Brief regering : Hoofdlijnen slimmere toepassing eigen risico in de medisch-specialistische zorg
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1178 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2023
1. Inleiding
Zoals toegezegd in de brief van 4 maart jl.1, informeer ik u over de hoofdlijnen van een slimmere vormgeving van het eigen risico,
waarbij mensen niet in één keer hun gehele verplicht eigen risico betalen voor een
behandeling. Deze maatregel is ook opgenomen in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk
35 788, nr. 77).
Kernpunten
o Het verplicht eigen risico in de medisch-specialistische zorg wordt per 2025 aangepast
naar maximaal € 150 per declarabele prestatie2, 3 waarbij de totale hoogte van het verplicht eigen risico in stand blijft.
o Deze hervorming draagt bij aan de betaalbaarheid van de zorg en is voor circa één
miljoen verzekerden een lastenverlichting omdat ze minder betalen aan het verplicht
eigen risico.
o Het kabinet verkent of de invoering van maximumbedragen per prestatie ook een meerwaarde
heeft in andere sectoren van de curatieve zorg. In het voorjaar van 2023 zal ik u
over deze verkenning informeren.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 licht ik toe op welke manier het eigen risico een bijdrage levert aan
de betaalbaarheid van zorg. In hoofdstuk 3 ga ik in op de hoofdlijnen van de voorgenomen
vormgeving van het eigen risico in de medisch-specialistische zorg.
Daarna licht ik in hoofdstuk 4 de effecten van de hervorming van het eigen risico
toe. Tot slot schets ik in hoofdstuk 5 de belangrijkste stappen in het proces en het
tijdspad van de hervorming van het eigen risico.
2. Het eigen risico draagt bij aan betaalbaarheid van zorg
a. Het verplicht eigen risico zorgt voor kostenbewustzijn bij verzekerden
Binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw) zorgt het verplicht eigen risico, naast enkele
specifieke eigen bijdragen, voor medefinanciering van de zorgkosten en voor meer kostenbewustzijn
bij verzekerden. Boven op het verplicht eigen risico van € 385 kan de verzekerde (van
18 jaar en ouder) ook kiezen voor een vrijwillig eigen risico. Het vrijwillig eigen
risico verhoogt het verplicht eigen risico van € 385 met een bedrag van € 100, € 200,
€ 300, € 400 of € 500 per kalenderjaar. Indien verzekerden kiezen voor een vrijwillig
eigen risico ontvangen zij een korting op de nominale premie. Het staat zorgverzekeraars
vrij om te bepalen hoe hoog deze korting op de nominale premie is.
Solidariteit is één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse gezondheidszorg;
gezonde, jonge mensen en mensen met een hoger inkomen betalen mee aan de zorgkosten
voor zieke, oudere mensen met een lager inkomen. Zorgverzekeraars zijn verplicht alle
verzekeringsplichtigen te accepteren voor de basisverzekering en mogen de gevraagde
premie niet differentiëren naar persoonskenmerken. De risicoverevening heeft als doel
een gelijk speelveld tussen zorgverzekeraars te creëren en prikkels tot (indirecte)
risicoselectie weg te nemen. Daarnaast draagt de overheid via de zorgtoeslag bij aan
de premie voor de basisverzekering en het gemiddelde verplicht eigen risico voor mensen
met een lager inkomen. In ons curatieve zorgstelsel is er mede hierdoor sprake van
een hoge mate van risicosolidariteit én van inkomenssolidariteit.
