Lijst van vragen : Lijst van vragen inzake Water en Bodem sturend (Kamerstuk 27625-592)
2023D01369 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
Water en Bodem sturend (Kamerstuk 27 625, nr. 592).
De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie,
Koerselman
Nr
Vraag
1
Is het uw inzet dat water en bodem ook sturend worden voor de gewaskeuze van agrariërs?
Zo ja, op welke manier?
2
In hoeverre wordt verwacht dat de structurerende keuzes bijdragen aan het behalen
van doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Natura 2000-doelen?
3
Kunt u een definitie geven van de volgende in de brief gehanteerde begrippen: «duurzaam
inpasbare drinkwateronttrekking», «natuurinclusief bouwen», «klimaatadaptief bouwen»
en «waardevolle onafgedekte bodem»?
4
Worden banken, hypotheekverstrekkers en verzekeraars ook betrokken bij de afwegingen
in het water- en bodembeleid? Zo ja, in welke vorm? Zo nee, waarom niet?
5
Hebt u al een beeld bij de juridische grondslag voor elk van de 33 structurerende
keuzes? Hoe wordt dit in wet- en regelgeving uitgewerkt?
6
Waarom wordt er geen structurerende keuze voorgesteld ten aanzien van de zandplaten,
slikken en schorren van de Waddenzee, Westerschelde en Oosterschelde, die zoals wordt
gesteld op lange termijn «verdrinken», als ze de zeespiegelstijging niet kunnen bijhouden?
7
Welke andere partijen dan Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO), die zoals blijkt uit
de beslisnota meerdere passages van de brief heeft laten afzwakken, hebben wijzigingen
kunnen aanbrengen in vergevorderde concepten van de brief?
8
Waarom is het geen onderdeel van de structurerende keuzes dat de teelt van uitspoelingsgevoelige
gewassen (zoals maïs) op uitspoelingsgevoelige gronden aan banden wordt gelegd? Is
dit overwogen? Wat zijn de voor- en nadelen van het aan banden leggen van de teelt
van uitspoelingsgevoelige gewassen op uitspoelingsgevoelige gronden? Zou dit niet
een goede structurerende keuze zijn voor waterretentie en het halen van de KRW-doelen?
Welke partijen in het krachtenveld zijn hier voor en welke zijn tegen?
9
Hoe gaat het Rijk ervoor zorgen dat er opvolging wordt gegeven aan de structurerende
keuzes door onder andere de provincies, gemeentes, en waterschappen?
10
Kunt u de hogere waarschijnlijkheid van worstcasescenario’s, zoals beschreven in de
brief, met statistische data onderbouwen?
11
Klopt het dat organische stof in bodems nodig is om water vast te houden?
12
Klopt het dat natuurbodems minder organische stof bevatten dan productiegrasland?
13
Klopt het dat voor natuur vaak de vruchtbare teeltaarde, die organische stof bevat,
wordt afgegraven?
14
In hoeverre verhoudt buffercapaciteit zich tot peilverhoging in veenweidegebied?
15
Als in de veenweiden rondom Amsterdam het grondwaterpeil tot -30 onder het maaiveld
verhoogd wordt, hoeveel kubieke meter waterbergend vermogen scheelt dat en wat betekent
dat bij hevige regenval voor daaraan grenzende gebieden?
16
Wat is respectievelijk de stikstofopname van agrarisch beheerde landbouwbodems versus
natuurbodems?
17
Klopt het dat België en Duitsland al in 2019 waarschuwden in 2027 het grenswater niet
aan de Nederlandse KRW-normen te kunnen laten voldoen?
18
Als het instromende water vanuit buurlanden per 2027 niet aan de Nederlandse KRW-normen
kan voldoen, hoe voorkomt u dan dat de opgave daarvan op onze inwoners, boeren en
bedrijven wordt afgewenteld?
19
Hoe wordt het formuleren van juridisch bindende doelen gelegitimeerd, als deze zonder
dat dit in onze invloedssfeer ligt, al niet gehaald kunnen worden?
20
Kunt u een overzicht geven van de aantallen kubieke metergrond- en oppervlaktewateronttrekking
door de verschillende sectoren?
21
Wat is in 2022 het aantal kubieke meter watergebruik, uitgesplitst naar soort water,
van de landbouw, de energiesector en alle datacenters in Nederland? En wat is de prognose
voor 2030? Wilt u dit uiteenzetten in een tabel?
22
Hoe verhoudt het in willen richten van meer zoet-zoutovergangen zich tot de zorgen
om verzilting van grond- en oppervlaktewater?
23
Waarom monitoren alle lidstaten in de EU niet dezelfde stoffen voor de KRW?
24
Gaat u zich inzetten voor een uniforme en gelijke invulling en beoordeling van de
KRW-normen in de verschillende lidstaten? Zo nee, waarom niet?
25
Hoe gaat u inzetten op draagvlak en het aanpassingsvermogen van relevante groepen
zodat ze mee kunnen komen met het beleid?
26
welke prioritering krijgt voedselzekerheid in de aanpak bodem en water sturend?
27
Wordt het principe van «niet afwentelen» ook in internationaal verband vorm gegeven?
Zo ja, hoe krijgt dat vorm?
28
Kunt u toelichten wat verstaan wordt onder het afwentelen van privaat naar publiek?
Op welke wijze kan een private partij kosten op publieke instanties afwentelen en
hoe gaat het voorkomen hiervan gehandhaafd worden?
29
Wat zijn de voornaamste oorzaken dat het zo moeilijk blijkt om de KRW-doelen te halen?
30
Kunt u toelichten hoe meer rekening gehouden wordt met extremen, en hoe dit kwantificeerbaar
is te maken?
31
Hoe wordt het toepassen van meerlaagsveiligheid op het regionaal watersysteem vormgegeven?
32
Wat betekent het verminderen van verzilting via spui- en schutsluizen in de Afsluitdijk
voor de vismigratie?
