Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 233 (R2175) Goedkeuring van het op 29 augustus 2021 te Abu Dhabi tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering (Trb. 2021, 117)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 2 december 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I. ALGEMEEN
1
1. Inleiding
2
1.1 Algemeen
2
1.2 Intensivering van de strafrechtelijke samenwerking met staten buiten Europa
3
1.3 Strafrechtelijke samenwerking met de Verenigde Arabische Emiraten
3
1.4 Mensenrechtelijke aspecten
3
2. Wetgevingsaspecten
4
3. Financiële aspecten
4
II. Artikelsgewijze toelichting
4
III. Eenieder verbindende bepalingen
5
IV. Koninkrijkspositie
5
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van wet tot goedkeuring van het op 29 augustus 2021 te Abu Dhabi tot stand gekomen
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten inzake
uitlevering (hierna: het wetsvoorstel). Deze leden onderschrijven de noodzaak om internationale
samenwerking te intensiveren en in dat kader de mogelijkheden uit te breiden om de
uitlevering van verdachten te vergemakkelijken. Zij stellen nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden ondersteunen het streven om de steeds meer internationaal georiënteerde
criminaliteit effectiever aan te pakken door internationale samenwerking. Daarbij
merken zij op dat een effectieve aanpak van drugsgerelateerde criminaliteit niet alleen
gelegen is in repressie, maar ook in een realistisch drugsbeleid. Deze leden menen
bovendien dat het Koninkrijk niet mag mee werken aan mensenrechtenschendingen. Zij
hebben daarom nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden zijn het met de regering eens dat het van groot belang is dat het Koninkrijk
met andere landen samenwerkt om ondermijnende criminaliteit zo effectief mogelijk
aan te pakken en straffeloosheid te voorkomen. Zij hebben verder geen vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven
het belang van grensoverschrijdende aanpak van criminaliteit en dat met dit verdrag
straffeloosheid van verdachten in Nederland die zich in de Verenigde Arabische Emiraten
(VAE) bevinden teniet wordt gedaan. Zij brengen ook graag schriftelijke vragen uit
het verleden in herinnering.1 Toch hebben deze leden nog een enkele vraag.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Gezien de verschillen
in de mensenrechtensituatie hebben deze leden nog enkele vragen over het voorstel.
1. Inleiding
1.1 Algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat het uitleveringsverdrag niet alleen
op verdachten ziet, maar expliciet ook ziet op de overbrenging van gevonniste personen
tussen de VAE en Nederland. Zo nee, wat zijn de juridische verschillen tussen het
voorliggende verdrag en verdragen die zien op de overbrenging van gevonniste personen,
zoals bijvoorbeeld Trb. 2011, 109? Waarom worden er ten opzichte van bijvoorbeeld Trb. 2011, 109 verschillende definities gehanteerd voor bijvoorbeeld «veroordeling» en «vonnis»
en zijn er ook andere voorwaarden voor overbrenging gesteld? Waarom is niet waar mogelijk
aangesloten bij bestaande verdragen die zien op de overbrenging van gevonniste personen?
Indien onderhavig verdrag het mogelijk maakt dat Nederlanders die zijn veroordeeld
in de VAE vaker succesvol hun gevangenisstraf in Nederland kunnen uitzitten, kan de
regering bevestigen dat hun straf na overbrenging niet wordt ingekort, vragen de leden
van de VVD-fractie. Kan de regering daarnaast bevestigen dat een veroordeelde Nederlandse
drugssmokkelaar die in de VAE vijftien jaar cel heeft opgelegd gekregen, ook daadwerkelijk
in Nederland zijn volledige strafrestant moet uitzitten? Graag ontvangen deze leden
een reactie van de regering.
