Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 250 XVI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 12 december 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2022 voorgelegd aan de ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Bij brief van 9 december 2022 zijn ze door de Ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Smals
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Vraag 1:
Kunt u een overzicht geven van het aantal bedden in verpleeghuizen sinds 2000?
Antwoord:
Er is helaas geen registratie van het aantal bedden in verpleeghuizen. Ook is er geen
uniforme definitie van verpleeghuis en bedden. Om die reden is geen consistente historische
reeks te maken.
Voor de jaren 1998 – 2003 heeft het CBS een reeks gepubliceerd op:
StatLine – Verpleeghuizen; capaciteit, patiënten en productie (cbs.nl).
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Totaal aantal gedeclareerde zorgdagen (VV4-VV10) in jaar (x 1.000 dagen)
41.400
42.096
42.319
43.190
44.199
44.080
43.979
Benadering van het aantal bezette bedden in verpleeghuizen
113.425
115.332
115.942
118.329
121.093
120.767
120.490
De declaratiegegevens treft u aan op:
StatLine – Personen met gebruik Wlz-zorg in natura; leveringsvorm, zzp/zorgvorm, regio
(cbs.nl)
Vraag 2:
Hoeveel winst is er afgelopen jaar gemaakt in de extramurale zorg?
Antwoord:
In 2021 (het laatste jaar waarover cijfers beschikbaar zijn) bedroeg het gewogen gemiddelde
resultaat van de thuiszorg 1,5% (Bron: CBS: Financiële kengetallen zorginstellingen
2021, oktober 2022).
Vraag 3:
Kunt u een overzicht geven van het aantal zorginstellingen in Nederland dat winst
maakt en hoe hoog deze winst is?
Antwoord:
Ik beschik niet over de precieze informatie waar u naar vraagt. Zoals ik uw Kamer
bij de antwoorden op de schriftelijke vragen over de VWS begroting 2023 (Kamerstukken
II 2022/2023, 36 200-XVI nr. 15) heb laten weten is het gemiddelde rendement in deze sector laag. Onderstaande tabel
geeft een overzicht van het bedrijfsresultaat (de bedrijfsopbrengsten minus de bedrijfslasten,
exclusief het saldo van financiële en buitengewone baten en lasten) van instellingen
met minimaal tien werknemers in verschillende zorgsectoren in 2017 t/m 2021. In de
Zorgverzekeringswet en Wet langdurige zorg vallen instellingen van intramurale zorg
en delen van de extramurale zorg, zoals de medisch-specialistische zorg, onder het
verbod op winstoogmerk op grond van de
Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Zij mogen geen winst uitkeren. Het positieve
resultaat dat zij boeken, kan aangewend worden voor het aanleggen van reserves of
investeringen in de zorg.
Bedrijfsresultaat per sector (x € 1 miljoen)
2017
2018
2019
2020
2021
Universitair medische centra
350
244
184
160
172
Algemene ziekenhuizen
547
566
559
584
601
Categorale ziekenhuizen
31
32
47
28
30
GGZ met overnachting
144
77
197
130
219
Gehandicaptenzorg
308
232
190
334
351
Jeugdzorg met overnachting
36
8
-9
25
–
Maatschappelijke opvang (24-uurs)
43
55
-4
67
–
Ambulante jeugdzorg
– 3
8
11
7
–
Verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg
504
592
546
710
662
Bron: CBS Statline, tabel Zorginstellingen; financiën en personeel
Vraag 4:
Hoeveel zorgverleners zijn er afgelopen jaar gestopt? Kunt u dit uitsplitsen per sector?
Antwoord:
Tussen het einde van het tweede kwartaal 2021 en het tweede kwartaal 2022 zijn 139.870
werknemers de sector Zorg en Welzijn uitgestroomd. Zij waren aan het eind van het
tweede kwartaal van 2021 wel werkzaam in de sector en aan het eind van het tweede
kwartaal van 2022 niet meer. In onderstaande tabel is dat uitgesplitst naar branche.
In de tabel is ook de instroom in de sector opgenomen: degenen die aan het eind van
het tweede kwartaal van 2021 niet werkzaam waren in de sector en aan het eind van
het tweede kwartaal van 2022 juist wel. Deze instroom is nog wel hoger dan de uitstroom.
Sector verlaten tussen Q2 2021 en Q2 2022
Sector ingestroomd tussen Q2 2021 en Q2 2022
Totaal zorg en welzijn (smal)
139.870
153.380
Universitair medische centra
7.730
7.720
Ziekenhuizen en overige med. spec. zorg
17.530
17.890
Geestelijke gezondheidszorg
10.540
9.030
Huisartsen en gezondheidscentra
2.810
3.660
Overige zorg en welzijn
18.120
20.580
Verpleging, verzorging en thuiszorg
52.560
59.720
Gehandicaptenzorg
17.910
19.380
Jeugdzorg
4.400
4.440
Sociaal werk
8.270
10.980
Bron: AZW Statline
Vraag 5:
Zijn de sociaaleconomische gezondheidsverschillen het afgelopen jaar toe- of afgenomen?
Antwoord:
De meest recente beschikbare cijfers over sociaaleconomische gezondheidsverschillen
gaan tot het jaar 2020. Uit die cijfers blijkt dat mensen met een laag opleidingsniveau
gemiddeld ruim 4 jaar korter leven en bovendien ruim 14 jaar eerder te maken krijgen
met een slechtere ervaren gezondheid dan hoogopgeleiden1. Vanwege methodologische redenen is het niet mogelijk om conclusies te trekken over
de veranderingen tussen twee opeenvolgende jaren. Het RIVM werkt op dit moment aan
methoden om veranderingen in gezondheidsverschillen te toetsen over langere perioden.
Conclusies worden aan het begin van het derde kwartaal van 2023 verwacht.
Vraag 6:
Hoeveel particuliere extramurale zorginitiatieven zijn er afgelopen jaar bijgekomen?
En in de jaren hiervoor, vanaf 2010?
Antwoord:
Binnen de Wlz wordt geregistreerd welke leveringsvorm een cliënt ontvangt. Daarbij
is zichtbaar of iemand intramurale zorg ontvangt of extramurale zorg, maar binnen
de extramurale zorg wordt niet apart geregistreerd of de zorg geleverd wordt door
particuliere extramurale zorginitiatieven2. Ook binnen de Wmo worden particuliere extramurale zorginitiatieven niet apart geregistreerd.
Vraag 7:
Hoe groot is op de VWS-begroting het totale bedrag aan onderbestedingen?
Antwoord:
De totale onderuitputting op de VWS-begroting bedraagt € 113,6 miljoen. Daarnaast
valt er ruim € 1,1 miljard vrij op generale dossiers (voornamelijk covid-gerelateerde
uitgaven). De € 113,6 miljoen onderuitputting op de VWS-begroting wordt geheel doorgeschoven
naar 2023. Voor de regeling continuïteit cruciale jeugdzorg blijft € 8,9 miljoen beschikbaar.
De overige € 104,7 miljoen wordt als dekking ingezet voor steun aan openbare zwembaden
en de amateursport vanwege de gestegen energieprijzen.
De onderuitputting op de VWS-begroting is opgebouwd uit een groot aantal mutaties.
Alle mutaties die per saldo leiden tot € 114 miljoen onderuitputting vindt u in de
memorie van toelichting bij de suppletoire wet onder de verschillende (beleids)artikelen.
De grootste meevallers doen zich voor op diverse apparaatsbudgetten (€ 13,6 miljoen)
en bij de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (€ 13,5 miljoen).
Daarnaast zijn er lagere kosten voor de implementatie van de Donorwet (€ 8,3 miljoen)
en hogere ontvangsten door een terugvordering bij ZonMw (€ 23,4 miljoen). Er zijn
ook enkele tegenvallers, zoals het wisselkoerseffect op de zorguitgaven in Caribisch
Nederland (€ 13,6 miljoen).
Vraag 8:
Hoe groot is op de VWS-begroting het totale bedrag aan budgetoverschrijdingen?
Antwoord:
De totale onderuitputting op de VWS-begroting bedraagt € 113,6 miljoen. Daarnaast
valt er ruim € 1,1 miljard vrij op generale dossiers (voornamelijk covid-gerelateerde
uitgaven). De € 113,6 miljoen onderuitputting op de VWS-begroting wordt geheel doorgeschoven
naar 2023. Voor de regeling continuïteit cruciale jeugdzorg blijft € 8,9 miljoen beschikbaar.
De overige € 104,7 miljoen wordt als dekking ingezet voor steun aan openbare zwembaden
en de amateursport vanwege de gestegen energieprijzen.
De onderuitputting op de VWS-begroting is opgebouwd uit een groot aantal mutaties.
Alle mutaties die per saldo leiden tot € 114 miljoen onderuitputting vindt u in de
memorie van toelichting bij de suppletoire wet onder de verschillende (beleids)artikelen.
De grootste meevallers doen zich voor op diverse apparaatsbudgetten (€ 13,6 miljoen)
en bij de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (€ 13,5 miljoen).
Daarnaast zijn er lagere kosten voor de implementatie van de Donorwet (€ 8,3 miljoen)
en hogere ontvangsten door een terugvordering bij ZonMw (€ 23,4 miljoen). Er zijn
ook enkele tegenvallers, zoals het wisselkoerseffect op de zorguitgaven in Caribisch
Nederland (€ 13,6 miljoen).
Vraag 9:
Wat is op de VWS-begroting het verschil tussen de onderbestedingen en de overschrijdingen?
Antwoord:
De totale onderuitputting op de VWS-begroting bedraagt € 113,6 miljoen. Daarnaast
valt er ruim € 1,1 miljard vrij op generale dossiers (voornamelijk covid-gerelateerde
uitgaven). De € 113,6 miljoen onderuitputting op de VWS-begroting wordt geheel doorgeschoven
naar 2023. Voor de regeling continuïteit cruciale
jeugdzorg blijft € 8,9 miljoen beschikbaar. De overige € 104,7 miljoen wordt als dekking
ingezet voor steun aan openbare zwembaden en de amateursport vanwege de gestegen energieprijzen.
De onderuitputting op de VWS-begroting is opgebouwd uit een groot aantal mutaties.
Alle mutaties die per saldo leiden tot € 114 miljoen onderuitputting vindt u in de
memorie van toelichting bij de suppletoire wet onder de verschillende (beleids)artikelen.
De grootste meevallers doen zich voor op diverse apparaatsbudgetten (€ 13,6 miljoen)
en bij de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (€ 13,5 miljoen).
Daarnaast zijn er lagere kosten voor de implementatie van de Donorwet (€ 8,3 miljoen)
en hogere ontvangsten door een terugvordering bij ZonMw (€ 23,4 miljoen). Er zijn
ook enkele tegenvallers, zoals het wisselkoerseffect op de zorguitgaven in Caribisch
Nederland (€ 13,6 miljoen).
Vraag 10:
Indien er minder overschrijdingen zijn dan onderbestedingen, wat gebeurt er met het
overgebleven bedrag door de netto onderbesteding?
Antwoord:
De totale onderuitputting op de VWS-begroting bedraagt € 113,6 miljoen. Daarnaast
valt er ruim € 1,1 miljard vrij op generale dossiers (voornamelijk covid-gerelateerde
uitgaven). De € 113,6 miljoen onderuitputting op de VWS-begroting wordt geheel doorgeschoven
naar 2023. Voor de regeling continuïteit cruciale jeugdzorg blijft € 8,9 miljoen beschikbaar.
