Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 11 en 12 december 2022 (Kamerstuk 21501-32-1472
2022D52336 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 11/12 december
2022.
De voorzitter van de commissie,
Geurts
Adjunct-griffier van de commissie,
Holtjer
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
aankomende Landbouw- en Visserijraad. Zij hebben daar een aantal vragen en opmerkingen
over.
Europees fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de maatregelen die zijn genomen
voor de vissersvloot en aquacultuursector. Deze leden vragen hoe het plafond van het
tijdelijke staatssteunkader tot stand is gekomen. Graag ontvangen deze leden een reflectie.
Deze leden vragen welk plafond Nederland momenteel hanteert en in welke mate dit plafond
zal worden opgehoogd door de verhoging van het plafond van het tijdelijke staatssteunkader.
Graag ontvangen deze leden een reactie. Voorts verzoeken deze leden uit te leggen
wat het Nederlandse standpunt is aangaande de ophoging van het tijdelijke staatssteunkader.
Deze leden ondersteunen de activering van het crisismechanisme onder het Europees
Fonds voor Maritieme Zaken en visserij (EFMZV). Deze leden vragen wanneer het crisismechanisme
van het EFMZV in werking treedt en hoe de Nederlandse vissersvloot en aquacultuursector
gebruik kunnen maken van het EFMZV. Graag ontvangen zij een duidelijke uitleg van
de procedure en het tijdspad dat geldt om gebruik te maken van het EFMZV.
Verduurzaming vissersvloot en aquacultuur
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de aankondiging van de Europese
Commissie (EC) om met voorstellen te komen voor de verduurzaming van de vissersvloot
en de aquacultuursector. Deze leden ondersteunen het belang van verduurzaming van
de sector. Deze leden vragen hoe wordt gewaarborgd dat ondersteuning van de verduurzaming
van de sector tijdig zal plaatsvinden. Graag ontvangen deze leden een reactie. Voorts
verzoeken deze leden om te onderbouwen hoe de vier genoemde faciliterende factoren
voor ondersteuning in de verduurzaming tot stand zijn gekomen. Deze leden ontvangen
graag een vooruitblik van de maatregelen die voor het verbeteren van het ondernemingsklimaat
en de financieringsmogelijkheden voor de sector mogelijk zijn. Graag ontvangen deze
leden een reactie.
Vangstmogelijkheden 2023
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de vangstmogelijkheden voor 2023.
Deze leden hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over. Deze leden ontvangen
graag een reflectie wat de verlaging van de vrijstellingsaftrek voor gevolgen heeft
voor de Nederlandse visserijsector. Deze leden hebben kennisgenomen van de inperkende
maatregelen met betrekking tot het vangen van aal. Deze leden zijn van mening dat
Nederland in samenwerking met andere landen de negatieve sociaaleconomische gevolgen
voor de visserij in samenwerking met andere lidstaten moet voorkomen. In welke mate
ziet het kabinet mogelijkheden om de sociaaleconomische gevolgen van het inperken
van de vangstmogelijkheden van aal te beperken in samenwerking met andere landen?
Fiscale afhandeling stakingswinst
De leden van de VVD-fractie hebben signalen ontvangen dat de fiscale afhandeling van
stakingswinst bij het gebruik van de saneringsregeling voor hoge schulden zorgt bij
stoppende vissers. In welke mate herkent het kabinet deze signalen? Deze leden vragen
hoe de fiscale afhandeling van de stakingswinst voor vissers die gebruik maken van
de saneringsregeling precies verloopt. Graag ontvangen deze leden een reactie van
het kabinet. Voorts vragen deze leden welke mogelijkheden het kabinet ziet om de negatieve
gevolgen van de huidige fiscale afhandeling van de stakingswinst te beperken.
