Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 270 Regels ter bevordering van de digitale weerbaarheid van bedrijven (Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven)
Nr. 5 VERSLAG
            
Vastgesteld 20 januari 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
                  onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
                  haar bevindingen.
               
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
                  tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
                  over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
               
A. Algemeen
               
De leden van de VVD-fractie hebben met veel interesse en waardering kennisgenomen
                  van het onderhavige wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
                  Deze leden willen hier graag de noodzaak van dit wetsvoorstel onderschrijven, gezien
                  de digitale dreiging waar Nederlandse niet-vitale bedrijven in toenemende mate dagelijks
                  mee te maken hebben. Voornoemde leden beschouwen hun digitale veiligheid en weerbaarheid
                  als randvoorwaardelijk voor het behoud en de groei van de Nederlandse economische
                  belangen.
               
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige
                  wetsvoorstel, het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en de reacties
                  van diverse partijen. De leden willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
               
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige
                  wetsvoorstel. Deze leden zien, samen met de regering, de noodzaak om informatie over
                  specifieke digitale dreigingen en kwetsbaarheden te kunnen delen met het bedrijfsleven.
                  Deze leden steunen daarom een spoedige behandeling en inwerkingtreding van het wetsvoorstel.
                  Deze leden hebben nog enkele vragen.
               
De leden van de SP-fractie hebben het onderhavige wetsvoorstel gelezen en hebben hierover
                  nog enkele vragen.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
                  Zij constateren dat de wet voortkomt uit de behoefte om bedrijven en maatschappelijke
                  organisaties beter te informeren en adviseren over én concrete hulp en ondersteuning
                  te bieden bij het verbeteren van hun cybersecurity en bij het afslaan van aanvallen
                  door hackers. De leden constateren dat de taken van het in 2017 opgerichte DTC uitgebreid
                  worden van algemene informatievoorziening naar informatievoorziening over specifieke
                  digitale dreigingen en kwetsbaarheden. Tevens constateren ze dat het DTC de mogelijkheid
                  krijgt om handelingsperspectief aan te reiken aan bedrijven over vervolgstappen bij
                  digitale dreigingen en kwetsbaarheden. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben
                  behoefte aan het stellen van enkele nadere vragen.
               
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van het onderhavige
                  wetsvoorstel. Het wetsvoorstel beoogt een wettelijke grondslag te bieden voor taken
                  en bevoegdheden van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) op het gebied
                  van de digitale weerbaarheid van het niet-vitale bedrijfsleven in Nederland.
               
Het lid van de BBB-fractie onderschrijft het belang van de bevordering van digitale
                  weerbaarheid van Nederlandse bedrijven. Hier is echter geen wet voor nodig, maar een
                  effectief communicatie- en scholingsplan. Het lid van de BBB-fractie is het daarom
                  ook eens met het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, die feitelijk
                  aangeeft dat dit wetsvoorstel een overbodig instrument is.
               
Het lid van de BBB-fractie leest dat het wetsvoorstel de Minister van EZK een wettelijke
                  grondslag geeft om de voor haar taakuitoefening noodzakelijke (persoons)gegevens op
                  te vragen en te delen. Dit kan echter al via de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen
                  (Wbni). De Wbni kent de Minister van EZK al enkele bevoegdheden toe. Die hebben betrekking
                  op aanbieders van essentiële diensten binnen de sectoren energie en digitale infrastructuur.
                  Daarnaast voorziet een recent wetsvoorstel tot wijziging van de Wbni in een grondslag
                  voor de verstrekking van (persoons)gegevens door het Nationaal Cyber Security Center
                  (NCSC), ook aan niet-vitale aanbieders. De Wbni regelt dus niet alleen bevoegdheden
                  voor de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV), maar ook voor de Minister van
                  EZK. Bovendien regelt het, indien het recente wetsvoorstel tot wet wordt verheven,
                  bevoegdheden ten aanzien van het niet-vitale bedrijfsleven. Tegen die achtergrond
                  en uit het oogpunt van harmonisatie van wetgeving ligt het in de rede om de nieuwe
                  bevoegdheden van de Minister van EZK ten aanzien van de verwerking en verstrekking
                  van persoonsgegevens op te nemen in de Wbni.
               