Het verplicht eigen risico legt een relatief klein deel van de zorgkosten echter nadrukkelijk
bij de zorggebruiker. Deze bijdrage van zorggebruikers via het eigen risico is niet
alleen bedoeld om een klein deel van de zorg te financieren, maar ook om mensen kostenbewuster
te maken en het gebruik van niet-noodzakelijke zorg af te remmen. Door het bevriezen
van het verplicht eigen risico op € 385 tot en met 2025 wordt voorkomen dat het verplicht
eigen risico de komende jaren zal stijgen tot ongeveer € 430 per volwassen verzekerde
in 2025. Deze bevriezing versterkt in beperkte mate de risicosolidariteit tussen «gezonde»
verzekerden (die geen of weinig zorgkosten hebben) en «zieken» (verzekerden die zeer
waarschijnlijk zorg gebruiken en jaarlijks het volledige verplicht eigen risico betalen),
terwijl het instrument van het eigen risico in stand kan worden gehouden. Dat is nodig
omdat de medefinanciering door zorggebruikers de druk op de nominale premie voor alle
verzekerden beperken. Het eigen risico maakt mensen kostenbewust. Dit wordt het remgeldeffect
genoemd. Ook daarmee wordt een stijging van de nominale premie gedempt. Deze effecten
vergroten het draagvlak voor een hoge mate van solidariteit binnen ons curatieve zorgstelsel.
b. Ruimte voor verbetering voor de werking van het verplicht eigen risico
Ik zie twee belangrijke aandachtspunten bij de werking van het eigen risico. Er is
ruimte voor verbetering vanuit het perspectief van de verzekerde én het eigen risico
kan tegelijkertijd doelmatiger worden gemaakt:
– Het verplicht eigen risico heeft zich bewezen als goed instrument, maar is niet altijd
even effectief. Door het gebruik van diagnosebehandelcombinaties (dbc’s) in de medisch-specialistische
zorg betalen mensen vaak al voor het eerste consult bij een medisch specialist het
gehele verplicht eigen risico.
Hierdoor hoeven mensen daarna niet meer kostenbewust te zijn en ervaren deze verzekerden
binnen een gegeven jaar geen financiële prikkel meer om af te zien van zorg, terwijl
deze zorg (nog) niet passend of noodzakelijk kan zijn. Kort samengevat kan het met
het eigen risico beoogde remgeldeffect al vroeg in het kalenderjaar wegvallen.
– Tegelijkertijd kan het in één keer «volmaken» van het gehele verplicht eigen risico
van € 385 voor een noodzakelijke behandeling als een hoge drempel worden ervaren en
er in sommige gevallen toe leiden dat mensen (tijdelijk) afzien van zorg die zij wel
al nodig hebben. Dit kan later tot meer en duurdere zorg leiden.
In het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» is aangeven
dat het kabinet het eigen risico in de Zorgverzekeringswet slimmer zal vormgeven en
betaalbaarder zal maken. Door het verplicht eigen risico te bevriezen in de jaren
2023 tot en met 2025 is er voor de betaalbaarheid al een belangrijke stap gezet. De
wet die deze bevriezing regelt is voor het zomerreces van 2022 door beide Kamers aangenomen4.
Vanaf 2025 zal een vervolgstap worden gezet door het verplicht eigen risico zowel
betaalbaarder als slimmer vorm te geven, door in de medisch-specialistische zorg een
vast maximumbedrag van € 150 per prestatie in te voeren. Deze hervorming draagt bij
aan de betaalbaarheid van de zorg, zowel op het niveau van het individu als ook op
het niveau van de gehele samenleving. De introductie van een maximum bedrag van € 150
per prestatie in de medisch-specialistische zorg maakt het verplicht eigen risico
namelijk effectiever. Zorgvragers worden langer geprikkeld om na te denken of gebruik
van de behandeling medisch noodzakelijk is, of de behandeling op dat moment moet plaatsvinden
en of dat mogelijk een minder vergaande behandeling volstaat. Mensen zullen minder
snel en minder vaak het verplicht eigen risico volmaken en daardoor langer kostenbewust
zijn. Dit past bij de beweging naar passende zorg.
