Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Kabinetsreactie op de Atlas van afgehaakt Nederland (Kamerstuk 36200-VII-17)
2022D51511 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over de Kabinetsreactie op de Atlas van afgehaakt Nederland
(Kamerstuk 36 200 VII, nr. 17).
De voorzitter van de commissie,
Hagen
Adjunct-griffier van de commissie,
Muller
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II Antwoord/reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Thematiek van de Atlas van afgehaakt Nederland
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 10 oktober 2022, waarin
een reactie wordt gegeven op het rapport «Atlas van afgehaakt Nederland. Over buitenstaanders
en gevestigden» van Josse de Voogd en René Cuperus. Graag willen deze leden enkele
opmerkingen maken en een aantal vragen stellen.
Allereerst merken zij op dat ook zij het onwenselijk vinden als grote groepen mensen
in de samenleving «afhaken» van de democratie, want dit kan een bedreiging vormen
voor de legitimiteit en het draagvlak van de democratische rechtsorde. Tegelijkertijd
menen zij dat de democratie in Nederland stevig is verankerd, maar daar moet wel steeds
aan worden gewerkt. Dat kan onder andere door een overheid die betrouwbaar, dienstbaar
en rechtvaardig is. Het is in dat kader goed dat er nu meer aandacht is voor de uitvoering
van beleid. Zie daarvoor ook het Coalitieakkoord 2021. Begrijpelijke en uitvoerbare
wetgeving is belangrijk. Ook moet de overheid toegankelijk en benaderbaar zijn. De
overheid is er immers voor haar inwoners.
De schrijvers van de Atlas beschrijven de «burgerschapszone». Het kabinet wil daar
nader onderzoek naar laten doen. Maar vallen daar nu al lessen uit te trekken? Zo
ja, welke zijn dat dan? Wat zou het kabinet daarmee willen? Graag krijgen deze leden
een reactie.
Er moet aandacht zijn voor «ongewenste maatschappelijke scheidslijnen». De Minister
schrijft dat naast de overheid ook anderen daarbij een rol in het maatschappelijk
leven van alledag spelen, zoals allerlei organisaties, maar ook individuele burgers
in hun onderlinge relaties. Dat spreekt de leden van de VVD-fractie aan. Niet alleen
de overheid heeft hierin een verantwoordelijkheid, maar ook de inwoners van Nederland
zelf hebben een verantwoordelijkheid. Hoe ziet het kabinet dat, zo vragen deze leden.
Kabinetsbeleid in relatie tot de thematiek
Om ervoor te zorgen dat iedereen in de samenleving meedoet en om afhaken te voorkomen,
hanteert het kabinet drie hoofdthema’s. De thema’s «versterken bestaanszekerheid»,
«onderwijs» en «gezondheid», ook zeer belangrijk, komen uitgebreid terug bij andere
debatten bij andere departementen. In deze inbreng richten de leden van de VVD-fractie
zich op de werking van het democratisch bestel en het functioneren van de overheid.
Het is van groot belang dat mensen zich vertegenwoordigd voelen en dit ook weten.
Een lage opkomst bij verkiezingen is teleurstellend. Deze leden wachten de uitkomsten
van de verdiepende onderzoeken naar de verklaringen voor die lage opkomst af. Hopelijk
bieden de resultaten aanknopingspunten om de opkomst bij verkiezingen in de nabije
toekomst te verhogen.
De representatieve democratie is voor de leden van de VVD-fractie het vertrekpunt.
Aanvullend daarop is de kennis en inbreng vanuit de samenleving. Zij steunen burgerparticipatie
door middel van burgerraden en het uitdaagrecht, mits goed geregeld. Het uitdaagrecht
komt terug bij de behandeling van het wetsvoorstel dat in de Kamer ligt. Voor deze
leden is in het kader van het uitdaagrecht het in ieder geval belangrijk dat er sprake
is van een breed samengestelde groep inwoners, met een diversiteit aan achtergronden
en inzichten.
In de brief van de Minister wordt ingegaan op de «Maatschappelijke Impact Analyse»
van voorgenomen beleid. Dit instrument zal worden ingezet om vooraf het goede gesprek
te voeren over de maatschappelijke gevolgen van beleid. Was dat voorheen dan geen
onderdeel bij het ontwikkelen van beleid? Waarom specifiek een Maatschappelijke Impact
Analyse? Zou dat geen onderdeel van de uitvoeringstoets moeten zijn en later in de
fase ook van de invoeringstoets? Zien we straks door de bomen het bos nog wel als
het gaat om alle toetsen en analyses die worden uitgevoerd? Zij vragen het kabinet
hierop in te gaan.