De leden van de VVD-fractie vragen welke verwachtingen de regering heeft van dit verdrag
ter zake de uitlevering van verdachten op verzoek van Nederland. Hoe snel wordt verwacht
dat verdachten, van bijvoorbeeld grootschalige drugscriminaliteit, uitgeleverd worden
aan Nederland? Heeft dit wetsvoorstel, gelet op die internationale grootschalige drugscriminaliteit,
daarom ook niet enige prioriteit?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het eens is met deze leden dat bij
afwegingen die worden gemaakt bij een uitleveringsverzoek op grond van het verdrag
ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden moet worden meegewogen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de beslisnota die is aangeboden voorafgaand aan
verzending van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer dat een verzoek op basis van de
Wet open overheid (Woo) is ingediend naar alle documenten die betrekking hebben op
de redenen van totstandkoming van onderhavig verdrag. Kan de regering de Kamer informeren
over het besluit op het Woo-verzoek?
1.2 Intensivering van de strafrechtelijke samenwerking met staten buiten Europa
1.3 Strafrechtelijke samenwerking met de Verenigde Arabische Emiraten
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat sinds 1 januari
2017 acht uitleveringsverzoeken door Nederland bij de VAE zijn ingediend. Deze leden
vragen hoeveel verzoeken door de VAE zijn ingediend bij Nederland. Kan de regering
daar een toelichting op geven?
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat sinds 2017 er maar
liefst acht uitleveringsverzoeken bij de VAE zijn ingediend. Hoeveel uitleveringsverzoeken
heeft de VAE in die tijd bij Nederland ingediend? Deze vraag is relevant om het belang
van de VAE bij dit verdrag vast te kunnen stellen. Onderschrijft de regering in het
verdrag ook het principe dat onderdanen niet worden uitgeleverd aan vreemde mogendheden?
1.4 Mensenrechtelijke aspecten
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de verdragsverplichtingen
van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vergen dat rechtsbetrekkingen,
die ertoe kunnen leiden dat een persoon buiten de rechtsmacht van het Koninkrijk wordt
gebracht, moeten worden gebaseerd op het vertrouwen dat de wederpartij in staat en
bereid is de fundamentele rechten te waarborgen. Deze leden lezen in de memorie van
toelichting dat de mensenrechtelijke situatie in de VAE afwijkt van die in het Koninkrijk.
De Afdeling advies van de Raad van State (de Afdeling) merkt in haar advies op dat
er in de memorie van toelichting niet voldoende aandacht wordt besteed aan de mensenrechtelijke
situatie in de VAE. In de verdragsbepalingen zijn weliswaar verplichte weigeringsgronden
opgenomen voor uitlevering bij politieke delicten, discriminatoire vervolging en bestraffing.
Bij uitlevering voor feiten waarop de doodstraf of een lijfstraf is gesteld wordt
een garantie gevraagd dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd. Deze leden vragen
hoe dit verdrag zich verhoudt tot de schending van andere mensenrechten in de VAE,
zoals het recht op een eerlijk proces. Op basis van welke analyse of inzichten heeft
de regering geconcludeerd dat de wederpartij, de VAE, in staat en bereid is fundamentele
mensenrechten te waarborgen?
De leden van de SP-fractie waarderen het dat de regering in de memorie van toelichting
uitgebreid ingaat op de mensenrechtelijke aspecten die behoren bij dit verdrag vanwege
de mensenrechtenschendingen in de VAE. In dit licht verwelkomen deze leden de uitzondering
van uitleveringsverzoeken die leiden tot het opleggen van de dood- of lijfstraf en
bij politieke delicten. Welke sanctie staat er op overtreding van het verdrag op deze
punten? Daarnaast komt het functioneren van onafhankelijke rechtspraak in de VAE niet
aan bod. Kan de regering hierover uitweiden? Hebben verdachten van strafrechtelijke
onderzoeken wel een eerlijke kans met adequate rechtsbescherming om zich in de VAE
te kunnen verdedigen? Stelt dit verdrag volgens de regering voldoende waarborgen op
dit punt?
De leden van de SP-fractie hebben nog een vraag over de bescherming van gegevens.
