Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het besluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33037-482)
2023D02024 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over zijn brief van 6 januari 2023 Besluit tot wijziging
van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende
Actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 482).
De voorzitter van de commissie,
Geurts
De adjunct-griffier van de commissie,
Holtjer
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorlegging nahangprocedure
van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende
Actieprogramma Nitraatrichtlijn (33 037, nr. 482). Deze leden zijn van mening dat het belangrijk is om de met de Europese Commissie
(EC) gemaakte afspraken na te komen. Bereik en behoud van een goede waterkwaliteit,
overal in Nederland, is essentieel. Niet alleen in het belang van schoon drinkwater
en een schone leefomgeving, maar ook in het belang van onze voedselproductie. Deze
leden hebben daarbij enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister wat de samenhang is met de in de derogatiebeschikking
en Kaderrichtlijn Water (KRW) opgenomen verplichtingen. Kan de Minister een overzicht
geven van de maatregelen waarmee de landbouwsector wordt geconfronteerd, uitgesplitst
tussen veehouderij en akkerbouw? Op welke punten overlappen deze maatregelen elkaar
en op welke punten verschillen deze van elkaar?
De leden van de VVD-fractie vragen verder hoe het komt dat deze nahangprocedure nu
met spoed door de Kamer moet worden behandeld. Immers, het maatregelenpakket van het
zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e APN) is toch meer dan een jaar geleden al vastgesteld? Ook het addendum op het 7e APN is begin vorig jaar al naar de Kamer gestuurd. Het Besluit gebruik meststoffen
(Bgm) stelt dat aan de derogatiebeschikking voorwaarden zijn verbonden, maar dat geen
van deze voorwaarden raakt aan de maatregelen in dit besluit. Toch lezen deze leden
dat in de bijbehorende beslisnota staat vermeld dat de beoogde inwerkingtredingsdatum
van de maatregelen uit 7e APN van 1 januari 2023 niet haalbaar was. Deze leden zien een parallel met de op
2 december 2022 verstuurde Kamerbrief, waarin de Minister beoogde ruimte te geven
voor uitvoering van de voorwaarden uit de derogatiebeschikking (Kamerstuk 33 037, nr. 481). Ruimte waar de Minister op 20 januari 2023 tot grote spijt van deze leden op terug
moest komen.
Kan de Minister aangeven of het gevolgde tijdpad voor het Bgm wél op instemming van
de EC kan rekenen? Kan de Minister voorts laten weten op welke momenten contact is
geweest sinds 2 december 2022 en of het hier contact op ambtelijk of bestuurlijk niveau
betrof? Is de EC reeds op de hoogte gebracht van het overtreden van de inwerkingtredingsdatum?
Zo nee, wanneer is de Minister voornemens dat te gaan doen. Zo ja, hoe heeft de EC
hierop gereageerd en verwacht de Minister dat dit consequenties gaat hebben voor de
Nederlandse landbouw?
De leden van de VVD-fractie lezen op de eerste pagina van de Nota van toelichting
dat «andere maatregelen uit het zevende actieprogramma die implementatie in regelgeving
behoeven, op een later moment [worden] voorzien.» Waar hebben deze maatregelen betrekking
op, naast vanggewassen en de stimulering van het gebruik van stofrijke meststoffen?
Kan de Minister een overzicht geven van deze maatregelen? Klopt het dus dat voor deze
maatregelen de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2023 niet van toepassing is? Zo
ja, welke datum dan wel? Zo nee, kan de Minister dan uitleggen waarom hij er toch
voor kiest om deze maatregelen pas later te implementeren? Moet de Kamer te zijner
tijd via een vergelijkbare nahangprocedure instemmen met deze maatregelen? Zo nee,
hoe dan wel? Zo ja, wat maakt dat de Minister de relevante stukken pas later naar
de Kamer stuurt? Kan hij uitsluiten dat de Kamer een besluit in de toekomst niet opnieuw
met spoed moet behandelen?
De leden van de VVD-fractie hebben ook enkele vragen over de wijzigingen in het Bgm.
Hoeveel bedrijven zullen naar verwachting gebruik gaan maken van de verruimde uitrijdperiode
voor vaste strorijke mest op gras- en bouwland op zand en lössgronden? Kan de Minister
aangeven op welke wijze de effecten van de maatregelen op de kwaliteit van grond-
en oppervlaktewater wordt gemeten? Voorts stelt de Minister dat de bedrijfseconomische
effecten van de 1:4 gewasrotatie niet kunnen worden gekwantificeerd. Deze leden hechten
eraan dat dit toch gebeurt. Is de Minister bereid om met sectorpartijen in overleg
te gaan hoe deze effecten toch kunnen worden gemonitord?