33
Gaat het Rijk helpen om breder te kijken naar optimalisaties van zoetwateraanvoer,
bijvoorbeeld door het aanpassen van het operationeel beheer van de zoetwaterinlaten
en infrastructuur? Zo ja, op welke wijze?
34
Waarom wordt voor Caribisch Nederland bekeken of er elementen zijn die daar van toepassing
zijn, in plaats van een eigen integrale visie?
35
Waarom is niet gekozen voor een verbod op grondwateronttrekking minimaal een kilometer
rond natuur, maar kan dit wel de uitkomst zijn van de gebiedsprocessen?
36
Wat wordt verstaan onder een langere periode van onvoldoende beschikbaar zoet water?
Hoe worden «langer» en «onvoldoende» gedefinieerd?
37
Waarom is ervoor gekozen nieuwe landaanwinning in het IJsselmeergebied volledig te
verbieden? Hoe verhoudt zich dit tot de woningbouwopgave?
38
Waarom is alleen het IJsselmeergebied aangewezen als nationale regenton? Heeft dit
afdoende effect voor de droge zand- en lössgronden?
39
Wat zijn de gevolgen van de grote peilfluctuaties in het IJsselmeergebied op de waterkeringen?
40
Wordt er ook dijkversterkingsruimte vrijgehouden rond wateren met peilen die kunstmatig
begrensd worden of kunnen worden (waardoor dijkverhoging niet nodig is): het Amsterdam-Rijnkanaal,
Volkerak-Zoommeer, Grevelingen, Markermeer, Veluwerandmeren, IJsselmeer, Nederrijn-Lek
en, door systeemmaatregelen, zoals de Hollandkering, de wateren rond Rotterdam en
de Drechtsteden?
41
Klopt het dat de huidige buitendijkse activiteiten in het IJsselmeergebied op den
duur zullen moeten verdwijnen? Welke gevolgen heeft dat voor waterrecreatie, bebouwing
et cetera?
42
Waarom wordt in de uiterwaarden alleen nieuwe bebouwing verboden en geen infrastructuur
et cetera?
43
Waarom geldt generiek voor alle drinkwatergebruikers een reductiedoelstelling van
20% en is dit niet gespecificeerd naar bijvoorbeeld sectoren?
44
Op welke wijze gaat gezorgd worden voor extra bergingscapaciteit van water ter bestrijding
van droogte?
45
Welke aanvullende maatregelen zijn nodig om koelwaterlozingen te maximeren op 25°?
46
Waarom worden alleen 5%-10% van de diepste polders gereserveerd voor waterberging?
Waar bevinden deze zich? Biedt dit soelaas voor de droge gebieden die zich vooral
op de hoge zand- en lössgronden bevinden?
47
Hoe heeft u onderbouwd dat «5% à 10% waterberging in de (diepste) diepe delen» het
probleem van toenemende risico’s op wateroverlast door piekbuien adresseert op een
manier waarbij de kosten daarvan opwegen tegen de baten?
48
Per wanneer moet de meet- en registratieplicht voor grondwateronttrekkingen ingevoerd
zijn?
49
Voor welke concrete industrieën of sectoren, naast datacenters, wordt het leveren
van drinkwater voor koeling beperkt?
50
Wie vormt het bevoegd gezag bij toezicht op het afdekken van bodems?
51
Zijn er meer en minder gewenste vormen van afdekking van bodems, of is dit binair?
52
Is er een doelstelling om een bepaalde hoeveelheid m2 bedekte grond te transformeren tot niet-bedekte grond? Waarom wel of niet?
53
Hoe wordt een gebied afgebakend waarbinnen grond hergebruikt zou moeten worden?
54
Waarom worden de regels voor locatiekeuze en inrichting van woningbouw pas vanaf 2025
van kracht? Wat gebeurt er met bestemmingsplannen die voor die tijd worden vastgesteld?
55
Hoe wordt er tot 2025 (als ingangsdatum voor het richtinggevend kader woningbouw)
invulling gegeven aan de opdracht die het Rijk zichzelf heeft gesteld om water en
bodem sturend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen?
56
Wat wordt bedoeld met gebiedsvreemd water?
57
Hoe wordt de coördinatie van borging en monitoring van de structurerende keuzes door
de verschillende departementen ingeregeld?
58
Welke rol heeft het ministerie bij de mogelijke grondwaterpeilstijgingen tot 50 cm
en hoe verhoudt zich dat tot de bevoegdheden van de waterschappen?
59
Gaat de grondwaterstand omhoog door het oppervlaktewater omhoog te brengen? Klopt
het dat daarmee het waterbergend vermogen van het oppervlaktewatersysteem afneemt?
Hoe strookt dat met keuze 13?
60
Hoe verhouden regionale voorkeursvolgordes voor het gebruik van grondwater zich tot
de landelijke voorkeursvolgorde, zoals in november gepresenteerd?
61
Zijn de totale kosten voor uitvoering van de ambities uit deze brief becijferd? Zo
nee, waarom niet?
62
Welke opmerkingen van Deltares zijn niet verwerkt?
63
Waarom komen niet alle structurerende keuzes uit water en bodem sturend betreffende
het landelijk gebied terug in het Nationaal Programma Landelijk gebied (NPLG)?
64
Hoe wordt geborgd dat de structurerende keuzes integraal worden meegenomen in het
NPLG?
65
Hoe wordt geborgd dat de structurerende keuzes integraal worden meegenomen bij ruimtelijke
inrichtingsplannen van gemeenten, provincies en andere initiatiefnemers?
66
Hoe wordt geborgd dat de structurerende keuzes integraal worden meegenomen in het
landbouwakkoord?
67
Welke voorbeelden uit Europese landen (bijv. België) en Australië (bijv. Sydney) kunnen
Nederland helpen om de kabinetsdoelstelling van 20% minder drinkwater in 2035 te behalen?
68
Wat zijn de verwachtingen in de ontwikkeling van de drinkwaterprijs in de komende
drie jaar?
69
Welke onderzoeken zijn er de afgelopen drie jaar door ministerie en provincies geïnitieerd
naar het beprijzen van drinkwater voor consumenten en de industrie? Welke aanbevelingen
werden daarbij gedaan?