Verordening gewasbeschermingsmiddelen
De leden van de VVD-fractie hadden reeds kennisgenomen van het feit dat het kabinet
een aanvullende effectbeoordeling ten aanzien van de Europese Verordening Gewasbeschermingsmiddelen
(1107/2009) niet proactief ondersteunt. Die opstelling van het kabinet verbaasde deze
leden. Immers, het kan volgens hen geen kwaad om aanvullende informatie te vergaren
over de impact van de voorstellen van de EC op de oogst van landbouwproducten, voedselzekerheid,
voedselprijzen, administratieve lasten en concurrentiepositie voor met name kleine
agrarische bedrijven. De Minister verklaart in de brief van 2 december over de het
invullen van diverse moties gewasbescherming en Raadswerkgroep voorstel Verordening
duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen jongstleden de opstelling van het kabinet
door te wijzen op zorgen over de eventuele vertragende effecten van een aanvullende
effectbeoordeling. Deze leden horen graag van het kabinet of zij van mening is dat
een aanvullende effectbeoordeling, gericht op bovenstaande punten, überhaupt overbodig
is of dat zij zich enkel heeft laten leiden vanwege angst voor vertraging. Indien
overbodig, hoe verklaart het kabinet de opstelling van de lidstaten die om de aanvullende
effectbeoordeling hebben gevraagd? Indien enkel vanwege angst voor vertraging, in
hoeverre heeft het procesvoorstel van het kabinet, zoals beschreven in de Kamerbrief,
kans van slagen in Brussel?
Resolutie van Europees parlement aangaande de wolf
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de resolutie aangaande de wolf,
waarin het Europees parlement (EP) benadrukt dat de staat van instandhouding van de
wolf op pan-Europees niveau een verlaging van de beschermingsstatus rechtvaardigt.
Kan het kabinet op deze aangenomen resolutie reflecteren? Hoe verhoudt deze uitspraak
van het EP zich tot het kabinetsbeleid ten aanzien van de wolf in Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Verordening natuurherstel
De leden van de D66-fractie hebben met interesse gelezen over de voortgang van de
Verordening natuurherstel (COM(2022)/304). Tijdens de technische briefing van donderdag
1 december jongstleden door een vertegenwoordiger van de EC hebben deze leden vernomen
dat het verslechteringsverbond onder de natuurherstelverordening iets anders is dan
het verslechteringsverbod onder de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). Deelt de Minister
de mening van deze leden dat de angst voor negatieve bureaucratische gevolgen ongegrond
is omdat in de EU-verordening een bepaling, zoals genoemd in artikel 6, lid 3 en 4
van de Habitatrichtlijn, niet aanwezig is? Kan de Minister bij de EC navragen hoe
de afstemming tussen de Verordening natuurherstel en het RepowerEU-voorstel is op
het gebied van de offshore windtransitie op de Noordzee?
Vogelgriep
De leden van de D66-fractie maken zich nog steeds zorgen over de uitbraken van vogelgriep.
De Minister heeft aangegeven hierover het gesprek aan te gaan met andere lidstaten.
Kan de Minister een update van deze gesprekken geven? Deze leden zijn van mening dat
de inzet van vaccinatie noodzakelijk is bij het tegengaan van vogelgriep. Hoe staat
het met het draagvlak voor vaccinatie in de EU? Wanneer verwacht de Minister hier
een doorbraak zodat handelsbeperkingen niet langer een rol spelen bij de inzet van
vaccinatie?
KRW
De leden van de D66-fractie constateren dat de deadline van de Kaderrichtlijn Water
(KRW) steeds dichterbij komt. Deze leden maken zich zorgen of de doelen die zijn gesteld
wel op tijd worden gehaald. Kan de Minister de EC vragen hoe de EC de deadline interpreteert?
Hoe interpreteert de Minister de deadline zelf? Deze leden zijn van mening dat in
2027 de gestelde doelen moeten zijn behaald.