De overige € 104,7 miljoen wordt als dekking ingezet voor steun aan openbare zwembaden
en de amateursport vanwege de gestegen energieprijzen.
Vraag 11:
Indien er minder onderbestedingen zijn dan overschrijdingen, hoe wordt die netto overschrijding
gedekt?
Antwoord:
Er is sprake van per saldo onderuitputting.
Vraag 12:
Kunt u aangeven waarom er een meevaller te zien is op de subsidieregeling voor onverzekerden?
Wat is het effect hiervan op de zorg die deze groep ontvangt en hoe wordt ervoor gezorgd
dat het doel van de subsidie toch bereikt wordt?
Antwoord:
Er zijn twee belangrijke oorzaken voor de meevaller op de subsidieregeling voor onverzekerden
te benoemen:
• De vergoeding van kosten van medische zorg aan ontheemden uit Oekraïne komt sinds
1 juli 2022 ten laste van de nieuwe Regeling Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne
(RMO). Deze regeling wordt gefinancierd vanuit de begroting JenV.
• Een deel van de facturen ggz-zorg kunnen pas in de loop van 2023 worden ingediend
bij het CAK vanwege de vertraagde oplevering van een ICT-module bij ggz-zorgaanbieders.
Er is op grond van deze ontwikkelingen geen effect op de zorg die onverzekerden ontvangen.
Vraag 13:
Welke belemmeringen, zoals genoemd in de brief van 2 december 2022 over diverse onderwerpen
leefstijl en preventie, bestaan er nog om de financiële effecten van preventiemaatregelen
in te vullen?
Antwoord:
Uit gesprekken met het RIVM en het CPB blijkt dat alle partijen willen bijdragen,
maar dat er knelpunten zijn. Deze knelpunten zijn van methodologische aard en hebben
betrekking op de beschikbare capaciteit. Methodologisch is er momenteel geen model
beschikbaar om op de korte termijn budgettaire effecten van een diversiteit aan preventiemaatregelen
te berekenen. Daarbij doet zich voor dat veel preventiemaatregelen een gezondheidseffect
hebben, dat op de langere termijn (veelal langer dan 5 jaar) zichtbaar is bij een
individu en de bevolking, terwijl de budgettaire modellen van het CPB veelal uitgaan
van een regeerperiode. Ook voor de langere termijneffecten geldt, dat er geen eenduidige
berekenwijze is vastgesteld om voor een diversiteit van preventiemaatregelen de budgettaire
uitkomsten te kunnen bepalen. Gelet op deze knelpunten heb ik het kennisplatform Preventie
gevraagd een advies uit te brengen over de berekening van de brede kosten en baten
van preventie en de budgettaire effecten voor de rijksbegroting – zie voor meer informatie
mijn antwoord op vraag 27. Een vervolg hierop kan zijn dat wij met het RIVM in overleg
gaan of zij kunnen ingaan op budgettaire scenario’s van de te overwegen (preventieve)
gezondheidsmaatregelen
Vraag 14:
Hoeveel middelen zijn vanaf 2023 en in de jaren daarna vrijgemaakt voor transgenderzorg?
Antwoord:
VWS stelt vanaf 2023 in totaal € 2,8 miljoen beschikbaar voor transgenderzorg, zoals
toegelicht op pagina 54 van de ontwerpbegroting VWS 2023. Een deel van deze middelen
is bestemd voor een regeling die het voor transgendervrouwen mogelijk maakt om een
subsidie aan te vragen voor een borstvergroting. De subsidieregeling loopt in beginsel
op 1 februari 2024 af. In 2023 nemen we een besluit over eventuele verlenging van
de subsidieregeling. Daarnaast worden in 2023 middelen beschikbaar gesteld voor de
evaluatie van de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch en de subsidie voor
Genderpraatjes. Bij Genderpraatjes kunnen jongeren die worstelen met hun genderidentiteit
en de lange wachttijden voor de transgenderzorg laagdrempelig en volledig anoniem
terecht voor allerlei soorten vragen die te maken hebben met identiteitskwesties.
Tot slot zijn er ook uitgaven aan transgenderzorg via de aanspraken in de Zorgverzekeringswet
die onder het Uitgavenplafond Zorg vallen. Deze worden niet apart geraamd, maar volgen
de reguliere processen via zorgverzekeraars.
Vraag 15:
Kunt u een geactualiseerde lijst maken van besparingsopties in de ouderenzorg en de
langdurige zorg?
Antwoord:
De Brede Maatschappelijke Heroverwegingen (BMH) geven inzicht in mogelijke beleidskeuzes
voor de toekomst van Nederland op de langere termijn. In het rapport BMH 2 Naar een
toekomstbestendig zorgstelsel3 zijn ook opties voor de ouderenzorg en langdurige zorg te vinden. In Zorgkeuzes in
Kaart (ZiK)4 is een breed scala aan beleidsopties voor de zorg geïnventariseerd. De analyse is
uitgevoerd door het CPB en ambtenaren van de ministeries van VWS en Financiën. Daarnaast
houdt het Ministerie van Financiën Rijksbreed een Ombuigings- en intensiveringslijst5 bij. De meest recente actualisatie hiervan is de Ombuigingslijst 20226, die met Prinsjesdag jl. aan Uw Kamer is aangeboden. Deze lijst zal vanaf nu elk
jaar bij Prinsjesdag geactualiseerd en aangevuld worden. Tevens worden besparingsopties
momenteel uitgewerkt in het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) ouderenzorg.
Deze zal in het voorjaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Hierbij pas wel de
opmerking dat naast de vraag «wat» bespaard kan worden, minstens zo belangrijk is
«hoe» deze besparing kan worden gerealiseerd en oog te hebben voor de effecten van
besparing, bijvoorbeeld op het sociale domein of andere delen van de zorg.
Vraag 16:
Welke hindernissen bestaan er om medisch specialisten in loondienst te brengen?
Antwoord:
Binnenkort zal ik u per brief informeren over het tijdspad met alle relevante aspecten
en stappen rondom de transformatie naar passende zorg van medisch specialistische
bedrijven en de eventuele maatregel om alle medisch specialisten in loondienst te
brengen.
In deze brief geef ik aan dat het in loondienst brengen van medisch specialisten een
ingrijpende maatregel is die zorgvuldig moet worden voorbereid en alleen kan worden
ingezet als dat noodzakelijk, geschikt en proportioneel is. De maatregel behoeft een
draagkrachtige motivering om deze maatregel te legitimeren in het licht van het eigendomsrecht
en het vrij verkeer binnen de EU. Een dergelijke onderbouwing vergt ook onderzoek
naar de effectiviteit van zo’n maatregel en naar eventuele minder ingrijpende maatregelen
om het doel (de transitie naar passende zorg van medisch specialistische bedrijven)
te bereiken. Verder dienen eventuele neveneffecten in ogenschouw genomen te worden,
bijvoorbeeld ten aanzien van de arbeidsmarkt in de zorg. Ook zal rekening gehouden
moeten worden met een langdurig en mogelijk kostbaar traject.
Vraag 17:
Hoeveel geld is er in 2020, 2021 en 2022 (graag uitgesplitst per jaar) aan media betaald
aan dwangsommen vanwege het niet openbaren van Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-verzoeken?
Antwoord:
In onderstaande tabel wordt voor de jaren 2020, 2021 en 2022 het aantal vastgestelde
dwangsommen aan media weergegeven, het totaalbedrag per jaar en of de dwangsommen
inmiddels volledig betaald zijn. Wanneer de dwangsom nog niet volledig is betaald,
is de reden daarvan, inclusief het daarmee gemoeide bedrag aangegeven.
Jaar
Aantal vastgestelde dwangsommen aan media
Totaalbedrag / jaar in €
Volledig uitbetaald (ja / nee)
Reden
2020
1
15.000
ja
–
2021
10
135.800
nee
Verzoeker wil aanvankelijk geen dwangsommen ontvangen (€ 60.000).
2022
8
97.800
nee
Voor € 17.200 is de dwangsom nog niet volledig verbeurd / is het verzoek nog niet
afgehandeld. Voor € 19.500 is het verzoek tot uitbetaling gedaan, maar nog niet uitbetaald.
Vraag 18:
In hoeverre doen zorginstellingen of patiënten nu een beroep op de regelingen in het
kader van energiesteun in de langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet? Hoe worden
inkopers gestimuleerd om aanbieders actief te informeren over de regelingen die u
heeft getroffen? Hoe monitort u deze regelingen?
Antwoord:
Zorginstellingen in de Zvw die worden geconfronteerd met een bovenmatige stijging
van (energie)prijzen, die ze niet redelijkerwijs zelf kunnen voorkomen en/of opvangen,
kunnen zich melden bij de individuele zorgverzekeraars om samen passende (financiële)
afspraken te maken. Ik heb zorgverzekeraars opgeroepen om in deze uitzonderlijke situaties
-waar noodzakelijk- de gesprekken hierover met individuele zorgaanbieders aan te gaan
en in de contractering te bekijken of aanvullende ruimte over 2022 moet worden geboden.
Ik heb geen zicht op gesprekken tussen individuele zorgaanbieders en zorgverzekeraarsHet
contracteringsproces is onderwerp van monitoring door de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa), waarbij de NZa toezicht houdt of de zorgplicht door zorgverzekeraars (en Wlz-uitvoerders)
wordt uitgevoerd. In de bestuurlijke overleggen met veldpartijen zullen wij de voortgang
bewaken, open staan voor signalen en indien nodig partijen aanspreken.
Voor de Wlz wordt een beleidsregel gemaakt op grond waarvan zorgkantoren en zorgaanbieders
maatwerkafspraken kunnen maken in verband met bovenmatig gestegen (energie)prijzen
2022 die niet door maatregelen binnen de exploitatie kunnen worden opgevangen. De
beleidsregel wordt opgesteld in samenspraak tussen VWS, NZa, Zorgverzekeraars Nederland,
de zorgkantoren en branches van zorgaanbieders. Via de zorgkantoren en de branches
worden de zorgaanbieders direct en actief geïnformeerd over de inhoud van de beleidsregel.
Omdat de maatregel nog niet gefinaliseerd en opengesteld is, zijn er nog geen zorginstellingen
en patiënten die hierop een beroep gedaan hebben.
Mensen die gebruik maken van chronische thuisbeademing, zuurstofapparatuur of thuisdialyse
krijgen op grond van de Zvw een vergoeding voor elektriciteitskosten in de thuissituatie.
Verzekeraars bepalen de hoogte van de vergoeding. We hebben verzekeraars gevraagd
om specifiek te kijken naar de vergoeding voor zuurstofapparatuur omdat die niet passend
leek. De vergoeding voor elektriciteitskosten vanuit de Zvw bij gebruik van medische
hulpmiddelen geldt ook voor thuiswonende Wlz-cliënten.
Vraag 19:
Is er budget, bijvoorbeeld voor een meerurenbonus, gereserveerd om meer werken in
de zorg te stimuleren?
Antwoord:
Er is geen specifiek budget gereserveerd voor een meerurenbonus.
Via een subsidie aan Stichting «Het Potentieel Pakken» stimuleren we wel meer uren
werken via contractuitbreiding in de zorg. Hiervoor is in 2023 circa € 2,6 miljoen
gereserveerd.