70
Wat was het aandeel van de land- en tuinbouw in de stijgende vraag naar drinkwater?
71
Wat zijn de ervaringen uit andere Europese landen, zoals Spanje en België, om het
watergebruik van groente- en fruitverwerkers te verminderen, gelet op het feit dat
groente- en fruitverwerkers in Nederland hun (vers gesneden of hele) groenten, uien,
wortels, bieten en kolen met heel veel drinkwater wassen?
72
Wat zijn de mogelijkheden voor het schoonmaken van aanvoerwagens en -containers voor
levend pluimvee, koeien en varkens met hergebruikt water in plaats van drinkwater?
73
Welke technische belemmeringen zijn er om door middel van gezuiverd rioolwater het
gebruik van grondwater in de landbouw te verminderen?
74
Hoe verhoudt de bepaling «eindeafvalstatus» uit de Kaderrichtlijn Afvalstoffen zich
tot verordening EU 2020/741?
75
Welke knelpunten zijn er voor het gebruik van circulair water, zoals regenwater en
grijswaterzuivering- en hergebruiksystemen binnen en rondom het huis (douche, wc etc.)?
76
In hoeverre is het gebruik van circulair water binnen en rondom het huis onderdeel
van de reguliere gesprekken met gemeenten en bouwbedrijven c.q. gesprekken voor aanpassing
van het Bouwbesluit?
77
Hoe groot is het risico dat elektriciteitsbedrijven na instelling van een maximumtemperatuur
voor inkomend water van 25 graden in droge periodes moeten worden stilgelegd?
78
In hoeverre wordt energiebesparing door veilige temperatuurverlaging van water meegenomen
in het beleid rondom water en bodem sturend?
79
Welke omgevingsdiensten bieden momenteel ruimte voor energiebesparing door middel
van veilige temperatuurverlaging van water?
80
In hoeverre kan het winnen en hergebruiken van waardevolle grondstoffen via rioolwaterzuiveringsinstallaties
bijdragen aan een betere bodem- en waterkwaliteit? Tegen welke belemmeringen lopen
waterschappen daarbij aan?
81
Wat zijn de gemiddelde wachttijden en proceskosten voor start-ups die een bijdrage
willen leveren aan de waterkwaliteit en drinkwaterbesparing door afvalwater te zuiveren
van medicijnresten, antibiotica, pesticiden en conserveringsmiddelen en bacteriën
bestrijden in de voedselketen?
82
In hoeverre zijn de mogelijkheden voor een vermindering van wachttijden en kosten
voor duurzame innovaties onderzocht? Is daarbij het voorbeeld van «product and process
orientated research and development» (PPORD) voor Registration, Evaluation, Authorisation,
and Restriction of Chemicals (REACH) meegenomen?
83
Hoe wordt vispasseerbaarheid van de rivieren inclusief gemalen en sluizen meegenomen
in de visie op water en bodem sturend?
84
Ziet u kansen voor nadere betrokkenheid en (inhoudelijke) sturing bij integrale afwegingen
voor watergebruik in de regio, zodat integrale en efficiënte keuzes kunnen worden
gemaakt over de sectoren heen?
85
Ziet u mogelijkheden om watercoaches te financieren vanuit het Transitiefonds om bedrijven
te helpen inzicht te krijgen in welke water- en milieumaatregelen nog mogelijk zijn
en hoe die kunnen worden geïmplementeerd?
86
Welke belemmeringen zijn er om water beter vast te houden en hoe wordt daar mee omgegaan?
87
Stelt u ook een visie voor water en bodem sturend op voor Bonaire, Sint-Eustatius
en Saba?
88
Hoe voorziet de regelgeving erin dat waterwinningen voor de drinkwatervoorziening
prioriteit kunnen krijgen vanwege de leveringsplicht, ook als ze niet duurzaam inpasbaar
zijn?
89
Klopt het dat wanneer op de hoger gelegen zandgronden het grondwaterpeil verhoogd
wordt, de akkers en graslanden in het voor- en najaar ook te drassig worden om met
tractoren het land op te gaan, of is dat alleen het geval in de lager gelegen veen-
en kleigebieden?
90
Hoe hoog zou het grondwater in de hoger gelegen zandgebieden kunnen staan, zonder
dat agrariërs daar hinder van ondervinden met zware tractoren? En hoe hoog als er
geen zware tractoren gebruikt worden?
91
Hoe hoog zou het grondwater in de lager gelegen veengebieden kunnen staan, zonder
dat agrariërs daar hinder van ondervinden met zware tractoren? En hoe hoog als er
geen zware tractoren gebruikt worden en geen zwaar vee loopt?
92
Hoe hoog zou het grondwater in de lager gelegen kleigebieden kunnen staan, zonder
dat agrariërs daar hinder van ondervinden met zware tractoren? En hoe hoog als er
geen zware tractoren gebruikt worden?
93
Welke structurerende keuzes worden verder uitgewerkt in bindende wet- en regelgeving
en wat zijn hiervoor de termijnen?
94
Waarom komen niet alle structurerende keuzes uit water en bodem sturend met betrekking
tot het landelijk gebied terug in het NPLG?
95
Wat wordt bedoeld met «aansluiten bij de systematiek van het NPLG»? Worden de doelstellingen
omtrent bodem en water sturend vertaald in het NPLG of komt er een separaat programma?
96
Wat wordt onder afwentelen bedoeld met «nu rekening houden met»? Wanneer worden welke
maatregelen precies genomen?
97
Wat wordt verstaan onder meer rekening te houden met meer schade en meer extremen?
Wordt de «1:100.000»-norm aangepast?
98
Hoe werkt de afspraak die met decentrale overheden is gemaakt over vasthouden-bergen-afvoeren?
Is deze al geëvalueerd?
99
Hoe worden natuurlijke oplossingen, zoals het versterken van hellingbossen en het
laten meanderen van beken, meegenomen en geborgd om overstromingen tegen te gaan?
Welke kaders worden opgesteld om deze oplossingen te prioriteren?
