Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 250 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 21 december 2022
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met
het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te
brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2022 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 9 december 2022 zijn ze door de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Wuite
Adjunct-griffier van de commissie, De Mare
1
Is er in deze begroting al geld gereserveerd voor de Global Health Strategie?
Antwoord:
Nee de 2e suppletoire begroting richt zich op 2022, de geplande intensiveringen in het kader
van mondiale gezondheid krijgen binnen de BHOS-begroting vanaf 2023 gestalte.
2
Kunt u uitsplitsen op welke onderdelen de onderuitputting van 39,5 miljoen heeft plaatsgevonden?
Kunt u verklaren waarom er onderuitputting is geweest? Hoe gaat u ervoor zorgen dat
deze onderuitputting in het vervolg niet meer voorkomt? Is de bestemming van deze
39,5 miljoen voor volgend jaar al bekend?
Antwoord:
In de paragraaf «wijzigingen in de omvang van de HGIS» van de tweede suppletoire begroting
van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk II 36 250 V, nr. 2) staat toegelicht dat ten tijde van het opstellen van de tweede suppletoire begroting
binnen de HGIS een bedrag van EUR 39,5 miljoen non-ODA aan Eindejaarsmarge wordt verwacht.
Eindejaarsmarge wordt in de regel veroorzaakt door vertragingen in de uitgaven. Het
niet uitgegeven budget voor de vertraagde uitgaven worden met de HGIS-besluitvorming
in het voorjaar meegenomen naar latere jaren om de vertraagde uitgaven te kunnen doen.
De bij Najaarsnota aangemelde HGIS-eindejaarsmarge betreft voor EUR 8,8 miljoen vertraging
in programmabudgetten van Buitenlandse Zaken, EUR 10 miljoen vertraging op het gebied
van veiligheid hoog-risico posten vanwege de huidige situatie in Kaboel, EUR 13,2
miljoen als gevolg van prijsontwikkeling BBP wordt via de HGIS-eindejaarsmarge opgevraagd
in de volgende jaren. Deze mutaties zijn toegelicht in de tweede suppletoire begroting
van Buitenlandse Zaken. Daarnaast betreft EUR 0,5 miljoen vertraging in betalingen
van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Tot slot komt vanaf de
BHOS-begroting via de eindejaarsmarge EUR 7 miljoen beschikbaar met het oog op de
uitvoering van Rusland-sancties in latere jaren.
Deze middelen zijn allemaal non-ODA. De eindejaarsmarge die in de HGIS ontstaat, wordt
tijdens de HGIS-besluitvorming 2023 weer verdeeld over de HGIS-begrotingen. De aangemelde
eindejaarsmarge kent reeds een bestemming, omdat het vertragingen in lopende uitgaven
betreft of een reservering voor loon- en prijsbijstelling, in het geval van de doorgeschoven
middelen van artikel 6 van de BZ-begroting.
Eindejaarsmarge is een instrument om ondoelmatige uitgaven aan het eind van het jaar
te voorkomen. Doordat kasbudget onder bepaalde voorwaarden meegenomen kan worden naar
volgende jaren, vervalt de prikkel om aan het einde van het jaar de middelen snel
te besteden met een hogere kans op ondoelmatigheid. Eindejaarsmarge creëert zo rust
in de uitvoering van een programma of project. Zodoende zal eindejaarsmarge niet in
ieder geval te voorkomen zijn. Het kabinet acht doelmatige besteding van publieke
middelen een van de basisprincipes van het begrotingsbeleid.
3
Wat is de raming van het EMU-saldo voor de aankomende jaren? Hoe verandert deze suppletoire
begroting de stand van zaken hiervan ten opzichte van de begroting zoals bij de voorjaarsnota?
Antwoord:
De raming van het EMU saldo voor de aankomende jaren is opgenomen in tabel 2.1.1 van
de Miljoenennota 2023:
in procenten bbp
2023
2024
2025
2026
2027
EMU-saldo
– 3,0%
– 2,3%
– 2,4%
– 2,0%
– 1,9%
In de Najaarsnota is het EMU-saldo voor 2022 bijgesteld van -0,9% bij Miljoenennota
2023 naar -1,0% bij Najaarsnota 2022. Zoals te zien in tabel 4.1 van de Najaarsnota
wijzigt het EMU-saldo tussen Miljoenennota en Najaarsnota niet voor uitgaven onder
het uitgavenplafond. In de Miljoenennota is het EMU-saldo voor 2022 bijgesteld van
-3,4% bbp bij Voorjaarsnota naar -0,9% bij Miljoenennota. Zoals te zien in tabel 6.9
in de bijlagen bij de Miljoenennota verbetert het saldo voor 0,7 procentpunt door
besluitvorming netto-uitgaven onder het plafond.
Het effect van de uitgaven op het EMU-saldo wordt voor de gehele rijksbegroting bezien
en is niet te herleiden naar een specifieke suppletoire begroting.
4
Wat is de impact van deze begrotingswijziging op de begrotingsreserves?
Antwoord:
Deze begrotingswijziging leiden wel tot wijzigingen in de begrotingsreserves, maar
niet tot impact in de zin dat de begrotingsreserves ontoereikend zouden worden. Ontvangen
premies en aflossingen worden afgestort in de begrotingsreserves. Uitbetalingen van
wisselfinancieringen en schade-uitkeringen op uitstaande garantieverplichtingen worden
gedekt door onttrekkingen aan de begrotingsreserves. De omvang van de begrotingsreserves
wordt beoordeeld aan de hand van de uitstaande garanties en de afgesproken hefboom
ter dekking van de uitstaande garanties.
5
Kunt u een overzichtstabel voor de periode 2022- 2026 met een totale omvang van de
reeds in de begrotingen opgenomen verplichtingen met de stand van eind 2022 aanleveren?
Kunt u dit meerjarig toelichten, gespecificeerd op het niveau van de beleids(sub)artikelen?
Antwoord:
Overzichtstabel:
Hieronder treft u de toelichting op de verplichtingenmutatie bij 2e suppletoire begroting 2022 en op het verwachte toekomstige verloop van de verplichtingenbudgetten
zoals de tabel deze weergeeft.
Artikel 1:
De per saldo mutatie van EUR 6,5 miljoen binnen het verplichtingenbudget in 2022 betreft
een aantal kleine bijstellingen die conform de ondergrenzen van de Rijksbegrotingsvoorschriften
geen toelichting behoeven.
Voor artikel 1.1 wordt het verplichtingenbudget aangewend voor de MVO-activiteiten
die door RVO worden uitgevoerd. In 2023 en 2024 zullen verplichtingen worden aangegaan
in het kader van bestrijding kinderarbeid. Daarnaast wordt jaarlijks de contributie
aan de WTO als verplichting geregistreerd.
Het verplichtingenbudget voor artikel 1.2 wordt aangewend voor de verplichtingen die
jaarlijks worden aangegaan voor RVO en Invest International.
Voor artikel 1.3 zijn in 2022 een aantal meerjarige verplichtingen aangegaan (subsidies
en bijdragen). Daarnaast worden de verplichtingen die Invest International voor de
infrastructuurregelingen en RVO voor de uitvoering van het bedrijfslevensinstrumentarium
aangaan jaarlijks geregistreerd. Voor de jaren 2023 – 2026 zal het bedrag voor de
verplichtingen die worden aangegaan naar verwachting lager zijn dan in 2022. Dit houdt
verband met de eerdere meerjarige aangegane verplichtingen.
Artikel 2:
De verhoging van het verplichtingenbudget in 2022 bedraagt per saldo EUR 167 miljoen.
Deze toename is het gevolg van de per saldo positieve mutaties.
Voor artikelonderdeel 2.1 is in 2022 het verplichtingenbudget verhoogd voor het aangaan
van meerjarige verplichtingen ter ondersteuning van Wereld Bank, Unicef, IFAD en CARE
programma’s om in Afrikaanse landen de voedselzekerheid, productiviteit en weerbaarheid
van de «base of the pyramid» te verbeteren.
Voor artikelonderdeel 2.2 is de verhoging in 2022 het gevolg van nieuwe meerjarenverplichtingen
op het gebied van drinkwater en sanitatie en waterbeheer. Daarnaast is voor de UN
Waterconferentie een tweejarige verplichting aangegaan.
Voor artikelonderdeel 2.3 is een verplichting aangegaan ter voorkoming van een milieuramp
in 2022 voor de bergingsoperatie van een olieopslagtanker voor de kust van Jemen.
Voor de jaren 2022 en 2023 worden additionele verplichtingen aangegaan in het kader
van de klimaatcrisis.
Artikel 3:
De verlaging van het verplichtingenbudget van artikel 3 bedraagt voor 2022 per saldo
EUR 187 miljoen. Deze afname is het gevolg van de per saldo neerwaartse mutaties op
artikelonderdelen 3.1 en 3.4.
Voor artikelonderdeel 3.1 zal in 2023 invulling worden gegeven aan de intensiveringen
voorzien in de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie. In dit kader worden nieuwe
verplichtingen aangegaan voor nieuwe verhoogde bijdragen aan o.a. UNFPA. Ook worden
de budgetten voor gedelegeerde samenwerking in de focuslanden verhoogd. De intensiveringen
krijgen in 2023 verdere invulling en gelden ook voor de budgetten in latere jaren.
Voor artikelonderdeel 3.2 zijn de kasbudgetten t/m 2025 grotendeels gecommitteerd
voor de partnerschappen voor Power of Women, Women, Peace and Security en Leading from the South. Verplichtingenbudgetten zijn onder andere beschikbaar voor de posten met gedelegeerd
budget voor Vrouwenrechten en Gendergelijkheid.
Ook voor artikelonderdeel 3.3 zijn de meeste kasbudgetten t/m 2025 gecommitteerd voor
het Power of Voices programma. Beschikbaar verplichtingenbudget is onder andere bestemd voor het Civic Space Fund.
Voor artikelonderdeel 3.4 zal in 2023 verplichtingenbudget ingezet worden voor het
nieuwe Beroeps- en Hoger Onderwijs programma dat momenteel ontwikkeld wordt. Afhankelijk
van de omvang van het nieuwe programma kan het nodig zijn om verplichtingenbudgetten
in latere jaren aan te passen.
Artikel 4:
Voor 2022 is het verplichtingenbudget met name verhoogd voor het aangaan van meerjarige
committeringen voor het UN Peace Building Fund, het DPPA (Department of Political and Peacebuilding Affairs) Multi Year Appeal en het UNDP-DPPA Joint Programme.
Meerjarig vertoont het verplichtingenbudget in 2025 een piek omdat dan de nieuwe meerjarige
humanitaire financieringen zijn voorzien.
Artikel 5:
De verplichtingenruimte voor artikel 5 is voor 2022 per saldo verlaagd. Dit komt hoofdzakelijk
doordat de verplichtingenruimte die gereserveerd stond voor de meerjarige committeringen
voor UNDP, UNICEF en het African Development Fund naar 2023 zal doorschuiven. Aan de andere kant is er een verhoging voor de winterization van Oekraïne. Meerjarig vertoont het verplichtingenbudget een piek in 2025 omdat
dan de Algemene Vrijwillige Bijdrages aan UNDP en UNICEF weer worden gecommitteerd.
6
Welke andere voedselzekerheidprogramma's – naast het budget van artikelonderdeel 2.1,
dat toeneemt door de Ethiopia's Productive Safety Net Program met betrekking tot voedselzekerheid – worden op dit moment door de Nederlandse overheid
gesteund? Kan hier een specificatie per land en programma voor gegeven worden?
Antwoord:
Voedselzekerheidsprogramma’s worden, naast de centrale programmering, uitgevoerd in
de focuslanden voor voedselzekerheid, voornamelijk in Ethiopië, Mali, Burundi, Benin,
Zuid-Sudan, Uganda, Rwanda (inclusief het grote merenprogramma), Mozambique, Kenia,
Burkina Faso en Niger. In deze focuslanden wordt ongeveer 50% van het voedselzekerheidsbudget
besteed via de ambassades. Daarnaast krijgt voedselzekerheid aandacht als component
van programma’s die gericht zijn op private sector ontwikkeling, onder meer in de
combinatielanden, mede in samenwerking met het landbouwattaché netwerk. Naar aanleiding
van de motie van de leden Thijssen, Bromet en Tjeerd de Groot (21 501-32, nr. 1447) zal uw Kamer voor het eind van dit jaar nader worden geïnformeerd over de inzet
van het kabinet op verbetering van de mondiale voedselzekerheid. Gedetailleerde informatie
op het niveau van ODA activiteiten publiceert BZ sinds 2011 via open data online via
het International Aid Transparency Initiative lATI. Daarin staan gegevens zoals type
en naam van een activiteit, uitvoerende partner, landen en financiële data. Deze informatie
is ook te vinden op het OS Portaal (www.ontwikkelingssamenwerking.nl).
7
Kunt u toelichten waarom het landenbudget voor Afghanistan op artikelonderdeel 4.3
is verlaagd? Kunt u toelichten of de middelen via een andere begrotingspost worden
ingezet ten behoeve van Afghanistan?
Antwoord:
Zoals beschreven in de Kamerbrief lange termijn visie voor de Nederlandse inzet in
Afghanistan (d.d. 7 juli 2022, Kamerstuk 34 952, nr. 177), is de inzet ten opzichte van voor de machtsovername van de Taliban, versmald. Een
aanzienlijk deel van de inzet die plaatsvond onder artikelonderdeel 4.3 richtte o.a.
op de veiligheidssector, waar programmering in de huidige context niet langer wenselijk
is. Wel blijft het kabinet met de middelen onder artikelonderdeel 4.3 inzetten op
ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en tijdelijk inzetten op lediging
van basisnoden via het multilaterale systeem en ondersteuning van livelihoods (ten behoeve van stabiliteit en om humanitaire noden te verminderen). Deze inzet
vindt plaats op basis van strikte voorwaarden: steun dient alleen via multilaterale
organisaties of ngo’s te worden verstrekt, niet (direct of indirect) via de Taliban;
er mag geen inhoudelijke bemoeienis van de Taliban plaatsvinden m.b.t. beleid, uitvoering
en management; en gelijke toegang dient zeker gesteld te zijn voor vrouwen en meisjes.
Voor deze inzet worden aanvullend middelen uit het Stabiliteitsfonds op de BZ-begroting
beschikbaar gesteld.
Daarnaast is meer dan voorheen geïnvesteerd in humanitaire hulp, opvang in de regio
en vanuit de BZ begroting ook op mensenrechten. Nederland draagt in 2.022 EUR 20 mln.
via het Afghanistan Humanitarian Fund van de VN en EUR 5.1 mln. via de Dutch Relief Alliance, bovenop ongeoormerkte bijdragen aan Rode Kruis, en VN-organisaties en -fondsen die
in Afghanistan actief zijn. Deze laatste organisaties hebben vanwege het oplopen van
de noden afgelopen jaren de uitgaven in Afghanistan flink verhoogd. Conform motie
Piri en van der Lee, werd er eind 2.022 EUR 30 mln. beschikbaar gesteld voor opvang
de regio programma’s in Pakistan via UNICEF en UNHCR. In 2022 is aanvullend ook EUR
237.500 vanuit de BZ begroting beschikbaar gesteld voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers
en promotie van mensenrechten in Afghanistan
8
Is er met de verlaging van het budget voor het versterken van de rechtsstaat in Afghanistan
voldoende budget om de vrouwelijke studenten van de landbouwschool in Kabul toch af
te laten studeren?
Antwoord:
Het feit dat 36 vrouwelijke studenten van het NAEC tot op heden niet hebben kunnen
afstuderen, heeft niet te maken met verlaging van budget of tekort aan middelen. Zoals
toegezegd tijdens de Begrotingsbehandeling, loop ik nogmaals alle opties na om een
oplossing te vinden waardoor deze studentes nu wel hun diploma kunnen behalen. Ik
kom hier voor het eind van het jaar bij u op terug.
9
Kan er, gelet op bijvoorbeeld de verhoging van artikelonderdeel 5.1 multilaterale
samenwerking door de winterization voor Oekraïne, een overzicht gegeven worden per begrotingsartikelonderdeel hoeveel
daarvan naar Oekraïne gaat of via multilaterale instellingen naar Oekraïne?
Antwoord:
Onderstaande tabel geeft de gecommitteerde directe steun weer uit de BHOS-begroting
aan Oekraïne, bilateraal of via andere organisaties en instellingen, tot en met de
2e suppletoire begroting van 2022.
Artikelonderdeel
Artikelnaam
Bedrag gecommitteerd (in EUR 1.000)
Kanaalkeuze
1.3
Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden
15.0001
FMO
3.1
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids
2.000
Multilateraal
4.1
Humanitaire hulp
39.533
Multilateraal en ngo's
4.2
Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking
10.000
Multilateraal
4.3
Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling
1.000
Ngo's
5.1
Multilaterale samenwerking
164.500
Multilateraal
Totaal
232.033
X Noot
1
In dit pakket is tevens EUR 50 miljoen toegezegd in 2023 voor de ondersteuning van
het Nederlands bedrijfsleven via DRIVE.
Daarnaast is bij Voorjaarsnota 2022 eenmalig EUR 150 miljoen vanuit het ODA-budget
bijgedragen aan de opvang van Oekraïense vluchtelingen in Nederland. Dit bedrag is
op de JenV begroting geplaatst.
10
Hoe verhoudt het geld dat Nederland uitgeeft aan Oekraïne zich tot andere landen?
Is Nederland naar rato een grote donor?
Antwoord:
We geven aanzienlijke steun op humanitair, militair en financieel gebied. Daarnaast
heeft Nederland in 2.022 EUR 180 miljoen voor winterization beschikbaar gesteld. Zoals eerder aangegeven is het kabinet gecommitteerd aan het
herstel en de wederopbouw van Oekraïne. Het kabinet zal zijn fair share leveren en roept ook andere landen op hetzelfde te doen. Nederland kijkt voortdurend
naar wat er nog meer kan en bij de concrete inzet van het kabinet wordt er telkens
gekeken naar de verschillende fasen van de oorlog en wederopbouw die elk hun specifieke
noden met zich meebrengen. In de kamerbrief van 27 september jl. vindt u een overzicht
van de totalen van hulp en steun van VS, VK en verschillende EU-lidstaten voor wederopbouw
aan Oekraïne. Dit overzicht was gebaseerd op publiek beschikbare informatie en er
is toen gestreefd om de informatie zo inzichtelijk en consistent mogelijk te maken.
Desondanks is het ingewikkeld om landen te vergelijken, omdat sommige landen de in kind steun niet in equivalente geldbedragen kunnen uitdrukken, daarnaast niet overeenkomen
wat betreft de voorwaarden en/of publieke/private vormgeving waardoor bedragen indicatief
zijn en niet een op een optelbaar zijn.
11
Welke andere verhogingen zijn naar verdeelartikel 5.4 overgeheveld en worden nu aan
de eerstejaarsopvang asielzoekers uitgegeven? Kan hiervan per artikelonderdeel een
overzicht worden gegeven?
Antwoord:
Vanwege de tegenvallende asieltoerekening eerstejaarsopvang is bezien of er aan het
einde van het jaar onderuitputting zou optreden die daarvoor kon worden aangewend.
Onderuitputting bij OS-programma’s kent diverse oorzaken en hangt onder meer samen
met de landen en omstandigheden waar programma’s worden uitgevoerd. Dit leidt niet
direct tot een nadeel voor de OS-programma’s. Deze onderuitputting is mede gebruikt
voor de dekking van de asieltegenvaller.
Onderuitputting werd bij 2e suppletoire begroting verwacht op de volgende artikelonderdelen:
Artikelonderdeel
Verwachte onderuitputting (bedrag x 1 miljoen)
1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden
15
3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids
6
3.3 Maatschappelijk middenveld
4
Totaal (ingezet ter dekking asieltegenvaller)
25
12
Wat is de schatting dat er tekort gekomen gaat worden in artikelonderdeel 5.4 door
de eerstejaars asielopvang?
Antwoord:
Voor de schatting van de asieltoerekening eerstejaarsopvang wordt gebruik gemaakt
van de MPP (Meerjaren Productie Prognose). Op basis van deze schatting heeft BHOS
in de tweede suppletoire begroting EUR 160 miljoen overgeheveld naar de begroting
van Justitie en Veiligheid.
In het voorjaar zal op basis van een nacalculatie een afrekening over 2022 plaatsvinden.
Deze nacalculatie zal geen effect meer hebben op de BHOS-begroting van 2022, maar
zal in de eerste suppletoire begroting 2023 worden verwerkt.
13
Stijgt het ODA-percentage door de toekenning van 180 miljoen euro uit de generale
middelen voor de winterization van Oekraïne?
Antwoord:
Ja, het geschatte ODA-percentage zal door deze toekenning in 2022 stijgen van 0,64
in de HGIS-nota (Prinsjesdag) naar (afgerond) 0,66% BNI.
14
Kunt u toelichten waarom de Verdragsmiddelen ten behoeve van Suriname niet meer tot
betaling komen in 2022?
Antwoord:
Tijdens het bezoek van premier Rutte en mijzelf aan Suriname op 12 en 13 september
jl. heeft Suriname aangegeven het resterende bedrag van de Verdragsmiddelen te verdelen
over een project gericht op export en het concurrentievermogen van de landbouwsector
via de Inter-American Development Bank en een Zorg Transitie Fonds waarmee een start kan worden gemaakt met de noodzakelijke
hervorming van de gezondheidssector. Deze projecten worden momenteel uitgewerkt.
15
Wat is het effect van de overheveling van sociale beschermingsprojecten van artikel
5.2 naar artikel 2 en 3? Betreft deze overheveling een bezuiniging op betreffende
sociale beschermingsprojecten, of blijft het gereserveerde bedrag gelijk aan de begroting
voor 2023?
Antwoord:
Ten tijde van publicatie van de BHOS-nota gevolgd door de BHOS-begroting 2023 en de
gelijktijdig verzonden onderbouwing conform Comptabiliteitswet 3.1 «Sociale Bescherming» is EUR 20 miljoen gereserveerd voor sociale beschermingsprojecten. Deze reservering
wordt voor 2022 bij voorliggende tweede suppletoire begroting 2022 overgeheveld naar
de artikel 2 en artikel 3 omdat de uitvoering van deze projecten in 2022 thematisch
onder SRGR en hiv/aids en voedselzekerheid zijn belegd.
Met deze overheveling blijft het bedrag dat bij de BHOS-begroting gereserveerd stond
voor sociale bescherming dus gelijk.
16
Wat voor type projecten zijn de sociale beschermingsprojecten die in Benin en Ethiopië
wordt bekostigd uit voorheen artikel 5.2 en sinds de najaarsnota uit artikelen 2 en
3? Gaat het hier om cash transfers? Zo ja, voor welke doelgroepen? In welk (multilateraal)
verband worden deze projecten ondernomen?
Antwoord:
De reservering voor sociale beschermingsprojecten wordt in 2022 ingezet bij de volgende
twee programma’s:
– Het Productive Safety Net Programme in Ethiopië
– Met dit programma worden cash en food transfers verstrekt ter verbetering van de voedselzekerheid aan arme huishoudens, jonge- of
aanstaande moeders en mensen met een beperking. Daarnaast worden grants uitgegeven om de livelihood en klimaatweerbaarheid te versterken.
– Het Child Protection Programme in Benin
Het Child Protection Protection Programme, dat in Benin wordt uitgevoerd door UNICEF, biedt sociale bescherming met nadruk op
het tegengaan van 1) (seksueel) geweld tegen vrouwen en kinderen, 2) kindhuwelijken
en 3) kinderarbeid.
Het project maakt onder meer gebruik van bewustwordingscampagnes gericht op traditionele
leiders en ouders.
Een belangrijke component is het gebruik van Cash plus Care, dat wil zeggen cash transfers die ouders in staat stellen om meisjes naar school
te laten gaan in combinatie met specifieke voorzieningen voor meisjes op scholen.
Het project is gericht op het noorden van Benin, waar de genoemde problemen en armoede
het grootst zijn.
17
Wat heeft de afname van de post (jeugd)werkgelegenheid onder artikel 1.3 veroorzaakt?
Antwoord:
De afname van de post (jeugd)werkgelegenheid onder artikel 1.3 betreft een verschuiving
van het instrument «bijdrage» en «opdracht» naar «subsidie». Per saldo neemt de inzet
op (jeugd)werkgelegenheid toe.
18
Wat heeft de afname onder beleidsartikel 1.3 van de middelen voor zowel het budget
International Labour Organisation als voor lokale private sector ontwikkeling veroorzaakt?
Antwoord:
De daling op het budget van de International Labour Organisation (ILO) is het gevolg van het vaststellen van de jaarlijkse verplichte contributie
aan ILO. Deze is dit jaar lager uitgevallen als gevolg van de verrekening van minder
uitgaven in voorgaande jaren bij ILO. Overigens is een deel van de lagere contributie
ingezet voor een verhoging op de algemene vrijwillige bijdrage aan ILO.
De daling van het budget voor lokale private sector ontwikkeling wordt veroorzaakt
door het feit dat de posten minder verplichtingen zijn aangegaan dan eerder was verwacht.
19
Waarom is de subsidie voor Invest Internationaal met bijna de helft afgenomen?
Antwoord:
De subsidie voor Invest International is overgeheveld naar het instrument Programma’s
Internationaal Ondernemen, subsidies.
Het totaal bedrag dat beschikbaar is voor de subsidie voor Invest International blijft
ongewijzigd.
20
Kunt u een toelichting geven op de € 8,5 miljoen verhoging op de gealloceerde € 750
duizend onder «Infrastructuurontwikkeling» onder «opdrachten» bij 1.3 in tabel 4?
Antwoord:
De verhoging van het budget «Infrastructuurontwikkeling opdrachten» heeft betrekking
op de uitvoeringskosten van Invest International. Na de overdracht van de infrastructuur-regelingen
door RVO aan Invest International worden de uitvoeringskosten niet meer opgenomen
onder het instrument «bijdrage aan agentschappen».
21
Wat betekent de overheveling van de € 1,2 miljoen van Maatschappelijk Verantwoord
ondernemen (MVO) naar Internationaal Ondernemen in de praktijk? Welke gevolgen heeft
dit voor de uitvoering van MVO-beleid?
Antwoord:
De uitvoering van het IMVO-beleid ondervindt geen gevolgen van de overheveling. De
overheveling naar het Ministerie van Economische Zaken en klimaat wordt ingezet voor
MVO en beleidsondersteuning.
De overheveling naar artikel 1.2 betreft een incidentele bijstelling. De meerjarige
gecommitteerde programma’s met betrekking tot IMVO-beleid worden niet aangepast.
22
Waardoor is de bijdrage aan (inter-)nationale organisaties m.b.t. het uitbannen huidige
honger en voeding ruim verdrievoudigd? Betreffen dit nieuwe verplichte bijdragen uit
verdragen dan wel uit overeenkomsten?
Antwoord:
De bijdrage aan het UNICEF «No time to Waste – Preventing Malnutrition programma» draagt bij aan de verhoging van de bijdragen aan (inter-)nationale organisaties
m.b.t. voeding en het uitbannen van huidige honger als onderdeel van de Nutrition for Growth (N4G)-top waar EUR 400 miljoen is toegezegd voor de periode 2021–2030 om 32 miljoen
ondervoede vrouwen en kinderen in 2030 het hele jaar door toegang te bieden tot gezonde
voeding.
23
Waarom zijn de gelden onder beleidsartikel 3.2, waarin een substantieel bedrag voor
vrouwenrechten en gendergelijkheid naar beneden is bijgesteld, niet uitgegeven aan
de beoogde doeleinden en waar is dit bedrag naartoe overgeheveld?
Antwoord:
Het budget voor artikel 3.2, Vrouwenrechten en gendergelijkheid is ongewijzigd gebleven
met EUR 51,643 miljoen voor 2022.
24
Wat is de reden dat er verlagingen van het Justice Law and Order Sector programma
in Oeganda en het Rule of Law programma in Tunesië? Zijn de doelen die gesteld waren
voor deze programma's bereikt?
Antwoord:
In het geval van Oeganda liep de overeenkomst voor Nederlandse steun aan JLOS af in
juli 2021. In 2022 is beoordeeld of Nederlandse steun zou kunnen worden voortgezet,
en zo ja, onder welke voorwaarden en in welke vorm. Hierdoor heeft Nederland in 2022
geen nieuwe bijdrage gedaan aan JLOS. Er is besloten om de steun vanaf 2023 te hervatten.
Uw Kamer is hier per brief uitgebreid over geïnformeerd (19 oktober 2022). In het
geval van Tunesië zijn geen nieuwe committeringen aangegaan vanaf juli 2021 vanwege
de verandering in de politieke situatie. In september 2022 is besloten de programmering
in verscherpte vorm te hervatten, omdat juist het Rule of Law programma een bijdrage kan leveren aan bevordering van democratische waarden en versterking
van de rechtstaat in Tunesië. Dit zal in 2023 leiden tot toename in de uitgaven voor
het programma in Tunesië. Met de voortzetting van de programma’s in beide landen is
het de verwachting dat de beoogde doelen zullen worden bereikt.
25
Hoe is het lager uitvallen van de post «schuldverlichting» onder artikel 5.2 tot stand
gekomen? Betreft het hier een bezuiniging of is het niet gelukt om de schuldverlichting
tot stand te laten brengen? Mocht dat laatste het geval zijn, wat was de reden dat
de schuldverlichting niet tot stand kwam?
Antwoord:
Het lager uitvallen van de post schuldverlichting is het gevolg van de vooruitbetaling
in 2021 van een deel van de schuldverlichting. Het heeft dus geen effect op de werkelijk
uitgevoerd schuldverlichting.
26
Welke landen hebben geprofiteerd van de schuldverlichting van artikel 5.2? Waarom
is voor dit land/deze landen gekozen? Heeft Nederland inspraak in deze lijst met landen,
of wordt dat in multilateraal verband bepaald (bijvoorbeeld door de Wereldbank)?
Antwoord:
Het betreft hier geen schuldverlichting aan specifieke landen, maar betalingen voor
de twee grote schuldverlichtingsinitiatieven die aan het begin van deze eeuw plaatsvonden:
het Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) initiatief, waarmee officiële crediteuren schuldverlichting boden aan de armste
landen, en het Multilateral Debt Relieve Initiative (MDRI), waarmee internationale financiële instellingen schuldverlichting boden.
27
Kunt een overzicht geven van de mutaties van het verdeelartikel 5.4?
Antwoord:
Bedrag x EUR 1 miljoen
Mutaties artikel 5.4
Toelichting
Mutaties Miljoenennota
+57,7
BNI bijstelling n.a.v. cMEV/MEV
-11,0
Koersverschillen
-2,8
Overige (technische) mutaties
Mutaties Tweede suppletoire begroting
+28,7
O.a. verwachte onderuitputting artikel 1 en 3, verhoogde DGGF ontvangsten
+16,5
Overheveling van Verdragsmiddelen Suriname
-160,0
Tegenvaller eerstejaars asieltoerekening
-1,4
Overige (technische) mutaties
STAND VERDEELARTIKEL NJN 2022: – 72,3
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
O.T. de Mare, adjunct-griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Tegen |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Tegen |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gündogan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.