Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 275 Regels aangaande een tijdelijke uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT)
Nr.  5
                   VERSLAG
            
Vastgesteld 23 december 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
                  van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
                  voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
                  zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
                  genoegzaam voorbereid.
               
INHOUDSOPGAVE
I.
ALGMEEN
2
1.
Inleiding
2
2.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
3
2.1
Doel van het wetsvoorstel
3
2.2
Inzicht
4
2.3
Ondersteuningsaanbod
5
2.4
Reflectie
6
2.5
Verstrekking van persoonsgegevens
6
2.6
Technische en juridische waarborgen
6
3.
Verhouding tot andere regelgeving
8
4.
Gevolgen en uitvoering
8
                         
                         
                         
5.
Advies en consultatie
8
                         
                         
                         
II.
ARTIKELGEWIJS
9
Artikel 6
9
Artikel 7
9
I. ALGMEEN
               
1. Inleiding
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de regels aangaande een tijdelijke
                  uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn
                  als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd
                  zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens
                  UHP KOT) (hierna: het wetsvoorstel). Ouders en kinderen die zijn gedupeerd door de
                  toeslagenaffaire moeten wat deze leden betreft zo snel mogelijk alle passende hulp
                  en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Wanneer kinderen van gedupeerde ouders
                  uit huis zijn geplaatst, heeft de overheid wat deze leden betreft een plicht om een
                  gericht ondersteuningsaanbod te doen, om te bezien welke hulp zij nodig hebben en
                  contact tussen ouders en kinderen waar mogelijk te herstellen. Voornoemde leden stellen
                  met teleurstelling vast dat nog steeds niet alle gedupeerde ouders en kinderen die
                  tevens zijn geconfronteerd met een uithuisplaatsing in beeld zijn gekomen, alle inspanningen
                  ten spijt. Zij stellen nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
               
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
                  Zij hebben in eerdere debatten al gevraagd snel met wetgeving te komen om ouders en
                  kinderen die gedupeerd zijn als gevolg van de kinderopvangtoeslag goed te kunnen helpen
                  indien zij ook te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing. Het is voor deze leden
                  moeilijk te begrijpen hoe makkelijk gegevens binnen de overheid gedeeld zijn om deze
                  gezinnen schade toe te brengen, maar dat het vervolgens niet mogelijk bleek gegevens
                  te delen om hen te kunnen helpen. Voornoemde leden waarderen het daarom zeer dat de
                  regering deze tijdelijke wet heeft ingediend, zodat in het vervolg deze ouders wél
                  benaderd kunnen worden voor ondersteuning. Deze leden hebben nog vragen over het wetsvoorstel,
                  met name over de bepalingen waarmee gegevens gedeeld kunnen worden ten behoeve van
                  reflectie in de jeugdbeschermingsketen. Ook dat doel onderschrijven de aan het woord
                  zijnde leden, maar zij hebben nog vragen over de wijze waarop dit is afgewogen tegen
                  het belang om de ouders regie te laten houden over hun gegevens en die van hun kinderen.
               
De leden van de D66-fractie ondersteunen het belang van spoedige invoering van dit
                  wetsvoorstel om ouders en kinderen snel van dienst te kunnen zijn. Wel vragen zij
                  waarom het alsnog ongeveer zeven maanden heeft geduurd nadat in een debat in de Tweede
                  Kamer het lid Van Beukering-Huijbregts (D66-fractie), evenals meerdere andere Kamerleden,
                  specifiek vroegen naar een wetswijziging op dit vlak. In hoeverre heeft het toevoegen
                  van het doel tot reflectie bijgedragen aan de duur van het opstellen van dit wetsvoorstel?
               