100
Hoe wordt geborgd dat waterbuffering zo veel mogelijk klimaatrobuust en natuurlijk
wordt uitgevoerd? Welke kaders zullen hiervoor gelden?
101
Hoe gaat u het «comply or explain»-mechanisme verder uitwerken? Wanneer is iets een
goede uitleg/motivering om af te wijken van de sturende principes?
102
Hoe werkt de «comply or explain»-methodiek precies en op welke wijze en door wie wordt
de toepassing hiervan gecontroleerd en gehandhaafd?
103
Hoe zorgt u ervoor dat water en bodem sturend integraal wordt meegenomen in het NPLG?
104
Hanteert u de definitie dat in 2027 alle KRW-doelen behaald moeten zijn of dat in
2027 alle maatregelen genomen moeten zijn die bijdragen aan uiteindelijk KRW-doelbereik
na 2027?
105
In hoeverre en onder welke precieze voorwaarden is het te laat nemen van maatregelen
een geldige uitzonderingsgrond als hiermee later dan in 2027 KRW-doelen behaald worden?
106
Gezien het feit dat onder de scope een vermeende tegenstrijdigheid staat over het
al dan niet meenemen van de ontwikkelingen op de Noordzee: welke ontwikkelingen worden
wel meegenomen en welke niet?
107
Als door waterbesparing niet alle functies altijd en overal meer op voldoende drinkwater
kunnen rekenen, wie maakt dan de afweging welke functies wel of niet van drinkwater
worden voorzien en wat zijn hiervan de consequenties voor huishoudens, industrie en
landbouw?
108
Hoe verhoudt de stellingname dat niet alle functies altijd en overal op voldoende
drinkwater kunnen rekenen zich tot de leveringsplicht van drinkwaterbedrijven?
109
Hoe verhoudt de stellingname dat niet alle functies altijd en overal op voldoende
drinkwater kunnen rekenen zich tot de leveringsplicht van drinkwaterbedrijven?
110
Wat is de impact op de drinkwatervoorziening van de beleidslijn dat nieuwe drinkwateronttrekkingen
alleen worden toegestaan mits ze duurzaam inpasbaar zijn?
111
Hoeveel drinkwaterwinningen zijn niet duurzaam?
112
Op welke wijze is geborgd dat de drinkwatervoorziening voorrang moet kunnen krijgen,
ook als winningen niet duurzaam inpasbaar zijn en welke overheid maakt die afweging?
113
Waarom is, gelet op de sterke verwevenheid met andere programma’s, er niet voor gekozen
om dit programma in de nieuwe nota Ruimte te laten landen?
114
Hoe wordt het concept van dubbele en meer natuurlijke dijken meegenomen bij de structurerende
keuzes?
115
Kunt u ten aanzien van de opmerking dat verzilting wordt tegengegaan door de aanvoer
van zoet water uit het IJsselmeer en uit de rivieren, aangeven om hoeveel zoet water
het gaat en welke consequenties dat kan hebben voor de droge zandgronden, met name
in het oosten van het land?
116
Wat wordt verstaan onder nieuwe en diverse drinkwaterbronnen en hoe wordt het laagwaardig
gebruik van drinkwater precies beperkt?
117
Hoe gaat het lukken om de KRW-doelen uiterlijk in 2027 te halen en dan te voldoen
aan de kwaliteitseisen voor drinkwaterbronnen, als de maatregelen pas in 2027 uitgevoerd
hoeven te zijn?
118
Hoe gaat het Rijk bijdragen aan het halen van de doelen voor nitraat in drinkwaterbronnen?
119
Hoe wordt voorkomen dat industriële afnemers van drinkwater overstappen op eigen grondwateronttrekkingen,
als ze hun drinkwatergebruik moeten beperken?
120
Hoe wordt voorkomen dat agrarische afnemers van drinkwater overstappen op eigen grondwateronttrekkingen
(bijvoorbeeld door het slaan van illegale putten), als ze hun drinkwatergebruik moeten
beperken?
121
Wie is aanspreekbaar op het behalen van de doelstelling van de vermindering van het
drinkwatergebruik per hoofd van de bevolking?
122
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om de doelstelling voor drinkwaterbesparing
voor huishoudelijke consumenten en zakelijke gebruikers te behalen?
123
Ligt het onderzoek naar de voor- en nadelen van waterbewust bouwen, waarover de Minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft aangegeven met u in overleg te
treden en daarover in het eerste kwartaal van 2023 te rapporteren, op schema? Wanneer
kan de Kamer de uitkomsten van het onderzoek tegemoetzien?
124
Wat is de impact op industrie, bedrijvigheid, economie en werkgelegenheid van de inzet
om drinkwatergebruik met 20% te reduceren?
125
Hoe is de doelstelling van 100 liter in 2035 en het beperken van laagwaardig gebruik
van drinkwater tot stand gekomen? Is daarbij onderzocht of de doelstelling binnen
de gestelde termijn haalbaar is? Wie is aanspreekbaar op het behalen van de doelstelling?
126
Wanneer is het huidige klimaatscenario vastgesteld? Wat zijn de specifieke karakteristieken
van dit huidige scenario, hoe vaak wordt dat bijgesteld en/of gereviewd en welke bandbreedte
of spreiding geldt daarbij?
127
Ten koste van welk ander ruimtegebruik gaat de ruimte voor het vasthouden van water?
Wie bepaalt dat en op basis van welke criteria?
128
Bent u voornemens ervoor te zorgen dat er meer ruimte komt voor gebruik van ontzilt
grondwater in plaats van oppervlakte- en/of drinkwater, zolang er geen realistisch,
duurzaam alternatief beschikbaar is?
129
Gelet op de opmerking dat provincies in samenwerking met waterschappen en andere gebiedspartners
bij het maken van hun gebiedsprogramma’s aan zullen geven welke maatregelen waar nodig
zijn om de doelen vanuit de KRW, de Nitraatrichtlijn, de Richtlijn duurzaam gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen en de Vogel- en Habitatrichtlijnen te halen, welke instantie
of organisatie gaat beoordelen of deze maatregelen effectief en gebaseerd op gedegen
metingen zijn? Welke instantie of organisatie gaat deze maatregelen handhaven?
130
Gelet op de opmerking dat provincies in samenwerking met waterschappen en andere gebiedspartners
bij het maken van hun gebiedsprogramma’s aan zullen geven welke maatregelen waar nodig
zijn om de doelen vanuit de KRW, de Nitraatrichtlijn, de Richtlijn duurzaam gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen en de Vogel- en Habitatrichtlijnen te halen, hebben
de provincies op dit moment voldoende informatie waarop zij deze maatregelen kunnen
baseren en, indien nodig, kunnen aanpassen? Is het meetnetwerk hier reeds voldoende
voor of is uitbreiding noodzakelijk?
131
Bent u van plan de koelwaterlozingen te begrenzen voor ondiepe wateren, zoals de Wadden,
die relatief meer last zullen ondervinden van klimaatverandering en temperatuurstijging?
Zo nee, waarom niet?
132
Op welke wijze kunnen provincies ervoor zorgen dat er ook buiten hun grenzen, zowel
in andere provincies als buurlanden, adequate maatregelen worden getroffen die van
belang zijn voor schoon en gezond water in de eigen provincie?
133
Waarom wordt als doel gesteld om minder drinkwater te gebruiken en niet om slimmer
om te gaan met drinkwater?
134
Gelet op het feit dat uit verschillende onderzoeken blijkt dat de voorgenomen maatregelen
in de stroomgebiedbeheerplannen (SGBP’s) en het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn
(NAP) onvoldoende zullen zijn om de KRW-doelen te halen, zeker bij drinkwaterbronnen,
wat gaat het Rijk doen om de KRW-doelen (bij drinkwaterbronnen) alsnog tijdig te kunnen
halen?
135
Voor welke maatschappelijke en economische doelen, zoals landbouw, drinkwater, natuur,
industrie en scheepvaart, is de peilverhoging in het IJsselmeer (structurerende keuze
8) precies bedoeld en kan het belang per sector of doel uitgesplitst worden?
136
Welk klimaatscenario wordt gehanteerd (structurerende keuze 1)?
137
Moeten provincies, waterschappen en gemeenten verantwoording afleggen aan het Rijk
voor het zoeken naar ruimte voor natuurlijke achteroevers en, zo ja, op welke manier?
138
Hoe verhoudt water en bodem sturend zich tot de bestuurlijke afspraken Rijk-regioprogramma
Amsterdam-Almere-Markermeer (RRAAM), waarin vastgelegd is dat de kwaliteit van het
Markermeer-IJmeer verbeterd moet worden tot een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem
(TBES)?
139
Voor hoeveel woningbouwplannen heeft de aanscherping van de voorwaarden voor buitendijks
bouwen consequenties?
140
Wanneer worden polders als «diepe polders» aangemerkt?
141
Waarom is ervoor gekozen om alleen in diepe polders gebieden te reserveren voor waterberging,
terwijl de afvoercapaciteit ook in andere polders al snel kan worden overschreden?
142
Kunt u een paar voorbeelden geven van de teelten waarop wordt gedoeld met de woorden:
«(…) teelten aan te passen aan de nieuwe omstandigheden»? En andersom, welke specifieke
teelten zullen naar verwachting dan minder geschikt zijn voor de «nieuwe omstandigheden»?
143
Wat wordt bedoeld met «voldoen aan de Natura 2000-doelen» in het volgende citaat:
«(…) geen nieuwe landaanwinning (eilanden) in de meren toegestaan, behalve voor overstroombare
natuur en om te voldoen aan de Natura 2000-doelen en KRW.»? Gaat het hier om nieuwe
Natura 2000-gebieden, uitbreiding van Natura 2000-gebieden of enkel om aanpassing
binnen bestaande Natura 2000-gebieden? Kan nieuwe landaanwinning leiden tot een verandering
van de stikstofgevoeligheid van een Natura 2000-gebied?
144
Welke maatregelen worden genomen om de ecologische waterkwaliteit voor wateren die
buiten de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 en de huidige Natura 2000-beheerplannen
vallen, te verbeteren en herstellen? En wat is de tijdlijn voor herstel en goede staat
van instandhouding?
145
Welke maatregelen worden genomen vanuit de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 en
de huidige Natura 2000-beheerplannen? En waaraan wordt gerefereerd, wanneer er staat:
op «korte termijn» verbeteren deze maatregelen de ecologische waterkwaliteit?
146
Welke maatregelen zijn nodig om de doeltemperatuur uit de KRW te halen?
147
Waarom vindt pas in 2026 een herijking plaats ten aanzien van de Deltabeslissing Waterveiligheid?
148
Kan worden aangegeven hoeveel lozingsvergunningen er zijn op ons oppervlaktewater?
Welke bedrijven mogen lozen? Welke stoffen betreft dat en in welke hoeveelheden? Kan
dit ook worden aangegeven voor bedrijven, vergunningen en lozingen in het buitenland,
zodat helder is welke stoffen er via rivieren in ons water en onze bodem eindigen?
149
Wanneer komt er duidelijkheid over kansrijke alternatieven voor de toekomst?
150
Waarom wordt er stellig voor gekozen om geen kustuitbreiding toe te staan?
151
Wat houdt een grondwaterplafond precies in en hoe wordt dit bepaald? Welk instrument
is hiervoor beschikbaar? Wat zijn die verdrogingsgevoelige gebieden? Is daar een lijst
van?
152
Wat zijn de termijnen voor de afspraken die gemaakt worden over de hoeveelheid grondwater
die er per jaar in totaal onttrokken mag worden en over de verdeling hiervan?
153
Wat valt er precies onder «alle» onttrekkingen en hoe wordt de hoeveelheid grondwater
bepaald en getoetst? Wordt er dan ook rekening gehouden met de cumulatieve effecten
van grondwateronttrekkingen?
154
Hoeveel en welke drinkwaterwinningen zijn niet duurzaam?
155
In hoeverre zijn netwerken van drinkwaterbedrijven nu al onderling gekoppeld en hoeveel
onderlinge leveringen vinden daarmee plaats?
156
Wat is het beleid van provincies voor onderlinge leveringen van grondwater voor de
drinkwatervoorziening tussen provincies?
157
Klopt het dat provincies beleidsmatige beperkingen hanteren voor levering van grondwater
naar andere provincies?
158
Wie gaat de nieuwe drinkwateronttrekkingen toetsen?
159
Hoe gaat het Rijk grip krijgen op minder vervuiling vanuit lozingen?
160
Welke inzet pleegt Nederland op Europees niveau om een versterking van de bronaanpak
voor elkaar te krijgen door op Europees niveau het gebruik van schadelijke stoffen
te minimaliseren?
161
Wat als uit de tussenevaluatie in 2024 blijkt dat de uitvoering van maatregelen niet
op koers ligt om de KRW-doelen te halen? Is dat niet veel te laat?
162
Wat betekent het volgende citaat uit de brief concreet: «Om normoverschrijding in
grond- en oppervlaktewater te voorkomen, is meer aandacht nodig voor adequate vergunningverlening,
toezicht en handhaving.»? Wat gaat het Rijk doen, en wat verwacht het van provincies,
waterschappen en gemeenten?
163
Wat betekent de opmerking dat bepaalde stoffen in Nederland worden beoordeeld op onze
specifieke omstandigheden, zoals bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen? Wat
gaat het Rijk doen om de toelating van bestrijdingsmiddelen in relatie tot waterkwaliteit
te verbeteren?
164
Wanneer is de tussenevaluatie van de KRW?
165
Hoe wordt geregeld dat er meer aandacht komt voor adequate vergunningverlening, toezicht
en handhaving?
166
Wat betreft preventie van emissies vanuit de glastuinbouw en de voorgestelde kwaliteitsimpuls:
bent u voornemens ervoor te zorgen dat meer watercoaches ingezet kunnen worden om
tuinders te helpen om emissies en emissiebeperkende maatregelen in beeld te brengen,
en dit te financieren vanuit bijvoorbeeld het Transitiefonds?
167
Klopt het dat provincies wordt gevraagd om maatregelen uit te werken in het kader
van het NPLG voor de KRW-restopgave waar het nutriënten uit agrarische bronnen betreft
en dat hoewel nitraat ook een groot probleem in veel drinkwaterbronnen is, deze niet
aan de orde komen in de NPLG-brief en het NPLG-ontwikkeldocument?
168
Welke maatregelen nemen onze buurlanden om te voorkomen dat nutriënten uit agrarische
bronnen in het water terechtkomen die vervolgens naar Nederland stromen?
169
Hoe verhoudt grosso modo het aandeel nutriënten uit buitenlandse agrarische bonnen
zich tot het aandeel uit Nederlandse agrarische bronnen in de wateren bij onze landsgrenzen?
170
Kan de stelling dat we te maken hebben met bodemdaling, verdroging, verzilting, een
toename van CO2-emissies, bodemverdichting en afname van organische stof en bodemdiversiteit in bodems
worden gespecificeerd? Waar? In welke mate? Met welk tempo? Wat is de oorzaak? Wat
is het gevolg? Kan het concreet worden gekwantificeerd en genormeerd?
171
In reactie op de passage over bodemverontreiniging en het herijken van de aanpak bodemverontreiniging:
welke verontreiniging bevindt zich op welke locatie? In welke mate? Kan er een overzicht
worden gegeven van verontreinigingen? Kan daarbij worden aangegeven welke stof zorgt
voor de verontreiniging, wat daarvan de herkomst is, of er reeds een saneringsplan
bestaat en wie er voor de kosten van de sanering opdraait?
172
Hoe weegt u het belang van benutting van aardwarmte in de ondergrond ten behoeve van
de verduurzaming van de gebouwde omgeving?
173
Wat gaan de structurerende keuzes wat betreft het onderdeel «bodem» betekenen voor
de aanwijzing van zones waar geen aardwarmte- en/of warmtekoudeopslagprojecten mogelijk
zijn en voor de opschaling van de benutting van bodemenergie ten behoeve van de verduurzaming
van de gebouwde omgeving?
174
Wat is onnodig landgebruik, nu u meldt dat daarvan en beperking moet plaatsvinden?
Wie bepaalt dat en op basis van welke criteria?
175
Welke gebieden in Nederland worden gezien als «voor de toekomst waardevolle landbouwgronden»,
nu de keuze wordt gemaakt om te accepteren dat kustgebieden verzilten en om het grondwaterpeil
in veenweidegebieden en de hoge zandgronden te verhogen?
176
Wanneer zijn de onderzoeken en/of is de kennis beschikbaar om vitale bodems te definiëren?
Welke onderzoeken lopen er momenteel? Door wie worden deze uitgevoerd en met welke
opdracht of scope?
177
Hoe verhouden de interventiewaarden voor bodemsanering zich tot drinkwaternormen?
178
In welke mate zijn (resterende) bodemverontreinigingen een bedreiging voor grondwater
bestemd voor drinkwaterproductie? Hoeveel situaties betreft dit en hoe wordt dit opgelost?
Hoe verhouden de interventiewaarden voor bodemsanering zich tot drinkwaternormen?
179
Provincies passen nu de ladder van duurzame verstedelijking toe, maar wat als provincies
ervoor kiezen om deze af te schaffen?
180
Er wordt gesteld dat bescherming van waardevolle onafgedekte bodems belangrijk is,
maar wanneer zijn onafgedekte bodems waardevol? Wanneer niet? Wie bepaalt dat en op
basis van welke criteria?
181
Hoe gaan provincies en gemeenten toezien op voldoende scheiding van drinkwaterleidingen,
warmtenetten en clusters van energiekabels om ongewenste opwarming van drinkwater
te voorkomen?
182
Waar is geregeld dat ongewenste opwarming van drinkwater uit warmtenetten en energiekabels
moet worden voorkomen en wat is daarbij de rol van gemeenten?
183
Hoe is gewaarborgd dat maatregelen voor bescherming van drinkwaterbronnen worden genomen
als verontreiniging van grondwater boven de drinkwaternormen uitstijgt, maar onder
de interventiewaarden voor bodemsanering?
184
Is of komt er een doelstelling voor vermindering van de bodemafdekking?
185
Wat betekent maatregel 21 «we maken de risico’s van overstromingen, wateroverlast,
bodemdaling en drinkwaterbeschikbaarheid sturend bij de locatiekeuze en inrichting
van woningbouw» concreet voor de verdeling van de 900.000 nieuw te bouwen woningen
over heel Nederland?
186
Wat betekent maatregel 21 «we maken de risico’s van overstromingen, wateroverlast,
bodemdaling en drinkwaterbeschikbaarheid sturend bij de locatiekeuze en inrichting
van woningbouw» concreet voor de regionale woondeals die het Rijk later dit jaar af
gaat sluiten met gemeentes en provincies?
187
Wat betekent de zinsnede dat niet te ontwikkelen bouwlocaties bestand moeten zijn
tegen overstromingen voor bouwlocaties onder zeespiegelniveau in de kustgebieden?
188
Welke consequenties voor bouwplannen zijn er, nu er wordt gekozen voor niet bouwen
in de diepste polders?
189
Is er een overzicht van bouwlocaties in Nederland die heroverwogen moeten worden in
verband met hun lage ligging, of vanwege overstromingsgevaar nu of in de toekomst?
Zo ja, kunt u dat naar de Kamer sturen? Zo nee, kunt u dit overzicht maken?
190
Is er een overzicht van dorpen en steden die het meest kwetsbaar zijn voor overstromingen
vanwege hun lage ligging? Zo ja, kunt u deze bijvoegen? Zo nee, kunt u dit overzicht
maken?
191
Hoe voorkomt u, gezien de geldingsdatum van 1 januari 2025 voor het richtinggevend
kader woningbouw, dat er nu in alle haast bestemmingsplannen worden opgesteld om onder
het principe van toekomstbestendig bouwen en inrichten uit te komen?
192
Hoe wordt er tot 1 januari 2025 (als geldingsdatum voor het richtinggevend kader woningbouw)
invulling gegeven aan de opdracht die het Rijk zichzelf heeft gesteld om water en
bodem sturend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen?
193
Hoe verhoudt maatregel 24 «we werken dit samen met provincies en gemeenten uit en
zetten in de ladder duurzame verstedelijking in op minder netto landgebruik» zich
tot de ambitie om 900.000 woningen te bouwen, aangezien deze ladder volgens veel ontwikkelaars
en gemeentes voor onnodige belemmeringen zorgt ten aanzien van de bouw van nieuwe
woningen?
194
In welk jaar zou de grondwaterstand in laagveengebieden 20 cm tot 40 cm onder het
maaiveld moeten zijn?
195
Wat is de status van de maatlat klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen? Wanneer
kan de Kamer deze maatlat tegemoetzien? Kunt u al nader ingaan op deze maatlat?
196
Zal deze maatlat een negatieve invloed hebben op de bouwproductie, aangezien deze
maatlat mogelijk meer procedures en complexere projecten oplevert?
197
Er wordt gesproken over een landelijke maatlat voor groene klimaatadaptieve gebouwde
omgeving die eind 2022 zal worden opgeleverd. Kan deze alsnog gedeeld worden?
198
Wie heeft de verantwoordelijkheid om te toetsen of nieuwbouwlocaties geschikt zijn
voor woningbouw?
199
Hoeveel procent van het veenweidegebied ligt in een gebied waar door middel van een
gebiedsproces, waarin de agrarische sector volgens deze brief bepalend is, het waterpeil
met maatwerk tot stand komt? En hoeveel procent van het veenweidegebied ligt in een
gebied waarin de agrarische sector niet doorslaggevend is bij het bepalen van het
waterpeil?
200
Hoe wordt de behoefte van het gebied gewogen bij het verhogen van de grondwaterstand?
Weegt natuur hierbij zwaarder dan economische activiteit? Welke afwegingskaders worden
hiervoor gebruikt?
201
Heeft deze grondwaterstijging naar 20 cm tot 40 cm onder een maaiveld een verplichtend
karakter? Gaat dit over oppervlaktepeil of grondwaterpeil? Wat is precies het concrete
doel van dit peil?
202
Hoeveel procent van de laagveengebieden zouden een waterpeil van 20 cm moeten krijgen
om de doelstellingen voor koolstofvastlegging uit het Klimaatakkoord te kunnen behalen?
203
Overweegt u om grootschalige functiedifferentiatie van huidige veenweide naar natte
extensieve veenweide of natte teelten te stimuleren?
204
Maken projecten voor afremmen van bodemdaling en veenoxidatie, zoals drukdrainage
en het uitrijden van klei op veen, integraal onderdeel uit van de gereedschapskist
van overheden?
205
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het verhogen van waterpeilen in veenweidegebieden (met
mogelijk grote gevolgen voor de melkveehouderij) tegelijk opgaat met een goed verdienmodel
en goede financiële regelingen voor melkveebedrijven in deze gebieden?
206
Bent u voornemens satellietdata over bodemdaling centraal in te kopen en aan decentrale
overheden ter beschikking te stellen, zodat bodemdaling goed gemonitord kan worden
en effectieve maatregelen genomen kunnen worden?
207
Wordt er in de verdringingsreeks bij schaarste van doorspoelwater uit het hoofdwatersysteem
ook onderscheid gemaakt tussen natuurinclusieve landbouw en conventionele landbouw?
208
Is het uw intentie om de zoetwatervoorziening van vruchtbare akkerbouwgronden zoveel
als redelijkerwijs mogelijk op peil te houden?
209
Hoe waardeert u de mogelijkheden voor gebruik van ontzilt water en (inzet op) innovaties
hieromtrent, zoals dat elders in de wereld ook gebeurt?
210
Hoe waardeert u het belang van behoud van vruchtbare akkerbouwgronden, gelet op de
voedselvoorziening en de gewenste extensivering van de landbouw?
211
Indien er schaarste is van doorspoelwater uit het hoofdwatersysteem, op welke wijze
wordt het belang van voedselproductie in de akkerbouw meegenomen bij de prioritering
van het tegengaan van verzilting?
212
Wat bedoelt u met de zinsnede «Het Rijk en waterschappen (...) kunnen geen nieuwe
maatregelen garanderen om verziltende gebieden te voorzien van zoetwater van elders»?
Bedoelt u hiermee dat u niet voornemens bent extra te investeren in de zoetwatervoorziening
van verziltende kustgebieden?
213
Hoe groot zijn de problemen bij hoge zandgronden die te maken hebben met waterkwaliteit-,
bodem- en biodiversiteitsproblemen? Kan dat per gebied worden gekwantificeerd? Wanneer
is de kwaliteit voldoende? Hoe groot is de invloed van intensieve meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen,
buitenlandse belasting, en lokale lozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties? Kan
deze invloed per gebied gekwantificeerd worden?
214
Op welke wijze zal het Rijk er op toezien dat in gebiedsprocessen afdoende afspraken
worden gemaakt over «water beter vasthouden»?
215
Welke maatregelen gaan waterschappen nemen om water beter vast te houden?
216
Kunnen waterschappen het grondwaterpeil verhogen als de landbouw daar last van krijgt?
Zo nee, wat is ervoor nodig om het grondwaterpeil te verhogen?
217
Op welke termijn zal de gewenste grondwaterstandsverhoging van 10 cm tot 50 cm worden
gerealiseerd?
218
Is het realiseren van een grondwaterstandsverhoging van 10 cm tot 50 cm een resultaatsverplichting
voor de regio’s?
219
Hoe wordt het realiseren van een gewenste grondwaterstandsverhoging van 10 cm tot
50 cm gemonitord? En wordt er gerapporteerd of die doelen wel worden bereikt?
220
Wat is het effect van een grondwaterstandsverhoging van 10 cm tot 50 cm voor andere
gebruiksfuncties en hoe wordt omgegaan met schade die die verhoging tot gevolg heeft?
221
Moeten provincies eerst de ruimtelijke functies wijzigen om hogere grondwaterstanden
te kunnen realiseren? En leidt dat tot planschade? Zo ja, wie betaalt die schade?
222
Wat bedoelt u concreet met de zin «om langjarig duurzaam perspectief te hebben is
het nodig in de nabije toekomst goed te kijken naar wat je teelt op uitspoelingsgevoelige
gronden»? Hoe definieert u de «nabije toekomst» en aan welke maatregelen denkt u in
deze context?
223
Wat is het tijdpad om het grondwatersysteem rond natuurgebieden voor 2027 te herstellen?
224
Welke kaders zullen worden opgesteld met betrekking tot het nemen van maatregelen
in gebiedsprogramma’s om het grondwatersysteem rond natuurgebieden voor 2027 te herstellen?
Hoe zullen nature-based en klimaatrobuuste opties worden gestimuleerd?
225
Wat is precies de consequentie van bufferstroken van 100–250 meter aan beide zijden
van de beek voor de betreffende landbouwgronden? Gaat het hier om (een combinatie
van) overstroomgebieden, een verbod op bemesting, een verbod op gewasbeschermingsmiddelen
of een totaalverbod op landbouw?
226
Wat wordt er bij de bufferstroken van 100–250 meter bedoeld met «slim agrarisch gebruik»?
227
Hoe verhouden de bufferstroken van 100–250 meter zich tot meerdere studies die aantonen
dat bufferstroken breder dan 25 meter geen toegevoegde waarde hebben voor de waterkwaliteit?
228
Hoe verhouden de bufferstroken van 100–250 meter zich tot de bufferstroken zoals bedoeld
in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatiebeschikking? Wat zijn de
overeenkomsten en de verschillen?
229
Brengt u in beeld wat de (naar verwachting grote) gevolgen zijn van de wens om bufferstroken
van 100–250 meter te realiseren aan beide zijden van beken voor de landbouw?
230
Waarom is ervoor gekozen om een breedte van 100–250 meter als uitgangspunt te nemen
voor bufferstroken in beekdalen, en niet een lagere breedte?
231
Hoeveel moet de emissie van gewasbeschermingsmiddelen precies verminderd worden? Hoe
wilt u deze emissiereductie gaan realiseren en bepalen? Is registratie van gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen daar ook onderdeel van?
232
Hoe wordt geborgd dat de beleidsvoornemens/structurerende keuzes in de brief daadwerkelijk
worden uitgevoerd bij ruimtelijke inrichtingsplannen van gemeenten, provincies en
andere initiatiefnemers?
233
Ten aanzien van de opmerking dat de kosten van maatregelen deels kunnen worden opgevangen
binnen bestaande Rijksprogramma’s: welke kosten voor welke maatregelen worden gedekt
uit welk programma? Welke middelen zijn dan resterend of over binnen die lopende programma’s?
Welk deel van de kosten van de maatregelen kan niet gedekt worden uit de lopende Rijksprogramma’s?
234
Hoe wordt geborgd dat Water en bodem sturend kaderstellend is in het Landbouwakkoord?
235
Welke additionele middelen komen er beschikbaar naast het transitie- en het deltafonds.
En voor welke maatregelen? Kan de Kamer een overzicht ontvangen van de kosten per
maatregel en waar de dekking vandaan komt?
236
Wanneer volgt de verbeterde en dwingender watertoets?
237
Wat was de inbreng van het directoraat-generaal Natuur van het Ministerie van LNV
op Water en Bodem sturend? Of is er alleen met het directoraat-generaal Agro gesproken?
238
Om welke reden hebben de Minister van LNV en LTO diverse malen gezamenlijk inbreng
geleverd op de brief Water en bodem sturend en in hoeverre heeft de Minister van LNV
hierin een onafhankelijke rol?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.