Gewasbescherming
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de besprekingen over het voorstel
voor een Verordening Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. Deze leden vinden
het goed dat de gesprekken hierover gaande zijn. Hierbij zijn zij kritisch op de ruimte
die er lijkt te zijn voor het afwijken van de stappen voor Integrated Pest Management
(IPM). Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit geen nieuw geitenpaadje voor het
ontlopen van wet- en regelgeving wordt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken op de agenda voor
de Landbouw- en Visserijraad op 12 en 13 december 2022. Deze leden hebben daar enkele
vragen over.
Aal
De leden van de PVV-fractie lezen dat de status van de aal kritiek blijft en dat de
Minister inzet op een aanscherping van de Europese Aalverordening (EG 1100/2007).
Vertegenwoordigers van de palingsector zeggen dat de trekmogelijkheden voor de aal
door waterbeheerders kunnen worden verbeterd. Kan de Minister hierop ingaan?
De leden van de PVV-fractie constateren dat dezelfde vertegenwoordigers opmerken dat
de bestaande Europese Aalverordening niet goed wordt nageleefd. Volgens hen wordt
het overgrote deel van de glasaal in Europa illegaal gevangen en vervolgens naar Azië
vervoerd om daar voor consumptie te worden opgekweekt. De vertegenwoordigers zeggen
dat een wijziging van de Aalverordening dit niet oplost, maar een strenger toezicht
op naleving door alle lidstaten van de bestaande verordening meer soelaas biedt. Wat
vindt de Minister van de naleving van de Aalverordening door de lidstaten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor
het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad.
Visserij
De leden van de CDA-fractie zijn nog steeds erg bezorgd over de ontwikkelingen in
de visserijsector. Een groot deel van de vissers heeft zich aangemeld voor de uitkoopregeling.
Dat geeft aan hoe ernstig de situatie in de sector momenteel is en hoe groot het verlangen
naar perspectief is. Deze leden dringen er dan ook op aan om er alles aan te doen
om zo snel mogelijk met perspectief voor de blijvende vissers te komen. Kan de Minister
aangeven wat de stand van zaken hieromtrent is en op welke manier het mogelijk is
om het proces te versnellen? Op welke manier wordt de visserijsector bij de beleidsvorming
betrokken? In een antwoord op een van de vragen van deze leden in het vorige schriftelijke
overleg over de Landbouw- en Visserijraad was te lezen dat het ministerie informatie
«mededeelt» aan vertegenwoordigers van de visserijsector. In de ogen van deze leden
wordt op deze manier de kans op draagvlak en samenwerking met de sector misgelopen
en is het noodzakelijk dat de sector de kans krijgt om mee te denken en te participeren
in het beleidsvormingstraject. Is de Minister hiertoe bereid? Ten aanzien van de antwoorden
op de vragen over de herinvesteringsreserve: is de Minister bereid om in overleg te
gaan met de Minister van Financiën en met de sector te zoeken naar een oplossing?
Kan de Minister in kaart brengen welke invloed het wegvallen van een groot deel van
onze visserijsector heeft op de voedselzekerheid en welke milieu-impact dit met zich
meebrengt, aangezien een vis een zeer lage milieu-impact heeft?
Wolf
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Minister in het vorige schriftelijke
overleg over de Landbouw- en Visserijraad heeft toegezegd om op korte termijn met
de Raad voor de Dieraangelegenheden in gesprek te gaan over de dilemma’s, met het
oog op het vormgeven van de maatschappelijke dialoog over de wolf. Echter, dat is
niet waar deze leden om hebben gevraagd. Het gaat om de gevolgen die de beschermde
status van de wolf heeft in een dichtbevolkt land als Nederland en dat de mogelijkheden
voor het beheren van de wolf in dergelijke gevallen volgens de leden moeten worden
verruimd. Is de Minister bereid om hier in Brussel voor te pleiten? Graag ontvangen
deze leden een toelichting. Daarnaast wordt in het antwoord gesteld dat de verantwoordelijkheid
volledig ligt bij de eigenaar van de dieren die door de wolf worden verminkt of doodgebeten.