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daar
                  nog vragen en opmerkingen over. Hoe weegt de regering de twee hoofddoelen van deze
                  wet, namelijk reflectie binnen de keten van jeugdbescherming en ondersteuning van
                  getroffen ouders? Preciezer nog, kan de regering aangeven wat er nu aan ondersteuning
                  voor ouders beschikbaar komt, die eerder niet beschikbaar kwam?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze
                  leden zijn met de regering van mening dat het met oog op het rechtsherstel en de ondersteuning
                  van gedupeerde ouders van wie kinderen uit huis zijn geplaatst het belangrijk is dat
                  het Ondersteuningsteam inzicht krijgt in de status van ouderen binnen de hersteloperatie kinderopvangtoeslag
                  (KOT). Wel vragen voornoemde leden of dit niet al mogelijk is op basis van bestaande
                  wetgeving, zonder het creëren van de wettelijke basis waar het onderhavige wetsvoorstel
                  in voorziet. De aan het woord zijnde leden menen dat de Algemene verordening gegevensbescherming
                  (AVG) en de Jeugdwet veel ruimte biedt om in het belang van herstel en ondersteuning
                  deze gegevens uit te wisselen Welke afweging heeft de regering gemaakt om wel voor
                  nieuwe wetgeving te kiezen?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven met de Afdeling advisering van
                  de Raad van State (hierna: de Afdeling) het belang van gegevensminimalisering en vertrouwelijkheid.
                  De Afdeling spreekt hierbij van het zodra mogelijk vernietigen én pseudonimiseren
                  van gegevens. Op het tijdig vernietigen van gegevens wordt in de memorie van toelichting
                  ingegaan, op het pseudonimiseren van gegevens niet. Deze leden vragen de regering
                  aan te geven hoe ook het zo snel mogelijk pseudonimiseren van gegevens zijn plek krijgt.
                  Voorts vragen zij of, in lijn met de advisering van de Afdeling, ook bij gegevensdeling
                  die ten doel heeft bij te dragen aan reflectie pseudonimisering kan plaatsvinden.
               
Ten aanzien van de horizonbepaling in de wet vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
                  naar de voortgang in de hersteloperatie KOT die trager verloopt dan gewenst. Is het
                  mogelijk dat, bijvoorbeeld door verdere vertraging in de integrale beoordelingen die
                  ouders de status van gedupeerde verschaft, deze wetgeving eerder afloopt dan dat ouders
                  de status van gedupeerde toegewezen krijgen? Zou het mogelijk zijn dat gedupeerde
                  ouders daardoor buiten deze gegevensdeling vallen? Hoe is de regering voornemens dit
                  te monitoren, om dit, bijvoorbeeld met een verlenging van de horizonbepaling, te voorkomen?
               
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
               
2.1 Doel van het wetsvoorstel
               
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de drie doelen van het wetsvoorstel,
                  te weten: het inzicht verkrijgen in de groep ouders die gedupeerde zijn bij de uitvoering
                  van de kinderopvangtoeslag én hun kinderen die te maken hebben (gehad) met een gedwongen
                  uithuisplaatsing, het bereiken van deze groep met een gericht ondersteuningsaanbod
                  en reflectie op het eigen handelen. Ten aanzien van de reflectie lezen voornoemde
                  leden dat deze zal worden uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK),
                  de gecertificeerde instellingen en de gerechten. Kan de regering per organisatie aangeven
                  hoe deze reflectie concreet plaats zal vinden en hoe doublures worden voorkomen met
                  lopende onderzoeken? Is er overeenstemming met alle geconsulteerde organisaties dat
                  reflectie plaatsvindt, worden er ook afspraken gemaakt over de wijze van reflectie
                  en vindt overleg plaats over de resultaten hiervan? De aan het woord zijnde leden
                  achten het paradoxaal dat reflectie doel van het wetsvoorstel is, maar dat tegelijkertijd
                  in de memorie van toelichting een passage is opgenomen waarin is beschreven dat reflectie
                  geen taak is voor de RvdK, de gecertificeerde instellingen en de gerechten, omdat
                  volgens de regering de genoemde organisaties immers ook nu al de mogelijkheid hebben
                  om te reflecteren op het eigen handelen, zoals alle organisaties dat hebben. Wat is
                  dan de toegevoegde waarde van het doel «reflectie» van het wetsvoorstel?
               
