft geschaard. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat
het kabinet deze motie uitvoert. Deze leden hebben nog wel enkele zorgen, die overeenkomen
met de zorgen die ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) uit.
Vraag
De AP formuleert het als volgt:
«– Er ontstaat een te groot risico dat communicatiediensten bij alle communicatie van
alle burgers in de Europese Economische Ruimte (EER) mee zullen kijken én luisteren.
– Er is een groot risico op ondermijning van het gebruik van versleutelde communicatie
(zogeheten end-to-end encryptie);
– De AI-software die waarschijnlijk wordt ingezet maakt fouten en kan vooroordelen bevatten,
waardoor burgers ten onrechte als potentieel «verdacht» worden aangemerkt.»
Kan de Minister uitgebreid ingaan op deze zorgen?
Antwoord
Het kabinet heeft kennisgenomen van de brief van de Autoriteit Persoonsgegevens. De
Autoriteit vindt het vanzelfsprekend dat seksueel kindermisbruik hard moet worden
aangepakt, maar het huidige voorstel vormt naar de mening van de Autoriteit een te
groot risico voor de rechten en vrijheden van burgers. Het kabinet is het met de Autoriteit
eens dat seksueel kindermisbruik hard moet worden aangepakt en zet zich ervoor in
dat materiaal van seksueel kindermisbruik effectief kan worden bestreden. Daarbij
deelt het kabinet met de Autoriteit de zorgen over de inbreuk op de grondrechten die
door het voorstel wordt gemaakt. Een inbreuk kan alleen plaatsvinden wanneer deze
strikt noodzakelijk is, voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit
en omkleed is met waarborgen.
Volgens de Autoriteit ontstaat een te groot risico dat communicatiediensten bij alle
communicatie van alle burgers in de Europese Economische Ruimte (EER) mee zullen kijken
én luisteren. Aanbieders van hostingdiensten en interpersoonlijke communicatiediensten
worden verplicht om mitigerende maatregelen te treffen en een beoordeling te maken
van het risico op misbruik van hun diensten voor de verspreiding van materiaal van
seksueel kindermisbruik of grooming. Dit rapporteren zij aan een door de lidstaten
aangewezen coördinerende autoriteit. Als de coördinerende autoriteit vaststelt dat
er een aanzienlijk risico op misbruik van de dienst blijft bestaan kunnen zij een
rechtbank of een onafhankelijke nationale autoriteit vragen een detectiebevel uit
te vaardigen. Dit bevel verplicht alleen aanbieders met een significant risico op
misbruik van hun diensten om bekend of nieuw materiaal van seksueel kindermisbruik
of grooming te detecteren. Het kabinet zal de voorgestelde maatregelen steeds kritisch
bezien, in het bijzonder die maatregelen die ook zien op interpersoonlijk berichtenverkeer.
In dit verband geldt dat het kabinet voorstellen die end-to-end encryptie onmogelijk
maken niet steunt, conform de motie van het lid Van Raan c.s. Een ander specifiek
aandachtspunt voor het kabinet zijn de voorstellen op het gebied van grooming. De
opsporing van grooming is complex, omdat het hierbij gaat om tekst waarbij inhoud
en interpretatie afhankelijk zijn van de context. In de onderhandelingen zal het kabinet
het standpunt uitdragen dat Nederland het detecteren van grooming exclusief bij de
opsporingsinstanties wil houden.
De Autoriteit raadt aan om expliciet in het voorstel op te nemen dat het voorstel
niet als doel heeft end-to-end encryptie te verbieden of te verzwakken. Per brief
van 23 september jl. is uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet uitvoering zal geven
aan de motie van het lid Van Raan c.s.4 In de onderhandelingen over de voorgestelde verordening wordt uitgedragen dat het
kabinet Europese voorstellen die end-to-end encryptie onmogelijk maken niet steunt.
Tijdens de onderhandelingen geeft het kabinet hier actief gevolg aan in de vorm van
concrete voorstellen waarmee wordt beoogd dit standpunt te bestendigen in de verordening.