Dit stuit deze leden tegen de borst, omdat dat lang niet altijd het geval is aangezien
maatregelen om de wolf te weren in veel gevallen niet voldoende effectief blijken.
Daarnaast is het de vraag in hoeverre het wenselijk is om het buitengebied voor een
groot deel vol te zeten met hoge hekken voorzien van stroomdraden. Graag ontvangen
deze leden een reactie van de Minister.
Uitvoeringsverordening over registratieverplichtingen voor professionele gebruikers
De leden van de CDA-fractie benadrukken het belang van het voorkomen van regeldruk
en administratieve druk op het boerenerf. Op dit moment zijn er al zo veel wetten,
regels en in te vullen formulieren dat het voor een leek niet te begrijpen is. Indien
het voorstel voor de «Uitvoeringsverordening over registratieverplichtingen voor professionele
gebruikers» leidt tot een verhoging van de administratie lasten op het boerenerf verzoeken
deze leden de Minister om tegen te stemmen.
GLMC6
De leden van de CDA-fractie hebben de antwoorden op de vragen over GLMC 6 gelezen
en vragen of het mogelijk is om de uitzondering van GLMC 6 voor de kleigronden te
behouden na 2023: zijnde acht weken bodembedekking tussen 1 augustus en 30 november.
Graag ontvangen deze leden een reactie van de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben vragen met betrekking tot de Gemeenschappelijk
landbouwbeleid (GLB)-subsidies en hoe deze bijdragen aan vernieuwende ecologische
landbouw. De GLB-subsidies kennen een puntensysteem waarmee diverse gewassen en teelten
punten krijgen die maatgevend zijn voor de hoogte van de subsidie die een boer kan
krijgen. Het verbouwen van Lisdodde komt nu verrassend slecht uit die puntentelling
en deze leden zijn benieuwd waarom dit zo is. Lisdodde onttrekt voedingsstoffen aan
het water en draagt zo bij aan de waterkwaliteit. Het is ook een plant die thuishoort
in lage veengebieden, en dus in het Hollandse landschap. Andere, vaak niet ingheemse
of minder effectieve, planten scoren hoger? Waarom wordt dan niet het maximale aantal
punten voor bodem, water en landschap toegekend? Kan de Minister in Europa op een
hogere waardering voor alternatieve gewassen inzetten, die op deze manier bijdragen
aan bodem, lucht, water en landschap?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties schrikken van enkele bevindingen van
de NVWA, de recherche van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA-IOD) en
het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek. Deze bevindingen gaan over misstanden op
het gebied van onder andere voedselveiligheid, natuur en milieu, dierenwelzijn, diergezondheid
en fraude. Kan de Minister puntsgewijs ingaan op de kernboodschappen uit het voorwoord
van de Inspecteur-Generaal van de NVWA en daarbij aangeven welke acties de Minister
van plan is om hierop te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Dierenwelzijn
De leden van de PvdD-fractie lezen dat de EC tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad
een presentatie zal geven over de evaluatie van de dierenwelzijnswetgeving. In de
evaluatie wordt terecht, zij het in zeer eufemistische bewoordingen, geconcludeerd
dat er sprake is van een «suboptimaal niveau van welzijn». De huidige EU-wetgeving
op het gebied van dierenwelzijn is volgens de EC dan ook niet geschikt om aan de huidige
en toekomstige behoeften te voldoen. Ook is handhaving van huidige regels onvoldoende
en vormt naleving bij bepaalde bedwelmingsmethoden, het routinematig afknippen van
biggenstaarten en bij diertransporten een «grote uitdaging». Met de grote drama’s
voor ogen met lange afstandsdiertransporten over zee en over land, in hitte en kou,
die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden zien deze leden dit laatste als understatement.
Verbetering van de bescherming van dieren over de gehele linie is kei- en keihard
nodig. Het is dan ook meer dan tijd om dit aan te pakken. Voor een aantal diersoorten
bestaat amper of zelfs geen (specifieke) regelgeving, zoals voor (kweek)vissen en
octopussen. Een recente analyse van de NVWA («Visketen in Beeld») stelt daarbij dat
er risico’s voor het dierenwelzijn, de diergezondheid en de natuur kleven aan de vangst,
opslag, doding en kweek van «vis».1 Ook kreeften kennen geen wettelijke bescherming in de dierenwelzijnswetgeving, terwijl
de European Food Safety Authority (EFSA) heeft erkend dat kreeften gevoel hebben.
De leden van de PvdD-fractie vinden dat het welzijn van kreeften, schaaldieren, vissen
en octopussen in de dierenwelzijnswetgeving moet worden meegenomen. Deelt de Minister
deze mening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het
welzijn van vissen, schaaldieren, en octopussen in de herziening van de dierenwelzijnswetgeving
zal worden meegenomen? Deelt de Minister daarbij de mening dat er mogelijk een verbod
komt op het vangen, opslaan, doden en kweken van die soorten waarvan het welzijn niet
kan worden gegarandeerd? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat
een verbod op het levend koken van krabben en kreeften in de herziening van de dierenwelzijnswetgeving
wordt meegenomen, gezien de oproep van de Kamer in de aangenomen motie van de leden
Wassenberg en Tjeerd De Groot (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 6) en inzet van de voormalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om
levend koken van kreeften en krabben te verbieden?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad
naar de mening van de lidstaten over de geplande herziening van de dierenwelzijnswetgeving
zal worden gevraagd. Zal de Minister zich onverkort inzetten voor de herziening van
de dierenwelzijnsregelgeving zoals deze in 2023 is gepland? Zal de Minister zich tevens
voor de uitvoering van het plan voor het uitfaseren van kooihuisvesting in 2027 inzetten?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat al een aantal jaar door Nederlandse bewindspersonen
naar deze herziening van Europese regelgeving met betrekking tot het houden van dieren
en diertransporten wordt verwezen. Meestal als motivatie om zelf nog geen actie te
ondernemen. Inmiddels zijn er lidstaten die op een aantal dossiers al wel zelf scherpere
maatregelen invoeren, zoals bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk. Desondanks blijft
Nederland zich koploper en kartrekker noemen binnen Europa. Wanneer gaat deze Minister
over tot het nemen van nationale maatregelen?
Verordening landbouwgif
De leden van de PvdD-fractie bedanken de Minister voor zijn antwoorden op de Kamervragen
van het lid Vestering over de afgezwakte Nederlandse inzet voor de nieuwe Europese
landbouwgifverordening (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 864. Deze leden hebben nog wel enkele zorgen over deze beantwoording en daarom hebben
zij onderstaande vervolgvragen.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de Minister schrijft dat uit het beleidskader
in het BNC-fiche volgt dat Nederland in Europa pleit voor (slechts) beperkingen op
het gebruik van bestrijdingsmiddelen binnen de landbouw in gevoelige gebieden en dus
niet voor een verbod op het gebruik binnen de landbouw, tenzij verwaaiing of afspoeling
vanaf het landbouwperceel naar het milieu niet kan plaatvinden. Kan de Minister uitleggen
hoe die positie uit het beleidskader uit het BNC-fiche volgt wanneer deze leden in
het BNC-fiche letterlijk kunnen lezen: «Het kabinet staat op zich positief tegenover
de verplichting om in gevoelige gebieden en in oppervlaktewater geen gewasbeschermingsmiddelen
meer te mogen gebruiken én in zones van drie meter rondom deze gebieden en oppervlaktewater»?
Deelt de Minister het inzicht dat een verplichting om geen landbouwgif meer te gebruiken
anders is dan slechts beperkingen op het gebruik binnen de landbouw? Deze leden ontvangen
graag een uitleg van de Minister over de reden dat zijn inzet hierop is veranderd.
In reactie op de vierde vraag van de set Kamervragen van het lid Vestering antwoordt
de Minister dat «uit het beleidskader in het BNC fiche volgt dat volgens de Nederlandse
inzet het landbouwkundig gebruik van (bepaalde) gewasbeschermingsmiddelen in gevoelige
gebieden mogelijk is, zolang ervoor gewaakt wordt dat milieu, water- of natuurdoelen
niet in gevaar komen». Kan de Minister bevestigen dat in Nederland pesticiden tot
diep in beschermde natuurgebieden worden teruggevonden?2 Kan de Minister bevestigen dat de natuurkwaliteit in Nederland reeds stevig onder
druk staat? Kan de Minister bevestigen dat de waterkwaliteitsdoelen van de KRW nog
een zeer grote opgave voor Nederland vormen? Erkent de Minister dat het huidige beleid
en de huidige wettelijke beperkingen tot nu toe onvoldoende effectief zijn geweest
om de milieu, water- of natuurdoelen te halen? Waarom denkt de Minister dan dat er
nog landbouwkundig gebruik mogelijk is in gevoelige gebieden zonder dat dat de milieu,
water- of natuurdoelen in gevaar brengt? Indien de Minister zich toch in blijft zetten
op slechts gebruiksbeperkingen: welke gebruiksbeperkingen stelt hij dan voor?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat de Minister in het antwoord op vraag zes van
de genoemde set Kamervragen schrijft: «Nederland heeft die bepaling geïmplementeerd
door emissiebeperkende maatregelen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en daarnaast
door verwijzing naar de beheerplannen voor Natura 2000-gebieden en KRW stroomgebiedsplannen.»
Kan de Minister uiteenzetten waarom hij vindt dat de genoemde emissiebeperkende maatregelen
voldoende zijn om aan artikel 12 van de nu geldende Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden
te voldoen? Kan de Minister bevestigen dat dat artikel uitgaat van een verbod op of
minimalisatie van het gebruik van landbouwgif in bepaalde gevoelige gebieden zoals
Natura 2000-gebieden en KRW-beschermde gebieden? Kan de Minister uitleggen waarom
de Nederlandse emissiebeperkende maatregelen volgens hem net zo stevig zijn als een
verbod op of minimalisatie van het gebruik?
Tot slot hebben de leden van de PvdD-fractie grote zorgen over het standpunt van de
Minister dat bij de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming (IPM) flexibiliteit
zou moeten zijn toegestaan. De Minister erkent dat de kern van IPM de volgordelijkheid
als volgt is: «eerst preventie, dan monitoring, dan inzet van niet-chemische methoden
en als het echt niet anders kan dan een doelgerichte inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen.
En tenslotte een evaluatie van de effectiviteit van de maatregelen.» Beaamt de Minister
dat wanneer deze volgordelijkheid niet strikt wordt gevolgd er te makkelijk naar chemische
middelen zal worden gegrepen, zoals nu vaak staande praktijk is, en er dus geen sprake
meer is van IPM? Erkent de Minister dat wanneer hij pleit voor flexibiliteit in het
toepassen van IPM hij eigenlijk pleit tegen de algemene toepassing van IPM? Zo ja,
waarom kiest de Minister hiervoor?
De leden van de PvdD-fractie roepen de Minister op om zijn inzet voor de Verordening
duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen flink aan te scherpen en vast te houden
aan de oorspronkelijke inzet om het gebruik van pesticiden in kwetsbare gebieden te
verbieden, zowel binnen als buiten de landbouw. Tevens roepen deze leden de Minister
op om zijn verzet tegen een algemene verplichting voor IPM te staken.
SCoPAFF
De leden van de PvdD-fractie vinden het onacceptabel dat de Minister instemt met de
verlengingen van giffen, waarvan de wettelijk verplichte veiligheidstoetsen nog niet
zijn afgerond en waarvan al stevige aanwijzingen zijn dat deze giffen zeer schadelijk
zijn. Deze leden roepen de Minister dan ook op om tegen de procedurele verlengingen
bij het SCoPAFF-overleg van 8 en 9 december te stemmen. Dit komt voornamelijk door
de stoffen metiram, waarvan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
aangeeft dat het een vergelijkbare structuur heeft als stoffen die in verband worden
gebracht met neurodegeneratieve aandoeningen, dimoxystrobine, waarvan de EFSA risico’s
voor het milieu heeft geconstateerd, en oxamyl, waarvan de EFSA risico’s voor toepassers,
consumenten en het grondwater heeft geconstateerd. De Minister dient het voorzorgsprincipe
te hanteren en niet akkoord te gaan met verlengingen van deze, reeds verlopen, toelatingen.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de agenda van de Landbouw- en Visserijraad
en heeft daarover nog enkele opmerkingen.
Het lid van de BBB-fractie wil ten eerste graag weten of de Minister in navolging
van de Fransen ook voornemens is maximaal gebruik te maken van het tijdelijk staatsteunkader
om de visserij te ondersteunen, het maximale bedrag in te zetten en of de Minister
dit antwoord kan onderbouwen.
Het lid van de BBB-fractie wil graag weten wanneer er uitsluitsel volgt op een mogelijk
vangstverbod op de schieraal. Kan de Minister aangeven wat de meerwaarde is van het
verplaatsen van de vangstmogelijkheid? Wat zijn hierin de uiteenlopende standpunten?
Het lid van de BBB-fractie heeft ten aanzien van de evaluatie van de dierenwelzijnswetgeving
grote zorgen over het gelijke speelveld. Hoe wordt er ingezet op een gelijk speelveld
tussen lidstaten? Hoe kan de positie van Nederland hierin verbeteren en waarborgen
dat er geen grensoverschrijdende verschillen ontstaan en waar bestaand worden tegengegaan?
Het lid van de BBB-fractie heeft vragen over de nationaal strategische plannen. Is
de Minister bereid om het belang van voedselzekerheid te bepleiten nu er een meststoffencrisis
bestaat en voedselzekerheid voor het eerst sinds vele decennia in gevaar komt? Wil
de Minister er bij de EC op aandringen dat er een impact assessment op voedselzekerheid
gedaan moet worden op het Nationaal Strategisch Plan (NSP)? Wat dit lid betreft moet
er een overgangsjaar komen en het NSP met zeker een jaar worden uitgesteld, om te
kunnen herbezinnen op de totale crisis in de (mondiale) voedselvoorziening. Is de
Minister bereid dit in te brengen?
Het lid van de BBB-fractie leest over een politiek akkoord bereikt op Landgebruik,
landgebruiksverandering en bosbouw (LULUCF: Land Use, Land-Use Change and Forestry)
verordening (841/2018/EU). Wat is de inzet van de Minister geweest aangaande dit onderwerp?
Wat is de opgave voor Nederland en in hoeverre heeft dat invloed op de huidige doelstellingen
van het Klimaatakkoord? Kan de Minister aangeven welke juridische status dit akkoord
op dit moment heeft en hoe de afspraak wordt bestendigd?
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 11/12 december 2022
Kamerstuk (21 501-32-1472) – Brief d.d. 29 november 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Verslag Landbouw- en Visserijraad van 21 november 2022
Kamerstuk (21 501-32-)2022Z24126 – Brief d.d. 5 december 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Integrale ketenanalyse (IKA) van de visketen
Kamerstuk 29 675-218 – Brief d.d. 5 september 2022, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Gemeenschappelijk Landbouw Beleid in 2023
Kamerstuk 28 625-347 – Brief d.d. 14 november 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Reactie op verzoek commissie om een appreciatie ten aanzien van het standpunt namens
de EU inzake het Verdrag van Bern
Kamerstuk (2022Z23982) – Brief d.d. 2 december 2022, Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
SCoPAFF gewasbeschermingsmiddelen 8 en 9 december 2022
Kamerstuk (2022Z24194) – Brief d.d. 6 december 2022, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
A. Holtjer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.