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie waarom niet is opgenomen dat ook de Minister
                  voor Rechtsbescherming kan reflecteren op het eigen handelen, zodat bijvoorbeeld de
                  Inspectie Justitie en Veiligheid ook onder het wetsvoorstel wordt gebracht. Kan de
                  regering hierop reflecteren?
               
2.2 Inzicht
               
De leden van de VVD-fractie benadrukken dat in veel debatten en schriftelijke overleggen
                  over uithuisgeplaatste kinderen van gedupeerde ouders aandacht is gevraagd voor het
                  «drang»-kader. Weliswaar is er in sommige gevallen geen formele «dwang» uitgeoefend
                  in de zin van een verplichte uithuisplaatsing, maar is er oneigenlijke drang uitgeoefend
                  op ouders om over te gaan tot vrijwillige uithuisplaatsing van kinderen. Op welke
                  wijze voorziet het wetsvoorstel in een grondslag om gegevens uit te wisselen van deze
                  kinderen? Klopt het dat ook deze kinderen in beeld worden gebracht wanneer de koppeling
                  tot stand komt? Zo nee, waarom niet en welke alternatieven zijn overwogen om ook deze
                  groep uithuisgeplaatste kinderen beter in beeld te krijgen?
               
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat door het koppelen
                  van gegevens van de Belastingdienst/Toeslagen, de RvdK, de Raad voor de rechtspraak
                  (Rvdr) en de gerechten en nader dossieronderzoek door de Rvdr, inzicht wordt verkregen
                  in de groep gedupeerde aanvragers met uithuisgeplaatste kinderen of waarvan het gezag
                  is beëindigd. Kan worden toegelicht wat in deze passage wordt bedoeld met «nader dossieronderzoek
                  door de Rvdr»? Waar bestaat dat nader dossieronderzoek uit en wat is het doel daarvan?
               
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Rvdr en gerechten alle uithuisplaatsingen
                  registreren, maar niet overal op dezelfde manier. Waarom worden alleen aanvragen tot
                  een uithuisplaatsing centraal geregistreerd en de uitspraken van de rechter niet?
               
De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat de Minister voor Rechtsbescherming
                  op 9 mei jl. liet weten dat het technisch mogelijk zou zijn om de situaties te identificeren
                  waarin sprake is van samenloop van een uithuisplaatsing in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel
                  en de toeslagenaffaire, door het koppelen van gegevens van de Uitvoeringsorganisatie
                  Herstel Toeslagen (UHT) en die van de jeugdbeschermingsorganisaties. Kan de regering
                  toelichten waarom uiteindelijk niet is gekozen voor deze route? In dezelfde brief
                  liet de Minister weten een eventuele koppeling van gegevens door de overheid eerst
                  nog te bespreken met gedupeerde ouders. Is dat gebeurd, en zo ja, wat vonden de gedupeerde
                  ouders van het wetsvoorstel?
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ook nader kan ingaan op het uitwisselen
                  van gegevens in het kader van onderzoek dat de Inspectie JenV uitvoert. De regering
                  liet eerder weten dat het voor de uitvoering van dit onderzoek het eveneens nodig
                  is om te voorzien in een duidelijkere grondslag. In dat kader heeft het Centraal Bureau
                  voor de Statistiek (CBS) namens de Inspectie JenV een verzoek ingediend bij de UHT
                  tot het leveren van deze gegevens aan het CBS, maar hiervoor vooralsnog geen toestemming
                  ontvangen. Deze leden lezen niet in het wetsvoorstel dat dit probleem inmiddels is
                  opgelost of dat het wetsvoorstel in een oplossing voorziet. Kan de regering hier een
                  reactie op geven?
               
De leden van de D66-fractie begrijpen dat naast het koppelen van de gegevens ook nader
                  dossieronderzoek zal plaatsvinden door de Rvdr. Om wat voor nader dossieronderzoek
                  gaat dit precies? Met welk doel wordt dit onderzoek gedaan en op welke wijze?
               