Volgens de Autoriteit is meer informatie nodig over de effectiviteit en de risico’s
van technologieën die gebruik maken van algoritmische software en de criteria waaraan
deze software moet voldoen. Het voorstel is technologisch neutraal opgesteld en geeft
geen specificatie welke technologie moet worden gebruikt. Tegelijkertijd moet goed
worden gekeken naar bepaalde randvoorwaarden waaraan de software moet voldoen. Hierbij
valt o.a. te denken aan de voorwaarde dat deze end-to-end encryptie niet onmogelijk
maakt of aan strenge voorwaarden ten aanzien van vals positieve marges. Het kabinet
zal zich ervoor inzetten dat het voorstel niet leidt tot algemene monitoring en zet
zich in voor goede waarborgen om te voorkomen dat materiaal onterecht als seksueel
kindermisbruik wordt aangemerkt, zeker wanneer hierbij automatische middelen worden
toegepast. Op dit moment wordt verkend met behulp van welke technologieën de verplichtingen
uit de voorgestelde verordening zouden kunnen worden vervuld. Samen met lidstaten
met een gelijkluidende opvatting zal worden gezocht naar oplossingen die recht doen
aan de wens om op een proportionele, subsidiaire en effectieve manier online seksueel
kindermisbruik aan te pakken waarbij fundamentele rechten zijn geborgd.
Ik wil hierbij wel opmerken dat, los van de beschermende waarde die sterke encryptie
heeft voor onze samenleving, de toename van communicatie die end-to-end versleuteld
is ook effecten heeft op de effectieve bestrijding van criminaliteit. Opsporingsonderzoeken
zijn steeds meer afhankelijk van digitale opsporingsinformatie, terwijl de communicatie
van verdachten steeds meer verloopt via «over the top» communicatiediensten zoals
Whatsapp of Signal. De praktische gevolgen van een praktijk waarin «niemand kan meekijken»,
zoals de Autoriteit dit in haar advies verwoord, zijn steeds meer voelbaar in de rechtspraktijk.5
Vraag
Kan de Minister verder toelichten wat het betekent dat Nederland het onmogelijk maken
van end-to-end-encryptie niet zal steunen?
Antwoord
De Kamer heeft middels de motie van het lid Van Raan c.s. de regering verzocht end-to-end
encryptie in stand te houden en Europese voorstellen die dat onmogelijk maken niet
te steunen. Ik heb toegezegd uitvoering te geven aan de motie. Tijdens de onderhandelingen
geeft het kabinet hier actief gevolg aan in de vorm van concrete voorstellen voor
aanpassingen van de conceptverordening, waarmee wordt beoogd dit standpunt te bestendigen
in de verordening – óók als dat betekent dat de bepalingen uit de Verordening niet
meer technologisch neutraal van aard zijn. Samen met lidstaten met een gelijkluidende
opvatting zal worden gezocht naar oplossingen die recht doen aan de wens om op een
proportionele, subsidiaire en effectieve manier online seksueel kindermisbruik aan
te pakken.
Vraag
Steunt het kabinet wel maatregelen die end-to-end-encryptie nagenoeg onmogelijk zou
maken of ernstig zouden bemoeilijken? Hoe wordt dit gewogen?
Antwoord
Voorstellen die end-to-end encryptie nagenoeg onmogelijk maken zijn niet in lijn met
de motie van het lid Raan en worden niet gedragen door uw Kamer en dit kabinet. Er
zijn echter maatregelen denkbaar (in de vorm van technische oplossingen op het apparaat
zelf) die weliswaar end-to-end encryptie ongemoeid laten, maar toch een meer dan geringe
privacy-inbreuk kunnen opleveren. In die gevallen is het belangrijk om vooraf scherp
te bepalen welke mogelijke inbreuken proportioneel, subsidiair en noodzakelijk ten
aanzien van het beoogde doel én voldoende omkleed zijn van de nodige waarborgen –
zoals toetsing door een gerechtelijke instantie. Voor alle voorstellen geldt dat deze
moeten worden beoordeeld wanneer zij worden gedaan, waarbij de motie van het lid Van
Raan c.s. het uitgangspunt blijft.
Vraag
Kan de Minister ingaan op wat de strategie van het kabinet is indien er in de verordening
wel maatregelen worden genomen die end-to-end-encryptie onmogelijk maken? Kan de Minister
de procedure dan schetsen?
Antwoord
Op dit moment wordt onderhandeld over het voorstel en worden de bepalingen nauwkeurig
en kritisch bezien. Daarbij wordt ook gekeken naar de effecten van het detectiebevel
op end-to-end encryptie. In de onderhandelingen over de voorgestelde verordening wordt
uitgedragen dat het kabinet Europese voorstellen die end-to-end encryptie onmogelijk
maken niet steunt. Tijdens de onderhandelingen geeft het kabinet hier actief gevolg
aan in de vorm van concrete voorstellen waarmee wordt beoogd dit standpunt te bestendigen
in de verordening (concreet: aanpassingen van de concept verordening). Samen met lidstaten
met een gelijkluidende opvatting zal worden gezocht naar oplossingen die recht doen
aan de wens om op een proportionele, subsidiaire en effectieve manier online seksueel
kindermisbruik aan te pakken waarbij fundamentele rechten zijn geborgd. De besluitvormingsprocedure
van de verordening is op basis van een gekwalificeerde meerderheid. Dit betekent dat
als de verordening wordt aangenomen dat dit voor alle lidstaten geldt.
