Nota van wijziging (initiatiefvoorstel) : Tweede nota van wijziging
35 592 Voorstel van wet van het lid Maatoug tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon
Nr. 10
                   TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
            
Ontvangen 23 december 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 13a als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «het zo nodig inschakelen van» vervangen
                  door «het adviseren over en behulpzaam zijn bij het inschakelen van».
               
2. In het vijfde lid wordt na «vertrouwenspersonen» ingevoegd «ten opzichte van alle
                  bij een melding als bedoeld in het eerste lid, betrokken partijen».
               
3. In het negende lid, eerste zin, wordt na «onderdeel d» toegevoegd «of verslag van
                  bevindingen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel f».
               
4. In het tiende lid wordt «Dit artikel is» vervangen door «Het eerste tot en met
                  negende lid zijn».
               
B
In artikel I, onderdeel G, wordt in de vervangende tekst «, derde en achtste lid»
                  vervangen door «en zevende lid».
               
C
In artikel I, onderdeel H, wordt in de vervangende tekst «derde, achtste en tiende
                  lid» vervangen door «zevende en negende lid».
               
D
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIa
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding
                  van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten
                  van deze wet in de praktijk.
               
E
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Deze wet is van toepassing met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen
                     tijdstip, dat voor verschillende categorieën van bedrijven of inrichtingen verschillend
                     kan worden vastgesteld.
                  
Toelichting
               
Met deze nota van wijziging wordt, naast enige technische aanpassingen, een wijziging
                  doorgevoerd om bedrijven en inrichtingen, in het bijzonder de kleinere, meer ruimte
                  te bieden bij het gefaseerd invoeren van de vertrouwenspersoon.
               
Onderdeel A
Het is niet aan de vertrouwenspersoon om een deskundige of bemiddelaar in te schakelen
                     bij conflicten die verband houden met ongewenste omgangsvormen. Uiteraard kan de vertrouwenspersoon
                     de werknemer ter zake wel adviseren, namelijk de mogelijkheden schetsen en de voor-
                     en nadelen ervan aangeven, en de werknemer, nadat deze een keuze heeft gemaakt desgewenst
                     behulpzaam zijn (bijvoorbeeld met het aanreiken van adressen van mediators, rechtshulpverleners
                     of het helpen bij het opstellen van brieven). De in punt 1 voorgestelde wijziging
                     doet meer recht aan die terughoudende opstelling van de vertrouwenspersoon. Hetzelfde
                     speelt bij onderdeel c, van het vierde lid, van artikel 13a.
                  
Wat betreft de in onderdeel d genoemde adviezen in combinatie met de in het negende
                     lid opgenomen verplichting voor de werkgever om tijdig aan te geven wat hij met een
                     advies heeft gedaan, zij nog het volgende opgemerkt. Deze adviezen hebben betrekking
                     op het bij een bedrijf of inrichting gevoerde of te voeren beleid ter zake van ongewenste
                     omgangsvormen, en zien niet op concrete meldingen van individuele werknemers. De relatie
                     vertrouwenspersoon – werknemer is een vertrouwensrelatie, die gekenmerkt wordt door
                     geheimhouding van de vertrouwenspersoon tegenover derden. Of en zo ja hoe de vertrouwenspersoon
                     adviseert aan de werkgever over een concrete melding, is geheel aan de individuele
                     werknemer en behoeft zijn/haar toestemming. Zie ook het achtste lid van artikel 13a.
                     De vertrouwenspersoon dient in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van alle betrokken
                     partijen (werkgever, beklaagde(n), andere betrokkenen) te kunnen optreden en is hen
                     ter zake geen verantwoording schuldig. Met de wijziging in punt 2 wordt dit extra
                     benadrukt. Zie ook de Leidraad voor het positioneren en functioneren van vertrouwenspersonen
                     ongewenste omgangsvormen op het werk van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
                  
Het negende lid van artikel 13a ziet nu uitsluitend op beleidsadviezen van de vertrouwenspersoon.
                  De werkgever dient ook te reageren op een door de vertrouwenspersoon uit te brengen
                  verslag van bevindingen los van eventuele aanbevelingen/adviezen. De wijziging in
                  punt 3 voorziet daar in. Punt 4 bevat een redactionele aanpassing.
               
Onderdelen B en C
Bij nota van wijziging van 13 juni is onder meer het derde lid van artikel 13a vervallen
                  onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot het derde tot en met tiende
                  lid. Dit werkt ook door naar de hier voorgestelde wijzigingen van de artikelen 27,
                  vijfde lid, en 33, eerste lid.
               
Onderdeel D
De initiatiefnemer acht het wenselijk dat de doeltreffendheid en effecten van de initiatiefwet
                  in de praktijk na 5 jaren worden geëvalueerd en dat daarover verslag wordt gedaan
                  aan de Staten-Generaal. Het nieuwe artikel IIa voorziet in vastlegging van deze verplichting.
               
Onderdeel E
Werkgevers zullen maatregelen en voorzieningen moeten treffen om te komen tot een
                  goede opzet van de vertrouwenspersoon bij hun bedrijf of inrichting. Geïnteresseerde/geschikte
                  werknemers moeten worden benaderd en opgeleid. Er moet gespreksruimte zijn, goede
                  ICT, voorzieningen en administratieve ondersteuning. Wordt gekozen voor een externe
                  vertrouwenspersoon, dan moeten er contracten worden afgesloten. Is er een ondernemingsraad
                  of personeelsvertegenwoordiging dan heeft die instemmingsrecht. Mogelijk betekent
                  dit alles ook wijziging van een bedrijfsreglement. Kortom; de aanstelling en organisatie
                  van de vertrouwenspersoon vraagt de nodige tijd en capaciteit. Zeker voor kleine en
                  middelgrote bedrijven. Met deze wijziging wordt het mogelijk om te komen tot een gefaseerde
                  toepassing van de wet. Dit zal verder worden geregeld bij koninklijk besluit. De initiatiefnemer
                  denkt daarbij aan de volgende aanpak. Wat betreft de bedrijfsgrootte kan aangesloten
                  worden bij de Aanbeveling van de Europese Commissie betreffende definities van grote
                  en kleine bedrijven.1 De maximale invoeringstermijn is 16 maanden, de minimale invoeringstermijn 4 maanden.
                  Dat levert de volgende categorieën op:
               
Categorie
Aantal werknemers
Invoeringstermijn
Groot
>250
4 maanden
Middelgroot
50–250
8 maanden
Klein
10–50
12 maanden
Micro
<10
16 maanden
Met deze ruimere invoeringstermijn wil de initiatiefnemer voldoende ruimte geven aan
                  kleinere bedrijven om dit goed te regelen. Het met deze tweede nota van wijziging
                  aangevulde artikel III creëert de mogelijkheid om dit bij koninklijk besluit te regelen.
               
Maatoug
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S. Maatoug, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