Daarnaast zal een grote groep zorggebruikers door de invoering van een maximum bedrag
per prestatie in de medisch-specialistische zorg minder snel hun verplicht eigen risico
volmaken. Ongeveer 1 miljoen verzekerden gaan op jaarbasis gemiddeld € 100 minder
eigen risico betalen, terwijl er geen verzekerden zijn die jaarlijks méér verplicht
eigen risico gaan betalen. Ook heeft de maatregel een drukkend effect op de nominale
premie, doordat per saldo minder zorgkosten worden gemaakt door het grotere remgeldeffect
(zie verder onder 4.)
De gewijzigde toepassing van het verplicht eigen risico vindt vanaf 2025 plaats voor
medisch-specialistische zorg. Ik zal verkennen of maximum bedragen per prestatie ook
meerwaarde hebben in andere sectoren van de curatieve zorg die onder de Zvw worden
verzekerd. In het voorjaar van 2023 zal ik u over deze verkenning informeren. Zie
onderdeel e van hoofdstuk 3.
3. Hoofdlijnen van de vormgeving
a. Keuze voor een maximaal bedrag per prestatie in de medisch-specialistische zorg
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft in juni 2020, op verzoek van de toenmalig
Minister voor Medische Zorg en Sport, een advies uitgebracht over het eigen risico
in combinatie met de dbc-systematiek.5 In haar advies heeft de NZa aangegeven op drie onderdelen ruimte te zien voor verbetering
om het eigen risico duidelijker te maken voor de patiënt:
– Duidelijkheid vooraf over in welk jaar het eigen risico wordt aangesproken (jaargrensproblematiek);
– Duidelijkheid vooraf over de hoogte van de verrekening van het eigen risico;
– Tijdigheid van de verrekening van het eigen risico.
Naar aanleiding van het advies van de NZa zijn als vervolgstap in 2021 gesprekken
gevoerd tussen VWS, de NZa, de Patiëntenfederatie Nederland, de Consumentenbond, de
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en
de Vereniging van Kwaliteitszorgverzekeraars (VRZ). Deze gesprekken hadden als doel
om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor verbetering, uitvoerbaarheid en aandachtspunten
bij een eventuele toekomstige hervorming van de systematiek van het eigen risico.
Deze technische verkenning is op 5 juli 2021 aan de Tweede Kamer gestuurd6. De technische verkenning bevatte uitdrukkelijk geen advies of voorkeur vanuit partijen.
In de technische verkenning zijn twee varianten verkend: een vast bedrag per zorggebeurtenis
en een vast bedrag per prestatie.
Ik kies ervoor om geen ingrijpende wijziging aan te brengen in de werking van het
eigen risico, maar wel de systematiek zodanig te optimaliseren door een vast bedrag per prestatie in te voeren. Het eigen risico blijft hiermee aansluiten bij de bestaande declaratiesystematiek
voor de bekostiging. Het vraagt hierdoor veel minder investeringen in ICT en heeft
veel minder impact op bestaande administratieve processen dan wanneer zou worden gekozen
voor een vormgeving per zorggebeurtenis. Omdat dit kabinet niet voornemens is om de
bekostiging in de medisch-specialistische zorg fundamenteel aan te passen, zie ik
het ook als toekomstbestendige maatregel, omdat wordt aangesloten bij de bekostigingssystematiek.
Een aandachtspunt bij het vaste bedrag per prestatie is dat het geen oplossing is voor de door de NZa vastgestelde verbeterpunten voor
de begrijpelijkheid van het eigen risico. Het lost de jaargrensproblematiek niet op,
geeft maar beperkt duidelijkheid over de hoogte van het eigen risico en zorgt niet
voor een snellere afrekening van het eigen risico. Bij een vast bedrag per zorggebeurtenis (zoals een polikliniekbezoek, een verpleegdag, een mri, een biopt, etc.) wordt wel
een aantal voordelen, ten opzichte van vast bedrag per prestatie, voor de patiënt
behaald. Bijvoorbeeld een snellere afrekening van het eigen risico, duidelijkheid
over in welk jaar het eigen risico wordt aangesproken en de betere herkenbaarheid
van een zorggebeurtenis.