De leden van de VVD-fractie verzoeken tot slot om een toelichting van de Minister
op de gevolgen van dit Bgm op de mestmarkt in samenhang met de stapsgewijze afbouw
van de derogatie en een stand van zaken van de motie Van Campen c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 468), waarin de regering wordt verzocht om een maatschappelijke kosten-batenanalyse naar
het verlies van derogatie, waarbij in ieder geval de economische en ecologische effecten
in kaart dienen te worden gebracht.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Besluit tot
wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van
het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Deze leden hebben enkele vragen naar
aanleiding van de Kamerbrief over de derogatie regelingen van 20 januari jongstleden
(2023D01771). Ten eerste vragen deze leden of er op korte termijn reparatiewetgeving komt in
verband met de wijzigingen vermeld in de Kamerbrief over derogatie. Ook vragen deze
leden welke concrete maatregelen er zijn genomen om ongewenst gedrag en mestfraude
te voorkomen. Zijn er maatregelen genomen die legaal gedrag tegen de bedoeling van
het 7e APN? Is er ten slotte een risico-inventarisatie van dit ongewenste gedrag gemaakt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor
het schriftelijk overleg Voorlegging nahangprocedure Besluit gebruik meststoffen in
verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn (33037–482)
en hebben hierover vragen.
De leden van de CDA-fractie zijn verbijsterd over de gang van zaken omtrent het 7e APN. Het begon met het zeer late besluit van de EC over de derogatie. Het besluit
kwam pas toen al veel boeren hun gewassen hadden gezaaid. Na een motie van het lid
Grinwis c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 473), over rekening houden met inzaai en aangegane verplichtigen van bedrijven voor 2023,en
de toezegging van de Minister werd boeren de afgelopen maanden iets meer ruimte beloofd
om de overgang naar het 7e APN te maken, maar nu blijkt dit voor de EC onacceptabel.
Hierdoor moeten agrarische bouwplannen voor het komende jaar halsoverkop worden gewijzigd,
wat in veel gevallen niet meer mogelijk is. De leden van de CDA-fractie vinden het
extra zuur omdat een aantal maatregelen, zoals bijvoorbeeld de bemestingsvrije zones,
helemaal niet het bewezen effect hebben. Het staat niet vast of een bemestingsvrije
zone van meer dan één meter zorgt voor betere waterkwaliteit.
De leden van de CDA-fractie verzoeken de Minister om aan te geven hoe de onderhandelingen
met Brussel over het overgangsjaar precies zijn gegaan, welke afspraken er zijn gemaakt
en hoe het mogelijk is dat deze volgens de EC in Nederland verkeerd zijn geïnterpreteerd?
Welke gevolgen heeft de afkeuring door de EC voor de boeren op financieel en praktisch
vlak en op welke manier wordt dat gecompenseerd? Kan de Minister deze leden ook meenemen
in de gevolgen die het zou hebben gehad als Nederland had besloten om deze signalen
uit Brussel te negeren en het overgangsjaar te handhaven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende besluit
en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de GroenLinks-fractie steunen het doel van de Europese Unie (EU) om water
en bodem in Nederland te beschermen en deze leden steunen ook de verplichting aan
Nederland om hier inspanningen voor te leveren. De in de regeling beschreven voorschriften
aan de landbouw lijken hieraan bij te dragen en kunnen daarom eveneens op steun rekenen
van de GroenLinks-fractie. Deze leden hebben wel sterke twijfel of het allemaal voldoende
is. Volgens deze leden is er nog maar weinig tijd om aan de doelen van de KRW te voldoen,
dus de opgave is heel groot. Kan de Minister aangeven wat het gat is tussen de door
verwachte resultaten van het 7e APN en de resultaten die in 2025 moeten zijn behaald? Kan de Minister aangeven welke
extra maatregelen effectief hadden kunnen zijn, maar waar nu niet voor is gekozen
en waarom?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele vragen over de samenhang en de gevolgen
voor de uitvoering nu blijkt dat de Minister de derogatievoorwaarden anders heeft
geïnterpreteerd dan de EC. De Minister schrijft in de brief van 20 januari 2023 meerdere