Vragen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie danken de Minister voor haar brief over de aangenomen
motie van het lid Van Raan c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 885) over het in stand houden van encryptie. Deze leden hebben wel nog enige vragen over
de uitvoering daarvan.
De leden van de PvdD-fractie zijn verheugd te horen dat de Minister onderschrijft
dat encryptie belangrijk is voor onder andere de vrijheid van meningsuiting en bijdraagt
aan het beschermen van de nationale veiligheid maar zij zijn benieuwd hoe stellig
de Minister positie kiest binnen de Europese Unie bij voorstellen die encryptie ondermijnen.
Vraag
Deze leden vragen de Minister of zij bereid is om bij de komende JBZ-raad op 8 en
9 december in Brussel en in de verdere toekomst actief steun te zoeken voor de Nederlandse
positie omtrent encryptie. Naar mening van deze leden is het wenselijk dat Nederland
niet alleen de positie inneemt dat encryptie niet onmogelijk gemaakt mag worden maar
ook actief steun zoekt voor de positie dat de ontwikkeling, beschikbaarheid en toepassing
van encryptie niet ingeperkt wordt. Is de Minister daartoe bereid?
Antwoord
Per brief van 23 september is uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet uitvoering zal
geven aan de motie van het lid Van Raan c.s. Dit betekent ook dat Nederland samen
met lidstaten met een gelijkluidende opvatting zal zoeken naar oplossingen om op een
noodzakelijke, proportionele, subsidiaire en effectieve manier online seksueel kindermisbruik
aan te pakken.
Vraag
Draagt zij actief uit dat pogingen tot afzwakking of belemmering van encryptie op
Nederlands verzet zullen stuiten?
Antwoord
In de onderhandelingen over de voorgestelde verordening wordt uitgedragen dat het
kabinet Europese voorstellen die end-to-end encryptie onmogelijk maken niet steunt.
Tijdens de onderhandelingen geeft het kabinet hier actief gevolg aan in de vorm van
concrete voorstellen waarmee wordt beoogd dit standpunt te bestendigen in de verordening.
Het kabinet draagt het Nederlandse standpunt ook uit in gesprekken met Europese partners.
Vraag
Kan de Minister het Europese krachtenveld op deze punten uitgebreider schetsen en
kan zij de Kamer proactief verslag doen van Europese ontwikkelingen?
Antwoord
De lidstaten hebben in het algemeen een overwegend positieve houding ten opzichte
van het voorstel van de Europese Commissie. De lidstaten zien de noodzaak van een
Europese aanpak om (online) seksueel kindermisbruik tegen te gaan. Er zijn zowel lidstaten
die van mening zijn dat end-to-end encryptie niet mag worden verzwakt als lidstaten
die vinden dat end-to-end encryptie niet in de weg mag staan van de werking van de
verordening. Wanneer het onderwerp op de JBZ-raad wordt geagendeerd, wordt het parlement
via de geannoteerde agenda voor de Raad geïnformeerd.
Vraag
Wat bedoelt de Minister precies als ze schrijft dat «Nederland voorstellen die end-to-end-encryptie
onmogelijk maken niet steunt»? Betekent dat ook dat als er in de verordening artikelen
zijn opgenomen die in potentie kunnen leiden tot een inperking van end-to-end-encryptie,
Nederland zich hier tegen zal verzetten?
Antwoord
In de onderhandelingen over de voorgestelde verordening wordt uitgedragen dat het
kabinet Europese voorstellen die end-to-end encryptie onmogelijk maken niet steunt.
Tijdens de onderhandelingen geeft het kabinet hier actief gevolg aan in de vorm van
concrete voorstellen waarmee wordt beoogd dit standpunt te bestendigen in de verordening.