Uit gesprekken met partijen blijkt echter dat dankzij intensieve communicatie door
zorgverzekeraars en zorgaanbieders over de werking van de huidige vormgeving van het
eigen risico verzekerden de afgelopen jaren het systeem van het eigen risico steeds
beter zijn gaan begrijpen. Verzekerden hebben hierdoor veel minder vragen over het
eigen risico en daarom is een grote wijziging in de systematiek niet gewenst.
Zoals aangegeven heeft de variant van een vast bedrag per behandeling een zeer grote impact op zorgverzekeraars, ziekenhuizen en alle andere zorgaanbieders
in de medisch-specialistische zorg. De afrekening van het eigen risico op het niveau
van zorggebeurtenissen sluit niet aan op de huidige bekostiging. Voor de gewenste
invoering per 1 januari 2025 is deze variant zeker niet uitvoerbaar. ZN, NVZ en NFU
onderschrijven dat deze variant zeer complex in de uitvoering is.
De variant waarbij het eigen risico via een vast bedrag per zorggebeurtenis zou plaatsvinden, vind ik daarom vanwege de complexe uitvoerbaarheid en de toename
van de administratieve lasten die daarbij gepaard gaan, niet opwegen tegen de voordelen
van de variant met een vast bedrag per prestatie.
b. Een betaling van maximaal € 150 geldt voor alle typen prestaties in de medisch-specialistische
zorg.
In de medisch-specialistische zorg worden verschillende prestaties en tarieven gehanteerd
bij de declaratie van de zorg. De zorg wordt voornamelijk afgerekend via de dbc’s
waarbij meerdere verrichtingen binnen een behandeltraject zijn gebundeld en getarifeerd.
Niet iedere verrichting, zoals een injectie of röntgenfoto, wordt apart afgerekend.
De prijs van een dbc is vaak hoger dan het verplicht eigen risico van € 385, waardoor
patiënten meestal al bij het eerste consult bij een specialist in een ziekenhuis hun
gehele verplicht eigen risico kwijt zijn. Dit beperkt de effectiviteit van het verplicht
eigen risico als instrument om het kostenbewustzijn van verzekerden te vergroten.
In de meeste gevallen leiden behandelingen na de eerste dbc niet tot extra kosten
voor een verzekerde.
Voor alle prestaties in de medisch-specialistische zorg geldt vanaf 2025 een bedrag
van € 150. Indien het geldende tarief lager is dan € 150 geldt het lagere tarief.
Vandaar dat ik vanaf nu spreek van een maximumbedrag in plaats van een vast bedrag.
Verder wordt in de medisch-specialistische zorg naast dbc’s ook gebruik gemaakt van
zogenoemde «overige zorgproducten» (ozp’s). Hieronder vallen o.a. aanvullingen op
de dbc’s (add-ons) voor IC-dagen of dure geneesmiddelen, of voor een tarief voor eerstelijnsdiagnostiek.
Voor ozp’s geldt momenteel ook het eigen risico en hierdoor is het logisch om het
maximum ook hierop toe te passen. Het kan dus voorkomen dat een verzekerde eerst eigen
risico betaalt voor eerstelijnsdiagnostiek en indien vervolgbehandeling in de msz
plaatsvindt ook eigen risico betaalt voor de dbc. Een ander voorbeeld is een dbc met
twee dagen IC opname; de verzekerde is dan nog steeds zijn gehele eigen risico kwijt,
hij betaalt € 150 eigen risico voor de dbc en € 150 per IC opnamedag.
Mensen kunnen in een jaar te maken krijgen met meerdere dbc’s en overige zorgproducten.
Bijvoorbeeld doordat de looptijd van een dbc maximaal 120 dagen is, maar een behandeling
daarna nog doorloopt. Er zal dan een nieuwe dbc geopend worden waardoor wederom maximaal
€ 150 aan verplicht eigen risico in rekening wordt gebracht (indien het maximum van
€ 385 nog niet is bereikt). Mensen met een vervolg-dbc ontvangen langer en meer zorg.