keren dat de EC erop toe ziet dat verplichtingen op grond van EU-regelgeving worden
nagekomen en ook dat de EC eraan hecht dat de implementatie van voorwaarden en tijdpaden
plaatsvindt. Deze leden willen graag weten of dit voor de Minister een verrassing
was of dat hij ervan uitging dat het de EC niets kon schelen of Nederland zich aan
de regels en afspraken zou houden?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat een aantal maatregelen nu eerder
dan aan de boeren is voorgehouden zal moeten worden uitgevoerd. Dit heeft gevolgen
voor de bedrijfsvoering van boeren en het ligt voor de hand dat boeren zullen proberen
om de voor hun negatieve gevolgen te mitigeren of omzeilen. Dit kan weer leiden tot
andere ongewenste gevolgen. Is dit in beeld? Zal bijvoorbeeld het besluit rond de
bufferstroken niet leiden tot het dempen van sloten om zo minder bufferstroken te
hoeven aanhouden? Is hier toezicht op? Kan dit worden voorkomen? Welke andere ongewenste
effecten zijn te verwachten en hoe wordt hierop geanticipeerd?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verder, net als de EC, benieuwd in hoeverre
de pilot met het mineralenconcentraat nog wel een pilot is. Is het wantrouwen van
Brussel jegens experimenten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
niet gerechtvaardigd, gezien de ervaringen met de pulskorvisserij?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie zijn verbijsterd dat het het kabinet niet is gelukt om
de voorwaarden voor (de afbouw van) de derogatie op de Nitraatrichtlijn tijdig, dus
voor 1 januari 2023, door te voeren. Klopt het dat het 7e APN per 1 januari 2023 in
werking moest treden, ook om de derogatie te behouden? Wat zijn de consequenties van
het feit dat het Besluit gebruik meststoffen niet per 1 januari 2023 is gewijzigd
en in werking is getreden?
De leden van de PvdD-fractie vragen of het klopt dat de Minister dacht boeren een
gunst te doen door de bufferstroken langs waterwegen niet verplicht te stellen per
2023, maar per 2024. Realiseerde de Minister zich dat hij met dit uitstel indruisde
tegen de voorwaarden uit de derogatiebeschikking? Erkent de Minister dat hij daarmee
de derogatie op het spel heeft gezet? Ziet de Minister in dat hij boeren helemaal
geen dienst bewijst door steeds het minimale voor het milieu te doen en zelfs dan
nog de randjes van de afspraken op te zoeken? Zo ja, waarom gebeurt dit dan toch?
De leden van de PvdD-fractie vragen daarnaast waar het groeipad van de verplichte
gewasrotatie van 1:4 naar 1:3 is in de voorliggende wijziging van het Bgm. In het
7e APN staat namelijk «Er wordt een groeipad gevolgd in aansluiting op het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid, waarbij gestart wordt met een basisniveau in 2023 van minimaal 1:4,
waarna toegewerkt wordt naar een einddoel met een minimaal 1:3 rotatie van rustgewassen
in 2027.» (2021D46495). In de huidige wijziging van het Besluit is slechts de verhouding 1:4 terug te vinden.
Daarom vragen deze leden wanneer de wijziging voor zal liggen voor het groeipad naar
1:3.
De leden van de PvdD-fractie hebben tot slot enkele vragen over de huidige nahangprocedure
van de wijziging van het Besluit gebruik meststoffen.Wordt de inwerkingtreding van
het besluit vertraagd door dit schriftelijke overleg? Zo ja, welke consequenties heeft
dit met betrekking tot de inwerkingtreding van de in de wijziging genoemde maatregelen
en voorschriften?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de CU-fractie hebben enkele vragen bij het Besluit gebruik meststoffen
in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn. In
behandeling op dit moment zijn drie maatregelen, waarvan twee zien op het verschuiven
van de mestuitrijdperiodes en de ander op de introductie van een verplichte gewasrotatie
met rustgewassen op zand- en lössgronden. Deze leden zijn zich ervan bewust dat deze
maatregelen niet zien op de aan de derogatiebeschikking verbonden voorwaarden. Toch
willen zij ook deze gelegenheid gebruiken om te benadrukken dat zij het handelen van
de EC ten opzichte van de voorwaarden van de beschikking en de onredelijk snelle invoering
daarvan onbegrijpelijk vinden.
De leden van de CU-fractie vernemen van de sector dat deze verplichte gewasrotatie
financieel gezien het uiterste zal vragen van agrarische ondernemers. Deze leden vragen
hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de kosten voor de extensivering beter over
de keten zullen worden verdeeld. Heeft de Minister daarnaast ook gekeken wat de impact
is van deze maatregel niet alleen op individuele bedrijven, maar ook op coöperaties
zoals in de zetmeelaardappelteelt? In de regio Noordoost-Nederland zijn veel zorgen
over de wetenschappelijke onderbouwing, aangezien een recente doorrekeningen van het
nieuwe Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) door Wageningen University aangeeft
dat de effecten van een ruimere rotatie van aardappelen op de verduurzaming van de
landbouw redelijk beperkt zijn. Wat is de reactie van de Minister daarop? Het doel
van de bouwplanverruiming ziet op bodemverbetering en ziektebestrijding. Zijn er ook
andere maatregelen die wellicht doeltreffender zijn overwogen? Zo ja, welke?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende besluit. Zij
hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie willen in het algemeen opmerken dat deze leden zich zorgen
maken over het toenemende aantal gedetailleerde voorschriften voor het teelt- en bemestingsbeleid.
Telers hebben geen administratieafdeling en zeker in open teelten is sprake van een
natuurlijke, onvoorspelbare dynamiek. Dat betekent een toenemende kans op fouten,
toenemende administratieve lastendruk en steeds verdere beperking van de benodigde
speelruimte gelet op de natuurlijke dynamiek. Deze leden willen graag het belang onderstrepen
van het toewerken naar meer doelvoorschriften en een gebiedsgerichte maatwerkaanpak.
Blijft de Minister hier voluit op aansturen, mede via demonstratieprojecten, zo vragen
deze leden.
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag de definitieve lijsten met vroege gewassen
(voor vroeg bemesten) en rustgewassen zoals die in de uitvoeringsregeling worden opgenomen.
Duidelijkheid hierover heeft veel te lang geduurd. Vanuit de sector is wat betreft
vroege gewassen gepleit voor onder meer het opnemen van vlas, hennep, valeriaan, meerjarige
bloemisterijgewassen, zomerbloeiers, fruitteelt en vroege pootaardappelen. Ook wat
betreft rustgewassen zijn voorstellen gedaan. Deze leden horen graag in hoeverre deze
voorstellen zijn overgenomen en welke afwegingen daarbij zijn gemaakt.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het 7e APN werd aangegeven dat in het
volgende actieprogramma een 1:3 rotatie voor rustgewassen als minimale eis zal worden
gesteld. In de meegestuurde beslisnota wordt nu aangegeven dat de nu vastgestelde
1:4 rotatie kan voorkomen dat in het volgende actieprogramma een rotatie van 1:3 of
1:2 nodig is. Kan de Minister bevestigen dat hij een verplichte 1:3 rotatie van rustgewassen
in het volgende actieprogramma wil voorkomen, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie constateren dat voor vollegrondsgroentetelers de 1: 4
rotatie met rustgewassen significante impact kan hebben. Eerder is gevraagd of bijvoorbeeld
broccoli, waar relatief weinig bemesting wordt toegepast en veel organische stof achterblijft
en die niet uitspoelingsgevoelig lijkt, als rustgewas kan worden aangemerkt. Deze
leden horen graag of dit wordt meegenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de voorliggende wijziging van het
besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het 7e APN. Dit lid
vindt, gezien de brief van Minister Adema van vrijdag 20 januari 2023 over de Implementatie
derogatiebeschikking en zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerbrief 2023D01771) –, dat deze ook bij dit overleg zou moeten worden betrokken. Het één staat immers
niet los van het ander. Dit lid verzoekt de Minister om het overzicht te behouden
en naar het geheel van maatregelen te kijken. Dit lid heeft over de voorliggende wijziging
een aantal vragen en opmerkingen.
Het lid van de BBB-fractie wil nadrukkelijk ageren tegen het principe van «kalenderlandbouw.
Dit principe wordt met het voorliggende besluit nog verder ingevuld. Het suggereert
dat weersomstandigheden en de bodemgesteldheid elk jaar op hetzelfde moment hetzelfde
zijn. Dat is simpelweg niet het geval. Zowel periodes voor het oogsten van gewassen
als voor het bemesten zouden afhankelijk van het groeiseizoen moeten zijn. Door de
periode van bemesten en oogsten nog verder aan banden te leggen is het voor de ondernemers
niet meer mogelijk om de optimale momenten voor bemesting en oogsten te kiezen. Dit
lid is van mening dat het optimale moment voor oogsten het moment is waarop de oogst
rijp is en het land geschikt is om bereden te worden. Is de Minister dat met dit lid
eens? Zo nee, waarom niet en kan de Minister dit duiden?
Het lid van de BBB-fractie is ook van mening dat het inkorten van de uitrijperiode
er alleen maar voor zorgt dat er nog vaker mest wordt uitgereden op momenten dat dit
niet optimaal is. Het milieu is daar niet bij gebaat, omdat de benutting van de nutriënten
die worden uitgereden dan ook niet optimaal is. Heeft de Minister dit in zijn overweging
meegenomen?