Het lid van de BBB-fractie verzoekt de regering dan ook met klem dit overbodige wetsvoorstel
                  in te trekken en zo een bijdrage te leveren aan de zo gewenste vermindering van de
                  regeldruk voor ondernemers en burgers, zoals ook in het Regeerakkoord en het Coalitieakkoord
                  als voornemen is vastgelegd. Het lid van de BBB-fractie roept de regering op te doen
                  wat zij zegt.
               
1. Hoofdlijnen van het voorstel
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorliggende wetsvoorstel het DTC in staat
                  stelt om niet-vitale bedrijven te voorzien van specifieke (acute) dreigingsinformatie
                  die relevant is voor organisaties in Nederland en om deze informatie dus actief te
                  delen met potentiële en daadwerkelijke slachtoffers van digitale aanvallen. De leden
                  van de VVD-fractie beschouwen dit als een zeer belangrijke en urgente taak van het
                  DTC. Gegeven het feit dat het DTC beschikt over 23 fte en het een doelgroep behelst
                  van 2 miljoen ondernemers maken deze leden zich zorgen over de haalbaarheid en effectieve
                  uitvoering van voorliggende substantiële uitbreiding van informatievoorziening. In
                  hoeverre voorziet dit wetsvoorstel ook in de additionele (personele) capaciteit die
                  nodig is om te voldoen aan de nieuwe volwaardige taakvoorziening van het DTC en om
                  uiteindelijk het hoofddoel van het DTC daadwerkelijk te kunnen bewerkstelligen? Wordt
                  deze capaciteit ook gemeten en tussentijds geëvalueerd, zodat aan de eventuele toegenomen
                  vraag tegemoet kan worden gekomen door het DTC? Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de VVD-fractie willen voorts aandacht vragen voor de verscheidenheid
                  aan ondernemers en bedrijven die onder de doelgroep van het DTC vallen. Deze leden
                  zijn van mening dat deze verscheidenheid zorgt voor verschillende behoeftes en hulpvragen
                  en derhalve een veelzijdige aanpak behoeft van het DTC in de uitvoering van hun taken.
                  Zo bestaan er grote verschillen tussen de ondernemingen over het volwassenheidsniveau
                  van cybersecurity, als tevens de aanwezigheid en beschikbaarheid van geschikt cybersecurity
                  personeel. Op welke wijze borgt voorliggend wetsvoorstel een veelzijdige en flexibele
                  aanpak en werkwijze van het DTC om tegemoet te komen aan de uiteenlopende behoeftes
                  van de doelgroep? Worden er plannen gemaakt om de verschillende doelgroepen en bedrijven
                  zo goed mogelijk te bereiken en de bekendheid van het DTC te vergroten?
               
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast nader ingaan op de belangrijke taak van
                  de Minister van EZK om de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden tussen bedrijven
                  op het gebied van digitale weerbaarheid te stimuleren en het aantal samenwerkingsverbanden
                  dat momenteel is aangesloten op het DTC. Hoeveel samenwerkingsverbanden telt het DTC
                  momenteel en om welke samenwerkingsverbanden gaat het? Klopt het dat het streven voor
                  2023 een uitbreiding van het aantal samenwerkingsverbanden betreft? Zo ja, om hoeveel
                  extra samenwerkingsverbanden gaat het? In hoeverre en op welke wijze voorziet dit
                  wetsvoorstel in de capaciteit en vereisten die deze uitbreiding behoeft? Op welke
                  wijze worden samenwerkingsverbanden geïnventariseerd en geïnitieerd? In hoeverre wordt
                  dit gedaan in samenwerking met bedrijven en brancheorganisaties?
               
De leden van de VVD-fractie willen tevens stilstaan bij de te vormen nieuwe organisatie
                  waarin onder andere het DTC en het NCSC zullen worden samengebracht. Deze leden ondersteunen
                  deze voorgenomen samensmelting van harte, gezien het belang van het snel en zorgvuldig
                  delen van dreigingsinformatie bij het adequaat omgaan met cyberaanvallen. Welke mogelijkheden
                  voor het onderhavige wetsvoorstel ziet de regering om de voorgenomen eenwording te
                  faciliteren en waar mogelijk te kunnen versnellen? Welke stappen is de regering hiervoor
                  bereid te zetten? Kan de regering deze stappen toelichten aan de hand van het voorliggende
                  tijdspad behorend bij de voorgenomen integratie van het DTC, NCSC en het Computer
                  Security Incident Response Team voor digitale dienstverleners (CSIRT-DSP)?
               