Vanuit het oogpunt van solidariteit ben ik van mening dat daar ook een extra bijdrage
via het eigen risico tegenover mag staan. Bij deze maatregel volgen we bovendien de
bekostiging in de medisch-specialistische zorg. Daarbij zou het uitsluiten van vervolg-dbc’s
de uitvoering van de aanpassing van de systematiek veel complexer maken.
Bij de vormgeving van de aanpassing van de systematiek is het uitgangspunt om het
eigen risico zo eenvoudig mogelijk vorm te geven voor de patiënt. Te veel verschillende
regels en uitzonderingen zouden ten koste gaan van de duidelijkheid. Het maximumbedrag
van € 150 op alle dbc’s en ozp’s toepassen is de meest duidelijke en transparante
optie en sluit aan bij de bekostiging. Het maximum van € 150 per prestatie maakt de
hoogte van het eigen risico in eerste instantie voorspelbaarder voor verzekerden.
Desondanks kan voor de verzekerde het niet duidelijkheid zijn wanneer een nieuwe dbc
wordt geopend of wanneer er sprake is van een add-on. Daarnaast zullen wijzigingen
in de eigen risico systematiek tot nieuwe vragen leiden van verzekerden. Richting
de invoering van de nieuwe systematiek zal ik samen een actieve voorlichtingscampagne
organiseren.
Voorbeeld werking van maximaal bedrag € 150 per prestatie in de medisch-specialistische
zorg
– Een verzekerde gaat naar de dermatoloog in het ziekenhuis voor een behandeling. De
dbc die bij deze behandeling hoort kost € 500. Er wordt geen vervolg-dbc geopend.
Daarnaast gebruikt de verzekerde voor een andere aandoening voor € 100 aan geneesmiddelen.
De verzekerde heeft geen vrijwillig eigen risico.
– Huidige systematiek: De verzekerde maakt direct zijn verplicht eigen risico van € 385 vol met de behandeling
van de dermatoloog.
– Nieuwe systematiek: In de nieuwe systematiek maakt de verzekerde het verplicht eigen risico niet direct
met de behandeling van de dermatoloog vol. Hij betaalt € 150 euro voor de behandeling
bij de dermatoloog en € 100 voor de geneesmiddelen. Hij betaalt minder eigen risico
en is bij vervolgzorg kostenbewuster omdat ook daar nog een betaling van het eigen
risico wordt gevraagd.
c. Het maximale bedrag van € 150 per prestatie wordt geïndexeerd aan de hand van de
ontwikkeling van de zorgkosten.
De hoogte van het verplicht eigen risico wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van
de ontwikkeling van de zorgkosten. Voor de jaren 2023 tot en met 2025 is de hoogte
van het verplicht eigen risico bevroren op € 385 en is de jaarlijkse indexering uitgeschakeld.
Vanaf 2026 wordt het verplicht eigen risico weer geïndexeerd, tenzij opnieuw besloten
wordt om de jaarlijkse indexering voor één of meerdere jaren uit te schakelen. Wanneer
op termijn de totale hoogte van het verplicht eigen risico stijgt, zal het maximumbedrag
van € 150 per prestatie in de medisch-specialistische zorg zich niet langer goed verhouden
tot het maximale verplicht eigen risico dat dan zal gelden. Om deze reden zal het
maximumbedrag van € 150, net als de hoogte van het eigen risico, worden geïndexeerd
aan de hand van de stijging van de zorgkosten. Indien de hoogte van het eigen risico
in de toekomst opnieuw wordt bevroren, zal ook de hoogte van het maximumbedrag worden
bevroren.
d. Het vrijwillig eigen risico van maximaal € 500 wordt behouden
Het wijzigen van de vormgeving van het verplicht eigen risico noodzaakt tot een verduidelijking
van de verhouding tussen het verplicht en het vrijwillig eigen risico. Het vrijwillig
eigen risico is een verhoging van het eigen risico waar de verzekerde voor kan kiezen
in ruil voor een korting op de premie voor de basisverzekering. Het vrijwillige eigen
risico kan € 100, € 200, € 300, € 400 of € 500 per jaar zijn. Het vrijwillig eigen
risico komt «bovenop» het verplicht eigen risico en wordt nu toegepast nadat het verplicht
eigen risico van € 385 is «volgemaakt».