Het lid van de BBB-fractie is er sterk op tegen dat er nu weer een lijst wordt toegevoegd
aan de vele lijsten waaraan de agrarisch ondernemers al moeten voldoen of rekening
mee moeten houden. De regel brei is oneindig en het risico om ergens een item op een
lijst te missen wordt steeds groter. Een agrarisch ondernemer heeft eigenlijk fulltime
een adviseur aan zijn zijde nodig. Dit is onwerkbaar. Bij het invoeren van nieuwe
regels zou de Minister moeten zoeken naar de meest eenvoudige weg. De Minister kiest
er nu voor om de uitrijperiode voor mest in te korten, met uitzondering van een aantal
gewassen die toch echt al eerder bemesting nodig hebben.Zoals dit lid eerder heeft
gezegd betreft ditkalenderlandbouw die geen enkele rekening houdt met de praktijk.
Vervolgens constateert dit lid dat er discussie over die lijst ontstaat. Ook heeft
zij daar nog opmerkingen over. Wat dit lid betreft is dit niet de juiste weg gezien
dit aangeeft dat deze regel op deze manier niet werkt. Dit lid roept de Minister en
dit kabinet op om eerder gedane beloftes over het verminderen van regeldruk na te
komen. Is de Minister bereid dat te doen en op welke wijze?
Het lid van de BBB-fractie constateert dat in de Nota van toelichting een geldelijke
waardering wordt gegeven aan de toename van de regeldruk die vervolgens wordt weggestreept
tegen verplichtingen uit het GLB. Het lid wil aangeven dat dit niet een-op-een zo
kan. Men is immers niet verplicht om mee te doen aan het GLB en naar verwachting zullen
steeds meer ondernemers afzien van deelname vanwege de enorme regeldruk die het met
zich meebrengt.
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister de schorseneer toe te voegen aan de
lijst met vroege teelten, die wel voor 15 maart moeten worden bemest. Schorseneren
voor de versmarkt worden voor eind maart gezaaid. Volgens de Global Good Agriculture
Practice certificering dient er een maand tussen uitrijden van de mest en de aanvang
van de teelt, het zaaien, te zitten. Heeft de Minister daar al aandacht voor gehad
en zou de Minister dit willen bekijken?
Het lid van de BBB-fractie doet daarnaast het verzoek om in de lijst van rustgewassen
de omschrijving «kruiden, zaadgewassen» aan te passen naar «kruidenteelten en kruidenzadenteelten».
Vanuit de sector is namelijk het signaal gekomen dat de eerste omschrijving tot veel
onduidelijkheid leidt. Onder de kruidenteelten en kruidenzadenteelten zouden ook de
kruidenwortelgewassen moeten vallen. Als dit niet geval mocht zijn is het verzoek
of het begrip «kruidenwortelteelten» kan worden geïntroduceerd. Hieronder vallen concreet:
Valeriaan, Echinacea, Pimpinella, Angelica en Maggi. Kan de Minister aan dit concrete
verzoek vanuit de sector voldoen?
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Minister nog zicht heeft op de impact van
de vele maatregelen die de agrarisch ondernemers worden opgelegd voor de ondernemers
en voor het milieu. Het lid denkt dat dit niet inzichtelijk is. Het tegelijkertijd
invoeren van de wijzigingen uit het voorliggende besluit énde bufferzonesénde inzaaidatum
van 1 oktober voor vanggewassen én de zogenaamde met nutriënten verontreinigde gebieden,
zoals omschreven in de Kamerbrief van 20 januari 2023, heeft een grote impact op de
boerenbedrijven. Het zijn verregaande ingrepen in de bedrijfsvoering en dit lid is
dan ook van mening dat de hele gang van zaken onbehoorlijk is. Dit lid wil graag weten
welke acties de Minister onderneemt om de agrarisch ondernemers te ondersteunen. Tevens
vraagt zij welke extra acties er nu worden in gezet om het voor de sector mogelijk
te maken meer mest te verwerken of af te voeren.
Het lid van de BBB-fractie is ten slotte van mening dat het voorliggende besluit geen
doorgang moet vinden omdat de wijzigingen van afgelopen vrijdag al een zeer grote
impact zullen gaan hebben op de bedrijven en op de uitspoeling van nitraat, in gunstige
mate, met name nu er als gevolg van het instellen van de bufferzoneseen zeer groot
areaal niet meer mag worden bemest.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
A. Holtjer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.