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering wil reageren op de berichten dat
                  één op de vijf bedrijven het risico loopt gehackt te worden en dat met name het midden-
                  en kleinbedrijf (mkb) kwetsbaar is. Deze leden vragen of de regering de mening deelt
                  dat het mkb in het algemeen minder goed voorbereid is op een digitale dreiging en
                  dat er daarom extra aandacht voor het mkb moet zijn. Deze leden vragen welke stappen
                  de regering zet om ervoor te zorgen dat het Digital Trust Center (DTC) voldoende toegerust
                  is om het kwetsbare mkb te informeren en helpen bij digitale dreigingen.
               
1.1 Wettelijke grondslag voor taken en gegevensverwerking Minister van EZK
               
De leden van de SP-fractie vragen waarom het volgens de regering noodzakelijk is dat
                  de Minister van EZK ook een bevoegdheid krijgt ten aanzien van het verwerken van gegevens
                  rondom digitale veiligheid van bedrijven, nu deze bevoegdheid ook door de wet bij
                  de Minister van JenV is belegd. Hoewel deze leden begrijpen dat de regering hier een
                  verschil in rollen ziet, vragen zij of het desondanks niet meer voor de hand ligt
                  dat de taken die met dit voorstel bij de Minister van EZK komen te liggen ook worden
                  belegd bij de Minister van JenV. Dit voorkomt immers dat er onnodig gegevens worden
                  gedeeld tussen onderdelen van de verschillende ministeries en er onduidelijkheid optreedt
                  welk ministerie waar precies verantwoordelijk voor is.
               
1.2 Motivering instrumentkeuze
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Afdeling advisering van de Raad van State
                  heeft geadviseerd om de nieuw voorgestelde grondslag niet vast te leggen in een zelfstandige
                  wet, maar in de Wbni. Deze leden danken de regering voor de toelichting op de noodzaak
                  van een zelfstandige wet en hebben hierover nog een vraag. Deze leden zijn van mening
                  dat het in dit geval belangrijk is om vanuit de praktijk te bezien hoe de wettelijke
                  grondslag het beste vormgegeven kan worden. Deze leden vragen daarom of en, zo ja,
                  welke praktische problemen er kunnen ontstaan en of er bedrijven in de knel kunnen
                  komen als onderhavige grondslag wordt opgenomen in de Wbni.
               
1.3 Verhouding DTC – NCSC
               
De leden van de D66-fractie vinden digitalisering binnen het bedrijfsleven van groot
                  belang. Er worden hierbij grote stappen gemaakt en het is belangrijk dat deze transitie
                  gezond versneld kan worden, waarbij er extra oog is voor het mkb, dat nog niet voldoende
                  kan meekomen. De veiligheid en digitale weerbaarheid van bedrijven in deze transitie
                  is cruciaal. Deze leden merken op dat er binnen de overheid twee verschillende loketten
                  zijn waar bedrijven terecht kunnen met hun veiligheidsvraagstukken omtrent digitalisering.
                  Deze leden maken zich zorgen dat het niet duidelijk is wat de taakverdeling tussen
                  het NCSC en het DTC is. Kan de regering verduidelijken wat de wisselwerking tussen
                  deze loketten is en of hierbij overlap ontstaat? Is het voor ondernemers duidelijk
                  tot welk contactpunt zij behoren? Bestaat er risico’s dat bedrijven niet eenduidig
                  geïnformeerd worden of dat er verzuimd wordt om een bedrijf te informeren, doordat
                  er onduidelijkheden bestaan over de informatievoorziening?
               