De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat het voorliggend wetsvoorstel alleen
                  betrekking heeft op mensen die zich aangemeld hebben voor herstel kinderopvangtoeslag
                  en waarvan is vastgesteld dat zij gedupeerde zijn. Zo ja, op welke wijze voorziet
                  dit wetsvoorstel dan in de mogelijkheid om inzicht te krijgen in de omvang van de
                  groep ouders die gedupeerd zijn en hun kinderen die te maken hebben (gehad) met gedwongen
                  uithuisplaatsing? Zo nee, op welke wijze zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat gedupeerde
                  ouders die zich om welke reden dan ook niet gemeld hebben, gevonden worden? Tevens
                  vragen deze leden wat dit wetsvoorstel betekent voor gedupeerde ouders en kinderen
                  die te maken hadden met een vrijwillige uithuisplaatsing? Op welke wijze gaat de regering
                  – al dan niet met behulp van dit wetsvoorstel – deze ouders in zicht krijgen en ondersteunen?
               
In welke scenario’s acht de regering het waarschijnlijk dat het kale feit dat een
                  ouder gedupeerd is in de toeslagenaffaire zal leiden tot een snellere terugplaatsing
                  van het kind? De leden van de SP-fractie willen ervoor waken dat geen valse verwachtingen
                  gewekt worden.
               
2.3 Ondersteuningsaanbod
               
De leden van de D66-fractie merken op dat het ondersteuningsaanbod van de Minister
                  voor Rechtsbescherming voor de betrokken ouders bestaat uit drie onderdelen, waarvan
                  de eerste ondersteuning door de Belastingdienst/Toeslagen betreft in het kader van
                  de brede hersteloperatie. Klopt het dat deze ondersteuning al plaatsvindt, los van
                  het informeren over het ondersteuningsaanbod door de Minister voor Rechtsbescherming,
                  aangezien de gegevens van de ouders al worden aangeleverd door de Belastingdienst/Toeslagen?
               
De leden van de D66-fractie merken daarnaast op dat de Regeling rechtsbijstand inderdaad
                  onderdeel vormt van het ondersteuningsaanbod, maar dat een kosteloze rechtsgang inmiddels
                  is toegezegd aan alle ouders die te maken hebben met een kinderbeschermingsmaatregel,
                  met ingang van het nieuwe jaar. In hoeverre zijn deze ouders daar al niet van op de
                  hoogte gebracht? Voornoemde leden nemen aan dat er niet op deze wetswijziging is gewacht
                  of gewacht zal worden om de ouders te wijzen op deze regeling aangezien het niet uitmaakt
                  of deze ouders ook gedupeerd zijn in verband met de kinderopvangtoeslag. Klopt dat?
                  Begrijpen deze leden overigens goed dat de Regeling griffiekosten wél alleen beschikbaar
                  is voor gedupeerde ouders en niet voor alle ouders die te maken hebben met een kinderbeschermingsmaatregel?
                  Waarom is daarvoor gekozen?
               
De leden van de D66-fractie merken op dat het Ondersteuningsteam Uithuisplaatsingen
                  Toeslagenaffaire een klachtenregeling heeft. Hoe vaak is hiervan tot nu toe gebruik
                  gemaakt? Wat voor klachten betrof het? Zijn deze naar tevredenheid afgerond?
               
De leden van de SP-fractie constateren dat de jeugdbescherming in crisis verkeert.
                  Hoe ziet de regering het voor zich om dit ondersteuningsaanbod aan te bieden in een
                  sector met grote personeelstekorten?
               
De leden van de SP-fractie vragen wat voor ondersteuning voor gedupeerden beschikbaar
                  kan worden gesteld wanneer kinderen al tijdens of kort na 2005 uit huis zijn geplaatst.
                  Bijna alle kinderen zullen dan al volwassen zijn. Hoe weegt in dit geval de regering
                  de noodzaak en proportionaliteit van de koppeling van gegevens, voor een groep ouders
                  die zelf vermoedelijk geen ondersteuning meer zullen ontvangen?
               
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering voorkomt dat KOT-gedupeerden hun
                  ondersteuning moeten halen via drie verschillende kanalen, namelijk de Belastingdienst,
                  het Ondersteuningsteam en de rechtsbijstand. Voert de regering hierop regie via het
                  Ondersteuningsteam?
               