Voorbeeld werking maximum bedrag van € 150 per prestatie in de medisch-specialistische
zorg: werking vrijwillig eigen risico
– De verzekerde heeft gekozen voor een vrijwillig eigen risico van € 500.
– De verzekerde gaat naar de dermatoloog in het ziekenhuis voor een behandeling. De
dbc die bij deze behandeling hoort kost € 500. Er wordt geen vervolgdbc geopend. Een
paar maanden later komt de verzekerde bij de neuroloog voor een andere zorgvraag.
Hier wordt opnieuw een dbc geopend. Deze dbc kost € 700 euro.
– Huidige systematiek:
o De verzekerde maakt direct zijn verplicht eigen risico van € 385 vol met de behandeling
van de dermatoloog. Daarnaast wordt er € 115 vanwege zijn vrijwillig eigen risico
uit eigen middelen betaald.
o Voor de dbc bij de neuroloog betaalt de verzekerde het restant van het vrijwillig
eigen risico: € 385 euro (€ 500–€ 115)
o In totaal betaalt de verzekerde € 885 uit eigen middelen.
– Nieuwe systematiek:
o De verzekerde betaalt voor de 1e dbc € 150 aan verplicht eigen risico (€ 150 voor de dermatoloog) en € 350 aan vrijwillig
eigen risico (restant factuur dermatoloog € 500–€ 150).
o Voor de dbc die wordt geopend bij de neuroloog betaalt de verzekerde opnieuw € 150
aan verplicht eigen risico. Ook betaalt de verzekerde het restant aan vrijwillig eigen
risico: € 150 (€ 500 – € 350 van factuur dermatoloog).
o In totaal betaalt deze verzekerde aan eigen middelen € 800: € 300 euro aan verplicht
eigen risico en € 500 aan vrijwillig eigen risico.
Verzekerden met een vrijwillig eigen risico betalen een groter deel van hun zorgkosten
zelf. Daarnaast gaat er een remmende werking uit van het vrijwillig eigen risico.
Het is belangrijk om de inkomsten uit het vrijwillig eigen risico zo veel mogelijk
in stand te houden. Om deze reden kies ik ervoor om het vrijwillig eigen risico toe
te passen als de kosten van een prestatie in de medisch specialistische zorg hoger
zijn dan € 150. De meerkosten van de dbc of overig zorgproduct komen dan direct ten
laste van het vrijwillig eigen risico.
e. Verkenning mogelijke verbreding naar andere sectoren in de curatieve zorg
Zoals hierboven aangegeven zal de invoering van een maximumbedrag aan verplicht eigen
risico per prestatie in ieder geval gaan gelden in de medisch-specialistische zorg,
waarbij in het coalitieakkoord is afgesproken om de nieuwe systematiek in te voeren
vanaf 1 januari 2025. In de medisch-specialistische zorg is het verplicht eigen risico
nu vaak al met het eerste consult bij een specialist in het ziekenhuis volgemaakt.
De verzekerde is direct door zijn verplicht eigen risico heen en dat beperkt in de
rest van dat jaar de effectiviteit van het eigen risico als instrument om het kostenbewustzijn
van verzekerden te vergroten.