Vraag
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat het huidige
Europese voorstel ter voorkoming en bestrijding van online seksueel kindermisbruik
(CSA-voorstel) nog geen garanties bevat dat encryptie in stand kan blijven. Sterker
nog, deelt de Minister de mening dat het CSA-voorstel verplichtingen bevat die encryptie
onmogelijk maken? Bijvoorbeeld doordat het communicatiediensten verplicht om berichten
te bekijken, en zelfs verplicht om gesproken communicatie af te luisteren
Antwoord
De Kamer heeft middels de motie van het lid Van Raan c.s. de regering verzocht end-to-end
encryptie in stand te houden en Europese voorstellen die dat onmogelijk maken niet
te steunen. Tijdens de onderhandelingen geeft het kabinet hier actief gevolg aan in
de vorm van concrete voorstellen (concreet: aanpassingen van de concept verordening)
waarmee wordt beoogd dit standpunt te bestendigen in de verordening – óók als dat
betekent dat de bepalingen uit de Verordening niet meer technologische- neutraal van
aard zijn. Samen met lidstaten met een gelijkluidende opvatting zal worden gezocht
naar oplossingen die recht doen aan de wens om op een proportionele, subsidiaire en
effectieve manier online seksueel kindermisbruik aan te pakken.
Bij de beoordeling van de beoogde maatregelen genoemd in de verordening is het belangrijk
om onderscheid te maken tussen enerzijds zorgen omtrent de beveiligingsmethodiek (end-to-end
encryptie) en anderzijds de mogelijke privacy inbreuk die een beoogde maatregel kan
opleveren. De maatregelen genoemd in de verordening kunnen worden uitgevoerd met behulp
van technische middelen die end-to-end encryptie niet aantasten. Een expert van het
Nederlands Forensisch Instituut heeft dit, in antwoord op vragen van uw Commissie
tijdens een technische briefing over de verordening, desgevraagd ook toegelicht.6 Het gaat hierbij uitsluitend om een beperkt aantal technische oplossingen – zoals
opgesomd en uitgebreid toegelicht door de Commissie in de «impact assessment» behorende
bij de Verordening – die zien op «on device scanning». Echter, het feit dat bepaalde
maatregelen kunnen worden uitgevoerd met behulp van technische middelen die end-to-end
encryptie niet aantasten, betekent níet dat het kabinet zonder meer steun kan verlenen
aan elk van deze maatregelen. Bij elk van de voorgestelde maatregelen moet immers
afzonderlijk worden bepaald of de inbreuk die daarbij gepaard gaat (a) proportioneel,
subsidiair en noodzakelijk is ten aanzien van het beoogde doel én (b) voldoende omkleed
is van de nodige waarborgen – waaronder bijvoorbeeld toetsing door een gerechtelijke
instantie. Zo is op basis van het huidige voorstel dit kabinet kritisch ten aanzien
van het detectiebevel waarmee grooming kan worden opgespoord. Hierbij gaat het concreet
om het scannen van geschreven berichten. Als dit enkel gebeurt op het apparaat waarvan
het bericht wordt verstuurd en vóórdat het bericht wordt versleuteld, dan zou deze
maatregel in potentie geen belemmering vormen voor de toepassing- en beschikbaarheid
van end-to-end encryptie. Echter, de privacy-inbreuk die deze maatregel oplevert staat
– op basis van het huidige voorstel – hoogstwaarschijnlijk niet meer in verhouding
tot het beoogde doel daarvan. Mede hierom zal het kabinet in de onderhandelingen het
standpunt uitdragen dat Nederland het detecteren van grooming exclusief bij de opsporingsinstanties
wil houden.
Vraag
Heeft de Minister kennisgenomen van de zeer kritische brief van de gezamenlijke privacy
toezichthouders? Deelt de Minister hun positie dat het voorliggende voorstel een te
groot risico bevat dat communicatiediensten bij alle communicatie van alle burgers
in de Europese Economische Ruimte (EER) mee zullen kijken én luisteren? Deelt de Minister
hun stelling dat er een groot risico is op ondermijning van het gebruik van end-to-end-encryptie?
Deelt de Minister hun positie dat het huidige voorstel niet voldoet aan de vereiste
van noodzakelijkheid en proportionaliteit en dit gevaren met zich meebrengt?
Antwoord
Het kabinet heeft kennisgenomen van gezamenlijk brief van de European Data Protection
Supervisor (EDPS) en European Data Protection Board (EDPB). De EDPS en de EDPB geven
in de conclusie van het rapport aan dat zij van mening zijn dat het voorstel ernstige
problemen oplevert op het gebied van gegevensbescherming en privacy. Zij verzoeken
de medewetgevers de voorgestelde verordening te wijzigen, met name om ervoor te zorgen
dat de beoogde detectieverplichtingen voldoen aan noodzakelijkheid en evenredigheid
en niet leiden tot een verzwakking of verslechtering van de encryptie in het algemeen.