In de brief van de Minister wordt aangegeven dat meerdere bewindslieden een bijdrage
leveren aan een oplossing van de geconstateerde problematiek uit de Atlas. De leden
van de VVD-fractie vragen op welke manier de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zorgt voor coördinatie in de »follow-up» en op welke wijze de Minister stuurt op een
integrale aanpak.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Thematiek van de Atlas van afgehaakt Nederland
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kabinetsreactie
op de Atlas van Afgehaakt Nederland. Deze leden zijn van mening dat het functioneren
van onze democratische rechtstaat, staat of valt, met de betrokkenheid en participatie
van alle burgers in Nederland. Zij onderstrepen de constatering van de Minister dat
de problematiek die wordt geschetst in het rapport «Atlas van Afgehaakt Nederland»
(hierna Atlas) «taai en hardnekkig» is.
Het gebrek aan bestaanszekerheid en kansengelijkheid, het verdwijnen van basisvoorzieningen
in de directe omgeving, en het handelen van de politiek en de overheid hebben een
negatieve impact gehad op het vertrouwen van de burger. Dit gebrek aan vertrouwen
zorgt ervoor dat burgers niet meer meedoen aan onze democratische processen of in
het ergste geval lijnrecht tegenover elkaar en de overheid komen te staan. De leden
van de D66-fractie zijn van mening dat de overheid er is voor de burger en naast de
burger hoort te staan. De overheid moet transparant, rechtvaardig en bovenal menselijk
zijn.
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, en daarom zijn deze leden zich ervan bewust
dat het herstel van vertrouwen niet binnen hele korte termijn weer terug is. De leden
van de D66-fractie staan positief tegenover de ambities die het kabinet uiteen heeft
gezet in o.a. het coalitieakkoord maar zijn van mening dat de ambities ook moeten
leiden tot tastbare resultaten. Vandaar dat deze leden nog enkele kritische vragen
willen voorleggen aan de Minister.
Inzet om de kansen in gebieden te versterken
De leden van de D66-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de inzet
van het kabinet om de kansen in kwetsbare regio’s te versterken. Verschillende interdepartementale
programma’s moeten de regio’s versterken. Vanuit de programma’s wordt niet alleen
samengewerkt met en tussen verschillende bestuurslagen, maar ook met andere «stakeholders»
zoals de private sector, kennisinstellingen en overige maatschappelijke organisaties.
De leden van de D66-fractie staan positief tegenover de intenties van verschillende
programma’s, maar vragen aan de Minister om te reflecteren op de structurele impact
die deze programma’s hebben op gemeenschappen in deze kwetsbare gebieden. In hoeverre
biedt incidenteel geld een oplossing voor problemen die een structureel karakter hebben?
Daarnaast constateren deze leden dat veel van de doelstellingen uit de verschillende
programma’s elkaar overlappen. Zij vragen de Minister te reflecteren op de doelmatigheid
en de mate van samenhang van deze programma’s.
De leden van de D66-fractie zijn verder van mening dat voorzieningen in regio’s en
gemeenten de basis zouden moeten vormen voor de financiële bijdragen vanuit het Rijk.
Deze leden vragen of de Minister bereid is in kaart te brengen wat de basisvoorzieningen
zouden moeten zijn in een bepaald gebied of per x aantal inwoners (dus scholen, huisarts,
OV, pinautomaat, brievenbus). Op dit moment leunt de aanwezigheid van basale voorzieningen
te veel op het «businessmodel» waarbij centralisatie het uitgangspunt is. Deze leden
vinden dat sommige van de bovengenoemde voorzieningen zo basaal zijn, dat in het kader
van leefbaarheid het eigenlijk vanzelfsprekend moet zijn om deze gewoon beschikbaar
te stellen ook al is het volgens het businessmodel niet helemaal rendabel. Hierdoor
verminderen we de uitstroom uit die gebieden, verbeteren wij het welzijn van burgers
en winnen we het vertrouwen weer terug. Zij vragen aan de Minister om op deze visie
te reflecteren. De leden van de D66-fractie vragen verder aan de Minister of die bereid
is het gemeentefonds, of andere structurele financiën zodanig aan te passen dat dit
op termijn mogelijk is.
Inzet om kansengelijkheid te vergroten
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de inzet van het
kabinet om de kansengelijkheid te vergroten. Deze leden constateren dat het kabinet
voor Europees Nederland concrete doelen heeft geformuleerd om de armoede in Nederland
in 2030 te halveren, en het aantal kinderen dat opgroeit in armoede te halveren in
2025. Deze leden zijn van mening dat de problematiek rondom armoede niet alleen in
Europees Nederland afspeelt, maar ook in Caribisch Nederland en dat vraagt ook voor
de inwoners daar om concrete doelstellingen. Zij vragen aan de Minister of de vijf
punten die worden aangehaald in de kabinetsreactie (p. 12) ook van toepassing zijn
op Caribisch Nederland. Deze leden vragen of net als in Europees Nederland een samenhangend
pakket aan maatregelen is geformuleerd waarbij de behoeften van de mensen centraal
zijn gesteld. Zo nee, kan de Minister nader toelichten waarom niet?
Daarnaast zijn de leden van de D66-fractie van mening dat alle burgers in Nederland
te allen tijde moeten kunnen vertrouwen op toegang tot kwalitatieve zorg. Deze leden
vinden het onacceptabel dat niet iedereen een gelijke kans heeft op gezondheid. Zij
vragen de Minister of bij de aanpak om gezondheidsachterstanden terug te dringen ook
nader toegelicht kan worden op welke wijze het kabinet van plan is om discriminatie
in de zorg te bestrijden.
Inzet om de werking van het democratisch bestel en het functioneren van de overheid
te versterken
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van het kabinet om de
werking van het democratisch bestel en het functioneren van de overheid te versterken.
Een van de pijlers is een inclusief bestuur. Deze leden zijn van mening dat een inclusief
bestuur alleen kan functioneren in een sociaal veilige werkomgeving. Dat zorgt ervoor
dat ondervertegenwoordigde groepen niet alleen instromen maar ook kunnen doorstromen
binnen het Rijk en alle andere lagen van overheid. Is de Minister tevreden over het
instroom- en doorstroombeleid van het Rijk? Bij welke groep blijft de ondervertegenwoordiging
op hetzelfde niveau en kan de Minister dit nader toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het rapport «Atlas van afgehaakt Nederland. Over buitenstaanders en gevestigden»
van Josse de Voogd en René Cuperus.
Deze leden hebben daarover de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de stelling dat het gezond is als mensen
kritisch naar de overheid en de politiek kijken. De Minister voegt daar terecht aan
toe dat het van belang is dat we waarmaken wat we toezeggen en niet meer beloven dan
we kunnen waarmaken. Deze leden vragen hoe de Kamer kan beoordelen of dit consequent
gedaan gaat worden. Hoe gaan de inwoners dit merken? Is de Minister bijvoorbeeld van
plan het rapportagestelstel hier op aan te passen? Zij onderstrepen met het kabinet,
dat vertrouwen alleen groeit als we aantoonbare stappen zetten.
Het kabinet verwijst naar recent onderzoek van de Universiteit Utrecht, waaruit blijkt
dat groepen de afgelopen twintig jaar sterk uit elkaar zijn gaan groeien wat betreft
hun vertrouwen in de politiek. De leden van de CDA-fractie constateren dat er veel
aandacht is voor de verschillen. Deze leden vragen of er ook inzicht is in gedeelde
waarden. Deelt de Minister de mening dat het soms gemakkelijker is elkaar daarop te
vinden?
De Minister kondigt aan dat zij onder andere in overleg met het Sociaal en Cultureel
Planbureau zal bezien welk vervolgonderzoek zinvol is. Deze leden vragen of de Minister
het onderzoek kent dat Twente Board heeft laten doen naar brede welvaart (genaamd
het «Bruto Twents Geluk»)? Zou het een idee zijn een dergelijk onderzoek in iedere
provincie te laten doen, zo vragen zij.
Het kabinet erkent de rol die anderen dan de overheid spelen in het maatschappelijk
leven van alledag en noemt daarbij onder meer het maatschappelijk middenveld en vrijwilligersorganisaties.
Is de Minister het met de leden van de CDA-fractie eens, dat wetten en regels aan
de voorkant beter getoetst moeten worden op bijvoorbeeld nadelige uitwerking voor
vrijwilligers en verenigingen? Welke mogelijkheden ziet de Minister hiervoor?
Deze leden waarderen de inzet van de Minister om op nationaal niveau de betrokkenheid
van burgers te versterken en zien haar plannen en ambities graag tegemoet. Wel vragen
zij hoe de Minister ervoor zorgt dat ook de medewerkers van de ministeries gevoel
hebben voor het belang van maatschappelijk urgente thema’s en niet alles benaderen
vanuit de theorie. Het kabinet wil met verschillende initiatieven de positie van jongeren
in de democratie versterken, zodat besluitvormers beter rekening kunnen houden met
de gevolgen van beleidskeuzes voor jongeren en toekomstige generaties. De leden van
de CDA-fractie vragen de Minister in dit verband ook aandacht te besteden aan de diverse
jongerenraden.
Deze leden zijn het met het kabinet eens, dat de producten en diensten van de overheid
op eenvoudige wijze toegankelijk moeten zijn voor iedereen, op maat, digitaal en persoonlijk.
Zij vragen wanneer inwoners hier echt iets van merken.
De leden van de CDA-fractie constateren met het kabinet dat een belangrijk aspect
in de problematiek van «afhaken» ook het overheidshandelen is in concrete, individuele
gevallen. Mensen raken in de knel door onuitvoerbare wetgeving of instanties die elkaar
tegenspreken. Deze leden vragen op welke manier het kabinet investeert in het vakmanschap
van gemeenteambtenaren die wetten moeten uitvoeren? Wat doet het kabinet om de uitvoeringskracht
van gemeenten te borgen en te versterken? Heeft het kabinet speciaal oog voor de uitvoeringskracht
in middelgrote en kleinere gemeenten? Welke rol speelt de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale
Overheden (UDO) hierbij? Zij constateren dat gemeenten voor inwoners het gezicht zijn
van «één overheid», terwijl ze weinig beleidsvrijheid hebben om Rijksbeleid passend
te maken bij lokale omstandigheden. Is de Minister het met deze leden eens, dat dit
het vertrouwen van inwoners in de overheid niet ten goede komt? In de nieuwe Code
Interbestuurlijke Verhoudingen zijn spelregels vastgelegd voor een goed en gelijkwaardig
samenspel tussen Rijk en gemeenten. Ook is er een Actieagenda Sterk Bestuur aangekondigd
die spoedig naar de Kamer zal worden gezonden. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat er
conform deze Code en Actieagenda gewerkt wordt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie danken de Minister van Binnenlandse Zaken voor haar reactie
op de Atlas van Afgehaakt Nederland. Zij delen met de Minister de analyse dat mensen
die weliswaar afgehaakt zijn van de democratie, niet vanzelfsprekend afgehaakt zijn
van de samenleving. Deze leden delen ook dat het onderzoek een zeer waardevol begin
is maar dat er meer onderzoek noodzakelijk is. Zij vragen in dat verband of de Minister
ook bereid is hierbij te betrekken wat de rol is geweest van de overgang van «de verzorgingsstaat»
naar de «participatiemaatschappij». Kan zij hier ook zelf op reflecteren? Vindt de
Minister dat we tegenwoordig in een participatiemaatschappij leven en vindt zij dit
tot op heden geslaagd?
Kan de Minister aangeven wat zij bedoelt met: «Veel van de in de Atlas besproken ontwikkelingen,
zoals de trek van het platteland naar de stad, hebben zich voor een deel zelfstandig
voltrokken en beperken zich niet tot Nederland.»? Wat betekent hier zelfstandig voltrokken?
Vindt de Minister het bijvoorbeeld zelfstandig dat (overheids-)voorzieningen uit dorpen
verdwijnen, openbaar vervoersverbindingen in landelijke regio’s of de spreiding van
werkgelegenheid slechter worden? Kan de Minister aangeven in datzelfde licht ook wat
zij bedoelt met: «Ook de sterke doorwerking van maatschappelijke verschillen in het
functioneren van het democratisch bestel zien we in andere democratieën terug.»? In
hoeverre zijn deze maatschappelijke verschillen volgens de Minister een natuurverschijnsel
en in hoeverre is maatschappelijke ongelijkheid een gevolg van politieke keuzes? De
leden van de fractie van de SP wijzen hierbij bijvoorbeeld op het feit dat de vermogensverschillen
in Nederland groot zijn.
Deze leden lezen over het onderzoek dat onlangs door de Universiteit van Utrecht is
gedaan dat: «de conclusie van het onderzoek luidt dat betrouwbaarheid (rechtvaardigheid,
onpartijdigheid, openheid) van de overheid het fundament vormt van het vertrouwen
van burgers – meer nog dan tevredenheid met de staat van de economie of de zorg. En
dit blijkt zeker zo sterk te gelden voor wantrouwende burgers.» Hoewel zij veel voornemens
lezen om te werken aan het vertrouwen van inwoners, zien de leden van de SP-fractie
tegelijkertijd ook veel tegenstrijdigheden met deze voornemens. Zo constateren zij
dat veel slachtoffers van het toeslagenschandaal nog dagelijks geconfronteerd worden
met de pijnlijke gevolgen hiervan. In Groningen wonen mensen jaren na de aardbeving
in Huizinge nog altijd in kapotte en onveilige huizen. Tegelijkertijd wekt de provincie
Groningen bovengemiddeld veel duurzame stroom op maar is de energiearmoede onder mensen
er groot. Onlangs bleek uit onderzoek dat het anti-overheidssentiment in Noord-Nederland
groeit.1 Kunt u aangeven hoe voor iemand die in een onveilig huis woont, met een hoge energierekening
en met een windmolen naast de deur, maatregelen als de regio deals, de Gelijke Kansen
Alliantie en de City Deal Energieke Wijken oplossingen zijn voor de ellende waar deze
mensen mee te maken krijgen? Hoe verhoudt de proceshouding van de Staat zich volgens
u tot het belang dat er wordt gehecht aan het zijn van een betrouwbare overheid? Deelt
u de mening dat wanneer er vanuit de ene overheidsdienst gewaarschuwd wordt dat men
waakzaam moet zijn voor digitale aanvallen en hierop noodpakketten moet aanschaffen
omdat er een grote dreiging is en vanuit de andere overheidsdienst tegelijkertijd
het principe wordt gehanteerd dat alle overheidsprocessen digitaal moeten waar dat
kan, dit niet bijdraagt aan het zijn van een betrouwbare overheid? De Minister schrijft
terecht volgens deze leden: «Voor het verkleinen van scheidslijnen in de samenleving
die ervoor zorgen dat mensen afhaken van de democratie, is het echter ook essentieel
dat de overheid in de spiegel kijkt bij de uitvoering van zijn kerntaken.». Vindt
zij dat dit voldoende gebeurt?
De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over de terugtrekkende rol van
de overheid en de invloed van de New Public Management denkwijze. De leden van de
SP-fractie zijn blij dat de Minister dit erkent in haar interview met de krant Trouw.2 Wat voor concrete acties worden er verbonden om dit denken te veranderen? Deze leden
vragen in het licht van de terugtrekkende overheid ook naar de stand van zaken met
betrekking tot de voorgenomen plannen voor een overheidsloket. Kan de Minister toelichten
wanneer de Kamer deze plannen kan verwachten en kan zij in grote lijnen schetsen hoe
deze loketten vorm gegeven zullen worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
op de Atlas van afgehaakt Nederland.
De Atlas van afgehaakt Nederland geeft weer hoe maatschappelijke verschillen tussen
mensen ertoe leiden dat mensen afhaken bij de politiek. Deze leden vinden het goed
dat de analyses die de onderzoekers hieraan ten grondslag leggen door het kabinet
worden gedeeld. Echter, zo menen deze leden, schiet de zelfreflectie van het kabinet
op de rol die de overheid hierin zelf speelt te kort. Te veel mensen zijn op een negatieve
wijze in contact gekomen met de overheid. Deelt de Minister deze mening en waarom
is ervoor gekozen daar geen verdere analyse van te geven dan een bijzin over de toeslagenaffaire?
Van de omgang met Groningers in het aardbevingsgebied tot de slachtoffers van de toeslagenaffaire:
er zijn helaas voorbeelden te over waarbij de overheid burgers wantrouwt en optreedt
als een bedrijf in plaats van als een bondgenoot en zij burgers als klanten ziet in
plaats van als mensen. Welke concrete lessen trekt het kabinet uit het handelen van
de overheid? Wat gaat het kabinet doen om hier verandering in te brengen?
«Is dit beleid of is erover nagedacht?». Deze zinsnede van Jan Schaefer is misschien
wel actueler dan ooit. Want beleid dat gemaakt wordt pakt dikwijls niet goed uit voor
mensen en/of bereikt hen niet, of in het ergste geval, het tegenovergestelde doel.
De leden van de PvdA-fractie zijn bekend met de acties van het kabinet waarmee de
menselijke maat in wetten en regels moet worden bevorderd of teruggebracht. Deelt
de Minister de mening dat om hardvochtige effecten voor mensen te voorkomen het daarbij
vooraf betrekken van mensen en het vooraf in de praktijk toetsen hoe wetgeving en
beleid uitpakt van nut kan zijn om die menselijke maat te waarborgen?
In de Atlas van afgehaakt Nederland alsook in de kabinetsreactie komt het belang van
bestaanszekerheid veelvuldig terug. Zo schrijft het kabinet dat: «De sociale grondrechten,
die bijdragen aan een basis van bestaanszekerheid voor alle burgers bijvoorbeeld op
het terrein van werk, gezondheid, wonen en onderwijs, vragen van de overheid om inspanningen
te leveren». En: «Om bestaanszekerheid te bieden is een adequaat sociaal minimum van
groot belang». Toch staat ondanks het belang en beleid van het kabinet bestaanszekerheid
voor grote en steeds groter wordende groepen onder hoge druk, zo menen deze leden.
Waarom kiest het kabinet -in tegenspraak met het belang dat zij aan bestaanszekerheid
en kansengelijkheid zegt te hechten – niet voor daadwerkelijk bijpassende maatregelen
zoals het minimumloon verhogen naar 14 euro, werken meer lonend maken en kapitaal
fors meer belasten? Met andere woorden: forse woorden over het belang van bestaanszekerheid
en gelijkheid krijgen onvoldoende navolging in kabinetsbeleid naar de mening van de
leden van de PvdA-fractie. Deelt u die mening? Zo ja, hoe gaat u hier alsnog naar
handelen? Zo nee, waaruit blijkt dat dat de bestaanszekerheid voor iedereen gewaarborgd
wordt of gaat worden?
In de Atlas van afgehaakt Nederland alsook in de kabinetsreactie komt het belang van
voorzieningen in de regio veelvuldig terug. Ook deze leden zijn van opvatting dat
voorzieningen in de regio en een zichtbare overheid in dorpen en wijken van groot
belang zijn. Toch zien we het tegenovergestelde gebeuren. Een vertrouwd gezicht in
de wijk zoals een buurtwerker en een wijkagent is er steeds minder. Zorgvoorzieningen
sluiten en scholen verdwijnen uit kleine dorpen. Wat gaat het kabinet doen om deze
trend te keren en als overheid juist wel weer zichtbaar te zijn in wijken en dorpen
en voorzieningen open te houden in plaats van te laten verdwijnen?
Tot slot, zij menen dat de analyses in de Atlas van afgehaakt Nederland en de kabinetsreactie
daarop het domein van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overstijgen.
Naar de mening van de leden van de PvdA betreft dit onderwerp namelijk het algemeen
regeringsbeleid en is het belang van de democratie en iedereen daarbij betrekken in
plaats van laten afhaken zo groot dat de regie van de Minister-President gepast is.
Deelt u die mening? Zo ja, op welke wijze was de Minister-President concreet betrokken
bij de voorliggende kabinetsreactie? En gaat de Minister-President de regie in dit
dossier nemen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
kabinetsreactie op de Atlas van afgehaakt Nederland. Deze leden hebben ook met zeer
veel interesse kennisgenomen van de Atlas van Afgehaakt Nederland en zien hierin een
doorwrochte en herkenbare analyse van diverse sociale problematieken in Nederland.
Zij maken zich zorgen over het feit dat een aanzienlijk deel van de bevolking afgehaakt
is van het democratisch proces, en dat ook regio’s dreigen af te haken of al afgehaakt
zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben behoefte aan het stellen van nadere
vragen.
Deze leden zien dat de regering op een groot aantal domeinen tracht te werken aan
het bevorderen van betrokkenheid en als overheid nabij en betrouwbaar probeert te
zijn. Uit de kabinetsreactie blijkt dat de regering onder meer op het gebied van zorg,
landbouw, onderwijs, armoede en schulden, veiligheid en voorzieningenniveau zich inspant
om verbetering te bewerkstelligen. Zij zijn blij met deze integrale en multidimensionale
aanpak, maar achten coördinatie van belang. Wat is er voor nodig om de regiefunctie
van de Minister van Binnenlandse Zaken op deze regio-inzet te versterken? Verder is
de Atlas van afgehaakt Nederland mede aanleiding geweest voor de motie Segers (Kamerstuk
35 788, nr. 136) die vraagt om onderzoek naar een meer weerbare democratie. De leden van de ChristenUnie-fractie
vragen naar het tijdspad van dit onderzoek.
Gezondheid
Een belangrijke lijn in de Atlas is de relatie tussen gezondheid en welbevinden. Deze
leden vinden het buitengewoon zorgelijk dat iemand met een wetenschappelijke opleiding
gemiddeld 14 jaar langer in goede gezondheid leeft dan iemand met een meer praktische
opleiding. Deelt het kabinet deze diepe onvrede en zorg? Krijgt dit op dit moment
ook voldoende zijn weerklank in het algemene volksgezondheidbeleid en wordt dit ook
in beleid én middelen afdoende vertaald in een stevige preventie-inzet gericht op
het verbeteren van de gezondheidsbeleving van mensen, waarin juist aandacht is voor
het bereiken van lager opgeleiden? Ziet het kabinet dat hierin ook afdoende aandacht
is voor de regionale component die bij gezondheidsverschillen meespeelt (die op streekniveau
plaatsvindt, maar in grote steden bijvoorbeeld ook op wijkniveau aanwezig is).
Voorzieningenniveau en infrastructuur
Deze leden missen een reflectie in de kabinetsreactie op het verdwijnen van voorzieningen
in regio’s. Zij zien dat hierbij vaak sprake is van een vicieuze cirkel waarbij voorzieningen
verdwijnen, waardoor mensen wegtrekken, waardoor nieuwe voorzieningen verdwijnen.
Wat is de inzet van het kabinet om dit te doorbreken? En ziet het kabinet ook hoe
het kabinetsbeleid deze negatieve spiraal soms ook nu nog in stand houdt? De leden
van de ChristenUnie-fractie zien dit in sterke mate terug bij infrastructurele projecten.
Deze leden vinden het jammer dat hier in de kabinetsreactie ook weinig aandacht voor
is. Investeringen in het Openbaar Vervoer vinden vaak plaats in economisch krachtige
gebieden. Op welke wijze spant het kabinet zich in om meer aandacht te hebben voor
het belang van vitale gemeenschappen, verbindingen en voorzieningen in de MKBA bij
infrastructurele projecten, zodat de weging vaker dan nu positief doorslaat voor economisch
minder krachtige gebieden? Zij merken op dat een te grote focus op kansrijke gebieden
juist ook mensen raakt in diezelfde gebieden die het moeilijk hebben. Het aantrekken
van bijvoorbeeld internationaal georiënteerde werkgelegenheid kan gentrificatie en
verdringing op de woningmarkt tot gevolg hebben. Hoe kan het kabinet ook oog hebben
voor burgers die afhaken in meer aangehaakte regio’s?
Krimpgebieden
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de kabinetsreactie dat onder meer wordt
gesproken over de aandacht die gaat naar bevolkingsdaling via het Actieplan Bevolkingsdaling.
Deze leden vragen of zij het juist zien dat dit Actieplan inmiddels is gestopt en
geen structureel vervolg heeft gekregen. Ziet het kabinet aanleiding om tot een hernieuwde
inzet op het gebied van bevolkingsdaling en krimpgebieden te komen? Zij vragen of
afdoende inzichtelijk is wat de gevolgen zijn van het vertrek van mensen uit krimpgebieden
naar meer stedelijke gebieden voor de personeelstekorten in vitale sectoren in krimpgebieden
maar bijvoorbeeld ook de beschikbaarheid van mantelzorg. Een reden voor het wegtrekken
uit krimpgebieden is onder meer het ontbreken van onderwijsaanbod op het gewenste
niveau. Juist ook gezien de relatie die in de Atlas wordt gelegd tussen opleidingsniveau
en al dan niet «aangehaakt» zijn, lijkt het de leden van de ChristenUnie-fractie gewenst
te bezien hoe in die gebieden het aanbod van HBO en universitair onderwijs kan worden
versterkt. Ziet de Minister dat hierin ook een mogelijk instrument ligt en tot welk
beleidsgevolg leidt dit?
Deze leden pleiten al langer voor expliciete aandacht voor gevolgen van wet- en regelgeving
en beleid op krimp- en grensgebieden. Krijgt dit nu afdoende vorm in het integraal
afwegingskader en wordt dit ook naar behoren toegepast?
Grensregio’s
Deze leden brengen het kabinet de motie Bikker/Van Dijk (Kamerstuk 36 200-VII, nr. 33) in herinnering die oproept om naar analogie van de werkgroep Donner/Berx tot een
soortgelijk initiatief te komen gericht op de verbetering van regelgeving met Nedersaksen
en Noordrijn-Westfalen. Zij vragen naar de voortgang van deze motie.
Gemeenschapsband
De leden van de ChristenUnie-fractie zien ook dat er in de Atlas wordt gesproken over
een gemeenschapsband, een burgerschapszone van het zuidwesten naar het noordoosten
van Nederland. Een strook die ook de traditionele Bible Belt omvat, zo wordt in de
Atlas geconstateerd. Waar niet direct sprake is van een hoog opleidingsniveau, maar
wel waar veelal sprake is van sterke sociale structuren, een goede beoordeling van
de gezondheid en een grotere democratische betrokkenheid. Deze leden zien uit naar
het onderzoek dat het kabinet voert naar mogelijke oorzaken waarom deze zone positief
naar voren komt. Zij vragen wanneer het kabinet de uitkomst van het onderzoek verwacht
en of hier bij ook aandacht is voor de eventuele rol van religieuze gemeenschappen.
Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie welke onderzoeken het kabinet nog
meer voornemens uit te voeren is op basis van het overleg dat met het SCP plaatsvindt.
Deze leden vragen in dit verband ook naar de voortgang van de motie Bikker/Van Dijk
(Kamerstuk 36 200 VII, nr. 31) over de versterking van de uitwisseling tussen religieuze instellingen en gemeenten.
Ziet het kabinet dat samenwerking van de overheid en lokale gemeenschappen, zoals
religieuze instellingen, kan bijdragen aan een gevoel van betrokkenheid op en nabijheid
van het lokaal bestuur?
Zij vragen tot slot of er lessen uit de Atlas van afgehaakt Nederland (en uit de beleidsreactie)
te trekken zijn die ook van meerwaarde kunnen zijn voor de bestrijding van sociale
problematiek en het vergroten van de betrokkenheid bij het bestuur op de BES-eilanden.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
op de Atlas van afgehaakt Nederland.
Vooral de ervaren gezondheid springt eruit als factor die het vertrouwen en de wil
om te participeren beïnvloedt. Volgens Cuperus en De Voogd lijkt het erop dat bij
gezondheid individuele factoren – opleiding, inkomen en leeftijd – en de meer maatschappelijke
dimensie van sociale samenhang – eenzaamheid, vertrouwen en burgerschap – samenkomen.
Tegelijkertijd zien we bij VWS een concentratiebeweging in de zorg. Dat terwijl er
geen wijzigingen in de spoedzorg mogen zijn zonder consultatie met regionale overheden.
Naast kwaliteit van zorg zijn er ook andere belangrijke redenen waarom een regionaal
ziekenhuis open moet blijven volgens dit lid.
Leefbaarheid en bereikbaarheid: het lid van de BBB-fractie durft zelfs te stellen
dat de bereikbaarheid en nabijheid van zorg een kwalitatief onderdeel is die bepalend
is voor de leefbaarheid en er voor zorgt dat mensen niet afhaken. Kan de Minister
een werkbezoek plannen om met gemeenten het belang van ziekenhuizen voor de verschillende
regio’s te verkennen? Daarnaast is het lid van de BBB-fractie benieuwd of de Minister
in kaart wil brengen welke lessen we leren uit ziekenhuizen waar essentiële voorzieningen
dicht zijn gegaan (zoals in Waalwijk), of uit ziekenhuizen die juist openbleven (zoals
in Zutphen).
Afgelopen weken behandelden we de begrotingen van J&V en I&W. Dit lid liet in haar
bijdrage zien dat het aantal politiebureaus op het platteland de afgelopen jaren gigantisch
is afgenomen, een ware plattelandscrisis. In Oost-Nederland is zelfs meer dan de helft
van de politiebureaus- en posten gesloten. Sinds de kabinetten Rutte zijn er keer
op keer politieke keuzes gemaakt die de politiesterkte op het platteland uitkleden.
Het lid van de BBB-fractie gaf aan: «De afname in regio Haaglanden is bijna volledig
in het Groene Hart. Er zijn in Den Haag even veel politiebureaus als 10 jaar geleden».
Het BBB-team heeft onderzoek gedaan om de budgetverdeling van de politie te ontrafelen.
De conclusie is dat het platteland stelselmatig financieel aan het kortste eind trekt
en het dus moet doen met minder geld. We hebben te maken met een steden verheerlijking
terwijl er nauwelijks aandacht is voor de uitdagingen die de politie op het platteland
tegenkomt. Snapt de Minister dan ook dat dit de kloof binnen Nederland vergroot?
Maandag 28 november was het debat over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte
en Transport (MIRT). Ook hier vist de regio weer hard achter het net. Een aantal provincies
blijven berooid achter in vergelijking met andere gebieden in ons land. In het MIRT
worden infrastructurele projecten gekoppeld aan grote bouwprojecten. Hoe meer woningen
er gebouwd worden, hoe meer er geïnvesteerd wordt in infrastructuur. Veel van deze
grootschalige bouwlocaties zitten in de Randstad, waardoor zij miljarden aan extra
geld krijgen terwijl het platteland al achterloopt met infrastructuur. Snapt de Minister
dan ook dat dit de kloof binnen Nederland vergroot?
Het OV en bredere mobiliteit hebben een groot sociaal belang. Dit moet dan ook zwaarder
meewegen bij de keuzes waar wordt geïnvesteerd in infrastructuur en hoeveel er geïnvesteerd
wordt in infrastructuur. Ook de Randstad heeft goede infrastructuur nodig, maar niet
ten koste van de infrastructuur van het platteland. Er gaat disproportioneel veel
geld naar de projecten in en rondom de Randstad. Het lid van de BBB-fractie vindt
het belangrijk voor de nationale ontsluiting dat er wel projecten gebeuren in de Randstad,
maar op deze manier blijven er gebieden achter die al een achterstand hadden. Deze
gebieden hebben juist deze extra aandacht nodig. Snapt de Minister ook dat dit kabinet
door andere keuzes te maken de kloof binnen Nederland vergroot?
De kabinetsbrief geeft weer dat de overheid ten dienste moet staan van de samenleving
en vrede, recht en orde bewaken, zodat mensen zich beschermd weten en tot bloei kunnen
komen. Dat brengt de verplichting met zich mee om grondrechten van burgers te waarborgen.
De sociale grondrechten, die bijdragen aan een basis van bestaanszekerheid voor alle
burgers bijvoorbeeld op het terrein van werk, gezondheid, wonen en onderwijs, vragen
van de overheid om inspanningen te leveren. Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister
of zij beseft en erkent dat dit mooie woorden zijn maar dat hele praktische besluiten
zoals hierboven genoemd er voor zorgen dat veel mensen buiten de Randstad afhaken.
Praten over inclusie en gelijke rechten is mooi. Maar bijvoorbeeld bij de uitvoering
van regelingen zoals het energieplafond en het geen rekening houden met mensen met
medische aandoeningen laat mensen afhaken. Dit lid vraagt de Minister aandacht voor
het feit dat de woorden vaak niet aansluiten op de daden. Wat kan en gaat de Minister
hier aan doen?
II Antwoord/reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.