2.4 Reflectie
               
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van reflectie bij partijen in
                  de jeugdbeschermingsketen. Deze leden vragen wel in hoeverre dit belang is afgewogen
                  ten opzichte van het delen van persoonsgegevens van gedupeerde kinderen zonder expliciete
                  toestemming van de ouders vooraf. Hebben de partijen in de jeugdbeschermingsketen
                  een plan aangeleverd hoe zij deze reflectie zullen invullen? Worden de resultaten
                  van deze reflectie ook gedeeld met de Tweede Kamer en de regering, zodat eventueel
                  de wet verbeterd kan worden?
               
2.5 Verstrekking van persoonsgegevens
               
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister voor Rechtsbescherming als
                  derde stap in de verwerking van persoonsgegevens een lijst maakt van UHP-KOT-kinderen
                  als er sprake is van overlap tussen de lijst van gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag
                  en de lijsten van de partijen in de jeugdbescherming van kinderen waarvoor een verzoek
                  tot uithuisplaatsing is gedaan. Worden alle persoonsgegevens van ouders en kinderen
                  waar geen sprake is van overlap direct vernietigd? Zo nee, waarom niet en op welke
                  termijn dan wel?
               
De leden van de SP-fractie zijn de mening toegedaan dat de dataprotectie voor de gedupeerde
                  ouders zeker in dit geval robuuster mag. Zij roepen in herinnering dat het juist het
                  onderling uitwisselen van allerlei persoonsgegevens is, dat voor veel ellende heeft
                  gezorgd bij deze ouders. Op welke wijze wordt erop toegezien dat instellingen en de
                  rechtspraak op een juiste manier omgaan met de gegevens van gedupeerde ouders en kinderen.
                  Deelt de regering de analyse dat een verwijzing naar de wettelijke plichten die voortkomen
                  uit de AVG hier wat mager is?
               
2.6 Technische en juridische waarborgen
               
De leden van de D66-fractie merken op dat veel taken zijn belegd bij de Minister voor
                  Rechtsbescherming. Is het wettelijk goed geregeld wat er gebeurt indien het scenario
                  plaatsvindt dat voor het aflopen van deze wet een nieuw kabinet aantreedt waarin deze
                  functie niet meer bestaat? Dient de wet dan weer gewijzigd te worden of valt deze
                  taak dan automatisch een andere bewindspersoon ten deel?
               
De leden van de D66-fractie begrijpen dat het delen van burgerservicenummers met de
                  Minister voor Rechtsbescherming nodig is om een adequate lijst te kunnen opstellen.
                  Deze leden vragen in het kader van dataminimalisatie echter waarom de lijst van UHP-KOT-ouders
                  die met organisaties wordt gedeeld ook deze burgerservicenummers bevat alsmede het
                  geslacht van de ouders. Waartoe dienen deze gegevens in de uitvoering? Welke andere
                  waarborgen en controles bestaan er ten aanzien van de genoemde eisen van dataminimalisatie?
               
De leden van de D66-fractie zouden graag willen weten naar welke organisaties precies
                  de lijst UHP-KOT-ouders gaat en waarom per lijst voor deze organisaties is gekozen.
                  Is overwogen de lijst UHP-KOT-ouders alleen te delen met het Ondersteuningsteam aangezien
                  deze lijst alleen gebruikt wordt om ouders te benaderen voor het ondersteuningsaanbod?
                  Wat is de toegevoegde waarde om deze lijst ook te delen met de Belastingdienst/Toeslagen,
                  de RvdK, de Rvdr en de gerechten, aangezien de reflectie al wordt gedaan aan de hand
                  van de lijst UHP-KOT-kinderen?
               
De leden van de D66-fractie ondersteunen de keuze om de persoonsgegevens op de lijst
                  van UHP-KOT-kinderen zo veel mogelijk te beperken, om te voorkomen dat deze op verkeerde
                  wijze worden gebruikt. Kan de regering toelichten wat precies verstaan wordt onder
                  de juiste en de verkeerde wijze van het gebruik van deze gegevens ten behoeve van
                  reflectie? Wordt de identiteit van de ouders of kinderen en het feit dat zij gedupeerd
                  zijn in verband met de kinderopvangtoeslag bijvoorbeeld gedeeld met de betreffende
                  jeugdbeschermer of rechter die betrokken is of was? Hoe wordt voorkomen dat het delen
                  van deze informatie invloed heeft op het verdere verloop van het jeugdbeschermingstraject
                  zonder dat een ouder dat wil, terwijl de informatie alleen gedeeld is ten behoeve
                  van reflectie? Heeft de regering overwogen om alleen gegevens te delen ten behoeve
                  van reflectie waar het gaat om afgeronde jeugdbeschermingsmaatregelen? Heeft de regering
                  overwogen om het onmogelijk te maken deze gegevens te delen met externen of derden?
               
De leden van de D66-fractie wijzen op het belang van het feit dat de ouders in kwestie
                  de regie moeten hebben over hun persoonsgegevens en die van hun kinderen. Daarom is
                  het goed dat zij een verzoek kunnen doen om gegevens niet te delen. Deze leden vragen
                  wel waarom niet eerst de ouders gevraagd wordt of zij op deze lijsten willen voorkomen
                  of dat zij een verzoek willen doen tot schrappen, alvorens deze lijsten met andere
                  partijen te delen. Waarom is er niet voor gekozen gegevens alleen te delen ten behoeve
                  van reflectie na expliciete toestemming van de ouders? Indien de Minister voor Rechtsbescherming
                  verzoekt de persoonsgegevens bij deze organisaties te vernietigen, kan het dan het
                  geval zijn dat mensen binnen die organisatie al onomkeerbaar kennis hebben genomen
                  van het feit dat een ouder/kind gedupeerde is? Kan het zo zijn dat de gegevens van
                  deze ouders of kinderen, of het feit dat een bepaald kind gedupeerde is in verband
                  met de kinderopvangtoeslag, al gedeeld is met een externe of derde terwijl de ouders
                  daarna nog aangeven eigenlijk niet op die lijst te willen voorkomen? Kunnen ouders
                  nog steeds ingaan op het aanbod van het Ondersteuningsteam als zij een verzoek doen
                  om hun gegevens te schrappen van de lijst UHP-KOT-ouders of -kinderen ten behoeve
                  van reflectie? Daarbij willen voornoemde leden graag opmerken dat zij de stellingname
                  van Jeugdzorg Nederland dat de gecertificeerde instellingen graag de mogelijkheid
                  willen hebben met gedupeerde ouders in gesprek te gaan, vragen te beantwoorden en
                  alles te doen wat mogelijk is om het leed te verzachten, te respecteren en te waarderen,
                  maar dat dit ondersteuningsaanbod (naast het aanbod van het Ondersteuningsteam) wel
                  dient plaats te vinden met instemming van de ouders.
               
De leden van de D66-fractie onderschrijven de behoefte voor partijen in de jeugdbescherming
                  om te reflecteren op de genoemde casussen, maar vragen wel op welke manier dit wordt
                  uitgevoerd. Worden deze resultaten ook gedeeld of getoetst door wetenschappers zodat
                  zij een oordeel kunnen geven over deze situatie? Wordt er ook een evaluatie gedaan
                  hoeveel gezinnen zijn geholpen door het Ondersteuningsteam, die anders niet waren
                  geholpen zonder deze koppeling van gegevens?
               
De leden van de SP-fractie constateren dat gedupeerde ouders kunnen aangeven dat zij
                  niet op de lijst met gedupeerde ouders van uithuisgeplaatste kinderen willen staan
                  die gedeeld wordt met de in het wetsvoorstel genoemde instanties. Hun naam staat echter
                  dan al op de lijst die wordt gedeeld. Waarom wordt dit niet omgedraaid? Wat is de
                  reden dat ouders niet eerst om toestemming worden gevraagd, bijvoorbeeld in een persoonlijk
                  gesprek, alvorens ze op deze lijst te plaatsen en hun naam te delen met de betreffende
                  organisaties? Als ouders hun naam niet op deze lijst willen, moeten ze daartoe een
                  verzoek indienen bij de Minister voor Rechtsbescherming. Hoe ziet deze procedure eruit?
                  Waarom moet dit verzoek aan de Minister worden gedaan? Is de regering zich ervan bewust
                  dat de drempel die hiermee wordt opgeworpen erg hoog kan zijn?
               
De leden van de SGP-fractie vragen of en in welke situaties UHP-KOT-kinderen worden
                  benaderd indien hun ouders te kennen hebben gegeven geen behoefte te hebben aan ondersteuningsaanbod
                  en hun gegevens vernietigd willen zien.
               
De leden van de SGP-fractie constateren in het nader rapport dat de regering gekozen
                  heeft voor het verder minimaliseren van gegevens in het kader van de reflectiedoelstelling,
                  maar niet voor het pseudonimiseren. Deze leden vragen een toelichting op die keuze.
               
3. Verhouding tot andere regelgeving
               
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke alternatieven zijn onderzocht
                  om inzicht te krijgen in welke personen het zou betreffen. Kan de regering per alternatief
                  toelichten waarom er niet voor gekozen is?
               
4. Gevolgen en uitvoering
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat uiteindelijk is besloten dat de Rvdr en de gerechten
                  slechts eenmalig de relevante persoonsgegevens zullen verstrekken. Aanvankelijk was
                  de bedoeling van de regering om dit meerdere keren te doen. Wat waren de aanvankelijke
                  voordelen hierbij en wat kan worden gedaan als na verstrekking van de gegevens door
                  de Rvdr en de gerechten zou blijken dat de gegevens niet afdoende resultaat opleveren,
                  bijvoorbeeld omdat er omissies worden geconstateerd bij de aanlevering van deze gegevens?
                  Deze leden vragen of de regering hierbij ook kan ingaan op de risico’s die kleven
                  aan de strikte eenmalige gegevensverstrekking, nu de gegevens waar het om gaat bij
                  de gerechten niet overal op uniforme wijze zijn geregistreerd. Wat gebeurt er indien
                  na de gegevensverstrekking zou blijken dat één van de gerechten abusievelijk onvolledige
                  of onjuiste gegevens zou hebben aangeleverd?
               
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de uitvoeringstoets
                  van de Belastingdienst. Is op het Ministerie van Justitie en Veiligheid ook een uitvoeringstoets
                  gedaan van het wetsvoorstel? Zo ja, kan die met de Kamer worden gedeeld? Zo nee, waarom
                  niet?
               
5. Advies en consultatie
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Rvdr in het aanvullend advies van 26 augustus
                  jl. concludeert dat er een aantal zwaarwegende bezwaren bestaan, onder andere over
                  de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Zijn deze uitvoeringsbezwaren inmiddels ondervangen?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat na het aanvullend advies van de Rvdr en de uitvoeringstoets
                  van de Belastingdienst is besloten om de RvdK in het wetsvoorstel toe te voegen als
                  organisatie die persoonsgegevens kan verstrekken. Om die reden hadden de aan het woord
                  zijnde leden verwacht dat de RvdK zou zijn geconsulteerd over het wetsvoorstel. Als
                  de RvdK is geconsulteerd over het wetsvoorstel, kan deze consultatiereactie met de
                  Kamer worden gedeeld?
               
De leden van de D66-fractie merken op dat gekozen is om alleen ouders te informeren
                  over het beschikbare ondersteuningsaanbod. Is het mogelijk dat het Ondersteuningsteam
                  hier beargumenteerd van afwijkt, bijvoorbeeld als een jeugdbeschermingsmaatregel zeer
                  recent is en de jongere in kwestie relatief oud is, waardoor deze wellicht ook behoefte
                  kan hebben aan ondersteuning?
               
De leden van de SP-fractie vragen of is overwogen om het benaderen van de gedupeerde
                  ouders door de zogenaamde Gecertificeerde Instellingen via een intermediair zoals
                  het ministerie te laten verlopen? Kan de regering zich voorstellen dat het voor sommige
                  ouders oude wonden openrijt wanneer zij zomaar benaderd worden door een Gecertificeerde
                  Instelling die zijzelf associëren met ernstig leed?
               
II. ARTIKELGEWIJS
               
Artikel 6
De leden van de D66-fractie merken op dat op basis van het eerste lid de lijst met
                  UHP-KOT-kinderen wordt verstrekt aan de Gecertificeerde Instellingen om naast het
                  doen van reflectie ook in contact te kunnen treden met de ouders. Waarom is dit opgenomen,
                  aangezien elders in de wet al gesteld wordt dat het doen van het ondersteuningsaanbod
                  een taak is van de Minister voor Rechtsbescherming in plaats van de Gecertificeerde
                  Instellingen? Waarom is het doel van het delen van deze lijst niet beperkt tot het
                  doen van reflectie? In hoeverre is het verwarrend voor ouders indien op deze wijze
                  twee partijen een ondersteuningsaanbod doen aan de ouders, namelijk de Minister voor
                  Rechtsbescherming via het Ondersteuningsteam en de Gecertificeerde Instelling? Voornoemde
                  leden merken op dat de regering in het nader rapport stelt dat de Gecertificeerde
                  Instelling dan kan wijzen op het ondersteuningsaanbod van de overheid, maar in hoeverre
                  is het daarvoor noodzakelijk om deze gegevens met de Gecertificeerde Instelling te
                  delen, aangezien deze ouders al via de Minister voor Rechtsbescherming daartoe benaderd
                  worden?
               
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast waarom in dit artikel niet is vastgehouden
                  aan de kan-bepaling in plaats van de verplichting om de gegevens te verstrekken aan
                  de genoemde organisaties? Is het niet logisch om de mogelijkheid te behouden voor
                  de Minister voor Rechtsbescherming om deze lijsten niet of slechts ten dele te verstrekken,
                  bijvoorbeeld naar aanleiding van reacties vanuit ouders? Welke argumentatie had de
                  Rvdr voor het schrappen van deze kan-bepaling, behalve het harmoniseren van dit artikel
                  met andere artikelen uit deze wet?
               
Artikel 7
De leden van de D66-fractie vragen waarom het verwijderen van persoonsgegevens op
                  verzoek van ouders er altijd toe leidt dat een mogelijk nieuw ondersteuningsaanbod
                  zal worden gedaan. Is het niet denkbaar dat ouders wel ondersteund willen worden,
                  maar het niet wenselijk vinden dat hun gegevens gedeeld worden met alle genoemde partijen
                  uit de jeugdbeschermingsketen? Is het uitvoeringstechnisch mogelijk om deze ouders
                  twee keuzes te geven, namelijk (1) of zij willen dat hun persoonsgegevens gedeeld
                  worden met genoemde partijen en (2) of zij het op prijs stellen om ondersteuningsaanbiedingen
                  te ontvangen en deze twee besluiten niet samen te voegen?
               
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Burger
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier 
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
| Fracties | Zetels | Voor/Tegen | 
|---|---|---|
| VVD | 34 | Voor | 
| D66 | 24 | Voor | 
| PVV | 17 | Voor | 
| CDA | 14 | Voor | 
| PvdA | 9 | Voor | 
| SP | 9 | Tegen | 
| GroenLinks | 8 | Voor | 
| PvdD | 6 | Tegen | 
| ChristenUnie | 5 | Voor | 
| FVD | 5 | Voor | 
| DENK | 3 | Voor | 
| Groep Van Haga | 3 | Voor | 
| JA21 | 3 | Voor | 
| SGP | 3 | Voor | 
| Volt | 2 | Voor | 
| BBB | 1 | Voor | 
| BIJ1 | 1 | Tegen | 
| Fractie Den Haan | 1 | Voor | 
| Gündogan | 1 | Voor | 
| Omtzigt | 1 | Voor | 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.