Daarnaast stelt het kabinet jaarlijks de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling
(OVA) ter beschikking om in de zorg een marktconforme loonontwikkeling mogelijk te
maken. De OVA over 2023 bedraagt circa € 3 miljard.
Het is aan de cao-partners om afspraken te maken over de inzet van de voor arbeidsvoorwaarden
beschikbare middelen. Deze kunnen ze inzetten voor generieke salarisverhogingen, maar
deze middelen kunnen ze ook gedifferentieerd inzetten naar bijvoorbeeld de lage- en
midden salarissen, maar ook door middelen te reserveren voor onderwerpen als meer
uren werken in de zorg.
Vraag 20:
Hoeveel geld wordt er extra beschikbaar gesteld in de langdurige zorg ter compensatie
voor de stijgende energieprijzen?
Antwoord:
In het jaar 2022 wordt € 100 miljoen aan middelen beschikbaar gesteld om aanbieders
incidenteel te compenseren voor gestegen energieprijzen. De structurele nacalculatie
voor het jaar 2022 en de actuele verwachting voor 2023 zijn reeds versneld verwerkt
in de tarieven 2023. Daarmee is voor 2023 in de Zvw en de Wlz op basis van de huidige
ramingen voldoende loon- en prijscompensatie beschikbaar op macroniveau en vormen
de bijgestelde maximumtarieven geen belemmering om aanbieders te compenseren voor
hogere kosten.
Vraag 21:
Hoeveel van de begrote uitgaven voor het Programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt
Zorg en Welzijn (TAZ) (€ 80 miljoen) is in 2022 besteed en waaraan precies?
Antwoord:
Het boekjaar 2022 loopt nog en in de resterende weken vinden nog betalingen plaats.
De gevraagde realisatiecijfers over 2022 hebben we begin 2023 beschikbaar en zullen
we verwerken in het Jaarverslag 2022 van VWS en eventueel in de voortgangsrapportage
van TAZ die in het voorjaar van 2023 wordt verwacht.
Vraag 22:
In hoeverre zijn financiële middelen voor betrokken partijen bij Programma TAZ gewijzigd,
als onderdeel van het instrumentarium, bijvoorbeeld als opvolging van de gemaakte
afspraken achterblijft?
Antwoord:
Er zijn tot nu toe geen financiële middelen voor betrokken partijen bij Programma
TAZ gewijzigd. Gekoppeld aan de urgente arbeidsmarktopgave is het programma TAZ minder
vrijblijvend dan het programma Werken in de Zorg en hanteren we meer voorwaarden en
resultaatafspraken aan de voorkant. De beoogde invulling van de naleving of resultaatgerichtheid
is (deels) afhankelijk van de aard van de afspraken.
In zijn algemeenheid zijn alle betrokken partijen, vanuit de gedeelde verantwoordelijkheid
voor de arbeidsmarktopgave, verantwoordelijk voor het halen van de doelstellingen.
Brancheorganisaties, vakbonden, koepels van bijvoorbeeld zzp’ers hebben een belangrijke
rol om hun leden aan te spreken op de naleving van de gemaakte afspraken.
Bij het instrumentarium TAZ onderzoeken we hoe de beschikbaarheid van (financiële)
middelen voor zowel zorginstellingen als brancheorganisaties te koppelen is aan geboekte
resultaten of naleving van afspraken. Verduurzaming geldt hierbij aanvullend als uitgangspunt.
We zoeken naar prikkels of manieren om (ervaren) belemmeringen weg te nemen waardoor
organisaties na enige jaren de financiële ondersteuning feitelijk niet meer nodig
hebben.
Vraag 23:
Waarom is er een meevaller te zien van € 22 miljoen op de zorg aan onverzekerde Oekraïense
vluchtelingen? Worden de vluchtelingen wel voldoende bereikt? Hoe spant u zich hiervoor
in?
Antwoord:
Dat de kosten fors lager zijn dan begroot, wordt voornamelijk veroorzaakt door het
feit dat er sprake is van minder medische evacuaties dan verwacht. Er is afgesproken
dat er 1 evacuee per week per VR (dat zijn er 15) wordt opgenomen om de druk op de
zorg niet te hoog op te laten lopen. Per evacuee wordt een plaats in NL (of elders
in Europa) gezocht waar zorg geboden kan worden, dat moet geregeld zijn voordat de
evacuee naar NL of elders komt. Daarnaast komen de kosten van medische zorg aan geregistreerde
ontheemden uit Oekraïne (met code 46) sinds 1 juli 2022 ten laste van de Regeling
Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne (begroting JenV) en niet meer ten laste van
de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg voor onverzekerden.
Vraag 24:
Kan er verdere toelichting komen op de teruggave van € 8,3 miljoen door het CIBG in
verband met lagere kosten voor de implementatie van de donorwet? Kan specifiek worden
ingegaan waarom dit eerst ruimer was geraamd en welke impact dit heeft op de implementatie?
Antwoord:
Bij de raming is rekening gehouden met een hogere papieren respons op de aanschrijving
van de bevolking, met bijbehorende hogere verwerkingskosten ten opzichte van een digitale
respons. Doordat er meer digitaal is gereageerd zijn kosten lager uitgevallen. De
kosten voor het gebruik van de Basisregistratie personen (BRP) zijn door het Ministerie
van BZK rechtstreeks doorbelast aan het kerndepartement, waardoor de hiervoor geraamde
kosten in het project daarnaast lager uitvielen. De lagere kosten hebben overigens
geen invloed gehad op de implementatie van de nieuwe donorwet.
Vraag 25:
Hoe is in het kader van de stijgende energieprijzen eventuele steun voor Wet maatschappelijke
omvang (Wmo)-voorzieningen en jeugdinstellingen geregeld? Is de indexatie van het
gemeentefonds hier ook voor bedoeld? Wanneer ontvangen gemeenten het geld hiervoor?
Antwoord:
In de Najaarsnota is het voorstel gedaan om bij Voorjaarsnota 2023 een extra prijsbijstelling
over 2022 uit te keren over de Rijksbegroting (waaronder het gemeentefonds). De extra
structurele prijsbijstelling zal worden gebaseerd op CEP 2023 waarbij gekeken gaat
worden naar de inflatieontwikkeling over 2022 (t.o.v. CEP 2022 (T-1)). Met deze extra
prijsbijstelling kunnen gemeenten, gegeven de beleids- en bestedingsvrijheid van het
gemeentefonds, voor het jaar 2023 keuzes maken om op haar beleidsterreinen, waaronder
de jeugdzorg en de Wmo, waar gezien de lokale situatie nodig en gewenst additionele
maatregelen te nemen. Tevens biedt dit gemeenten de mogelijkheid om tarieven, subsidies
en vergoedingen passend te indexeren.
Vraag 26:
Heeft u in beeld wat de effecten zijn van het abusievelijk niet uitkeren van de loonbijstelling
2021 en 2022 in Caribisch Nederland? Heeft dit bijvoorbeeld effect gehad op de arbeidsmarkt?
Antwoord:
De abusievelijk niet ontvangen loonbijstelling over 2021 en 2022 heeft in Caribisch
Nederland geen effect gehad. Als gevolg van een voordelig wisselkoerseffect is het
in 2021 mogelijk gebleken om de zorgverleners op de gebruikelijke wijze te indexeren.
Dit heeft geen effect gehad op de arbeidsmarkt. Daarnaast is de loonbijstelling voor
2022 en verder nu alsnog ontvangen.
Vraag 27:
Welke acties staan er op welk moment gepland of hebben plaatsgevonden om de belemmeringen
weg te nemen om de financiële effecten van preventiemaatregelen in te vullen?
Antwoord:
Ik heb het Kennisplatform Preventie gevraagd een advies uit te brengen over de berekening
van de brede kosten en baten van preventie en de budgettaire effecten voor de rijksbegroting.
Daarbij heb ik hen ook gevraagd nader in te gaan op het gebruik van de uitkomstmaat
QALY (extra levensjaar in goede gezondheid) en de hierbij behorende (maatschappelijke)
referentiewaarde.
Voor het berekenen van de financiële effecten van preventiemaatregelen ben ik in gesprek
met het CPB en het RIVM – zie ook mijn antwoord op vraag 13. Het CPB werkt momenteel
aan onderzoeksplannen om dit een stap verder te brengen.
Ten slotte zal het RIVM voor de zomer van 2024 de Volksgezondheid Toekomst Verkenning
publiceren. Deze zal een doorkijk geven naar de gezondheid van Nederland in 2050.
Hierbij zou ik desgewenst in kunnen gaan op de mogelijk te nemen preventiemaatregelen.
Ik zou dan nog met het RIVM in overleg moeten gaan of zij kunnen ingaan op budgettaire
scenario’s van de te overwegen (preventieve) gezondheidsmaatregelen.
Vraag 28:
Waarom staat er bij zorg in latere jaren nog meer dan € 1 miljard op de aanvullende
post en wat wordt er door u gedaan om dit geld zo snel mogelijk te investeren in de
doelen van het Coalitieakkoord?
Antwoord:
Alle middelen die voor het jaar 2022 in het coalitieakkoord beschikbaar zijn gesteld,
zijn overgeheveld naar de VWS-begroting. Voor alle zorgenveloppes waarvoor nog middelen
resteren op de Aanvullende Post, worden momenteel concrete plannen uitgewerkt. Na
akkoord van het Ministerie van Financiën op de plannen worden de opgevraagde middelen
in het voorjaar van 2023 overgeheveld naar de VWS-begroting.
Vraag 29:
Wat zouden de budgettaire effecten zijn als er een bestuurlijk akkoord gesloten zou
worden dat de onregelmatigheidstoeslag in de zorg met 10, 20 of 30 procent verhoogd
zou worden?
Antwoord:
Via het Pensioenfonds Zorg en Welzijn beschikken we over gegevens over de kosten van
de onregelmatigheidstoeslag (ort) binnen 8 van de 10 branches binnen zorg en welzijn.
We hebben echter geen gegevens over de kosten van ort binnen de universitair medisch
centra en de branche overige zorg en welzijn. Wanneer we voor de umc’s en overige
zorg en welzijn uitgaan van de gemiddelde ort in de rest
van de sector dan bedraagt het totale budgettaire beslag van ort binnen de sector
zorg en welzijn circa 2 miljard euro. Het kost werkgevers daarmee respectievelijk
structureel circa 200, 400 of 600 miljoen euro om de ort te laten stijgen met respectievelijk
10, 20 of 30 procent.
Daarbij wil ik opmerken dat het uitvoeringstechnisch erg ingewikkeld – zo niet onmogelijk
– is om via de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (ova) gericht extra
middelen beschikbaar te stellen aan werkgevers om extra kosten als gevolg van een
hogere ort af te dekken. De zorg kent immers meer dan 10 verschillende cao’s met een
diversiteit aan afspraken over ort en bijbehorende kosten. Deze cao’s lopen bovendien
niet synchroon met de budgettaire kaders waarop VWS de ova toe past. Tot slot voorziet
het ova-convenant niet in het differentiëren in ova-percentage. Dit zou alleen kunnen
met instemming van een representatieve meerderheid van werkgevers.
Vraag 30:
Wat zouden de budgettaire effecten zijn als er een bestuurlijk akkoord gesloten zou
worden dat de totale salarissen in de zorg met één extra procentpunt verhoogd zouden
worden?
Antwoord:
Het budgettaire beslag dat daarmee gemoeid is, bedraagt naar huidige inzichten circa
€ 670 miljoen7.
Vraag 31:
Wat zijn de meest recente cao's die in de zorg zijn afgesloten en welke loonstijgingen
werden daarmee afgesproken voor welke sectoren?
Antwoord:
Hieronder vindt u een overzicht van de grootste lopende cao’s binnen de zorg inclusief
looptijd en de afgesproken loonstijgingen.
Cao
Looptijd
Cao-loonstijging in 2021, 2022 en 2023
Umc’s
1-1-2021 t/m 31-12-2023
− 2% voor schalen 1 t/m 10, 3,5% voor schalen 7 t/m 10 en 1% voor schalen 11 en hoger
per 1-8-2021
− 2% voor schalen 1 t/m 10 en 1% voor schalen 11 en hoger per 1-1-2022
− salarisverhoging voor 2023 wordt nog bepaald
Ziekenhuizen (en ambulance)
1-7-2021 t/m 31-1-2023
− 3% per 1-1-2021 (oude cao)
− 2% (met bodem van 90 euro) per 1-1-2022
− Extra periodiek voor midden loongebouw (fwg 40 tot en met fwg 65)
GGZ
1-12-2021 – 31-12-2024
− 2,1% per 1-6-2021 (oude cao)
− Extra trede voor fwg 35 t/m 65 per 1-1-2022
− 2% per 1-7-2022
− 2% per 1-5-2023
Huisartsenzorg
1-1-2022 t/m 31-12-2023
− 2% per 1-6-2021 (oude cao)
− 3% voor de schalen 1 tot en met 9 en 2% voor de schalen 10 en hoger per 1-5-2022.
− 2,6% per 1-5-2023
− eindejaarsuitkering wordt in 2022 met 1% verhoogd en in 2023 met 0,83%.
Gehandicaptenzorg
1-10-2021 t/m 31-1-2024
− 3,15% per 1-6-2021 (oude cao)
− Extra trede voor fwg 35 t/m 50
− 2,2% per 1-5-2022
− 3,2% per 1-5-2023
VVT
1-1-2022 t/m 31-12-2023
− 3% per 1-7-2021 (oude cao)
− 2% (met bodem 65 euro) per 1-3-2022
− 1,25% extra voor fwg 25 t/m 65 per 1-3-2022
− Schrappen van aanlooptredes fwg 15 t/m 55 per 1-3-2022
− 3% per 1-3-2023
Jeugdzorg
1-1-2021 t/m 31-12-2023
− 2% per 1-1-2021
− 3% per 1-1-2022
− 3% per 1-1-2023
Geboortezorg
1-1-2022 t/m 30-06-2023
− 3% per 1-3-2022
− Per 1-1-2023 schrappen aanloopperiodieken schalen 15 t/m 50 en toevoegen extra periodiek
aan einde schaal 35 t/m 50
− 2% per 1-2-2023
Sociaal werk
1-7-2021 t/m 30-6-2023
− 2,5% per 1-12-2021
− 1,13% per 1-1-2022 voor de schalen 4 tot en met 9
− 2% per 1-1-2023
Vraag 32:
Kunt u een totaaloverzicht geven van de samenstelling van de onderuitputting van € 114
miljoen op de VWS-begroting?
Antwoord:
De onderuitputting op de VWS-begroting is opgebouwd uit een groot aantal mutaties.
Alle mutaties die per saldo leiden tot € 114 miljoen onderuitputting vindt u in de
memorie van toelichting bij de suppletoire wet onder de verschillende (beleids)artikelen.
De grootste meevallers doen zich voor op diverse apparaatsbudgetten (€ 13,6 miljoen)
en bij de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (€ 13,5 miljoen).
Daarnaast zijn er lagere kosten voor de implementatie van de Donorwet (€ 8,3 miljoen)
en hogere ontvangsten door een terugvordering bij ZonMw (€ 23,4 miljoen). Er zijn
ook enkele tegenvallers, zoals het wisselkoerseffect op de zorguitgaven in Caribisch
Nederland (€ 13,6 miljoen).
Vraag 33:
Kunt u nader toelichten waarom er naar verwachting in 2022 sprake is van een lager
dan geraamd beroep op de Tegemoetkoming Amateur Sport Organisaties (TASO)-regeling
en Tegemoetkoming Verhuurders Sportaccommodaties (TVS)-regeling (€ 42,7 miljoen)?
Antwoord:
Er is in 2022 een minder hoog beroep gedaan op de TASO en TVS dan eerder begroot.
Uit een evaluatie van eerdere COVID-19 steunpakketten
8 bleek het sport specifieke steunpakket in de meeste gevallen toereikend te zijn geweest
om de financiële continuïteit van de gebruikers van het steunpakket te borgen. In
de evaluatie valt te lezen dat de gebruikers over het algemeen tevreden waren over
de tegemoetkoming, en de ontvangen steun werd door 70% van de gebruikers als toereikend
benoemd. Het is denkbaar dat de laatste rondes van de TASO en TVS op gelijke manier
ontvangen zijn, en daarmee toereikend zijn geweest.
Vraag 34:
Wat is de oorzaak van de onderbesteding van € 7,3 miljoen in de uitvoering?
Antwoord:
De oorzaak van de onderbesteding van € 7,3 miljoen die in de uitvoering is ontstaan
is divers en zit breed verdeeld over de artikel 6. Zo is een deel van de onderbesteding
het gevolg van pas later in het jaar beschikbaar komen van de Coalitieakkoordmiddelen.
Hierdoor is een aantal beoogde voornemens zoals financiële toegankelijkheid bij sportevenementen,
landelijke projecten en deelplan Bewegen niet of niet volledig tot besteding gekomen.
Daarnaast is van een aantal voornemens uit de oorspronkelijke begroting van sport
de uitgaven lager dan geraamd waardoor vrijval van budget is ontstaan. Voorbeelden
zijn evenementen, monitoring, uitwerking deelakkoord Topsport en vrijval van middelen
voor loonbijstelling.
Vraag 35:
Waarop ziet de «overdekking op de begroting van het Wlz-kader» en hoe verhoudt die
tot over- of onderdekking in eerdere jaren?
Antwoord:
Jaarlijks wordt via het jaarverslag van VWS een aansluiting gemaakt tussen het landelijke
Wlz-kader dat wordt verdeeld door de NZa en de beschikbare middelen op de begroting.
Voor het jaar 2021 is deze aansluiting toegelicht in tabel 11c van het Jaarverslag
VWS 20219.
Vooruitlopend op het Jaarverslag 2022 is ten behoeve van de Najaarsnota 2022 opnieuw
deze aansluiting gemaakt. Hieruit blijkt een overdekking voor het jaar 2022 van € 70
miljoen. De overdekking kwam voort uit een andere indeling van de begroting ten aanzien
van de verdeling van middelen over zorg in natura en pgb, die is gemaakt om beter
aan te sluiten bij de realisaties. Over- of onderdekking was in eerdere jaren niet
aan de orde.
Vraag 36:
Hoe verlopen de aanvullende contracteerafspraken over 2022 tussen zorgverzekeraars
en zorgaanbieders over de compensatie van de (energie)prijzen?
Antwoord:
Zoals ook in het antwoord op vraag 18 is aangegeven, kunnen individuele zorgaanbieders
met problemen als gevolg van stijgende (energie)prijzen zich melden bij hun zorgverzekeraars.
Ik beschik niet over een overzicht van individuele zorgaanbieders die zich tot hun
zorgverzekeraars hebben gewend voor aanvullende contracteerafspraken over 2022. Het
contracteringsproces is onderwerp van monitoring door de NZa.
Vraag 37:
In hoeverre is er een loonkloof te zien tussen de salarisschalen in de zorg voor verzorgend
en verplegend personeel en de markt (zie ook SER-rapport)? Indien deze er is, hoeveel
zou het kosten om dit te corrigeren?
Antwoord:
U refereert aan de salarisachterstand zoals geconstateerd in het beloningsonderzoek
van AWVN uit 2021. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de salarissen in het midden
van het loongebouw in 4 van de 5 onderzochte cao’s in de zorg achterlopen op het gemiddelde
in de markt en publieke sector. Om de lonen in het midden van het loongebouw extra
te kunnen laten stijgen zijn vorig jaar met Prinsjesdag structureel extra middelen
(€ 675 miljoen) beschikbaar gesteld. We zien in nagenoeg alle cao’s in zorg en welzijn
dat er vervolgens ook afspraken zijn gemaakt om deze groep er extra op vooruit te
laten gaan.
Zoals aangekondigd in de antwoorden op de vragen over het Programma Toekomstbestendige
Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ)10 ben ik voornemens om via een breed onderzoek de actuele stand van zaken met betrekking
tot de beloning in de zorg, ook ten opzichte van andere sectoren, in kaart te brengen.
Vooruitlopend op dat onderzoek kan ik daarmee de hoogte van de actuele loonkloof niet
precies vaststellen. Uitgaande van de beloningsverschillen uit het AWVN-onderzoek
uit 2021 en dat met de € 675 miljoen circa 1,5% van de achterstand is gedicht, zou
het inlopen van de rest van de arbeidstand ten opzichte van de markt door het extra
indexeren van de salarisschalen in het midden van het loongebouw naar schatting circa
€ 3 miljard kosten.
Vraag 38:
Kunt u aangeven wat er met de terugvordering van niet gerealiseerde voorschotten aan
de Landelijke Coördinatie COVID-19 Bestrijding (LCCB), GGD-meerkosten en Stichting
Open Nederland gebeurt?
Antwoord:
De betreffende voorschotten zijn beschikbaar gesteld uit de generale (algemene) middelen
van het Rijk ter bestrijding van de coronapandemie. Bij de afrekening van deze voorschotten
vallen de niet bestede middelen vrij ten gunste van het generale beeld.
Vraag 39:
Waarom wordt de uitgavenraming rijksbijdrage Wet langdurige zorg (Wlz) naar beneden
bijgesteld met € 1,35 miljard? Welke factoren spelen daarbij een rol?
Antwoord:
De neerwaartse bijstelling van de Rijksbijdrage Wlz met € 1,35 miljard bij Najaarsnota
volgt op een opwaartse bijstelling van € 1,0 miljard bij Voorjaarsnota. Per saldo
is er sprake van een neerwaartse bijstelling van € 350 miljoen ten opzichte van de
raming in de VWS-begroting 2022. De raming van de rijksbijdrage Wlz kent doorgaans
grote fluctuaties gedurende het jaar. Dat was ook in 2022 het geval. De belangrijkste
oorzaak van deze fluctuaties ligt in bijgestelde ramingen van de premieopbrengsten,
die doorwerken in het vermogen van het Fonds langdurige zorg en daarmee op de hoogte
van de Rijksbijdrage.
Vraag 40:
Wat gebeurt er met de € 1,35 miljard die vrijkomt door het naar beneden bijstellen
van de uitgavenraming rijksbijdrage Wlz? Wordt die ergens anders aan uitgegeven of
is dat geld over?
Antwoord:
De Rijksbijdrage Wlz heeft een boekhoudkundig karakter en is bedoeld om tekorten in
het Fonds langdurige zorg (Flz) aan te vullen, zodanig dat het fonds aan het einde
van het jaar naar verwachting een vermogen heeft van nul. In de Rijksbegroting is
sprake van een scheiding van inkomsten en uitgaven. De hoogte van de Rijksbijdrage
zegt niets over de ruimte voor uitgaven onder het Uitgavenplafond Zorg (UPZ), alleen
over de mate waarin de uitgaven aan langdurige zorg vanuit het Flz in evenwicht zijn
met de inkomsten van het Flz uit onder andere Wlz-premies, en hoeveel er daarnaast
nog ten laste van het EMU-saldo nodig is voor de uitgaven aan langdurige zorg. Door
meevallers bij de premie-inkomsten is er minder Rijksbijdrage nodig en verbetert het
EMU-saldo. De ruimte onder het UPZ verandert hierdoor echter niet en er is dus ook
geen geld over dat anders besteed wordt.
Vraag 41:
Wat gebeurt er met de € 305 miljoen die vrijkomt door de bijstelling raming NAAT testen
(mei – juli)? Wordt die ergens anders aan uitgegeven of is dat geld over?
Antwoord:
De middelen zijn generaal beschikbaar gesteld en daarbij is de afspraak gemaakt dat
niet uitgegeven middelen terugvloeien naar de schatkist. Daarbij leiden ze tot een
verbetering van het EMU-saldo.
Vraag 42:
Wat gebeurt er met de € 340 miljoen die vrijkomt door de bijstelling raming NAAT testen
(aug – dec)? Wordt die ergens anders aan uitgegeven of is dat geld over?
Antwoord:
De middelen zijn generaal beschikbaar gesteld en daarbij is de afspraak gemaakt dat
niet uitgegeven middelen terugvloeien naar de schatkist. Daarbij leiden ze tot een
verbetering van het EMU-saldo.
Vraag 43:
Wat gebeurt er met de € 225 miljoen die vrijkomt door de onderbesteding in de «ruimte
opdrachten COVID»? Wordt die ergens anders aan uitgegeven of is dat geld over?
Antwoord:
Dit betreft generale middelen die specifiek beschikbaar zijn gesteld voor de bestrijding
van de covidpandemie. De middelen die vrijvallen door de onderbesteding vloeien daarom
weer terug naar de staatskas.
Vraag 44:
Wat gebeurt er met de € 428 miljoen die vrijkomt door de onderbesteding bij «Antigeentesten
en zelftesten»? Wordt die ergens anders aan uitgegeven of is dat geld over?
Antwoord:
De middelen zijn generaal beschikbaar gesteld en daarbij is de afspraak gemaakt dat
niet uitgegeven middelen terugvloeien naar de schatkist. Daarbij leiden ze tot een
verbetering van het EMU-saldo.
Vraag 45:
Hangen de lagere kosten dan geraamd voor opleiding tot forensische arts samen met
de tekorten in dit beroep? Hoeveel opleidingsplekken kunnen bekostigd worden van deze
€ 1,2 miljoen? Welke acties worden ingezet om meer forensische artsen op te leiden?
Antwoord:
De lagere kosten dan geraamd voor de opleiding tot forensisch arts hangen in die zin
samen met de tekorten in dit beroep, dat in de afgelopen jaren minder studenten zich
hebben aangemeld dan waarvoor was begroot. Daardoor ontstond in 2022 een restbedrag
van € 1,2 miljoen. De opleidingskosten bedragen in 2022 ca. € 120.000 per fte.
Bij brief van 15 november 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de noodzakelijke structurele
maatregelen om de forensische geneeskunde en daarmee ook de dienstverlening aan gemeenten,
politie en OM op de lange termijn te versterken.
11 Dit is nodig om het beroep van forensisch arts aantrekkelijker te maken, zodat er
in de toekomst voldoende studenten instromen.
De uitvoering van deze maatregelen vergt een structurele investering van ca. € 20
miljoen per jaar. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) is met ingang
van 2025 oplopend € 9,5 miljoen structureel beschikbaar. Zoals de Minister van JenV
aangaf tijdens de begrotingsbehandeling van JenV op 17 november jl. zoeken de verantwoordelijke
ministers op dit moment nog naar aanvullende middelen voor deze opgave.
Vraag 46:
Kunt u uitgesplitst per vaccinatieronde aangeven hoeveel vaccinaties voor niet-mobiele
thuiswonenden zijn gezet? Kunt u daarbij aangeven hoeveel er door de huisartsen zijn
gezet en hoeveel door GGD’en?
Antwoord:
Voor de basisserie is het niet mogelijk om een uitsplitsing te geven. Door de GGD-en
werden tijdens deze ronde weinig niet-mobiel thuiswonenden gevaccineerd. Voor de overige
uitvoerders is niet geregistreerd of het om niet-mobiel thuiswonenden ging.
Tijdens de boostercampagne zijn er circa 12.000 niet-mobiel thuiswonenden gevaccineerd
door de GGD-en. Niet-mobiel thuiswonenden die door de huisartsen zijn gevaccineerd
zijn ook deze ronde niet geregistreerd.
Tijdens de voorjaarscampagne hebben de GGD-en circa 20.000 niet-mobiel thuiswonenden
gevaccineerd. Bij de SNPG zijn momenteel circa 14.000 declaraties ingediend door huisartsen
voor het vaccineren van niet-mobiel thuiswonenden tijdens de voorjaarscampagne. In
totaal zijn er daarmee circa 34.000 vaccinaties bij niet-mobiel thuiswonenden gezet
in deze ronde.
Tijdens de najaarsronde hebben de GGD-en circa 27.000 niet-mobiel thuiswonenden gevaccineerd.
Bij de SNPG zijn momenteel circa 23.000 declaraties door huisartsen ingediend voor
het vaccineren van niet-mobiel thuiswonenden. In totaal zijn er daarmee circa 50.000
niet-mobiel thuiswonenden gevaccineerd tijdens de najaarsronde.
Het is belangrijk om aan te geven dat deze cijfers gebaseerd zijn op grove schattingen
en aannames. Voor betrouwbaardere cijfers is een uitgebreidere analyse nodig.
Vraag 47:
Hoe beoordeelt u de gekozen strategie voor het vaccineren van niet-mobiele thuiswonenden?
Heeft deze aan de verwachtingen voldaan of zou u bij een eventuele volgende ronde
voor een andere strategie kiezen?
Antwoord:
Bij het vaccineren van niet-mobiel thuiswonenden kies ik voor een strategie waarbij
GGD’en verantwoordelijk zijn voor het vaccineren van deze groep. Naast de GGD’en,
vaccineren ook de huisartsen hun eigen patiënten die niet-mobiel zijn. Dit gebeurt
in samenwerking met de lokale GGD-en. Deze strategie heeft aan mijn verwachtingen
voldaan en ik ben tevreden met de behaalde resultaten, omdat op deze manier ook kwetsbare
mensen die niet naar een vaccinatielocatie kunnen komen op een laagdrempelige manier
een vaccinatie kunnen ontvangen en daarmee beschermd zijn tegen het virus. Vooralsnog
blijft deze route van vaccineren daarom bestaan.
Vraag 48:
Waarom is de werving van personeel voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) later op gang gekomen? Waar vloeien de niet-bestede middelen door deze late
werving naar toe?
Antwoord:
Vanuit het coalitieakkoord zijn additionele middelen halverwege het jaar beschikbaar
gekomen en vanuit de aanvullende post van het Ministerie van Financiën toegevoegd
aan de begroting vanuit VWS. Nadat de middelen beschikbaar waren op de VWS-begroting
is de uitvoering gestart. Ook de werving is toen direct opgestart maar mede als gevolg
van de huidige arbeidsmarkt is de gewenste bezetting pas per einde van het jaar bereikt.
Dit betekent dat de middelen niet voor een heel jaar benut zijn. De niet-bestede middelen
maken onderdeel uit van de onderuitputting op de VWS begroting.
Vraag 49:
Wat gaat uw ministerie doen om de vrijgekomen middelen door de late werving van NVWA-personeel
alsnog uit te geven in 2022?
Antwoord:
De middelen zijn niet volledig benut in het lopende jaar en kunnen in 2022 niet meer
uitgegeven worden. Na het toevoegen van de coalitieakkoord middelen op de VWS-begroting
halverwege het jaar is met de werving gestart, maar is als gevolg van de huidige arbeidsmarkt
de gewenste bezetting pas per einde van het jaar bereikt. De niet-bestede middelen
maken onderdeel uit van de onderuitputting op de VWS begroting.
Vraag 50:
Op hoeveel deelnames voor de Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) was gerekend in
2021 en 2022 en wat zijn de werkelijke aantallen?
Antwoord:
In 2021 was rekening gehouden met 94.430 deelnames aan de NIPT. Uiteindelijk hebben
in 2021 100.603 zwangeren deelgenomen. Dit aantal ligt hoger dan verwacht, mede vanwege
het toegenomen aantal geboortes in 2021.
In 2022 is rekening gehouden met 99.500 deelnames aan de NIPT. Het definitieve aantal
deelnames in 2022 is nog niet bekend.
Vraag 51:
Wat is de oorzaak van de vertraging in de uitvoering van de Inhaalcampagne van HPV-vaccinatie
voor 18–26 jarigen?
Antwoord:
Het initiële streven voor de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne voor jongvolwassenen
was te starten in 2021. Voor de uitvoering van deze aanvullende campagne heeft het
RIVM samen met verschillende betrokkenen een scenarioverkenning uitgevoerd.
Uiteindelijk is de GGD gevraagd om uitvoering te geven aan de campagne. De potentiële
grootte van de campagne is een flinke opgave voor de GGD’en. Door de omvang van de
opgave, in combinatie met de hoge werkdruk bij de GGD door de COVID-19 pandemie, is
het helaas niet gelukt om eerder te starten met de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne.
De campagne zal starten in 2023.
Vraag 52:
Waarom is er vertraging opgelopen in de uitvoering van de inhaalcampagne van HPV-vaccinaties?
Antwoord:
Het initiële streven voor de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne voor jongvolwassenen
was te starten in 2021. Voor de uitvoering van deze aanvullende campagne heeft het
RIVM samen met verschillende betrokkenen een scenarioverkenning uitgevoerd.
Uiteindelijk is de GGD gevraagd om uitvoering te geven aan de campagne. De potentiële
grootte van de campagne is een flinke opgave voor de GGD’en. Door de omvang van de
opgave, in combinatie met de hoge werkdruk bij de GGD door de COVID-19 pandemie, is
het helaas niet gelukt om eerder te starten met de aanvullende HPV-vaccinatiecampagne.
De campagne zal starten in 2023.
Vraag 53:
Waar vloeit de € 52 miljoen, die overblijft na minder garanties te betalen voor de
analyse van PCR-testen, naartoe?
Antwoord:
De middelen zijn generaal beschikbaar gesteld en daarbij is de afspraak gemaakt dat
niet uitgegeven middelen terugvloeien naar de schatkist. Daarbij leiden ze tot een
verbetering van het EMU-saldo.
Vraag 54:
Hoe verklaart u de € 40 miljoen lagere uitgaven voor dure COVID-19-geneesmiddelen?
Antwoord:
Het desbetreffende budget hield rekening met de verwachte introductie van verschillenden
nieuwe COVID-19 geneesmiddelen in 2022, maar ook met een mogelijke sterke stijging
van het gebruik, een zogeheten worst-case scenario. Denk dan aan een besmettingspiek in de herfst van dit jaar. Het aantal besmettingen
lijkt vooralsnog lager dan ingeschat, specifiek het aantal mensen dat een behandeling
met een desbetreffend geneesmiddel zou ondergaan. Daar komt bij dat verschillende
nieuwe geneesmiddelen wel zijn geïntroduceerd, maar minder werkzaam bleken tegen de
nieuwe varianten van het virus. Gebruik wordt soms zelfs ontraden door de beroepsgroep.
Door deze factoren is de inzet van geneesmiddelen lager uitgevallen dan eerder is
ingeschat en is dus ook minder geld uitgegeven aan de inkoop hiervan.
Vraag 55:
Waaruit bestaan de kosten van € 6 miljoen nabetaling over 2020 aan de GGD'en en Veiligheidsregio's?
Antwoord:
De nabetaling van € 6 miljoen. betreft de vergoeding van de meerkosten die GGD’en
en Veiligheidsregio’s in 2020 hebben gemaakt voor de bestrijding van COVID-19.
Voor de GGD’en ging het o.a. om de vergoeding kosten voor bron- en contactonderzoek,
bemonstering en meerkosten die ontstaan in de reguliere taken van GGD’en, bijvoorbeeld
het inhalen van werkachterstanden door overwerk of inhuur.
Voor de Veiligheidsregio’s ging het o.a. om de vergoeding voor inkoop en distributie
van persoonlijke beschermingsmiddelen en om de extra kosten voor personeel in de crisisteams,
de ondersteuning van de bestuurlijke opschaling en de GHOR.
Vraag 56:
Kunt u specifieker en gedetailleerder uitleggen waarom het bedrag voor curatieve geestelijke
gezondheidszorg (ggz) wordt verlaagd met € 2,9 miljoen? Om wat voor een herschikking
gaat het? Wat zijn de mutaties die geleid hebben tot een verlaging van het budget?
Antwoord:
Er bleken minder middelen nodig te zijn dan verwacht en het budget is dientengevolge
met € 1,6 miljoen verlaagd. Het resterende deel van de lagere uitgaven betrof meerdere
technische overboekingen, waaronder een overboeking van ca. € 0,7 miljoen voor uitvoering
van de Campagne «Hey, het is oké»; een bedrag van ca. € 0,4 miljoen voor Vervolg Publiekscampagne
Depressie en een overboeking van € 0,2 miljoen voor landelijk meldpunt zorgwekkend
gedrag.
Vraag 57:
Welke voorgenomen subsidies op het terrein van leveringszekerheid hebben geen doorgang
gevonden en wat is de reden daarvan?
Antwoord:
Het betreft hier allereerst een post van € 0,5 miljoen voor de kosten van de voorbereiding
voor deelname aan de tweede ronde van IPCEI Health (Important Projects of Common European
Interest), gericht op innovatie in de medische technologie. De gesprekken met deelnemende
andere Europese lidstaten over de specifieke reikwijdte hiervan lopen nog. Daarom
kan de voorbereiding nog niet starten en wordt het voor 2022 gereserveerde budget
niet ingezet.
Daarnaast betreft het een post van € 1,5 miljoen voor mogelijke inzet in 2022 op opschaalbare
productie voor persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). Op dit moment wordt onderzocht
wat vanuit de huidige situatie de meest doelmatige inzet is van de budgetten die in
komende jaren beschikbaar zijn voor dit doel. Hierbij vergelijk ik opties voor inzet
op opschaalbare productie in Nederland voor het borgen van voldoende PBM bij een volgende
(gezondheids)crisis met andere mogelijkheden om de beschikbaarheid te borgen, bijvoorbeeld
het aanhouden van een nationale voorraad of voorraden bij leveranciers. Dit betreft
een meerjarige reeks. Omdat het onderzoek nog loopt, wordt het voor 2022 gereserveerde
budget niet ingezet.
Vraag 58:
Op welke andere subsidies is vertraging opgetreden en wat is de oorzaak van deze vertraging?
Antwoord:
Allereerst is in verband met het uitvoeren van een haalbaarheidsanalyse later dan
gepland in het jaar gestart met een vervolgfinanciering voor een onderzoeksprogramma
rond antibioticaresistentie. Verder is de start van de opleiding voor de specialisatie
tot donorarts later dan aanvankelijk werd voorzien, waardoor in 2022 geen budget nodig
was. Tevens is een bijdrage voor de deelname in een Europees project rond tekorten
van geneesmiddelen door inzet van personeel gerealiseerd, waardoor de geplande financiële
bijdrage vervalt.
Vraag 59:
Wat is de reden dat de € 5 miljoen voor FAST (Future Affordable and Sustainable Therapies)
niet tot besteding komt?
Antwoord:
De € 5 miljoen was voorzien voor het realiseren van opleidingsaanbod op het gebied
van therapieontwikkeling op geleide van het expertisecentrum FAST. In afstemming met
veldpartijen die het opleidingsaanbod zouden gaan realiseren bleek dat het niet haalbaar
was om het opleidingsaanbod te realiseren voor budget wat alleen beschikbaar is in
2022. Daarom is het budget niet tot besteding gekomen.
Vraag 60:
Hoe komt het dat ggz-aanbieders nog niet in staat zijn zorg voor onverzekerden te
declareren bij het CAK? Wat is hiervan het effect op de toegankelijkheid van de ggz
voor onverzekerden?
Antwoord:
Ggz-aanbieders kunnen niet declareren bij het CAK vanwege de vertraagde oplevering
van de ICT-module die het mogelijk maakt om hard-copy facturen te versturen. Ggz-aanbieders
hebben laten weten dat de implementatie van deze module begin 2023 staat gepland.
Dit betekent dat voor een deel van de facturen
uit 2022 de declaratietermijn wordt overschreden. Het Ministerie van VWS is akkoord
gegaan met de overschrijding van de declaratietermijn, zodat de facturen in 2023 door
het CAK worden vergoed. Er is geen effect op de toegankelijkheid van de ggz voor onverzekerden.
Vraag 61:
Kunt u specifieker en gedetailleerder uitleggen waarom het bedrag voor curatieve ggz
wordt verlaagd met € 6,8 miljoen? Om wat voor een herschikking gaat het? Wat zijn
de mutaties die geleid hebben tot een verlaging van het budget? Wat betekent dat een
deel van de activiteiten in het kader van destigmatisering via een opdracht worden
uitgevoerd? Hoeveel minder geld gaat er in totaal naar de ggz?
Antwoord:
De verlaging van het budget betreft voornamelijk technische mutaties. Het budget is
met circa € 2 miljoen verlaagd, omdat een deel van de activiteiten in het kader van
destigmatisering niet langer met een subsidie maar met een opdracht wordt uitgevoerd.
Het opdrachtenbudget is met hetzelfde bedrag (€ 2 miljoen) verhoogd om de activiteiten
in het kader van destigmatisering uit te voeren; hierdoor wordt er evenveel geld aan
dezelfde activiteiten uitgegeven. Verder is middels een technische mutatie een bedrag
van € 3,5 miljoen overgeheveld van de subsidies Curatieve ggz van het artikelonderdeel
3 Ondersteuning van het zorgstelsel naar subsidies Curatieve GGZ onder artikelonderdeel
1 Kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg. Daarnaast is er een aantal
kleinere technische mutaties (kleiner dan € 2,5 miljoen).
In totaal is dus € 6,8 miljoen verschoven van curatieve ggz naar andere artikelonderdelen.
Vraag 62:
Hoeveel mensen zijn voor hun coronavaccinatie doorverwezen naar een allergoloog? En
voor hoeveel mensen was het vanwege een allergie niet mogelijk een coronavaccinatie
te halen?
Antwoord:
Op dit moment hebben wij geen zicht op het aantal mensen dat voor een coronavaccinatie
is doorverwezen naar de allergoloog. Dit omdat de doorverwijzing via de huisarts gebeurt
en bij de registratie van de vaccinatie niet vermeld wordt waar of door wie iemand
is gevaccineerd.
Het komt zeer zelden voor dat iemand niet gevaccineerd kan worden als gevolg van een
allergie. Een allergische reactie op een vaccinatie wordt veroorzaakt door één of
meerdere van de hulpstoffen in de vaccins. De hulpstoffen in mRNA-vaccins verschillen
van de hulpstoffen in vector- of eiwit-vaccins. Het is daarom bijna altijd mogelijk
dat iemand met een allergie voor een bepaald vaccin alsnog gevaccineerd kan worden
met een ander vaccin. In Nederland zijn de vaccins van Janssen (vector vaccin) en
Novavax (eiwit vaccin) beschikbaar als alternatieven voor de mRNA-vaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna.
Vraag 63:
Kunt u aangeven hoeveel onverzekerbare vreemdelingen er in Nederland zijn?
Antwoord:
Ik heb geen zicht op het aantal onverzekerbare vreemdelingen in Nederland. Dit kan
niet worden afgeleid uit het aantal declaraties ten laste van de regeling onverzekerbare
vreemdelingen. Ik wil u erop attenderen dat er op 29 november 2022 vragen zijn gesteld
over het aantal ongedocumenteerden in Nederland door de leden Koekkoek (Volt), Kröger
(Groenlinks), Simons (Bij1) en Akerboom (PvdD) aan de Staatssecretaris van J&V.
Vraag 64:
Welke activiteiten met betrekking tot diverse VIPP-regelingen zijn uiteindelijk niet
uitgevoerd? Welke reden anders dan corona kan gegeven worden voor het niet uitvoeren
van deze activiteiten?
Antwoord:
Voor de VIPP-regeling van de ziekenhuizen (VIPP 1) heeft een aantal instellingen de
activiteiten niet uitgevoerd. Deze instellingen hebben het subsidiebedrag teruggestort
aan VWS. Eén van deze instellingen was IJsselmeerziekenhuizen dat de activiteiten
niet heeft uitgevoerd vanwege het faillissement.
Voor wat betreft VIPP GGZ zijn bij een aantal GGZ-instellingen de activiteiten niet
uitgevoerd. De redenen naast corona zijn divers. Een aantal instellingen is gefuseerd,
waarbij er nog maar recht was op één subsidie en dus een deel is terugbetaald. Enkele
instellingen hebben de resultaten uiteindelijk niet behaald, omdat de veranderopgave
te groot bleek of hun EPD-leverancier de technische eisen niet kon realiseren.
Uiteindelijk hebben zowel bij VIPP 1 als bij VIPP GGZ rond de 90% van de deelnemende
instellingen de resultaten wel behaald.
Vraag 65:
Op welke manier wordt gemonitord of er in het Fonds langdurige zorg geen tekorten
ontstaan?
Antwoord:
Het Zorginstituut is de beheerder van het Fonds langdurige zorg (Flz). Op basis van
baten en lasten van de Flz wordt elk jaar gekeken of er een tekort of overschot ontstaat.
Hierover wordt elk jaar gerapporteerd in het jaarverslag. In het jaarverslag wordt
ook aangegeven dat bij een tekort aan liquide middelen het Flz, volgens artikel 20
van de Wet financieringen sociale verzekeringen (Wfsv), uitsluitend gebruik maakt
van de kredietfaciliteiten die het Ministerie van Financiën verleent. Deze kredietfaciliteiten
hebben geen plafond, waardoor het Flz altijd in staat is aan zijn wettelijke verplichtingen
te voldoen. Eventuele tekorten worden op deze wijze aangevuld.
Vraag 66:
Waar vloeit de € 189,5 miljoen, vrij door lagere uitgaven dan eerder geraamd voor
COVID-19-vaccinaties, naartoe? Wat gaat u doen om deze gelden alsnog uit te geven?
Antwoord:
De middelen voor uitgaven aan vaccins zijn beschikbaar gesteld uit de generale (algemene)
middelen van het rijk en waren specifiek bedoeld voor de aanschaf van vaccins. Nu
de uitgaven aan vaccins lager zijn dan geraamd vloeien de resterende middelen weer
terug in de staatskas.
Vraag 67:
Wordt de onderuitputting van € 4 miljoen binnen de meerjarige inzet om zeggenschap
te bevorderen in de toekomst nog ingezet binnen dit kader of wordt er een andere bestemming
voor gezocht? Zo ja, welke bestemming is dat dan
Antwoord:
De onderuitputting van € 4 miljoen in 2022 loopt mee in de totale per saldo onderuitputting
op de VWS-begroting van € 113,6 miljoen. In 2023 wordt binnen het arbeidsmarktprogramma
Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ) gewerkt aan een actieplan ten
aanzien van een meerjarige inzet om zeggenschap te bevorderen. Daarbij wordt ook voorzien
in meerjarige financiële middelen.
Vraag 68:
Kan een overzicht gegeven worden van de ontwikkeling in de Overheidsbijdrage in de
Arbeidskostenontwikkeling (OVA)-ruimte van de afgelopen tien jaar, inclusief bedragen?
Antwoord:
Hieronder vindt u een overzicht van de ova-ruimte voor de jaren 2013 tot en met 2022
zowel in percentage als in miljarden euro’s via de begroting. Daarbij wijs ik u erop
dat voor de ova-ruimte in de begroting wordt gewerkt met een systeem van voor- en
nacalculatie voor de Wlz en de Zvw en dat daarmee percentages en bedragen niet synchroon
lopen.
Vastgestelde ova-percentage voor de jaren 2013 tot en met 2022
2013
2014
2015
2016
2017
OVA
2,64%
1,94%
0,08%
1,74%
2,04%
2018
2019
2020
2021
2022
OVA
2,96%
3,42%
3,28%
2,01%
4,42%
Ova-ruimte in miljarden euro’s zoals beschikbaar gesteld via de begroting
2013
2014
2015
2016
2017
OVA
0,9
1,4
0
0,7
0,9
2018
2019
2020
2021
2022
OVA
1,7
1,9
1,1
1,0
2,2
Vraag 69:
Wat kan het lagere aantal Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO)-gebruikers in 2022
verklaren? Wat zijn de verwachtingen voor het aantal gebruikers in 2023?
Antwoord:
In 2022 viel het aantal PGO-gebruikers lager uit dan voorzien door vertragingen en
uitstel in de VIPP-programma’s. Als gevolg hiervan is met name de ontsluiting vanuit
de ziekenhuizen later dan voorzien mogelijk geworden en is de eis van het realiseren
van PGO-gebruik onder 5% van de ziekenhuispatiënten in een periode van 30 dagen naar
juni 2023 verschoven. Ook is in 2022 hard gewerkt aan het verbeteren van de gegevensuitwisseling
en het vergemakkelijken van het inlogproces voor PGO’s. In totaal zijn er in 2022
ongeveer 60.000 unieke nieuwe PGO-gebruikers bijgekomen en is een stijgende lijn in
het aantal PGO-gebruikers zichtbaar. Ik heb extern bureau Gupta gevraagd om een inschatting
te maken van het PGO-gebruik in de komende jaren. In de komende voortgangsbrief over
PGO’s zal ik uw Kamer over het verwacht aantal PGO-gebruikers informeren; de voortgangsbrief
is in het eerste kwartaal van 2023 voorzien.
Vraag 70:
Kan een toelichting gegeven worden op de «zorgzandbak»?
Antwoord:
VWS heeft het Zorginstituut Nederland (ZIN) gevraagd om het veld meer te voorzien
van guidance rondom digitale zorg om daarmee de inzet van digitale zorg in de praktijk
te stimuleren en te borgen. Dat heeft het ZIN onder meer gedaan met de zogenaamde
Zorgzandbak (ZZB). Binnen ZZB worden aan de hand van een aantal exemplarische cases
knelpunten getackeld om tot opschaling van succesvolle methodes te komen. Daarbij
kijkt het ZIN zowel naar wat het zelf kan doen als ook naar andere partijen (NZa,
wetenschappelijke verenigingen, IGJ, verzekeraars etc.).
Binnen de ZZB zijn langs zeven clusters knelpunten voor opschaling gevonden:
a. Financiering en bekostiging
b. Richtlijnen kwaliteit
c. Toegang tot digitale zorg en ondersteuning
d. Organisatie en samenwerking
e. Leer- en verandervermogen
f. Informatie en communiceren
g. Rechtmatigheid
De Zorgzandbak wordt in 2022 afgerond en de diverse knelpunten worden ingebracht bij
de verschillende partijen die een rol hebben bij de oplossing, onder meer bij de diverse
IZA-tafels.
Vraag 71:
Op welke manier denkt u de samenleving te informeren bij het eventueel opnieuw activeren
van de CoronaMelder?
Antwoord:
Heractivatie van CoronaMelder is in technische zin mogelijk. Hiervoor zal wel een
nieuwe wettelijke grondslag nodig zijn. Mocht dat in de toekomst wenselijk zijn dan
zal vanzelfsprekend ook aandacht worden besteed aan passende publiekscommunicatie
over het opnieuw activeren en inzetten van de app. De precieze vorm van die communicatie
zal afhangen van de situatie op dat moment.
Vraag 72:
Kan gedetailleerder worden uitgelegd wat er per abuis mis is gegaan met de tegemoetkomingsregeling
voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg?
Antwoord:
In de 1e suppletoire begroting 2022 is per abuis het totaalbedrag van € 21,4 miljoen toegelicht
dat in 2022 door VWS beschikbaar is gesteld aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven
voor de tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg, terwijl
alleen het eerste deel van € 1,8 miljoen was overgeboekt naar het SGM. De overboeking
van het tweede deel van € 19,6 miljoen heeft plaatsgevonden bij de 2e suppletoire begroting, waardoor deze mutatie nu opnieuw wordt toegelicht. Dit heeft
verder geen gevolgen gehad voor de uitvoering van het beleid.
Vraag 73:
Waar is de € 6,2 miljoen ten behoeve van de uitvoering van de Hervormingsagenda aan
besteedt, aangezien deze agenda nog niet is vastgesteld?
Antwoord:
In 2022 is € 9 miljoen van de aanvullende middelen voor jeugdzorg overgeheveld naar
de begroting van het Ministerie van VWS ten behoeve van de totstandkoming en uitvoering
van de Hervormingsagenda. Hierbij is met de VNG de afspraak gemaakt dat de niet uitgegeven
middelen weer terugvloeien naar het Gemeentefonds. In de loop van 2022 werd duidelijk
dat mede door vertraging in het proces circa € 2,8 miljoen niet kon worden uitgegeven
in 2022. Deze middelen zijn/worden met de decembercirculaire teruggestort naar het
Gemeentefonds.
De € 6,2 miljoen is in 2022 besteed aan de verdere uitwerking en totstandkoming van
de Hervormingsagenda. Het merendeel, circa € 4,4 mln. in 2022, is gegaan naar doorlopende
ondersteuning aan gemeenten en meer specifiek naar het ketenbureau en ondersteuningsteam
zorg voor de jeugd voor ondersteuning op thema’s als inkoop en complexe casuïstiek.
De overige uitgaven betreffen coördinatiekosten, ondersteuningskosten en kosten voor
het uitzetten van onderzoek.
Vraag 74:
Wordt de subsidieregeling continuïteit van cruciale jeugdzorg voor 2023 aangevuld
om wederom tot € 10 miljoen te komen of blijft het bij het resterende bedrag bij deze
regeling € 8,9 miljoen, afkomstig uit 2022?
Antwoord:
Vanuit de subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg is voor het jaar 2023 € 10
miljoen beschikbaar. Daarvan is reeds € 1,1 miljoen voor 2023 verleend. Dit betekent
dat er nog een bedrag van € 8,9 miljoen beschikbaar is.
Vraag 75:
Kunt u aangeven waarom de middelen voor accommodatiebeleid in 2022 niet tot besteding
komen?(art.6)
Antwoord:
Vanaf begin van de zomer van 2022 wordt samen met de sector gewerkt aan een strategisch
vastgoedplan voor topsportaccommodaties. Dit plan is nog in ontwikkeling en wordt
begin 2023 opgeleverd.
Aan de provincie Fryslân is een bedrag van € 1 miljoen voor noodzakelijke vervangingsinvesteringen
voor Thialf beschikbaar gesteld. Deze verplichting is administratief verantwoord als
Bijdrage aan een medeoverheid en niet ten laste van het subsidiebudget accommodatiebeleid
geboekt. Hierdoor is het beschikbare subsidiebudget voor het accommodatiebeleid in
2022 niet tot besteding gekomen.
Vraag 76:
Hoe komt het dat er minder uitkeringen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zijn
verstrekt en de uitvoeringskosten van de SVB lager waren dan begroot? Waar vloeien
deze niet bestede middelen naar toe? (art. 7)
Antwoord:
De betreffende uitkeringen zijn bestemd voor oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog
en de daaropvolgende onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië. De SVB baseert haar budget
op het aantal uitkeringen dat zij verwacht te verstrekken. Door natuurlijk verloop,
de groep oorlogsgetroffenen is op hoge leeftijd, neemt de doelgroep die in aanmerking
komt voor een uitkering op basis van de wetten voor Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen
ieder jaar af. Doordat er minder nieuwe aanvragen voor deze uitkeringen zijn ingediend
dan door de SVB begroot, zijn de uitvoeringskosten van de SVB uiteindelijk ook lager.
Niet bestede middelen vloeien terug naar het Ministerie van VWS. Zoals in het antwoord
op vraag 10 is aangegeven dient de totale onderuitputting op de VWS-begroting als
dekking voor steun aan zwembaden en de amateursport in het kader van de gestegen energieprijzen.
Vraag 77:
Hoeveel mensen die recht hebben op zorgtoeslag, maken hier geen gebruik van?
Antwoord:
De Belastingdienst schat in dat over 2015 het niet-gebruik Zorgtoeslag ongeveer 10%
bedraagt op een theoretische populatie van circa 4,5 miljoen gerechtigden. Bij circa
één vijfde van de niet-gebruikers gaat het om een toekenning tussen de € 2 en € 20
per maand. De groep niet-gebruikers is geen statische groep. Na een jaar blijkt de
helft van de groep niet-gebruikers te zijn uitgestroomd uit deze groep: een derde
omdat ze geen recht meer hebben en de overige ca. 15% omdat ze gebruiker zijn geworden.
Er komen ook continu nieuwe niet-gebruikers bij, doordat burgers die recht krijgen
op toeslagen deze niet altijd aanvragen.
Burgers worden steeds actiever gewezen op de mogelijkheid van het aanvragen van toeslagen
in het algemeen, bijvoorbeeld via Externe link:www.toeslagen.nl, Externe link:www.rijksoverheid.nl en bijbehorende massamediale campagnes. De Dienst Toeslagen zet daarnaast sociale
media in om burgers die recht hebben op toeslagen hierover te attenderen en stuurt
in samenwerking met DUO iedereen die 18 jaar wordt een brief om hen te wijzen op een
mogelijk recht op zorgtoeslag.
Ook de komende jaren blijft het verder terugdringen van het niet-gebruik een belangrijke
prioriteit voor de Dienst Toeslagen.
Vraag 78:
Welke verklaring ligt ten grondslag aan de afname van het budget voor eigen personeel
met € 8,7 miljoen en de verhoging van het budget voor externe inhuur met € 14,8 miljoen?
Antwoord:
Bij de tweede suppletoire begroting heeft een herijking plaatsgevonden van de prognose
van de personele kosten (eigen personeel en externe inhuur).
Het budget eigen personeel is per saldo met € 8,7 miljoen afgenomen. Dit wordt veroorzaakt
door een aantal neerwaartse en opwaartse bijstellingen. Er is minder budget uitgegeven
aan eigen personeel dan geraamd binnen DUS-i en directies die coronabeleid maken.
Dit leidt tot een daling van het budget met € 19,7 miljoen. Aanvullend is vanuit opdrachtgevers
ten behoeve van uitvoeringskosten DUS-i sprake van een overheveling van € 3,6 miljoen.
Daarnaast is sprake van onderuitputting VWS-breed als gevolg van het niet kunnen invullen
van vacatures (€ 4,7 miljoen), is er een overheveling van budget naar de raden voor
€ 1 miljoen en doorverdeling middelen t.b.v. versterking financiële functie (€ 1,5
miljoen). Opwaartse bijstellingen betreffen de loonbijstelling circa € 9 miljoen,
aflopende kosten voor Pd-Alt (€ 1 miljoen) en diverse kleinere bijstellingen en herschikkingen
die optellen tot € 5 miljoen.
Het budget inhuur externen is per saldo met € 14,8 miljoen toegenomen. De verhoging
is vooral te verklaren door de externe inhuur binnen DUS-i en COVID-directies (€ 19,7
miljoen). De budgettaire neerwaartse bijstelling bij eigen personeel leidt tot een
opwaartse bijstelling bij de externe inhuur. Ook heeft de loonbijstelling (€ 1,3 miljoen)
een opwaarts effect. Daarnaast is het budget externe inhuur afgenomen met € 6,2 miljoen,
onder meer door onderuitputting binnen RDO (€ 1,4 miljoen) en doorverdeling van de
middelen Informatiehuishouding/POK (€ 3,6 miljoen)
Vraag 79:
Wat verklaart de verhoging van de uitgavenraming voor apotheekzorg en hulpmiddelen?
Antwoord:
In de begroting 2023 is de uitgavenraming voor 2022 en latere jaren voor deze sectoren
bijgesteld op basis van de inschattingen van verzekeraars tot en met het tweede kwartaal
van 2022. Op basis van dezelfde rapportage tot en met het derde kwartaal zijn de verwachte
uitgaven aan apotheekzorg met € 154,6 miljoen en aan hulpmiddelen met € 11,9 miljoen
opwaarts bijgesteld. De oploop bij de apotheekzorg wordt onder andere veroorzaakt
door de instroom van het dure geneesmiddel Kaftrio en de effecten van de oplopende
inflatie. Daarnaast is er ook aanzienlijke groei bij specifieke diabetesmiddelen en
een aantal cardio-vasculaire middelen. Bij de hulpmiddelen is de oploop beperkt.
Vraag 80:
Wat verklaart de verlaging van de uitgavenraming voor wijkverpleging, ook tegen de
achtergrond van de verlaging van € 988,1 miljoen bij de Miljoenennota?
Antwoord:
Op basis van voorlopige uitvoeringscijfers van het Zorginstituut over de eerste twee
kwartalen (Q2) is de uitgavenraming 2022 voor wijkverpleging bij de Miljoenennota
met € 988,1 miljoen verlaagd. Op basis van voorlopige uitvoeringscijfers van het Zorginstituut
over de eerste drie kwartalen (Q3) zijn de Zvw-uitgaven 2022 bij de 2e suppletoire
begroting wederom geactualiseerd en is de verwachte onderschrijding 2022 toegenomen
tot € 1.119 miljoen. Al enkele jaren is een toenemende onderschrijding van het kader
wijkverpleging zichtbaar. Uit onderzoek door Equalis
12 in 2020 blijkt dat met name het zorginkoopbeleid van de zorgverzekeraars, de scherpere
discussie die gevoerd wordt over rechtmatigheid in combinatie met de verschuiving
van «zorgen voor» naar «zorgen dat» en de toenemende arbeidsmarktproblematiek de belangrijkste
verklaringen vormen voor de onderschrijding op het financieel kader wijkverpleging.
Zoals ik u onlangs heb geïnformeerd bij brief van 11 november 2022 met kenmerk Kamerstukken
II 2022/23, 29 248, nr. 337, was er daarnaast begin 2022 sprake van een hoog ziekteverzuim en omzetuitval, gerelateerd
aan de periode waarin corona sterk oplaaide. Daarom heb ik de opdracht gegeven tot
het maken van collectieve afspraken, die bijdragen aan de continuïteit van zorg.
Vraag 81:
Kunt u voor de actualisering van de Wlz-uitgaven een uitsplitsing geven naar deelsectoren/onderwerpen,
en kunt u de uitgesplitste mutaties toelichten?
Antwoord:
De deelsectoren/onderwerpen van de actualisering van de Wlz-uitgaven zijn:
Deelsectoren/onderwerpen
Bedragen x € 1 miljoen
Hulpmiddelen
-27,2
Tandheelkundige zorg Wlz
6,8
Beschikbaaheidbijdrage opleidingen Wlz
11,7
Diversen
1,2
Totaal
-7,5
In de VWS-begroting is bij de post hulpmiddelen uitgegaan van een stijging van de
uitgaven. De verwachting is dat de uitgaven voor de hulpmiddelen niet veel verschillen
van de uitgaven over 2021 en om die reden wordt de raming naar beneden bijgesteld.
Bij de raming van de tandheelkundige zorg Wlz is de mogelijke verklaring dat deze
stijging nog te maken heeft met de inhaalzorg als gevolg van Corona. Over de post
beschikbaarheidbijdrage opleidingen Wlz heeft de stijging van de raming onder andere
te maken met het volume van het aantal benodigde artsen. Artsen werken steeds meer
in deeltijd waardoor er een opwaartse trend is van het aantal benodigde artsen. Daarnaast
is er ook enig inhaaleffect als gevolg van corona. Instellingen zijn niet in staat
geweest tijdens de pandemie de opleidingsplaatsen volledig te realiseren. Dit heeft
een dempend effect gehad en er vindt nu een inhaal plaats. De post diversen bestaat
uit meerdere kleinere mutaties.
Vraag 82:
Klopt het dat u voor de Wlz wel, maar voor de Zorgverzekeringswet geen maatregelen
treft en financiële middelen reserveert ter compensatie van bovenmatig gestegen energiekosten?
Antwoord:
Voor zorgverzekeraars in de Zvw geldt dat we voor het jaar 2022 reeds eerder hebben
besloten tot macronacalculatie bij de somatische zorg. Dit betekent concreet dat zorgverzekeraars
bij compensatie van (energie)prijzen voor deze extra uitgaven in 2022 op macroniveau
voor 70% worden gecompenseerd vanuit het Zorgverzekeringsfonds. Voor zorgaanbieders
hebben we besloten dat het macrobeheersinstrument (mbi) in 2022 niet wordt ingezet
voor zover een eventuele overschrijding van het macrokader wordt veroorzaakt door
extra uitgaven van verzekeraars als compensatie van zorgaanbieders voor bovenmatige
stijging van (energie)prijzen. Hiermee voorkomen we dat compensatie van verzekeraars
voor bovenmatige kosten door aanbieders alsnog moet worden terugbetaald via het mbi.
Het is niet nodig en mogelijk de extra uitgaven als gevolg van compensatie bij voorbaat
te ramen.
Gelet op de systematiek in de Wlz hebben we besloten via een regeling ruimte aan zorgkantoren
en zorgaanbieders te bieden om maatwerkafspraken te maken in verband met bovenmatig
gestegen (energie)prijzen en daarvoor incidenteel € 100 miljoen beschikbaar te stellen.
Vraag 83:
Klopt het dat wanneer zorgverzekeraars financieel bijspringen om zorgaanbieders zoals
bijvoorbeeld ziekenhuizen te behoeden voor financieel onhoudbare situaties inzake
hoge energielasten, deze extra uitgaven van zorgverzekeraars kunnen leiden tot een
hogere zorgpremie?
Antwoord:
Ja, hogere uitgaven op grond van de zorgverzekeringswet worden voor ongeveer de helft
gefinancierd via hogere zorgpremies. Voor lagere inkomens wordt een groot deel van
deze stijging weer gecompenseerd door een hogere zorgtoeslag.
Vraag 84:
Wat zijn de mogelijkheden voor het u om in het geval van extra uitgaven van zorgverzekeraars
eventuele daaruit voortvloeiende premiestijging te voorkomen?
Antwoord:
Hiertoe heb ik geen mogelijkheden. De kosten van de zorg moeten betaald worden. Dat
gebeurt grofweg voor de helft via de nominale premie en voor de andere helft via de
inkomensafhankelijke bijdrage. Als de zorgkosten stijgen, dan stijgt de nominale premie
dus ook. Het kabinet steunt de lage en middeninkomens wel met de zorgtoeslag. De zorgtoeslag
stijgt automatisch mee met de gemiddelde premie voor de basisverzekering.
Vraag 85:
Heeft u al signalen gekregen van ziekenhuizen die volgend jaar in financiële problemen
komen vanwege de gestegen energiekosten? Zo ja, van hoeveel ziekenhuizen en welke
acties verbindt u hieraan? Worden de onderhandelingen tussen verzekeraars en deze
ziekenhuizen gemonitord?
Antwoord:
Ziekenhuizen verwachten in 2023 een grote kostenstijging, niet alleen als gevolg van
gestegen energiekosten, maar ook door hogere lonen en inflatie. Volgens de Nederlandse
Vereniging van Ziekenhuizen dreigt 90 procent van de ziekenhuizen daardoor in 2023
verlies te lijden. We herkennen de problematiek waarmee ziekenhuizen kampen en delen
de zorgen, maar hebben tegelijkertijd vertrouwen in de gemaakte (financiële) afspraken
in het IZA en hebben er ook vertrouwen in dat zorgverzekeraars in de lokale onderhandelingen
het noodzakelijke zullen doen om (waar nodig) ziekenhuizen te behoeden voor financieel
onhoudbare situaties. Overigens gaan we er van uit dat we in de budgettaire kaders
en tarieven voor 2023 afdoende rekening hebben gehouden met zowel de raming voor de
inflatie in 2023 als met de oploop van de inflatie in 2022. Het contracteringsproces
is onderwerp van monitoring door de NZa, waarbij de NZa toezicht houdt of de zorgplicht
door zorgverzekeraars wordt uitgevoerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.