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering een toelichting wil geven op het
                  onderscheid tussen het vitale en niet-vitale bedrijfsleven, dat in wet- en regelgeving
                  op het gebied van digitale veiligheid vaak wordt gebruikt. Deze leden vragen of dit
                  onderscheid niet achterhaald dreigt te raken, gezien de toenemende vervlechting van
                  de digitale infrastructuur in Nederland. Deze leden vragen of door het NCSC en DTC
                  ook een prioriteitsafweging wordt gemaakt die ziet op het meewegen van bijvoorbeeld
                  ketenafhankelijkheid, kritische processen en het volwassenheidsniveau op het gebied
                  van cybersecurity bij organisaties.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe voorliggend voorstel zich verhoudt
                  tot de aanstaande samenvoeging van het NCSC en het DTC en de nieuwe Europese richtlijnen
                  die de komende jaren zullen worden geïmplementeerd.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen of de extra taak voor het DTC,
                  naast de taken die het NCSC en de organisaties die «objectief kenbaar tot taak» hebben
                  om andere organisaties of het publiek te informeren over dreigingen en incidenten
                  met betrekking tot andere netwerken informatiesystemen (OKTT’s) reeds vervullen, het
                  delen van dreigingsinformatie niet juist inefficiënter maakt. Zou het niet verstandiger
                  zijn het delen van dreigingsinformatie meer te concentreren? Hoe weegt de regering
                  hierbij ook de consultatie-inbreng van Cyberveilig Nederland? Genoemde leden maken
                  zich zorgen dat voorliggend voorstel leidt tot versplintering van informatie en dat
                  dit juist een averechts effect kan hebben.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in elk geval in gesprek te
                  gaan met het bedrijfsleven over hoe de informatievoorziening richting bedrijven zo
                  kan worden gestroomlijnd dat voornoemde risico’s zo veel als mogelijk worden voorkomen
                  bijvoorbeeld middels een loketfunctie. Hierbij kunnen genoemde leden zich ook voorstellen
                  dat richtlijnen worden opgesteld omtrent het delen van vertrouwelijke informatie.
               
De leden van de SP-fractie vrezen dat er in praktijk straks veel onduidelijkheid zal
                  bestaan over welk ministerie voor welke taak verantwoordelijk is. Daarbij is er een
                  risico dat de twee instanties, de DTC en de NCSC, taken dubbel of niet uitvoeren,
                  omdat het onduidelijk is welke instantie waar verantwoordelijk voor is. Kan de regering
                  daarbij ook nader ingaan op de kritiek van de Afdeling advisering van de Raad van
                  State?
               
2. Uitvoering
               
De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat bedrijven zich digitaal
                  weerbaar kunnen maken. Laagdrempeligheid staat hierbij centraal. Deze leden vragen
                  in hoeverre het DTC niet-vitale bedrijven van informatie voorziet omtrent de overgang
                  naar digitale middelen in bedrijfsvoering en de risico’s die hierbij ontstaan. Bestaat
                  hierbij een verschil in de grote van bedrijven? Kunnen bedrijven hiervoor bij het
                  DTC terecht? Zijn hieruit al best-practices gekomen die actief naar ondernemers kunnen
                  worden gecommuniceerd? Spelen ondernemersorganisaties een rol bij het verbeteren van
                  digitale informatievoorziening? Zo niet, ziet de regering voor deze organisaties een
                  rol, zodat kennis laagdrempelig en toegankelijk naar bedrijven die in de digitale
                  transitie zitten kan worden gecommuniceerd?
               
B. Artikelen
               
Artikel 4 (Verstrekking van vertrouwelijke gegevens door de Minister van EZK)
De leden van de D66-fractie nemen kennis van het delen van dreigingsinformatie en
                  de kans die daarbij bestaat om juist gevoelige informatie te lekken, wanneer de digitale
                  beveiliging van een bedrijf onvoldoende op orde is. De leden verzoeken de regering
                  toe te lichten hoe dit voorkomen kan worden. Zet de regering hier instrumenten voor
                  in en, zo ja, welke?
               
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 D.D. van Dijke, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
| Fracties | Zetels | Voor/Tegen | 
|---|---|---|
| PVV | 37 | Voor | 
| GroenLinks-PvdA | 25 | Voor | 
| VVD | 24 | Voor | 
| NSC | 20 | Voor | 
| D66 | 9 | Voor | 
| BBB | 7 | Tegen | 
| CDA | 5 | Voor | 
| SP | 5 | Tegen | 
| ChristenUnie | 3 | Voor | 
| DENK | 3 | Voor | 
| FVD | 3 | Voor | 
| PvdD | 3 | Tegen | 
| SGP | 3 | Voor | 
| Volt | 2 | Voor | 
| JA21 | 1 | Voor | 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