Het uitvaardigen van een uitleveringsverzoek gaat gepaard met het delen van bijzondere
gegevens van personen. De regering schrijft in de memorie van toelichting dat er slechts
aandacht is geschonken aan de bescherming van persoonsgegevens. Is dit adequaat genoeg
volgens de regering? Zou dit niet onderdeel van het verdrag moeten zijn?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de verdragsverplichtingen van het EVRM vergen
dat rechtsbetrekkingen moeten worden gebaseerd op het vertrouwen dat de wederpartij
in staat en bereid is de fundamentele rechten te waarborgen. Deze leden vragen de
regering of dit vertrouwen bestaat en waarop dat gebaseerd is. Zij vragen of onderzocht
is in hoeverre de mensenrechten zoals wij die kennen in de VAE gewaarborgd zijn.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de mensenrechtelijke situatie in de VAE afwijkt
van die van het Koninkrijk, zowel wat de verdragsrechtelijke betrekkingen met andere
staten betreft, als wat betreft de uitvoeringspraktijk daarvan. Er is daarom zorg
voor gedragen dat concrete toepassingen getoetst worden aan de fundamentele rechtsbeginselen
die in het EVRM en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
(IVBPR) zijn neergelegd. Deze leden vragen de regering hoe geborgd en gecontroleerd
wordt dat deze mensenrechten gerespecteerd worden. Zij wijzen tevens op de discrepantie
die er bestaat tussen mensenrechten die in het Koninkrijk gerespecteerd worden en
mensenrechten die in de VAE al dan niet gerespecteerd worden. Zij vragen de regering
of zij een overzicht kan leveren van mensenrechten die in de VAE onder druk staan
en hoe geborgd wordt dat deze mensenrechten in het licht van dit verdrag toch gerespecteerd
worden.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering bij de totstandkoming van het verdrag
de jurisprudentie van de Hoge Raad in acht heeft genomen. De Hoge Raad gaat ervan
uit dat de regering als verdragsluitende partij geacht wordt het verdrag af te stemmen
op de aard en de mate waarin de in het EVRM en het Internationaal verdrag inzake burgerrechten
en politieke rechten (IVBPR) neergelegde fundamentele rechtsbeginselen worden erkend
door de wederpartij. Die maatstaf vergt dat naarmate de mensenrechtelijke situatie
van de wederpartij meer afwijkt van die van het Koninkrijk, er meer aandacht nodig
is voor opname van de juiste bepalingen in het desbetreffende verdrag. Deze leden
vragen de regering of de in het EVRM en IVBPR neergelegde fundamentele rechtsbeginselen
volgens de regering worden erkend door de VAE. Deze leden vragen of de regering heeft
overwogen om aansluiting bij en erkenning van het IVBPR als voorwaarde te stellen
voor het sluiten van dit verdrag.
De leden van de SGP-fractie lezen dat in de preambule van het verdrag wordt verwezen
naar de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat. Deze leden constateren
dat eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat in de VAE anders wordt uitgelegd
dan in Nederland. De rechtsstaat van de VAE heeft andere pijlers dan de Nederlandse
rechtsstaat. Deze leden vragen de regering of er een objectief criterium is waaraan
getoetst wordt of deze mensenrechten en de rechtsstaat voldoende geëerbiedigd worden.
Is niet-eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat een voorwaarde voor ontbinding
van het verdrag?
De leden van de SGP-fractie lezen dat uitlevering wordt geweigerd indien het feit
waarvoor om uitlevering wordt verzocht door de aangezochte partij wordt beschouwd
als een politiek delict. Deze leden vragen hoe omgegaan wordt met delicten waarop
in de VAE een gevangenisstraf van meer dan een jaar staat, maar die in Nederland niet
strafbaar zijn.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Koninkrijk zich erop gericht heeft om volledig
uit te sluiten dat medewerking aan een uitleveringsverzoek door een van de landen
van het Koninkrijk leidt tot het opleggen, onderscheidenlijk het ten uitvoer leggen
van twee straffen, te weten de doodstraf en lijfstraffen. Deze leden vragen hoe deze
uitvoering van tevoren gecontroleerd, dan wel geborgd wordt nu, ook uit het advies
van de Afdeling, blijkt dat de VAE geen mensenrechtencontroles toestaat. Heeft de
regering overwogen om deze controles door onafhankelijke mensenrechtenorganisaties
als voorwaarde te stellen voor het sluiten van dit verdrag?
De leden van de SGP-fractie lezen dat bij een uitleveringsverzoek een garantie wordt
verlangd dat de doodstraf niet wordt opgelegd, of indien de doodstraf toch is opgelegd,
deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd. Deze leden vragen de regering hoe dit wordt
gecontroleerd en wat de consequenties zijn indien de doodstraf toch wordt uitgevoerd.
2. Wetgevingsaspecten
3. Financiële aspecten
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 3
De leden van de D66-fractie lezen in het onderhavige verdrag in artikel 3 lid 1 onder
a dat uitlevering wordt geweigerd indien het strafbare feit waarvoor om uitlevering
wordt gevraagd door de aangezochte partij beschouwd wordt als een politiek delict.
Van de weigeringsgrond «politieke delicten» wordt een uitzondering gemaakt voor «terroristische
misdrijven» dat ingevolge elk internationaal verdrag waar beide partijen partij bij
zijn als zodanig wordt beschouwd. Deze leden vragen in welke zin een terroristisch
delict zich onderscheidt van een politiek delict, en uit welke verdragen waar het
Koninkrijk en de VAE partij bij zijn dat naar voren komt. Kan de regering meer duidelijkheid
geven over het belang en de keuze voor deze uitzondering op de weigeringsgronden?
De leden van de D66-fractie lezen in de Concluding Observations aangenomen door het
VN Committee Against Torture (CAT) dat er zorgen zijn over de vage en te brede terminologie
met betrekking tot inspanningen voor anti-terrorisme in de VAE, waaronder de juridische
definitie van terrorisme. Het Comité vreest dat deze wetgeving uitzonderingen biedt
voor de regels omtrent strafvordering. Het rapport spreekt verder van het ontbreken
van fundamentele procesrechten, onderwerping aan marteling en andere schendingen van
mensenrechten bij (vermeende) terroristen. Op welke wijze heeft de regering in de
totstandkoming van onderhavig verdrag met deze omstandigheid rekening gehouden? Kan
de regering ingaan op de wenselijkheid en het belang van de uitzondering op de weigeringsgronden
van uitlevering met betrekking tot terroristische misdrijven in het licht van deze
bevindingen van de Verenigde Naties? Hoe wordt een verzoek tot uitlevering voor een
terroristisch misdrijf op basis van dit verdrag beoordeeld in het licht van de bevindingen
van de Verenigde Naties?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het feit waarvoor wordt vervolgd in beide staten
strafbaar moet zijn met een vrijheidsstraf van ten minste een jaar. Deze leden vragen
de regering hoe omgegaan wordt met feiten die in het Koninkrijk der Nederlanden niet
strafbaar zijn, maar in de VAE wel. Het is in de VAE bijvoorbeeld niet toegestaan
om te demonstreren voor meer democratie. Er is weinig politieke vrijheid. Wat betekent
dit concreet voor Nederlanders die demonstreren in de VAE voor meer politieke vrijheid
of de vrijheid voor het uitoefenen en verspreiden van het christelijk geloof? Hoe
schiet de regering Nederlanders in de VAE te hulp die om bovenstaande redenen vastzitten
nu er geen uitlevering mogelijk is?
III. Eenieder verbindende bepalingen
IV. Koninkrijkspositie
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 17 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Tegen | |
PvdD | 5 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 3 | Voor | |
JA21 | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BBB | 1 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Tegen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
Omtzigt | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.