In de onderhandelingen over de voorgestelde verordening wordt duidelijk gemaakt dat
het kabinet voorstellen die end-to-end encryptie onmogelijk maken niet steunt, conform
de motie van het lid Van Raan c.s. en hetgeen daarover eerder met uw Kamer is gecommuniceerd.
Bovendien zijn de kaders uit het kabinetsstandpunt over encryptie leidend voor de
Nederlandse inbreng.
Het kabinet kijkt kritisch naar de aspecten van het voorstel waarmee inbreuk wordt
gemaakt op een aantal grondrechten en beoogt bijvoorbeeld te voorkomen dat het voorstel
leidt tot algemene monitoring. Een inbreuk op het recht op privéleven, het recht op
gegevensbescherming, het recht op vrijheid van meningsuiting en het telecommunicatiegeheim
van burgers mag alleen als deze noodzakelijk is en voldoet aan de eisen van proportionaliteit
en subsidiariteit en de bijzondere eisen van de Grondwet.
Vraag
Dan hebben de leden van de PvdD-fractie nog enige vragen over de cijfers waar de Minister
en de Europese Commissie zich op lijken te baseren. Hoeveel zicht is er op de meldingen
en het verificatieproces om bijvoorbeeld vertekening door vals positieven of doublures
te voorkomen? Welk deel van de genoemde cijfers gaat over de Europese Unie?
Antwoord
De Commissie refereert in haar «impact assessment» behorende bij de concept Verordening
aan Europese cijfers van seksueel kindermisbruik die jaarlijks beschikbaar worden
gemaakt door het «National Centre for Missing and Exploited Children» (NCMEC).7 Zoals toegelicht in de Kamerbrief Uitvoering motie van het lid van Raan c.s. is dit
centrum een van de belangrijkste bronnen van informatie over gevallen van seksueel
kindermisbruik.8 Omdat het merendeel van de elektronische communicatiediensten (waaronder sociale
media) in de VS is gevestigd waar een strenge meldplicht bestaat om seksueel kindermisbruikmateriaal
te rapporteren, komen jaarlijks tientallen miljoenen meldingen van seksueel kindermisbruik
binnen via het NCMEC. Om te voorkomen dat vertekening plaatsvindt door vals positieven
of doublures, wordt volgens het NCMEC – die de hierboven genoemde cijfers heeft gepubliceerd
– meldingen beoordeeld voordat deze worden doorgegeven aan wetshandhavingsinstanties.9
Bij het geautomatiseerd controleren van berichten op materiaal van seksueel kindermisbruik
kan het aantal vals positieven, indien nodig, tot een zeer laag percentage (bijvoorbeeld
0.01 procent) worden gebracht. Voor de detectie van bekend materiaal van seksueel
kindermisbruik levert een dergelijk rigide standaard geen problemen op. Echter, voor
onbekend materiaal van seksueel kindermisbruik zou een dergelijke standaard in de
praktijk betekenen dat dit type materiaal maar marginaal wordt gedetecteerd. Indien
gewenst is dat een aanzienlijk deel van het online seksueel kindermisbruik ook daadwerkelijk
gedetecteerd wordt, zal bij het geautomatiseerd controleren van berichten op onbekend
materiaal van seksueel kindermisbruik significante hoeveelheden vals positieven te
verwachten zijn.10 Mede hierom wordt door de Commissie, naast technische oplossingen om de effecten
van vals positieven te verminderen, in haar voorstel aanbevolen om deze negatieve
effecten te ondervangen middels oprichting van een Europees centrum. Met dit centrum
wordt onder andere beoogd te voorkomen dat deze vals positieven de wetshandhavers
bereiken en meer focus kan worden bereikt ten aan zien van de gevallen die hen wel
bereiken. Ook kan het centrum optreden als schakel naar de dienstaanbieders en hen
van de nodige informatie voorzien. Tenslotte kan het centrum de rechtshandhaving noodzakelijke
inzichten bieden door, onder andere, betrouwbare statistieken te genereren met betrekking
tot seksueel kindermisbruik.
Vraag
Tot slot, wanneer verwacht de Minister het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Documentatiecentrum (WODC) over de impact van encryptie op de opsporing en wanneer
verwacht zij een appreciatie naar de Kamer te kunnen sturen?
Antwoord
Dit verwacht ik in het eerste kwartaal van 2023 aan uw Kamer te sturen. De vraag of
dit rapport vergezeld zal worden van een beleidsreactie zal afhangen van de inhoud
van het rapport.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Kamminga, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier