Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld” (Kamerstuk 36234)
2022D54741 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de aan de initiatiefnemer van de initiatiefnota «Let’s talk about seksueel
geweld» (Kamerstuk 36 234). De vragen en opmerkingen zijn op 16 december 2022 aan de initiatiefnemer voorgelegd.
De voorzitter van de commissie,
Van Meenen
De adjunct-griffer van de commissie,
Meijer
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II Reactie van de initiatiefnemer
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Van der Werf (D66) «Let’s talk about seksueel geweld» (hierna: de initiatiefnota).
Seksueel geweld is afschuwelijk en moet zoveel mogelijk worden voorkomen en bestreden.
Het is belangrijk dat we slachtoffers van seksuele misdrijven beter beschermen en
daders van seksueel geweld nooit laten wegkomen met hun walgelijke daden. Het is goed
dat slachtoffers zich steeds vaker durven te melden en zich uitspreken tegen seksueel
overschrijdend gedrag, maar dat betekent niet dat we tevreden mogen zijn met de aanpak
van seksueel geweld. Van alle Nederlandse vrouwen was circa 45% ooit slachtoffer van
lichamelijk en/of seksueel geweld en uit onderzoek blijkt dat hoe jonger slachtoffers
zijn, des te ernstiger de gevolgen. Daarom is het van belang dat het kabinet blijft
inzetten op een mix van preventieve en repressieve maatregelen. In dat kader is preventie
van seksueel geweld van cruciaal belang, evenals inzet vanuit de overheid op vroegsignalering
en bewustwording. Deze leden zien dat het kabinet de afgelopen jaren hier al meer
op inzet. Niettemin delen deze leden de analyse van de initiatiefnemer dat alle bewezen
effectieve preventieve maatregelen genomen moeten worden om seksueel geweld te voorkomen.
Deze leden maken graag gebruik van de gelegenheid enkele vragen te stellen aan de
initiatiefnemer.
De leden van de VVD-fractie zijn het hardgrondig eens met de stelling van de initiatiefnemer
dat de aanpak van het kabinet nog tekortschiet wat betreft de preventie, hulp aan
slachtoffers en het strafrechtelijk vervolg. Het is goed dat de initiatiefnemer het
verkiezingsprogramma van D66 op dit punt lijkt te nuanceren, nu in dat verkiezingsprogramma
is opgenomen dat al veel is geïnvesteerd in versterking van de positie van het slachtoffer
en het nu zaak is om te zorgen dat rechten van slachtoffers in de praktijk kunnen
worden uitgeoefend. Daarbij stellen de opstellers van dit verkiezingsprogramma ook
dat uitbreiding van rechten van slachtoffers niet wenselijk is. Het verdient lof dat
de initiatiefnemer de belangen van slachtoffers niet uit het oog verliest en het kabinet
middels de plannen uit de initiatiefnota oproept om meer werk te maken aan preventie,
hulp aan slachtoffers en een beter en sneller strafrechtelijk traject.
Preventie en bewustwording op scholen
De leden van de VVD-fractie delen de oproep van de initiatiefnemer aan het kabinet
om meer bewezen effectieve methoden te gebruiken voor het voorkomen van seksueel geweld
en daar waar nodig nader onderzoek naar te doen. Hierbij is het voor deze leden van
belang dat er voldoende mogelijkheden zijn voor het uitwisselen en verwerken van gegevens
van jeugdzorgaanbieders en andere instellingen die hulp en bescherming bieden aan
slachtoffers van seksueel geweld. Daarom hebben zij ook met belangstelling kennisgenomen
van het wetsvoorstel dat beoogt een heldere wettelijke grondslag te bieden voor de
Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen voor het verwerken
van gezondheidsgegevens en gegevens met betrekking tot iemands seksueel gedrag of
seksuele gerichtheid en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard. Steunt de initiatiefnemer
dit wetsvoorstel, zodat de Nationaal Rapporteur haar onderzoekstaken straks goed kan
uitvoeren?
Vroegsignalering en bewustwording op plekken waar iedereen komt
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie op de initiatiefnota dat wordt
ingezet op het vergroten van bewustwording over – en op bijpassende maatregelen ten
aanzien van – seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en het versterken
van signalering in verschillende sectoren, waaronder in de sport-, media- en cultuursector,in
de zorg en hulpverlening. Daaruit volgt niet wie waar precies voor verantwoordelijk
is en wie hierop gaat sturen. Deelt de initiatiefnemer de mening dat het kabinet dit
zou kunnen verduidelijken? Welke rol zou regeringscommissaris Hamer hierbij kunnen
vervullen volgens de initiatiefnemer? In het verlengde hiervan begrijpen deze leden
uit de kabinetsreactie dat het voorstel om een plan te maken om de opleidings- of
na-/bijscholingseisen van beroepsgroepen aan te scherpen, in ieder geval op dit moment,
niet wordt overgenomen. Deze leden vragen of de initiatiefnemer van mening is dat
dit plan kan worden opgepakt in het actieplan van regeringscommissaris Hamer, ook
om doublures tussen de opdracht van Hamer en het plan dat de initiatiefnemer voor
ogen heeft te voorkomen.
Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van meer naamsbekendheid van
de regionale Centra voor Seksueel Geweld (CSG) en onderkennen dat snelle doorverwijzingen
van meldingen bij de politie naar CSG’s wenselijk zijn. Slachtoffers zijn gebaat bij
de multidisciplinaire werkwijze van de CSG’s. Deze leden wijzen erop dat slachtoffers
van seksueel geweld in een kwetsbare positie kunnen verkeren en om verschillende redenen
uit angst geen melding of aangifte bij de politie durven te doen. Daarom is het cruciaal
dat naast een doorverwijzing naar de CSG’s het juist ook belangrijk is om extra maatregelen
te treffen om de aangiftebereidheid van slachtoffers te vergroten. Deelt de initiatiefnemer
dat, en zo ja, welke maatregelen acht de initiatiefnemer passend en geboden om de
aangiftebereidheid van slachtoffers te vergroten? Deelt zij de mening van deze leden
dat er ruimere mogelijkheden moeten komen om aangifte te doen? Is de initiatiefnemer
het ermee eens dat aangifte van seksueel geweld ook altijd in een vertrouwde omgeving
moet kunnen worden gedaan, zoals thuis of op een neutrale plaats?
Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de maatregelen die de initiatiefnemer
voorstelt om de hulpverlenersstructuur bij seksueel geweld te wijzigen. In de kabinetsreactie
op de initiatiefnota schrijft de Minister dat het voorstel om het CSG landelijk te
financieren haaks staat op het decentrale stelsel zoals we dat kennen en dat implementatie
van dit voorstel voor een onlogische knip zou zorgen tussen de zorg die het CSG biedt
en het overige Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)-zorgaanbod waarvoor gemeenten
verantwoordelijkheid dragen. Het decentrale systeem biedt volgens het kabinet de mogelijkheid
om meer maatwerk op regionaal/lokaal niveau te leveren, ook omdat de regionale centra
en netwerkorganisaties geen separate entiteiten zijn en zoveel mogelijk zijn ingebed
in regionale/lokale structuren. Uit onderzoek is wel een aanbeveling opgenomen voor
het overwegen van alternatieve inkoopvormen, zoals meerjarig commitment, waarmee het
verder vooruitdenken en plannen van het CSG wordt gefaciliteerd. Hoe kijkt de initiatiefnemer
hiernaar? Welke boodschap geeft zij het kabinet mee in de gesprekken met de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) en CSG hierover? Is de initiatiefnemer bereid deze
gesprekken eerst af te wachten?
Duurzame erkenning
De leden van de VVD-fractie ondersteunen het pleidooi voor duurzame erkenning van
slachtoffers van seksueel geweld. Naast het inzetten op een aantal preventieve maatregelen
om te voorkomen dat nieuwe slachtoffers worden gemaakt, is het voor deze leden ook
van belang dat slachtoffers snel en duurzaam worden geholpen. Sommige specifieke gevallen
lenen zich voor herstelbemiddeling, andere niet. Het is van cruciaal belang om zo
vroeg mogelijk slachtoffers centraal te stellen. Een onderdeel waarbij slachtoffers
van zedenmisdrijven absoluut niet centraal staan, niet worden gehoord en geen duurzame
erkenning ervaren, is de afdoening van hun vorderingen tot schadevergoeding. We zien
dat rechters in zedenzaken veelal concluderen dat vorderingen tot schadevergoeding
te complex zijn voor het strafgeding. Om die reden worden ontzettend veel slachtoffers
niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Op dit moment stelt circa driekwart
van de slachtoffers om die reden geen vordering in tot een schadevergoeding in het
strafproces. Wat vindt de initiatiefnemer daarvan? Hoe beoordeelt de initiatiefnemer
het feit dat er circa 9000 vorderingen tot schadevergoeding per jaar worden gedaan,
waarvan de helft afkomstig is van slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven,
en dat slechts een zeer beperkt deel van deze vorderingen wordt toegewezen? Deze leden
vragen of de initiatiefnemer de zorgen deelt dat veel te veel slachtoffers jarenlang
met materiële en vooral immateriële schade blijven zitten, omdat hun vordering te
complex is voor behandeling tijdens de strafzaak. Om die reden heeft het kabinet het
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) gevraagd om onderzoek te
doen naar behandeling van deze vorderingen in een aparte schadevergoedingskamer en
mogelijke kosten van zo’n afgesplitste schadevergoedingsprocedure in kaart te brengen.
Er zijn door het WODC meerdere varianten onderzocht. Welke variant zou de voorkeur
hebben van de initiatiefnemer?
Financiële uitwerking
De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorstellen uit de initiatiefnota op termijn
zullen leiden tot minder slachtoffers en minder zaken, waardoor ook structureel minder
middelen nodig zijn. Kan de initiatiefnemer concreet aangeven waar deze aanname op
is gebaseerd? Zijn er landen waar als gevolg van het treffen van de maatregelen het
aantal slachtoffers is afgenomen en er minder uitgaven nodig zijn voor politie, Openbaar
Ministerie (OM), Rechtspraak en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)? Zo ja, welke?
De leden van de VVD-fractie vragen ook of de initiatiefnemer kan ingaan op het schrijven
van het kabinet in de reactie op de initiatiefnota dat er binnen de middelen die beschikbaar
zijn gesteld in het kader van de motie van het lid Hermans (Kamerstuk 35 925, nr. 13) geen ruimte bestaat om de in de initiatiefnota genoemde voorstellen te bekostigen.
Heeft de initiatiefnemer naar aanleiding hiervan aandacht voor het zoeken naar alternatieve
dekkingsbronnen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota. Deze leden
waarderen de inspanning van de initiatiefnemer om deze initiatiefnota op te stellen
en onderstrepen mede het belang van een effectieve aanpak van seksueel geweld. Zijwaarderen
het om te zien dat de initiatiefnemer samen met andere partijen zich wil inzetten
op het terugdringen van seksueel geweld. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik
om nog enkele vragen te stellen aan de initiatiefnemer over deze initiatiefnota.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer kennis heeft genomen van
het Nationaal Actieplan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, gepubliceerd
door de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW). Deze leden vragen of de initiatiefnemer een reactie kan geven op dit actieplan
en kan aangeven in hoeverre de initiatiefnota dit actieplan aanvult of er juist van
verschilt. Deze leden vragen daarbij ook aan de initiatiefnemer hoe deze initiatiefnota
geplaatst kan worden in het licht van het recent ingediende wetsvoorstel van de Wet
Seksuele Misdrijven.
De leden van de CDA-fractie vragen aan de initiatiefnemer op welke manier seksueel
geweld als onderdeel van pornografisch materiaal teruggedrongen kan worden. Deze leden
constateren namelijk dat dergelijke pornografische beelden onder andere gebruikt worden
om seksueel geweld te verheerlijken, met als bijkomend gevolg dat dit seksueel geweld
zich verplaatst naar de prostitutie. Deze leden vragen om een reactie hierop van de
initiatiefnemer.
Preventie en bewustwording op scholen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt om nieuwe
mogelijkheden te ontplooien om seks te bespreken in de klas, waarbij het ook moet
gaan over instemming en het leren respecteren van elkaars grenzen. Deze leden vragen
of de initiatiefnemer bekend is met de motie van het lid Kuik c.s. (Kamerstuk 32 793, nr. 519), waarin de regering wordt verzocht met een normenkader te komen met betrekking tot
seksualiteit en grensoverschrijdend gedrag en deze in het onderwijs te borgen. Heeft
de initiatiefnemer aanvullingen op deze motie?
Vroegsignalering en bewustwording op plekken waar iedereen komt
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer, meer dan op dit moment gebeurt,
in wil zetten op vroegsignalering en bewustwording van seksueel geweld op openbare
plekken, bijvoorbeeld in de vorm van het opleiden van mensen in maatschappelijke beroepen
om signalen van seksueel geweld te herkennen. Deze leden vragen hoe deze maatregel
vorm zou moeten krijgen in de praktijk en welke andere beroepsgroepen dan kappers
in aanmerking zouden komen voor een dergelijke opleiding. Deze leden vragen ook of
een cursus in het herkennen van seksueel geweld in dat geval een verplicht onderdeel
is van de opleiding tot dat beroep of dat deze personen ervoor kunnen kiezen om een
cursus in het herkennen van seksueel geweld te volgen.
De leden van de CDA-fractie vragen aan de initiatiefnemer, in het kader van bewustwording
op plekken waar iedereen komt, op welke manier de aanpak van seksueel geweld op het
internet vorm kan krijgen, met name op het gebied van seksueel geweld in de porno-industrie.
Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat het ook zeer van belang is dat op
het gebied van het voorkomen en bestrijden van online seksueel geweld maatregelen
worden genomen?
Focus op daders en veilige gezinnen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer pleit voor meer inzet op
veilige gezinnen, omdat veilige gezinnen volgens de initiatiefnemer slachtoffers en
daders voorkomen. Deze leden vragen hoe de voorgestelde participatie van ouders in
preventie- en behandelprogramma’s in de praktijk vorm zou krijgen. Is dit mogelijk
voor elk gezin?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet oproept om in
overleg te gaan met de jeugdgezondheidszorg over het faciliteren van trainingen aan
het personeel van consultatiebureaus over het herkennen van signalen van seksueel
geweld. Deze leden zien op dit gebied ook kansen om seksueel geweld tijdig te signaleren.
Hoe kan deze signalering specifiek gezien versterkt worden?
Landelijke en structurele financiering van het CSG
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt om tot
een centrale financiering van het CSG over te gaan. Deze leden vragen aan de initiatiefnemer
om een reactie op de kabinetsreactie op dit punt.
Effectieve aanpak en erkenning achteraf
De leden van de CDA-fractie lezen dat volgens de initiatiefnemer zorg aan de slachtoffers
prioriteit heeft in de aanpak van seksueel geweld. Deze leden zijn het met de initiatiefnemer
eens dat een integrale aanpak van seksueel geweld noodzakelijk is en dat wetgeving
de juiste normen moet stellen. In hoeverre kan de initiatiefnemer hierbij betrekken
dat de aangiftebereidheid in dat geval ook hoog moet zijn, omdat zonder een aangifte
niet de passende zorg geboden kan worden en de dader niet kan worden bestraft? Welke
maatregelen kunnen genomen worden om de drempel voor het doen van aangifte van seksueel
geweld te verlagen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota.
Deze leden zijn het met de initiatiefnemer eens dat seksueel geweld het maatschappelijke
gevoel van veiligheid bedreigt en de vrijheid om zonder zorgen te leven in gevaar
brengt. Seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld hebben vergaande gevolgen, voor
het directe slachtoffer en voor zijn, haar of hun omgeving. Deze leden zijn het tevens
eens dat dit probleem een grondige en structurele aanpak vereist. Zij zien dat er,
door de helaas frequente berichtgevingen in het nieuws over ernstige meldingen van
seksueel geweld en grensoverschrijdend gedrag in allerlei lagen van onze samenleving,
een maatschappelijk gesprek op gang komt. Iets dat essentieel is voor de cultuurverandering
die nodig is om dit probleem te kunnen ontwortelen. Deze leden kijken ondanks de schrijnende
oorzaak met interesse naar bedrijven, scholen en verenigingen die dit probleem actief
aan de kaak stellen in hun beleid en voorlichting. Zij waarderen daarom des te meer
de timing van de initiatiefnemer. Het moment voor een omslag, zodat het in de toekomst
minder vaak voorkomt of liever in zijn geheel wordt voorkomen, is nu. Desalniettemin
zien deze leden dat er op dit gebied al veel initiatieven lopen, vanuit de samenleving,
de Kamer en het kabinet. Het Nationaal Actieprogramma aanpak seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld wordt in januari 2023 verwacht. Is de initiatiefnemer bekend
met dit aankomende actieprogramma? Heeft zij kennisgenomen van de actiepunten die
hierin worden opgenomen? Zo ja, waar zit de overlap in bestaande initiatieven en de
beslispunten die de initiatiefnemer voorstelt en waar ziet zij nieuwe, nog niet belichte,
kansen naast de activiteiten van regeringscommissaris Hamer of het kabinet?
Daarnaast publiceerde mevrouw Hamer, in haar hoedanigheid als onafhankelijk regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, op 7 december jongstleden
haar eerste impactoverzicht, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Hierin beschrijft
ze het fenomeen, mogelijke oorzaken en belicht ze de ernstige gevolgen. Haar rol en
taken onderschrijven de urgentie van dit probleem. Is de initiatiefnemer bekend met
de activiteiten van de commissaris? Kan de initiatiefnemer reageren op het actieplan
van de regeringscommissaris dat oproept om melden laagdrempeliger en toegankelijker
te maken en oproept tot een maatschappelijk debat zodat normen heroverwogen worden
en er middels introspectie cultuurverandering kan plaatsvinden? Hoe ziet de initiatiefnemer
haar eigen voorstellen om melden via het CSG te laten verlopen naast de intenties
van de regeringscommissaris en de reactie van het kabinet? Het voorstel omtrent een
algemeen telefoonnummer voor meldingen van seksueel geweld wordt reeds onderzocht
door de Verwey-Jonker stichting. Is de initiatiefnemer bereid dit onderzoek af te
wachten?
De leden van de PvdA-fractie waarderen de inzet van de initiatiefnemer en de voorstellen
uit de initiatiefnota. Preventie, het versterken van hulpverleningsstructuren en een
effectieve aanpak achteraf zijn de te volgen stappen. Naar aanleiding van de reactie
van het kabinet zijn deze leden verheugd te horen dat een groot deel van de voorstellen
op het gebied van preventie, bewustwording op scholen, en herstelbemiddeling, terug
zal komen in het Nationaal Actieprogramma of al in gang zijn gezet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota.
Deze leden spreken hun waardering uit voor de auteur(s) van het voorstel. Zij willen
de initiatiefnemer, maar nadrukkelijk ook fractie- en/of Kamermedewerkers hartelijk
danken voor hun werk.
De leden van de SP-fractie onderschrijven het belang van een brede aanpak van seksueel
geweld in onze samenleving. Het voorstel doet hiertoe enkele zinvolle voorstellen.
Over enkele zaken hebben deze leden nog vragen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemer vindt dat seksueel geweld
een plek zou moeten krijgen in het onderwijs. Dit zou plaats moeten krijgen in de
seksuele voorlichtingslessen. Door het gesprek aan te gaan over de definitie van «seks»
en «instemming» zullen de maatschappelijke normen tot stand komen. De initiatiefnemer
noemt ook enkele voorbeelden uit de praktijk. Feit is natuurlijk dat op dit moment
het onderwijs onder druk is komen te staan door de lerarentekorten en door een hoge
werkdruk. Kan de initiatiefnemer aangeven welke werklast zij voorziet voor scholen?
Daarnaast geldt dat aandacht voor andere strafrechtelijke onderwerpen zoals drugs
ook een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van jongeren kan geven. Waarom kiest
de initiatiefnemer er niet voor om bijvoorbeeld meer aandacht te geven voor criminaliteit
in alle vormen in het kader van burgerschapsvormingsonderwijs?
De leden van de SP-fractie vernemen van de initiatiefnemer dat ook maatschappelijke
beroepsoefenaars beter getraind zouden moeten zijn in het herkennen en voorkomen van
seksueel geweld. Als voorbeeld noemt zij kappers of sporttrainers. Welke training
ontbreekt daar op dit moment volgens haar? Zou deze training wat de initiatiefnemer
betreft facultatief zijn of ziet zij meer in een verplichte training? De vraag is
ook welke beroepsoefenaars nog meer in aanmerking zouden moeten komen. Kan de initiatiefnemer
reageren op het feit dat het kabinet dit plan niet wil overnemen? Zouden dergelijke
investeringen op andere plekken niet tot een beter resultaat leiden? In het kader
van preventie noemt de initiatiefnemer ook het betrekken van ouders. Ouders zouden
betrokken moeten worden bij preventie- en behandelprogramma’s. Kan zij dit toelichten?
Wat is haar verwachting van het kabinet?
De leden van de SP-fractie hebben warme woorden over de unieke bijdragen van het CSG
aan slachtoffers en deskundigen. Zij zijn verheugd dat de initiatiefnemer dat ook
heeft. Zij constateert daartoe dat er een gebrekkige (wijze van) financiering van
de CSG’s is. Kan de initiatiefnemer aangeven hoe zij graag zou zien dat CSG’s gefinancierd
worden? Gaat het dan om een landelijke subsidie? Kan de initiatiefnemer aangeven om
hoeveel financiering het volgens haar gaat? Hoe kijkt de initiatiefnemer aan tegen
het in rekening brengen van het «eigen risico» bij slachtoffers? Deelt zij de mening
dat het eigen risico een drempel is die zou moeten worden weggenomen omdat het leidt
tot het mijden van zorg? Daarnaast hebben de leden een vraag over het voorstel van
de initiatiefnemer om gegevens van slachtoffers die aangifte doen bij de politie automatisch
door te sturen naar het CSG. In de kabinetsreactie schrijft de Minister dat zij op
dit moment onderzoek aan het doen is om te inventariseren hoe de samenwerking tussen
organisaties beter kan. Kan de initiatiefnemer toelichten waarom zij het niet nodig
acht om dit onderzoek af te wachten en nu al voor wil stellen om de gegevens automatisch
door te sturen?
De leden van de SP-fractie spreken hun steun uit voor een sterke strafrechtketen waarin
tijd en aandacht is voor opsporing en aanpak van alle strafrechtelijke delicten. Betere
financiering voor de gehele keten, waaronder zedenrechercheurs, is noodzakelijk. De
initiatiefnemer noemt voorbeelden van extra financiering, maar wanneer is dat volgens
de initiatiefnemer voldoende? Kan de initiatiefnemer aangeven waarom haar eigen fractie
dan in het verleden tegen voorstellen heeft gestemd om te investeren, zoals bijvoorbeeld
de motie Jasper van Dijk over uitbreiding van het aantal zedenrechercheurs (Kamerstuk
34 843, nr. 11) of het amendement van de leden Van Nispen en Van den Berge over extra middelen voor
het OM (Kamerstuk 35 570-VI, nr. 13)? Waarom was de D66-fractie tegen het voorstel om te investeren in de politieacademie
nu «de werving niet snel genoeg» gaat (Kamerstuk 36 200-VI, nr. 49)? Welke verwachting heeft de initiatiefnemer van de doorlooptijden in zedenzaken
op de korte termijn en op de lange termijn?
De leden van de SP-fractie hebben uit de kabinetsreactie vernomen dat de dekking die
door de initiatiefnemer wordt aangedragen niet beschikbaar is. Het Nationaal Actieprogramma
kent immers geen extra middelen, maar wordt uit de begrotingen van de departementen
gedekt, zo liet de Minister weten. De twee miljoen euro die er op verzoek van de Kamer
is vrijgemaakt voor de aanpak van seksuele misdrijven is al gealloceerd. Er is dus
geen geld beschikbaar, zoals de initiatiefnemer schrijft. Kan zij hierop reageren?
Is de initiatiefnemer in de mogelijkheid om alternatieve financiering aan te dragen?
De leden van de SP-fractie merken op dat de initiatiefnemer enkele uitspraken doet
over het Wetsvoorstel seksuele misdrijven. Zoals de initiatiefnemer weet heeft de
Kamer hier recent een verslag over uitgebracht. Wat is in dat licht de betekenis van
haar woorden over dit wetsvoorstel? Kan de initiatiefnemer specifiek ingaan op het
beslispunt over de verjaringstermijnen. Is dat punt niet achterhaald?
De leden van de SP-fractie verwelkomen de warme woorden over herstelbemiddeling. Deze
leden zijn een groot voorstander van het vaker inzetten van mediation in strafzaken.
Juist ook in zedenzaken. Procesmatig moet er meer aandacht voor komen, aldus de initiatiefnemer.
Hoe kijkt de initiatiefnemer aan tegen het terugkerend probleem van tekorten in mediation
in strafzaken? Deelt de initiatiefnemer het standpunt van deze leden dat mediation
in strafzaken ruimbaan moet krijgen en dat geld geen belemmering zou mogen vormen?
Waarom heeft de eigen fractie van de initiatiefnemer dan tegen motie van het lid Van
Nispen over het structureel verhogen van het budget voor mediation in strafzaken gestemd
(Kamerstuk 29 279, nr. 725)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van
de initiatiefnota van de initiatiefnemer over seksueel geweld. Deze leden juichen
het van harte toe dat zij en haar medewerkers zich inzetten voor het voorkomen en
bestrijden van seksueel geweld en daarover deze initiatiefnota hebben geschreven.
Deze leden onderschrijven vanzelfsprekend de uitgangspunten van deze initiatiefnota:
de aanpak van seksueel geweld en duidelijke en professionele hulpverlening voor slachtoffers
moet méér prioriteit krijgen. Daarvoor zijn een structurele aanpak en adequate oplossingen
noodzakelijk. Deze leden waarderen het zeer dat de initiatiefnemer en haar ondersteuners
een samenhangend plan presenteren om seksueel geweld fundamenteel aan te pakken. Daarom
hebben deze leden in het recente verleden bijvoorbeeld voorgesteld om een Nationaal
Coördinator Geweld tegen Vrouwen aan te stellen. Zou deze coördinator, ondanks een
tegenstem van de D66-fractie op een gelijkluidende motie van de leden Ellemeet en
Kathmann (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 79), niet de aangewezen persoon zijn om uitvoering te geven aan de door initiatiefnemer
geformuleerde beslispunten? De leden hebben nog enkele vragen over de initiatiefnota.
Preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven de opvatting van de initiatiefnemer
dat er méér aandacht moet komen voor signalering en bewustwording van seksueel geweld
en de gevolgen daarvan voor slachtoffers. Onmisbaar onderdeel daarvan is voorlichting
op scholen. De initiatiefnemer verzoekt het kabinet om scholen te ondersteunen bij
het maken van keuzes voor effectieve interventies. Daarvoor moet wel, zo lezen deze
leden, eerst onderzoek gedaan worden wat nu precies bewezen effectieve interventies
zijn. Vindt de initiatiefnemer de in de kabinetsreactie genoemde maatregelen, zoals
het aanscherpen van kerndoelen ten aanzien van seksualiteit en het toegankelijk en
bekend maken van effectieve lesmethodes, voldoende om scholen op weg te helpen naar
effectieve interventies? Zo nee, waarom niet?
Vroegsignalering en bewustwording op plekken waar iedereen komt
De initiatiefnemer roept het kabinet ertoe op te voorzien in plannen om omstanderinterventie
bij signalen van seksueel geweld te versterken. Dat idee wordt niet door het kabinet
overgenomen, maar er wordt ingezet op het vergroten van de bewustwording van de hele
maatschappij. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de initiatiefnemer of de algemene
benadering, zoals het kabinet die voorstaat, voldoende soelaas biedt om een vergelijkbaar
niveau van omstanderinterventie te behalen. Waaraan zou de algemene aanpak moeten
voldoen om zo’n vergelijkbaar niveau te halen?
Focus op daders en veilige gezinnen
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven van harte de gedachte dat kinderen
moeten opgroeien in veilige gezinnen. Hoe vanzelfsprekend dit ook klinkt, de treurige
realiteit is een andere. Deze leden begrijpen dan ook de inzet van initiatiefnemer
om trainingen te faciliteren aan personeel van consultatiebureaus over het herkennen
van signalen van seksueel geweld en hoe daar op een goede manier op in te grijpen.
In de kabinetsreactie wordt verwezen naar gemeenten als opdrachtgever en financier.
Deze leden vragen of op dit moment, met de enorme problemen waarmee jeugdbescherming
momenteel kampt, niet ingrijpendere maatregelen noodzakelijk zijn om het beschermingsniveau
te verhogen. Hoe apprecieert initiatiefnemer de actuele problematiek in de jeugdbescherming
en welke oplossingen ziet zij om, gezien de enorme werkdruk, wachtlijsten en beperkte
mogelijkheden, jeugdbeschermers in staat te stellen het gevraagde beschermingsniveau
te bieden?
Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld en Landelijke en structurele
financiering van het CSG
Net als initiatiefnemer hebben de leden van de GroenLinks-fractie grote bewondering
voor het CSG. De integrale aanpak en de combinatie van acute hulp aan slachtoffers
en het faciliteren van het strafrechtelijk onderzoek is naar het oordeel van deze
leden een duidelijke breuk met het verleden waarin slachtoffers niet zelden secundair
gevictimaliseerd werden door de wijze waarop de strafrechtspleging destijds met zedenzaken
omsprong. Deze leden betreurden het daarom zeer dat de D66-fractie tegen een eerder
in 2020 door GroenLinks ingediend amendement stemde om de CSG’s via een nieuwe directe
geldstroom twee miljoen euro toe te kennen om het destijds te verwachten toenemend
aantal slachtoffers van aanranding en verkrachting te kunnen opvangen volgens de geldende
landelijke kwaliteitscriteria (Kamerstuk 35 300-VI, nr. 24). Kan de initiatiefnemer toelichten waarom de D66-fractie destijds kennelijk bezwaar
had tegen een nieuwe directe financieringsstroom vanuit het Ministerie van Justitie
en Veiligheid en het verhogen van het budget van de CSG’s om de te verwachten toename
van het aantal doorverwezen slachtoffers het hoofd te bieden?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verklaard voorstander van verdere versterking
van de professionele structuur waarin de CSG’s voorzien, te beginnen met duidelijkheid
over de financiering van het CSG. Wat vindt de initiatiefnemer ervan dat deze essentiële
voorwaarde voor verdere versterking van de CSG-aanpak niet wordt overgenomen door
het kabinet, omdat dat, in de bewoordingen van het kabinet, tot een onlogische knip
zou zorgen tussen de zorg die het CSG biedt en het overige Wmo-aanbod waarvoor gemeenten
verantwoordelijkheid dragen?
Financiële uitwerking
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat ervan uit wordt gegaan dat de met de
voorstellen samenhangende kosten uit de beschikbare middelen voor het Nationaal Actieplan
bekostigd kunnen worden. Uit de kabinetsreactie maken deze leden op dat dit een onjuiste
aanname is en het budget al gealloceerd is. Ziet de initiatiefnemer kans een wat preciezere
kosteninschatting te maken en een alternatieve kostendekking voor te stellen? Hoe
is naar het oordeel van de initiatiefnemer te bewerkstelligen dat de CSG’s, ondanks
weerstand vanuit het kabinet, een eigen rechtstreekse financieringsstructuur vanuit
het Ministerie van Justitie en Veiligheid krijgen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
initiatiefnota van de initiatiefnemer over «Let’s talk about seksueel geweld». Zij
spreken hun waardering uit voor de inspanningen van de initiatiefnemer om dit onderwerp
te agenderen en om met voorstellen te komen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat het onderwijs een belangrijke plek is
om het gesprek over seksuele grenzen te voeren. Zij onderschrijven dat ook daar het
gesprek over wederzijdse instemming en erkennen van elkaars grenzen dient te worden
gevoerd. Deze leden zien dat initiatiefnemer met diverse voorstellen komt hoe hier
invulling aan kan worden gegeven. Zij vragen of initiatiefnemer hier ook met onderwijsinstellingen
over heeft gesproken.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat niet op iedere school en
in iedere context hetzelfde lesaanbod effectief zal zijn. Zij denken hierbij aan scholen
met een levensbeschouwelijke identiteit of bijvoorbeeld scholen waar veel leerlingen
met een migratie-achtergrond op zitten. Lezen zij de initiatiefnota juist dat initiatiefnemer
het van belang vindt dat scholen een keuze kunnen maken tussen verschillende effectieve
methodes en dat scholen hierbij ook kunnen zien wat het beste aansluit bij de leerlingpopulatie
en het karakter van de school, waarbij uiteraard de kern van het aanbod onveranderd
is?
Voor de leden van de ChristenUnie-fractie dient dat gesprek in de eerste plaats in
de thuissituatie plaats te vinden, waar kinderen met hun ouders/verzorgers in gesprek
gaan over gezonde seksuele omgangsvormen. Hoe kunnen ouders geholpen worden om zo’n
gesprek met hun kinderen te voeren, ook als zij dit zelf lastig vinden? Ziet de initiatiefnemer
dat ook hierbij geen one-size-fits-all geldt gezien de culturele, religieuze en etnische
verschillen in ons land?
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven de inzet van de initiatiefnemer
op versteviging van de positie van het CSG. Juist vanwege het belang dat de initiatiefnemer
hecht aan de verantwoordelijkheid van daders – veelal mannen –, vragen deze leden
in hoeverre zij een beeld heeft van de beschikbare hulpverlening voor (potentiële)
daders. Deze leden denken hierbij aan instanties als Stop It Now! Uiteraard dienen
daders niet vrijuit te gaan, maar deze leden hechten eraan dat met hulpverlening voor
daders, of bijvoorbeeld jongeren die risico-gedrag vertonen, recidive of nieuw seksueel
geweld en daarmee slachtofferschap kan worden voorkomen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd of de initiatiefnemer ook oog heeft
gehad voor de rol die sociale media in positieve en negatieve zin kunnen spelen op
het gebied van preventie, gesprek, zorg, en het daadwerkelijk plaatsvinden van seksueel
geweld. Met name omdat de ervaringswereld van jongeren meer en meer online plaatsvindt.
Ziet de initiatiefnemer dat, juist op het gebied van preventie, hier nog een wereld
te winnen is en heeft zij hier ook voorstellen voor?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien ook een verband tussen voorliggende initiatiefnota
en het Franse Senaatsrapport naar misstanden in de porno-industrie. In het bijzonder
het gegeven dat 1,2 miljoen kinderen onder de 15 in Frankrijk naar porno kijken. Het
senaatsrapport stelt onder meer dat kinderen gewelddadig gedrag of risicogedrag kunnen
gaan vertonen en een misvormd beeld kunnen krijgen van seksualiteit. Hoe reflecteert
de initiatiefnemer op deze conclusie, juist ook in het licht van de wens om jongeren
bewuster te maken van het belang van consent en het respecteren van elkaars grenzen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van de initiatiefnemer over «Let’s talk about seksueel geweld». Deze leden erkennen
dat er meer actie zou moeten plaatsvinden om seksueel geweld tegen te gaan en danken
de initiatiefnemer voor de genomen actie om tot een initiatiefnota te komen. Deze
leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat slachtoffers van seksueel geweld het recht hebben
om aangifte te doen en het recht hebben op psychologische en medische zorg. Deze leden
constateren dat op aangiftes van slachtoffers nog te vaak een sepot volgt en dat psychologische
en medische zorg regelmatig traag op gang komt. Zij vragen de initiatiefnemer of de
aanbevelingen in deze initiatiefnota bijdragen aan het verbeteren van deze problematiek.
Preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om seksuele voorlichtingslessen
op scholen te geven waarin grenzen en wensen worden aangegeven. Deze leden vragen
de initiatiefnemer hoe deze lessen eruit zouden moeten zien, wie deze lessen moet
geven, wie het lesmateriaal verzorgt en of er nog een eigen inbreng voor scholen is
met een eigen identiteit.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer pleit voor lessen over seksualiteit
waarbij ook wordt gesproken over de leefomgeving en de huiselijke sfeer. Deze leden
vragen de initiatiefnemer of daar volgens haar ook gesproken wordt over het belang
van een stabiele relatie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in de lessen over seksualiteit gesproken zou
moeten worden over consent en een brede definitie van «seks». Deze leden vragen de
initiatiefnemer wat zij bedoelt met een brede definitie van «seks» en of er volgens
de initiatiefnemer ruimte is voor de identiteit van de school om hier een eigen visie
op te hebben.
Preventie en bewustwording op scholen
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer pleit voor nieuwe mogelijkheden
om seks, seksualiteit en seksuele omgang te bespreken in de klas. Deze leden vragen
de initiatiefnemer vanaf welke leeftijd of welke klas hierover gesproken zou moeten
worden en op welke manier. Deze leden wijzen erop dat kinderen op jonge leeftijd nog
niet met dezelfde content geconfronteerd zouden moeten worden als kinderen van een
wat oudere leeftijd.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de invulling van seksuele voorlichting per school
verschilt en vaak meer gericht is op de biologische mechanismen dan op seksuele omgang.
Deze leden vragen de initiatiefnemer of de invulling ook wat betreft de invulling
om seksueel geweld te bespreken per school mag verschillen, met respect voor de eigen
identiteit van de school en visie op seksualiteit.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer een aantal voorbeelden noemt
die als inspiratie kunnen dienen om aandacht te vragen op scholen voor seksueel geweld.
De initiatiefnemer wijst op de LOEF-lessen waarbij seks bespreekbaar wordt gemaakt
en meer oog is voor plezier, genot en openheid rondom seks en niet alleen voor de
risico’s zoals het oplopen van een seksueel overdraagbare aandoening (SOA) of een
mogelijke zwangerschap. Deze leden wijzen erop dat niet ieder kind in dezelfde ontwikkelingsfase
zit en dat spreken over deze onderwerpen zeer precair is. Deze leden vragen of er
ruimte is voor scholen om af te wijken van deze lessen indien de school geen ruimte
daarvoor ziet in verband met de visie op seksualiteit vanwege de identiteit.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in het rijtje voorbeelden ter ondersteuning
ook het project «Voorspel» van IMFSA-NL ter sprake komt waarbij in de basisles gesproken
wordt over onderwerpen als solo-seks, sexting en consent. De lessen worden aanbevolen
door onder andere Rutgers WPF en SOA AIDS Nederland. Deze leden constateren dat deze
lessen uitgaan van een bepaalde visie op seksualiteit die niet door iedere school
wordt onderschreven. Deze leden vragen of hier volgens de initiatiefnemer ook van
afgeweken kan worden of een eigen invulling aan gegeven kan worden om wel te kunnen
spreken over de gevaren van seksualiteit met de nadruk op seksueel geweld.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer ter inspiratie het voorbeeld
noemt om films en series aan te bieden die leraren kunnen gebruiken zoals de Nederlandse
serie «Naakt voor de klas met de Sekszusjes» of de populaire Netflixserie «Sex Education».
Deze leden lezen dat de initiatiefnemer van mening is dat deze series jongeren veel
waardevolle informatie geven over het ontdekken van hun eigen seksualiteit. Deze leden
vrezen dat er een progressieve agenda schuilgaat achter deze programma’s en vragen
de initiatiefnemer of er volgens haar ruimte is om hiervan af te zien.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt om scholen
te ondersteunen bij het maken van keuzes voor effectieve interventies. Deze leden
vragen de initiatiefnemer in hoeverre zij de interventies als verplichting ziet.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt om scholen
te faciliteren in seksuele voorlichting en daarbij expliciet aandacht te besteden
aan bewezen effectieve methoden voor het voorkomen van seksueel geweld en daar waar
nodig nader onderzoek te doen. Deze leden constateren dat er verschil is tussen bewezen
effectieve methoden voor het voorkomen van seksueel geweld en progressief getinte
campagnes op scholen. Deze leden zijn benieuwd hoe het kabinet dit verzoek beoordeelt
en of daarbij onderscheid wordt gemaakt tussen deze methodes en of daarbij ruimte
gelaten wordt voor de eigen identiteit van scholen.
Focus op daders en veilige gezinnen
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer (terecht) wijst op het belang
van veilige gezinnen. Deze leden lezen dat de initiatiefnemer het kabinet verzoekt
mogelijkheden in kaart te brengen om professionals te faciliteren in het betrekken
van ouders in preventie- en behandelprogramma’s van seksueel geweld, en daarbij de
optie van motiverende gespreksvoeringscursussen voor professionals mee te nemen. Deze
leden constateren dat het lastig kan zijn om ouders te betrekken in de gesprekken
wanneer ouders onderwerp zijn van het gesprek en er bij hen geweld voorkomt. Deze
leden vragen de initiatiefnemer hierop te reflecteren. Hoe ziet zij deze behandeling
voor zich?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstellen doet om de gezinssituatie
te betrekken op het onderwerp. Deze leden constateren dat een gezinssituatie invloed
kan hebben op de veiligheid van het kind en wijzen erop dat het terecht is dat veiligheid
binnen het gezin belangrijk is. Wel willen deze leden wijzen op de bijzondere positie
van het gezin en de rol van het gezin binnen de maatschappij en vragen de initiatiefnemer
en het kabinet om terughoudend om te gaan bij het inmengen in de persoonlijke omgeving
van kinderen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie is van mening dat de initiatiefnota van de initiatiefnemer
een solide plan is voor de aanpak van seksueel geweld in Nederland. Al merkt dit lid
wel op dat er bepaalde bezwaren aan vast hangen.
Het lid van de BBB-fractie betreurt dat het kabinet de aangedragen voorstellen veelal
minimaal overneemt. Er wordt voornamelijk gesteld dat veel uit de initiatiefnota terug
zal komen in de Nationale aanpak seksueel geweld waar nog op gewacht wordt. Het is
erg jammer dat de nota en de landelijke aanpak op deze manier om elkaar heen bewegen
in plaats van elkaar aanvullen.
Daarnaast is het lid van de BBB-fractie van mening dat de kabinetsreactie op de naamsbekendheid
van het CSG vergroten bizar is. Het kabinet stelt dat het landelijke CSG via de specifieke
uitkering (SPUK) huiselijk geweld al middelen krijgt van de gemeente Utrecht om landelijke
informatievoorziening rondom het bestaan van de CSG te verbeteren. Het is best raar
om te stellen dat de gemeente Utrecht enkel het CSG hierin voorziet en zou moeten
voorzien. Daarnaast doet het onder aan het subdoel van de initiatiefnota om het CSG
laagdrempeliger te maken. De probleemstelling dat het CSG niet genoeg in beeld is
en meer naamsbekendheid zou moeten genieten wordt ook door dit lid onderstreept.
Overigens vindt het lid van de BBB-fractie het goed dat er in de nota gestreefd wordt
naar landelijke dekking van de CSG-locaties met maximaal een uur reistijd over het
gehele land. Daar moet echter wel bij vermeld worden dat deze dekking vrijwel meteen
uiteenspat als we rekening proberen te houden met slachtoffers in landelijke gebieden
zonder auto. Het lijkt dit lid dan ook verstandig zowel in de initiatiefnota als in
de landelijke aanpak in te zetten op de bereikbaarheid van het CSG in landelijk gebied.
Ten slotte wil het lid van de BBB-fractie onderstrepen dat het voornemen, om in de
preventie van seksueel geweld een grote rol toe te dienen aan consultatiebureaus,
haars inziens het doel van de initiatiefnota voorbijschiet. Er wordt heel snel de
link gelegd van seksueel geweld, naar thuissituatie naar monitoring. Bij de aangedragen
oplossing, middels consultatiebureaus, vraagt dit lid vooral wie hier nu echt beter
van zouden worden: het kind, of de consultatiebureaus zelf? Daarnaast roept het de
vragen op hoe kostbaar het is om elk kind onder monitoring van een consultatiebureau
te plaatsen, hoe wenselijk dit eigenlijk is, in acht nemende de privacyrechten van
ouders, en hoe vrijwillig deze monitoring daadwerkelijk wordt.
II Reactie van de initiatiefnemer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.