Op dit moment is nog niet eenduidig aan te geven of maximum bedragen ook meerwaarde
hebben in andere sectoren van de curatieve zorg, zoals bijvoorbeeld het eerstelijnsverblijf,
de ggz of de geriatrische revalidatiezorg. In bepaalde sectoren is die meerwaarde
op voorhand niet evident, omdat er mogelijk ingrijpende wijzigingen in infrastructuur
voor declaratie/verrekening van de zorg voor nodig zijn of omdat het maximumbedrag
per prestatie lager moet worden vastgesteld dan € 150 om te leiden tot een lastenverlichting
voor verzekerden. Dat is met name het geval in sectoren waar mensen veel prestaties
hebben en er relatief lage bedragen per prestatie gelden.
In de ggz wordt bijvoorbeeld vanaf 1 januari 2022 gewerkt met het zorgprestatiemodel.
In het zorgprestatiemodel wordt met separate, «kleinere» prestaties gewerkt met daarbij
passende tarieven. De NZa heeft, in opdracht van het Ministerie van VWS, een verkenning
uitgevoerd naar de afrekening van het verplicht eigen risico in de ggz met een maximumbedrag
per behandeling.
De NZa heeft verschillende scenario’s uitgewerkt en adviseert om een wijziging voor
de ggz niet los te zien van een onderzoek naar de algehele afrekening van het eigen
risico voor alle sectoren. Aan de hand van die verkenning zal ik met de Minister voor
Langdurige Zorg en Sport de komende maanden nader onderzoeken of verbreding van het
gebruik van maximum bedragen per prestatie in andere sectoren van de curatieve zorg
meerwaarde heeft en wenselijk is. Indien wijziging in andere sectoren meerwaarde heeft
en wenselijk is, zal ik verder uitwerken op welke wijze de maximumbedragen in deze
sectoren kan worden vormgegeven.
In deze verkenning naar maximum bedragen in andere sectoren dan de medisch-specialistische
zorg, zal ik ook de uitvoerbaarheid voor zorgverzekeraars en zorgaanbieders en de
begrijpelijkheid van de eigen risico systematiek voor verzekerden als uitgangspunt
meenemen. De bevindingen zullen we in het voorjaar van 2023 aan uw Kamer sturen.
4. Effecten van hervorming van het eigen risico
a. Kostenbewustzijn: Langer remgeldeffect draagt bij aan de betaalbaarheid van de
zorg
De hervorming maakt het eigen risico een effectiever instrument, omdat mensen minder
snel en minder vaak het verplicht eigen risico volmaken en daardoor langer kostenbewust
zijn: ze betalen opnieuw maximaal € 150 voor een nieuwe zorgvraag later in het jaar
of bij een vervolg-dbc (een dbc sluit na maximaal 120 dagen) en worden zo gestimuleerd
na te denken of de baten van de behandeling opwegen tegen de kosten. Door het maximumbedrag
van € 150 wordt de financiële drempel bij de toegang tot ziekenhuiszorg naar verwachting
minder hoog. Dat heeft naar verwachting een gunstig effect op het voorkomen van uitstel
van zorg of zorgmijding bij mensen die afgeschrikt worden door het vooruitzicht van
een betaling van € 385. Hoewel de financiële drempel lager is, loopt de drempel wel
langer door. Dat verlengde effect ontstaat doordat voor vervolgzorg (na de eerste
dbc) of een nieuwe zorgvraag opnieuw een maximumbedrag wordt gerekend voor het verplicht
eigen risico, tot het gehele verplicht eigen risico is volgemaakt. De toename van
kostenbewustzijn dankzij de maatregel leidt tot een minder hoge zorgvraag. Dit is
een gewenst effect. Het introduceren van een tweede drempel kan wel betekenen dat
– hoewel de hoogte van het totale eigen risico niet toeneemt – in sommige gevallen
wordt afgezien van passende zorg. Dit is vanzelfsprekend geen gewenst effect, waarvan
de hoop is dat het niet optreedt juist omdat de hoogte van het totale eigen risico
niet toeneemt. Ik ben uiteraard voornemens om de effecten van de maatregel te evalueren.
Het budgettaire effect van een maximumbedrag van € 150 per diagnose-behandelcombinatie
(dbc) en overige zorgproducten (ozp) in de medisch-specialistische zorg bestaat uit
twee delen: een derving van de opbrengst van het verplicht eigen risico en een remgeldeffect.
Een maximum van € 150 per prestatie in de medisch-specialistische zorg leidt tot een
derving van ongeveer € 118 miljoen aan eigen risico opbrengst. Naar verwachting leidt
het invoeren van een maximum van € 150 per prestatie in de medisch-specialistische
zorg tot een stijging van het remgeldeffect van ongeveer € 317 miljoen. Het remgeldeffect
is berekend door het CPB met een model voor het eigen risico.7 Dat model is gebaseerd op individuele gegevens van alle verzekerden in de Zvw over
een periode van 6 jaar. De maatregel leidt per saldo tot lagere zorgkosten van circa
€ 200 miljoen per jaar vanaf 2025. De maatregel verbetert daarmee de betaalbaarheid
van zorg voor alle verzekerden: ook verzekerden die hun eigen risico volmaken profiteren
van de demping van de nominale premie door de maatregel.
b. Een lastenverlichting voor circa 1 miljoen zorggebruikers
De financiële gevolgen voor verzekerden verschillen per persoon. Voor mensen die geen
gebruik maken van medisch-specialistische zorg veranderen de eigen betalingen niet.
Op dit moment maakt ongeveer de helft van de verzekerden zijn eigen risico vol. Door
de invoering van een maximumbedrag per prestatie in de msz zullen mensen minder snel
hun eigen risico volmaken. Ongeveer 1 miljoen verzekerden gaan jaarlijks minder uit
eigen middelen betalen. Dit gaat om mensen die medisch-specialistische zorg gebruiken.
De verzekerden die minder eigen risico gaan betalen gaan door de maatregel gemiddeld
€ 100 minder betalen. Verzekerden zullen nooit meer verplicht eigen risico betalen
dan in de huidige situatie.
Ik ben mij ervan bewust dat veel chronisch zieken het verplicht eigen risico alsnog
volmaken. Zij hebben vaak meerdere dbc’s per jaar en gebruiken ook andere zorg zoals
geneesmiddelen en hulpmiddelen. Deze groep heeft daarom weinig baat bij een maximumbedrag
per prestatie. Voor de betaalbaarheid van de zorg voor chronisch zieken heb ik andere
maatregelen genomen. Bijvoorbeeld het bevriezen van de hoogte van het eigen risico
tot en met 2025 en maximering van de bijdrage van het geneesmiddelenvergoedingssysteem
in 2023.
5. Proces en tijdspad van de hervorming eigen risico
Wijziging van de systematiek van het eigen risico op de hiervoor beschreven wijze
vergt aanpassing van het Besluit zorgverzekering. Zo spoedig mogelijk na de toezending
van deze brief aan uw Kamer start ook de internetconsultatie van deze wijziging. Het
streven is om de wijziging van het Besluit zorgverzekering uiterlijk in het tweede
kwartaal van 2023 bij beide Kamers der Staten-Generaal voor te hangen, om het vervolgens
in het najaar van 2023 voor advies aan te bieden aan de Afdeling advisering van de
Raad van State. Streefdatum voor publicatie in het Staatsblad is 1 januari 2024.
Geheel 2024 zal in het teken staan van verdere uitwerking en de voorbereiding voor
een verantwoorde uitvoering. Zo zullen zorgverzekeraars aanpassingen moeten doorvoeren
in hun ICT-systemen om een maximumbedrag aan eigen risico per prestatie door te voeren
en hun verzekerden gaan informeren over de wijziging van het eigen risico. Ook zal
ik in 2024 inzetten op een uitgebreide informatiecampagne vanuit de overheid om verzekerden,
maar ook zorgverleners, te informeren over de wijziging in het eigen risico per 1 januari
2025.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport