Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de uitwerking verzuimaanpak (Kamerstuk 26695-139)
26 695 Voortijdig school verlaten
Nr. 141
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 23 november 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
                  opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de
                  brief van 15 juli 2022 over de uitwerking verzuimaanpak (Kamerstuk 26 695, nr. 139).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 29 september 2022 aan de Minister voor Primair en
                  Voortgezet Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 21 november 2022 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
– Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
– Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
4
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
5
– Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
7
II
Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
9
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van «Uitwerking verzuimaanpak» en
                     hebben hier nog vragen over.
                  
De leden lezen dat het RtI1/MD-MTSS2-raamwerk kan helpen om afwezigheid van een leerling eerder te signaleren. Hoe wil
                     de Minister voorkomen dat dit raamwerk leidt tot onnodige extra administratieve rompslomp
                     voor scholen?
                  
Het is voor de leden onduidelijk hoe het wetsvoorstel verzuim zal leiden tot een significante
                     vermindering van verzuim. Ze vinden dat dit wetsvoorstel onvoldoende aansluit bij
                     de werkelijke vraag achter de problematiek van verzuim: een gebrek aan passend onderwijs
                     en de mogelijkheden om maatwerk te bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. In
                     het voorstel staat vooral een nieuwe verzuimregistratie beschreven, terwijl thuiszittende
                     jongeren vaak thuiszitten omdat er geen passende leerplek aangeboden kan worden. Het
                     nieuwe RtI/MD-MTSS-registratiesysteem lost dit niet op. Op wat voor manier worden
                     scholen en samenwerkingsverbanden met dit wetsvoorstel gestimuleerd om een passende
                     leerplek voor thuiszittende jongeren te bieden? Dit wetsvoorstel focust op de handhaving
                     van de leerplicht voor leerlingen en ouders, terwijl het ministerie tegelijkertijd
                     naar leerrecht toe wil. Dit wetsvoorstel lijkt door de focus op de leerplicht, zonder
                     aandacht te besteden aan de manier waarop scholen passende leerplekken kunnen bieden
                     aan thuiszittende jongen, tegen de eigen ambitie in te gaan. De leden vragen hoe dit
                     wetsvoorstel in relatie staat tot de ambitie van het ministerie over te gaan naar
                     leerrecht.
                  
De leden lezen dat met dit wetsvoorstel persoonlijke gegevens van leerlingen worden
                     verzameld en gedeeld buiten de school. Gevoelige medische gegevens zouden ook gedeeld
                     kunnen worden. Het is de vraag of het doel en het resultaat van de verzuimregistratie
                     wel in verhouding staan tot het middel om deze gegevens te verzamelen. Hoe verantwoordt
                     de Minister het verzamelen van gevoelige persoonlijke gegevens van leerlingen, terwijl
                     het onduidelijk is hoe dit kan leiden tot minder thuiszittende jongeren?
                  
De leden lezen dat samenwerkingsverbanden inzicht krijgen in verzuimgegevens en het
                     aantal vrijstellingen artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969. Wordt daarbij ook
                     gecommuniceerd wat de oorzaak van de vrijstelling is, zodat bijvoorbeeld duidelijk
                     wordt voor hoeveel hoogbegaafde leerlingen er in regio’s geen passend onderwijsaanbod
                     is?
                  
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten of er binnen de ontwikkeling van
                     de digitale school extra aandacht is voor hoogbegaafde leerlingen. Is de Minister
                     bijvoorbeeld bereid om samen met universiteiten te kijken of hoogbegaafde leerlingen,
                     wanneer ze voorlopen op de leerstof, al op de middelbare school enkele universitaire
                     vakken kunnen volgen?
                  
De Minister beschrijft dat het samenwerkingsverband aan zet is om voor alle leerlingen
                     een passende onderwijsplek te realiseren. De leden van de VVD-fractie zien dat voor
                     hoogbegaafde leerlingen nog niet alle samenwerkingsverbanden een goed aanbod hebben.
                     Welke stappen onderneemt de Minister om hierin snel te zorgen voor verbetering? Daarnaast
                     willen de leden graag weten wanneer het onderzoek naar de noodzakelijkheid van een
                     vorm van doorzettingsmacht is afgerond en of de Minister bereid is zijn conclusies
                     snel met de Kamer te delen.
                  
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitwerking van
                  de verzuimaanpak. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen
                  voorleggen aan de Minister over deze brief.
               
De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister stappen wil zetten om zorg
                     te dragen dat alle kinderen onderwijs volgen en gezien worden. Echter, deze leden
                     hebben signalen ontvangen van meerdere organisaties die zich zorgen maken over de
                     nieuwe verzuimaanpak. Zo zijn bijvoorbeeld zorgen over de mate waarin de verzuimregistratie
                     bijdraagt aan een dekkend aanbod van onderwijs voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte.
                     Graag ontvangen deze leden hierop een reflectie van de Minister. Bovendien zijn zij
                     benieuwd hoe de Minister de privacy van kinderen waarborgt binnen de nieuwe aanpak.
                     Zo geeft bijvoorbeeld Ouders en Onderwijs aan dat er een risico bestaat dat scholen
                     overgaan tot zogenaamde «geautomatiseerde interventies». Hierbij wordt verwezen naar
                     dat bijvoorbeeld bij drie keer afwezigheid altijd een brief wordt verstuurd naar de
                     ouders. Hoe kijkt de Minister naar deze kritiek? Ziet hij risico’s in zo’n geautomatiseerde
                     omgeving? Is hij bijvoorbeeld van mening dat het registreren van verzuim in vaste
                     categorieën negatieve effecten kan hebben op het contact tussen leerlingen en ouders?
                     Daarbij vragen zij of de verzuimaanpak extra werkdruk oplevert voor scholen en leraren
                     en zo nee, waarom niet.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister van mening is dat aanwezigheid een
                     doel op zich kan worden, zonder dat deze bijdraagt aan het welzijn van leerlingen.
                     In welke mate zal de registratie van verzuim centraal en landelijk plaatsvinden, zoals
                     dat nu geregeld is voor het melden van ongeoorloofd verzuim bij de Dienst Uitvoering
                     Onderwijs (hierna: DUO)? Ook vragen zij wat scholen bij deze aanpak precies zullen
                     moeten melden bij DUO en wat dit betekent voor de leerplichtambtenaar.
                  
De voornoemde leden vragen de Minister wat de huidige belemmeringen zijn in wet- en
                     regelgeving voor het verkrijgen van gegevens. Is het uitbreiden van het inzicht in
                     verzuimgegevens door het samenwerkingsverband bijvoorbeeld noodzakelijk om in deze
                     gegevens te voorzien? Zij signaleren dat de rol van samenwerkingsverbanden zal worden
                     uitgebreid naar preventie van verzuim van alle leerlingen, en dus niet alleen de leerlingen
                     die extra ondersteuning krijgen en nodig hebben. Wat betekent dit voor de uitvoering
                     van de wettelijke taak om zorg te dragen voor een dekkend aanbod en het creëren van
                     maatwerk?
                  
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de Minister van mening is dat de aanpak
                     toepasbaar is het op (voortgezet) speciaal onderwijs. Heeft de Minister bijvoorbeeld
                     kennisgenomen van de kritiek van Leerlingenbelang-vso3 (hierna: LBVSO)?
                  
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat de Minister op de hoogte is dat
                     er enige zorgen zijn in het veld over de nieuwe verzuimaanpak. Is de Minister met
                     de desbetreffende organisaties in gesprek? Tot slot vragen zij hoe hij hun zorgen
                     gaat wegnemen.
                  
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
                     brief. Zij vinden schoolverzuim vooral kwalijk omdat dit maar al te vaak een voorbode
                     is van voortijdig schoolverlaten. Zeker in die gevallen waarin kinderen en jongeren
                     in de leerplichtige leeftijd noodgedwongen thuiszitten bij gebrek aan thuisnabij passend
                     onderwijs, doet ons onderwijs deze mensen ernstig tekort. Als kinderen en jongeren
                     tijdens hun schoolloopbaan uitvallen, verlaten zij zonder startkwalificatie het onderwijs,
                     met alle schadelijke gevolgen van dien en ongelijke kansen op de arbeidsmarkt en in
                     de samenleving. De leden van de PvdA-fractie vinden dat zeer ongewenst. Zij vragen
                     of de Minister deze visie volkomen deelt.
                  
De leden bezien de onderhavige brief in samenhang met andere recente kabinetsstukken.
                     In zijn rijksbegroting meldt het kabinet voortijdig schoolverlaten tegen te gaan door
                     € 49,8 miljoen beschikbaar te stellen voor het regionaal programma en € 40,1 miljoen
                     voor de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (hierna: RMC). Op zich lijkt dit doortastend,
                     maar het betekent dat de ambitie nog altijd blijft steken bij genoegen nemen met maximaal
                     20.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters per jaar. Welke overwegingen liggen ten grondslag
                     aan deze keuze, zo vragen de voornoemde leden.
                  
De Minister kondigt drie actielijnen aan bij zijn verzuimaanpak: hij stelt aanwezigheid
                     centraal, zodat ieder kind wordt gezien, wil ieder kind echt passend onderwijs bieden
                     en zet in op digitaal afstandsonderwijs voor kinderen en jongeren die geen onderwijs
                     kunnen volgen op school. Daarbij kondigt hij een wetsvoorstel aan inzake het terugdringen
                     van verzuim. Met dit wetsvoorstel beoogt hij een verplichte eenduidige registratie
                     van alle soorten van verzuim en registratie van redenen van afwezigheid in categorieën
                     op te leggen en elementen van het verzuimbeleid van scholen voor te schrijven. De
                     leden van de PvdA-fractie signaleren dat deze gedachten slecht zijn gevallen bij ouders
                     en scholierenorganisaties, zoals ook blijkt uit de brief van Ouders & Onderwijs van
                     23 september 2022 die mede wordt ondersteund door onder meer LAKS4, LBVSO en JongPIT5. De vrees is dat scholen zullen overgaan tot geautomatiseerde interventies die averechts
                     werken en aanwezigheid van leerlingen zullen opvatten als doel op zich, met negatieve
                     gevolgen voor kinderen die om evidente redenen niet naar school kunnen. Ook zijn ze
                     bang voor inbreuken op de privacy, die niet proportioneel zijn in verhouding tot het
                     doel. Wat kan en wil de Minister doen om deze zorgen weg te nemen, zo vragen de eerdergenoemde
                     leden. Wat doet de Minister met de voorstellen van Ouders & Onderwijs over verzuimbeleid
                     op school, die deze bepleit als alternatief voor het verzuimbeleid dat de Minister
                     beoogt? Tevens vragen zij of de Minister ook kan melden hoe de landelijke brancheorganisatie
                     voor leerplicht en RMC, Ingrado, tegenover deze voorstellen staat.
                  
Wat het digitaal afstandsonderwijs betreft, voor kinderen en jongeren die niet op
                     school onderwijs kunnen volgen, menen de leden van de PvdA-fractie dat dit digitaal
                     afstandsonderwijs zeker niet ideaal is, maar nog altijd beter dan dat kinderen en
                     jongeren geheel verstoken blijven van onderwijs. De Minister wil digitaal afstandsonderwijs
                     mogelijk maken op het niveau van de lessen van de eigen school, van gedigitaliseerd
                     lesaanbod van buiten de eigen school en van volledig digitale lessen met interactie
                     met de leraar. De Minister wil op korte termijn digitaal afstandsonderwijs op de eerste
                     twee niveaus mogelijk maken, maar neemt meer tijd voor de inbedding en uitvoering
                     van het derde niveau. Wanneer denkt de Minister daaraan toe te komen?
                  
De Minister belooft concrete stappen te zetten om de verbeteraanpak van passend onderwijs
                     te versnellen en er zo voor te zorgen dat ieder kind sneller een passende plek in
                     het onderwijs krijgt. Voor de leden van de PvdA-fractie is dat mede een waardevol
                     streven, omdat dit helpt te voorkomen dat kinderen en jongeren hun recht op onderwijs
                     wordt ontzegd. Zij willen dat ons onderwijs echt inclusief is en dat er voor elk kind
                     een goede plek is op school. Tegelijkertijd signaleren zij dat passend onderwijs,
                     waarbij ieder kind de juiste ondersteuning krijgt, nu teveel gepaard gaat met verhoging
                     van de werkdruk in het onderwijs. Wil de Minister ook daaraan iets doen door te investeren
                     in passend onderwijs en jeugdzorg en de aansluiting tussen onderwijs en jeugdzorg
                     te verbeteren? Tevens vragen zij wat hij concreet wil doen om te garanderen dat alle
                     kinderen begeleiding krijgen in hun specifieke behoeften, zoals taal- en rekenachterstanden,
                     gedragsstoornissen, dyslexie, sociaaleconomische omstandigheden en hoogbegaafdheid.
                     In hoeverre wil hij ook op individuele basis maatwerk laten bieden, waar de bestaande
                     voorzieningen geen passend aanbod kunnen bieden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
                  
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken de Minister voor de nadere uitwerking van
                  de verzuimaanpak. De voornoemde leden merken wel op dat ook in deze uitwerking nog
                  veel vragen open staan, vooral over hoe bepaalde maatregelen in de praktijk gaan werken
                  en wat deze daadwerkelijk gaan opbrengen bij de aanpak van verzuim. De voornoemde
                  leden lezen dat de Minister veel haast heeft en zijn nog niet overtuigd dat over alle
                  facetten voldoende is nagedacht. Zodoende hebben de leden nog behoorlijk wat vragen.
               
Verzuimaanpak: drie actielijnen
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe het tot nu toe gaat met de ambitie
                     van het kabinet om het aantal onnodige thuiszitters terug te brengen naar nul. Hoeveel
                     thuiszitters zijn er op dit moment? Hoeveel is dat ten opzichte van voorgaande jaren?
                     Wat is er sinds het aantreden van het kabinet gebeurd op dit vlak? Tevens vragen zij
                     hoeveel leerlingen er op dit moment een vrijstelling van onderwijs op lichamelijke
                     of psychische gronden (artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969) hebben. Hoeveel
                     is dat ten opzichte van voorgaande jaren?
                  
De voornoemde leden lezen dat er voor de uitwerking van de actielijnen overleg is
                     geweest met de partners van het landelijke thuiszittersoverleg. Toch krijgen de voornoemde
                     leden van een aantal van deze partners en ook vanuit andere kanten veel kritiek te
                     horen op voorgestelde verzuimaanpak. Is de Minister op de hoogte van deze kritiek?
                     Zij vragen wat hij ervan vindt. Is er wel voldoende geluisterd naar de signalen van
                     onder andere LAKS, Ouders & Onderwijs, Balans, JongPIT, LBVSO en Ieder(In)? Deze leden
                     vragen wat er is gedaan met de kritiekpunten van deze organisaties.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie concluderen dat de Minister in zijn aanpak focust
                     op het punt van «aanwezigheid» en dat hij door middel van registratie en data het
                     verzuim van leerlingen wil aanpakken. Het is de voornoemde leden echter nog onduidelijk
                     hoe betere registratie zal leiden tot het verminderen van verzuim. De voornoemde leden
                     hebben zich altijd erg ingezet voor thuiszitters en weten daardoor dat deze leerlingen
                     vaak thuiszitten vanwege een gebrek aan passend onderwijs. Hoe zal meer registratie
                     en data dit probleem oplossen? De voornoemde leden vragen of de focus op registratie
                     niet te groot is. De voornoemde leden erkennen dat registratie inzicht kan geven in
                     hoe groot het probleem van geoorloofd en ongeoorloofd verzuim is, maar missen in de
                     plannen van de Minister een even grote focus op de achterliggende redenen voor het
                     verzuim.
                  
Wetsvoorstel verzuim (actielijn 1 en 2)
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister de wet wil wijzigen zodat
                     scholen zicht hebben op de totale aan- en afwezigheid van hun kinderen. De voornoemde
                     leden lezen hierbij dat het gaat om elke vorm van verzuim, van tandartsbezoek tot
                     langdurig verzuim en dat het verzuim per klokuur moet worden vastgelegd. De leden
                     vragen wat dit doet voor de administratieve lasten en werkdruk voor scholen. Hoe ziet
                     de Minister dit? Ook vragen zij bij wie deze taak komt te liggen Hebben leraren al
                     niet voldoende op hun bordje liggen? De voornoemde leden lezen dat het nieuwe verzuimadministratiesysteem
                     meer kennis en expertise gaat vragen van scholen. Gaat hij de scholen hierin ook ondersteunen?
                  
De leden zijn ook benieuwd hoe op dit moment het registreren van verzuim is geregeld
                     bij scholen. Mogen scholen zelf bepalen hoe ze dat doen en welke vormen van verzuim
                     ze registeren? De voornoemde leden lezen dat de Minister bij de verdere uitwerking
                     van het wetsvoorstel nadrukkelijk aandacht gaat besteden aan privacyaspecten. Op welke
                     manier gaat hij dat doen? Kan hij zich voorstellen dat partijen zich hier zorgen over
                     maken? Vooral omdat het hierbij mede ook gaat over het vastleggen van medische gegevens
                     van leerlingen. Heeft hij advies ingewonnen wat dit zal betekenen voor de privacy
                     van leerlingen? Ook vragen zij of het doel de middelen heiligt in dit geval en in
                     hoeverre hij hiervoor toestemming gaat vragen aan ouders en leerlingen.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen tevens dat de Minister ervoor gaat zorgen
                     dat alleen de «noodzakelijke gegevens» terecht komen bij de leerplichtambtenaar. Wat
                     valt er volgens hem onder de «noodzakelijke gegevens»? Eveneens vragen zij welke gegevens
                     op dit moment gedeeld worden met de leerplichtambtenaar. De voornoemde leden lezen
                     ook dat de Minister in het wetsvoorstel wil opnemen dat een leerplichtambtenaar data
                     op individueel niveau van een leerling mag ontvangen wanneer dit nodig is. Wanneer
                     krijgt hij toegang tot deze gegevens? Na één melding van ongeoorloofd verzuim of pas
                     na meerdere meldingen? Tevens vragen zij of hiervoor toestemming wordt gevraagd aan
                     de ouders of leerlingen. Zou het ook iets kunnen veroorzaken in de relatie tussen
                     school en ouders/leerling, als bij één keer verzuim gelijk de leerplichtambtenaar
                     erbij wordt betrokken? Graag ontvangen zij een reflectie hierop.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister samenwerkingsverbanden inzicht
                     wil geven in de verzuimgegevens en het aantal vrijstellingen 5 onder a van de Leerplichtwet
                     1969. De voornoemde leden spreken al jaren de zorg uit voor het groeiend aantal vrijstellingen
                     en vinden dat er veel meer gekeken moet worden welke mogelijkheden een kind wel heeft
                     om zich te ontwikkelen. Zij zien nog niet hoe het delen van de verzuimgegevens met
                     samenwerkingsverbanden deze ambitie gaat helpen? Ook vragen zij of de Minister kan
                     uitleggen hoe hij de samenhang hiertussen ziet. Gaat hij de samenwerkingsverbanden
                     dan ook meer wijzen op de zorgplicht die ze hebben en zou het niet volstaan om ouders
                     toestemming te vragen om deze gegevens in te zien? De voornoemde leden vragen of deze
                     verzuimaanpak zich niet te veel richt op registratie en handhaving en te weinig op
                     passend onderwijs, leerrecht en de problemen die schuilgaan achter thuiszitters. Hoe
                     staat dit aankomende wetsvoorstel in relatie tot de ambitie van dit kabinet om over
                     te gaan naar een leerrecht en de ambitie van het kabinet om de verbeteraanpak passend
                     onderwijs door te voeren? Moet daar niet net zoveel snelheid, tijd en aandacht in
                     gestoken worden als de snelheid waarmee dit registratiesysteem nu van de grond komt,
                     zo vragen de eerder genoemde leden.
                  
Digitaal afstandsonderwijs
De leden van de GroenLinks-fractie vragen voor wat voor type leerlingen de Minister
                     de verschillende niveaus van digitaal afstandsonderwijs heeft ontwikkeld. Kan hij
                     voorbeelden geven van wat voor soort leerlingen gebruik zullen gaan maken van de drie
                     niveaus? In hoeverre worden scholen ondersteund om digitaal afstandsonderwijs voor
                     kinderen die dat binnen de eigen school nodig hebben vorm te geven? Krijgen ze daar
                     tijd, middelen en personen voor? Tevens vragen zij hoe de Minister het ontwikkelen
                     hiervan ziet in samenhang met het al bestaande lerarentekort.
                  
De voornoemde leden lezen dat de Minister verder digitaal afstandsonderwijs wil ontwikkelen
                     voor kinderen die niet naar school gaan of dreigen thuis te komen zitten. Hoe zorgt
                     hij ervoor dat door dit aan te bieden, de prikkel voor zowel school, ouders als leerlingen
                     om te werken naar teruggang naar school niet wordt ontnomen? Tenslotte vragen de eerdergenoemde
                     leden of de Minister de mening deelt dat uiteindelijk elk kind recht heeft op passend
                     fysiek onderwijs.
                  
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende brief
                  over voortijdig schoolverlaten. Voor deze leden geldt dat kernbegrippen voor goed
                  onderwijsbeleid keuzevrijheid, vertrouwen, verantwoordelijkheid en professionaliteit
                  zijn. De rijkdom van het onderwijs zit in de interactie tussen leraar en leerling,
                  waarin de leerling steeds meer tot bloei komt en, met vallen en opstaan, zijn mogelijkheden
                  en grenzen leert kennen. Dat moet voor iedere leerling gelden. De leden zijn daarom
                  blij dat de Minister meer wil doen om onnodig thuiszitten tegen te gaan, bijvoorbeeld
                  door een tijdelijke combinatie van digitaal en fysiek onderwijs. De voorliggende brief
                  is tweeledig. Enerzijds gaat het om een zorgvuldige verzuimaanpak en anderzijds de
                  mogelijkheden tot digitaal onderwijs. Over beide onderdelen hebben de leden van de
                  fractie van de ChristenUnie enkele vragen.
               
De Minister stelt zich de vraag wat er nodig voor is om een kind aanwezig te laten
                  zijn en zich gezien en gehoord te laten voelen. Als antwoord daarop stelt hij dat
                  hier goed verzuimbeleid voor nodig is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen
                  de Minister hier wat uitgebreider op in te gaan. Een goed verzuimbeleid leidt immers
                  niet direct tot meer aanwezigheid, enkel tot meer inzicht in afwezigheid. Deze leden
                  vinden dat het uiteindelijk gaat het om het handelen van een school en de verdere
                  nabije omgeving van een kind. Goede en eenduidige registratie leidt niet zonder meer
                  tot inzicht in het contact tussen school en kind/ouder, zoals de Minister schrijft.
                  De leden vragen de Minister daarom hoe hij denkt dat verzuimregistratie leidt tot
                  betere aanwezigheid. Voorts vragen de leden de Minister of hij bij de verdere uitwerking
                  van de plannen niet enkel kijkt naar de werkzaamheid, maar ook naar de werkbaarheid
                  voor scholen en de eventuele administratieve druk.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen nergens in de brief meer ruimte voor vertrouwen
                     in de waardevolle praktische wijsheid en ervaringskennis van leraren terug als onderdeel
                     van het tegengaan van onnodig thuiszitten of afwezigheid van leerlingen. De leraar
                     is uiteindelijk degene die in de klas doet wat nodig is met het oog op vorming van
                     leerlingen. Een systeem met verzuimcijfers heeft geen oog voor die vorming en ontwikkeling
                     en is volgens de leden van de ChristenUnie-fractie op zichzelf enkel een uiting van
                     de maakbare gedachte dat controle leidt tot beheersing en indamming van een probleem.
                     De voornoemde leden zijn het ermee eens dat verzuim moet worden tegengegaan, maar
                     zij vragen of er ergens ruimte is voor vertrouwen in de professionele afweging van
                     leraren en andere mensen die rondom een kind staan. Eveneens vragen zij of de Minister
                     erkent dat de verhoudingen tussen leerlingen en het onderwijspersoneel dat om een
                     kind heen staat niet of nauwelijks maakbaar, stuurbaar en managebaar zijn.
                  
Tevens hebben de leden enkele vragen over de omgang met de verzuimgegevens. De leden
                     sluiten zich aan bij de zorgen die onder andere door Ouders en Onderwijs zijn geuit
                     over het verzamelen van data en de gevolgen die dat heeft voor leerlingen. De leden
                     vragen of de Minister in kan gaan op die geuite zorgen over de negatieve gevolgen
                     voor bijvoorbeeld chronische zieke kinderen, of kinderen met mentale problemen, van
                     de competitiedrang die Ingrado mogelijk veroorzaakt door «aanwezigheid te vieren».
                     De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen dat de leerling achter de cijfers
                     vergeten wordt en vragen om een reactie hierop. Voorts vragen de leden aan de Minister
                     wat «noodzakelijke gegevens» zijn die de leerplichtambtenaar moet ontvangen, waar
                     deze noodzakelijkheid op gebaseerd is en hoe dit verankerd is. Tevens vragen deze
                     leden wanneer er sprake kan zijn van de noodzaak voor leerplichtambtenaren om data
                     op individueel niveau te ontvangen.
                  
Zoals eerder genoemd zien de leden van de ChristenUnie-fractie de rijkdom van het
                  onderwijs in de interactie tussen leraren en leerlingen. Dat brengt hen bij het tweede
                  deel van de brief: digitale lesmogelijkheden. Deze leden zijn het eens met de Minister
                  dat er een mogelijkheid moet zijn waarin thuiszitten tijdelijk bestaat uit een combinatie
                  van digitaal en fysiek onderwijs kunnen volgen als dat nodig is. Ze zijn dan ook blij
                  dat de Minister stappen wil zetten om dit te bewerkstelligen. Samen met de Minister
                  zien deze leden dat een digitale blik in de klas ook de drempel naar school kan verlagen
                  en aansluiting kan verbeteren. De leden vragen wel of de Minister het belang van het
                  contact tussen leraar en leerling ook inziet. Waarom wil de Minister verder uitzoeken
                  in hoeverre het mogelijk is om een volledig digitale school op te zetten? Tevens vragen
                  zij of dat het belang van dat contact niet ondermijnt.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat op dit moment niet vaststaat wanneer
                  digitaal onderwijs ook daadwerkelijk van goede kwaliteit is en mee kan tellen als
                  onderwijstijd. De leden lezen dat de Minister wil onderzoeken welke wetswijziging
                  er nodig is om dit te regelen. Deze leden begrijpen goede borging van kwaliteit en
                  zijn het ermee eens dat het meetellen als onderwijstijd goed kan zijn. Wel zijn deze
                  leden kritisch op het geheel mogelijk maken van digitaal onderwijs. Hoe is de Minister
                  van plan om te borgen dat deze optie enkel voor onnodige thuiszitters ingezet gaat
                  worden? De leden hebben zorgen over de impact van volledig digitaal onderwijs op de
                  sociale cohesie op scholen en de ontwikkeling van kinderen. De coronacrisis heeft
                  ons geleerd dat dit onder druk komt te staan bij digitaal onderwijs. Is de Minister
                  het met deze leden eens dat fysiek onderwijs altijd de standaard moet zijn? Hoe is
                  de Minister van plan om dit te borgen in wetgeving rond digitaal onderwijs? De leden
                  vragen tot slot of de Minister het zelf wenselijk vindt om een eigenstandige digitale
                  school in of op te richten, Welke voor- en nadelen ziet de Minister hierin? De leden
                  van de ChristenUnie-fractie willen tot slot benadrukken dat ze enthousiast zijn over
                  de plannen van de Minister om digitaal onderwijs in te kunnen zetten voor het tegengaan
                  van onnodig thuiszitten. Deze leden kijken uit naar de verdere uitwerking.
               
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
               
Allereerst wil ik de leden van harte danken voor hun vragen. Eind 2020 zijn 25 maatregelen
                  aangekondigd om het passend onderwijs te verbeteren.6 Het kabinet Rutte IV heeft in het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) afgesproken deze verbeteraanpak door te zetten. Ik zet mij daar onverminderd voor
                  in. Er zitten nog te veel kinderen thuis zonder een passende vorm van onderwijs. Daarvoor
                  is maatwerk nodig, bijvoorbeeld in een onderwijszorgarrangement. Daarnaast wil ik
                  het zicht op verzuim, en het ontstaan van langdurig en zorgelijk verzuim verbeteren.
                  Zodat sneller en preventiever op school actie kan worden ondernomen als kinderen uit
                  beeld verdwijnen – om welke reden dan ook. Daartoe heb ik een aangescherpte verzuimaanpak
                  aangekondigd. Hieronder beantwoord ik de gestelde vragen, per fractie.
               
VVD
De leden van de VVD-fractie lezen dat het RtI /MD-MTSS -raamwerk kan helpen om afwezigheid
                     van een leerling eerder te signaleren. Zij vragen hoe de Minister wil voorkomen dat
                     dit raamwerk leidt tot onnodige extra administratieve rompslomp voor scholen. Nu al
                     registreren scholen in de meeste gevallen al het verzuim. Met het wetsvoorstel wil
                     ik ervoor zorgen dat verzuim eenduidiger geregistreerd wordt. Zodat het voor leerlingen,
                     ouders, leerkrachten en scholen zelf duidelijk wordt hoe het met de aan- en afwezigheid
                     van de leerling en de leerlingpopulatie als geheel gaat. Ik heb het Adviescollege
                     van Toetsing en Regeldruk om advies gevraagd en hij geeft in zijn advies aan dat het
                     nog te onduidelijk is of de te vernieuwen verzuimregistratie werkbaar is en scholen
                     hier voldoende in toegerust zijn. Ik ga hier serieus naar kijken en zal mede aan de
                     hand van dit advies het voorstel aanpassen.
                  
Het is voor de leden van de VVD-fractie onduidelijk hoe het wetsvoorstel verzuim zal
                     leiden tot een significante vermindering van verzuim. Ze vinden dat dit wetsvoorstel
                     onvoldoende aansluit bij de werkelijke vraag achter de problematiek van verzuim: een
                     gebrek aan passend onderwijs en de mogelijkheden om maatwerk te bieden aan leerlingen
                     die dat nodig hebben. In het voorstel staat vooral een nieuwe verzuimregistratie beschreven,
                     terwijl thuiszittende jongeren vaak thuiszitten omdat er geen passende leerplek aangeboden
                     kan worden. Het nieuwe RtI/MD-MTSS-registratiesysteem lost dit niet op. Zij vragen
                     op wat voor manier scholen en samenwerkingsverbanden met dit wetsvoorstel worden gestimuleerd
                     om een passende leerplek voor thuiszittende jongeren te bieden.
                  
In Nederland kennen we helaas veel kinderen die al langere tijd niet meer naar school
                     gaan. Dit wetsvoorstel zal er inderdaad niet voor zorgen dat deze groep kinderen –
                     zonder dat daar passend aanbod voor wordt gecreëerd – ineens wel naar school kan gaan.
                     Dat vraagt meer dan wat ik met dit specifieke wetsvoorstel beoog. Met dit wetsvoorstel
                     breng ik samenwerkingsverbanden wel meer in stelling om hun taak – het creëren van
                     een dekkend aanbod – goed uit te kunnen voeren. Daarnaast verbetert dit wetsvoorstel
                     de randvoorwaarden waarbinnen samenwerkingsverbanden dit kunnen doen, krijgen zij
                     meer zicht op het verzuim in hun regio, en wordt van scholen gevraagd het verzuimbeleid
                     op orde te brengen en de registratie te verbeteren. Graag wijs ik u hier ook op het
                     antwoord op de vraag van de D66-fractie naar een reflectie hier op.
                  
Inzicht in verzuim kan namelijk bijdragen aan het signaleren van een gebrek aan specifieke
                     vormen van onderwijs of combinaties van onderwijs en zorg. Met het wetsvoorstel creëer
                     ik een belangrijke randvoorwaarde. Met deze wetswijziging regel ik daarnaast dat het
                     onderwijskundig perspectief wordt betrokken bij het afgeven van een vrijstelling op
                     grond van artikel 5 onder a door een jeugdarts. Deze vrijstelling wordt verkregen
                     als een kind of jongere op basis van psychische en of lichamelijke gronden, al dan
                     niet tijdelijk, geen onderwijs kan volgen. Het samenwerkingsverband gaat zorgen voor
                     het geven van dat perspectief en ik wil regelen dat dit altijd wordt meegewogen bij
                     het afgeven van de vrijstelling door een jeugdarts. Daarnaast regelt dit wetsvoorstel
                     dat scholen hun zicht op verzuim en aanwezigheid vergroten, door hun verzuimbeleid
                     op orde te brengen en hier ook verschillende elementen in mee te nemen waaronder hetgeen
                     zij doen in het geval van bijvoorbeeld langdurig uitval van een leerling. Maar evident
                     is dat daarnaast veel meer nodig is, om die groep leerlingen die nu al langere tijd
                     thuis zit weer terug naar ontwikkeling te leiden. Zo werk ik aan meer maatwerk in
                     bijvoorbeeld onderwijszorgarrangementen en neem ik verschillende maatregelen in de
                     verbeteraanpak passend onderwijs. Maar beter zicht op verzuim, en op de redenen achter
                     dit verzuim, zal wel bijdragen aan het voorkomen dat leerlingen langdurig uitvallen.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel in relatie staat tot de ambitie
                     van het ministerie over te gaan naar leerrecht.
                  
Het kabinet Rutte III heeft onderzoek gedaan naar verschillende vormen van leerrecht,
                     conform afspraak uit het Regeerakkoord 2017 (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). Mede op basis van dit onderzoek heeft mijn voorganger er in 2020 voor gekozen om
                     in te zetten op de verbeteraanpak passend onderwijs en het verbeteren van de samenwerking
                     tussen onderwijs en zorg.7 Om op die manier ervoor te zorgen dat ieder kind toegang heeft tot onderwijs en daarbij
                     de ondersteuning krijgt. Eén van maatregelen die ik onlangs, in lijn met het coalitieakkoord,
                     heb aangekondigd is de verscherpte verzuimaanpak. Deze aanpak bestaat uit een aantal
                     elementen, zoals het centraal stellen van aanwezigheid door scholen (en de taak voor
                     scholen om hier beleid op te voeren) en meer ruimte voor maatwerk, onder andere in
                     onderwijszorgarrangementen en het project WEL in ontwikkeling. Hierbij wordt per casus
                     onderzocht wat nodig is om het kind of de jongere weer in ontwikkeling te brengen.
                     Hiermee wordt leerrecht in materiële zin geborgd.
                  
De leden lezen dat met dit wetsvoorstel persoonlijke gegevens van leerlingen worden
                     verzameld en gedeeld buiten de school. Gevoelige medische gegevens zouden ook gedeeld
                     kunnen worden. Zij vragen zich af of het doel en het resultaat van de verzuimregistratie
                     wel in verhouding staan tot het middel om deze gegevens te verzamelen. Hoe verantwoordt
                     de Minister het verzamelen van gevoelige persoonlijke gegevens van leerlingen, terwijl
                     het onduidelijk is hoe dit kan leiden tot minder thuiszittende jongeren?
                  
Nu al registreren scholen in de meeste gevallen al het verzuim, ook geoorloofd verzuim.
                     Door in bepaalde gevallen van ongeoorloofd verzuim de leerplichtambtenaar inzicht
                     te geven in het voorgaande verzuim, kan de leerplichtambtenaar beter inschatten of
                     er sprake is van een risico op zorgelijk verzuim en op basis daarvan vaststellen welke
                     ondersteuning en actie nodig is. In de reacties op de internetconsulatie van het voorstel
                     is door verschillende partijen gewezen op het mogelijk delen van medische gegevens
                     en de proportionaliteit hiervan, onder andere door de jeugdartsen. Ik zal hier zorgvuldig
                     naar kijken en advies inwinnen bij de Autoriteit Persoonsgegeven. Zo nodig pas ik
                     het voorstel aan.
                  
De leden van de VVD-fractie lezen dat samenwerkingsverbanden inzicht krijgen in verzuimgegevens
                     en het aantal vrijstellingen artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969. Zij vragen
                     of daarbij ook wordt gecommuniceerd wat de oorzaak van de vrijstelling is, zodat bijvoorbeeld
                     duidelijk wordt voor hoeveel hoogbegaafde leerlingen er in regio’s geen passend onderwijsaanbod
                     is?
                  
Nee, het is niet de bedoeling om die privacygevoelige en medische gegevens zomaar
                     te delen. Het samenwerkingsverband kan door inzicht te krijgen in het aantal vrijstellingen
                     op grond van artikel 5 onder a wel gerichter binnen de eigen regio kijken waar het
                     mogelijk ontbreekt aan een passend onderwijsaanbod en daar vervolgens actie op ondernemen.
                     Door het betrekken van het onderwijskundig perspectief bij de vrijstelling 5 onder
                     a in dit wetsvoorstel krijgen samenwerkingsverbanden meer inzicht in signalen van
                     zogenaamde witte vlekken in het aanbod binnen het samenwerkingsverband.
                  
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten of er binnen de ontwikkeling van
                     de digitale school extra aandacht is voor hoogbegaafde leerlingen.
                  
Kinderen met hoogbegaafdheid zijn een significant onderdeel van de groep leerlingen
                     die thuiszit of dreigt uit te vallen. Momenteel wordt gewerkt aan de uitwerking van
                     het plan van aanpak hoogbegaafdheid, zoals met u gedeeld in de Kamerbrief van juli
                     2022.8 Bij het uitwerken van de ontwikkeling van de digitale school wordt deze doelgroep
                     zeker meegenomen.
                  
Ook vragen zij of de Minister bereid is om bijvoorbeeld samen met universiteiten te
                     kijken of hoogbegaafde leerlingen, wanneer ze voorlopen op de leerstof, al op de middelbare
                     school enkele universitaire vakken kunnen volgen.
                  
Het uitgangspunt is dat leerlingen hun vo-diploma halen voordat zij instromen in het
                     hoger onderwijs. Wel zijn er mogelijkheden, bijvoorbeeld voor hoogbegaafde leerlingen
                     die behoefte hebben aan meer uitdaging, om alvast deel te nemen aan het onderwijs
                     op een hogeschool of universiteit, bijvoorbeeld door vakken te volgen wanneer er sprake
                     is van het versneld afronden van een examenvak of via initiatieven zoals pre-university
                     colleges.
                  
De leden van de VVD-fractie zien dat nog niet alle samenwerkingsverbanden een goed
                     aanbod hebben voor hoogbegaafde leerlingen, terwijl zij wel aan zet zijn om voor alle
                     leerlingen een passende onderwijsplek te realiseren. Zij vragen welke stappen de Minister
                     onderneemt om hierin snel te zorgen voor verbetering.
                  
Het klopt dat de samenwerkingsverbanden de wettelijke taak hebben om te zorgen voor
                     een dekkend en passend aanbod. Om snel te zorgen voor verbetering, zoals verzocht,
                     is er meer nodig dan het positioneren van de samenwerkingsverbanden. Zoals eerder
                     gemeld is het aanbod verschillend en divers en lopen, hieraan ten grondslag, de meningen
                     over wat een «goed» aanbod is uiteen. Volgens mij is het daarom een essentiële stap
                     om eerst te definiëren wat de uitgangspunten van een «goed en dekkend aanbod» zijn,
                     en wat de huidige hiaten in het aanbod zijn. Belangrijk is dat, naast de samenwerkingsverbanden,
                     ook leraren, scholen, schoolbesturen daarin hun rol en verantwoordelijkheid nemen.
                     Ook vind ik het perspectief van ouders en leerlingen hierin belangrijk.
                  
Zoals beschreven in de Kamerbrief over het plan van aanpak hoogbegaafdheid werk ik
                     momenteel met het veld en betrokken partijen aan een visie op en uitwerking van het
                     plan van aanpak hoogbegaafdheid.9 Er wordt in kaart gebracht wat nodig is ter borging en verbetering van het aanbod,
                     specifiek voor leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid. Op basis daarvan kunnen
                     vervolgstappen worden genomen, om deze uitgangspunten op korte termijn in de praktijk
                     te brengen. Daarbij hebben we het doel duidelijk voor ogen, dat alle hoogbegaafde
                     leerlingen kwalitatief goed en zo passend mogelijk onderwijs krijgen. Ik informeer
                     de Kamer voor het kerstreces hierover.
                  
Tot slot willen de leden graag weten wanneer het onderzoek naar de noodzakelijkheid
                     van een vorm van doorzettingsmacht is afgerond en of de Minister bereid is zijn conclusies
                     snel met de Kamer te delen.
                  
Zoals u eerder per brief gemeld, zal ik het thema doorzettingsmacht meenemen bij het
                     wetsvoorstel dat zal volgen op het experiment onderwijszorgarrangementen, dat per
                     1 januari 2023 start.10
D66
De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister stappen wil zetten om zorg
                  te dragen dat alle kinderen onderwijs volgen en gezien worden. Echter, deze leden
                  hebben signalen ontvangen van meerdere organisaties die zich zorgen maken over de
                  nieuwe verzuimaanpak. Zo zijn bijvoorbeeld zorgen over de mate waarin de verzuimregistratie
                  bijdraagt aan een dekkend aanbod van onderwijs voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte.
                  Graag ontvangen deze leden hierop een reflectie van de Minister.
               
Eind 2020 zijn 25 maatregelen aangekondigd om het passend onderwijs te verbeteren
                     en het Kabinet Rutte IV heeft in het coalitieakkoord afgesproken deze verbeteraanpak
                     voort te zetten. Daar zet ik mij dus onverminderd voor in. Er zitten nog te veel kinderen
                     thuis zonder een passende vorm van onderwijs. Daarvoor is maatwerk nodig, bijvoorbeeld
                     in een onderwijszorgarrangement.
                  
Daarnaast wil ik het zicht op verzuim, en het ontstaan van langdurig en zorgelijk
                     verzuim verbeteren. Zodat sneller en preventiever op school actie kan worden ondernomen
                     als kinderen uit beeld verdwijnen – om welke reden dan ook. Daartoe heb ik een aangescherpte
                     verzuimaanpak aangekondigd bestaande uit drie onderdelen:
                  
i. ieder kind in beeld (vormgegeven in het wetsvoorstel verzuim)
ii. meer maatwerk, en
iii. digitaal afstandsonderwijs voor de doelgroep thuiszitters
Het wetsvoorstel waar de vragensteller naar verwijst regelt drie zaken.
Ten eerste: de taak die samenwerkingsverbanden nu hebben ten aanzien van het terugdringen
                     van het aantal leerlingen die niet naar school gaat, volgt slechts impliciet uit de
                     wet. Dit leidt ertoe dat er onduidelijkheid is over de rol van samenwerkingsverbanden
                     bij het terugdringen van verzuim en dat de aanpak regionaal verschillend is. Met het
                     wetsvoorstel wil ik die taak expliciet maken en die vul ik in op twee niveaus: samenwerkingsverbanden
                     zijn verantwoordelijk voor het dekkend aanbod in de regio enerzijds en van samenwerkingsverbanden
                     wordt verwacht dat zij verzuim helpen voorkomen en terugdringen anderzijds.
                  
De verplichting voor samenwerkingsverbanden om te voorzien in een dekkend netwerk
                     van voorzieningen in de regio houdt ook in dat het ondersteuningsaanbod moet worden
                     uitgebreid als blijkt dat er verzuim ontstaat bij een school als gevolg van het ontbreken
                     van een zo passend mogelijke plaats voor een individuele leerling in de schoolcontext.
                  
Samenwerkingsverbanden beschikken door het gebrek aan gegevens nu niet over voldoende
                     mogelijkheden om de taak op het gebied van verzuimbestrijding goed te kunnen uitoefenen.
                     Door te regelen dat zij die gegevens eenduidig en veilig mogen ontvangen, helpt dit
                     samenwerkingsverbanden in het herkennen van «witte vlekken» in het ondersteuningsaanbod.
                  
Daarnaast regelt het wetsvoorstel – ten tweede – dat scholen het verzuimbeleid op
                     orde brengen (door meer voorschrijvend te zijn en specifieke elementen te benoemen
                     die scholen altijd in hun beleid zullen moeten gaan beschrijven) en dat de registratie
                     van verzuim op scholen eenduidiger en completer wordt. Zo wil ik het zicht op verzuim
                     en het verzuimbeleid op scholen verbeteren.
                  
Tot slot regelt dit wetsvoorstel dat er bij het afgeven van een vrijstelling altijd
                     wordt meegewogen welke mogelijkheden er in het onderwijs zijn voordat een vrijstelling
                     wordt afgegeven. Betere zicht op verzuim, een eenduidiger verzuimregistratie en een
                     duidelijker rol voor het samenwerkingsverband zijn wat mij betreft randvoorwaarden
                     om het passend onderwijs voor leerlingen te verbeteren. Maar uiteraard is er meer
                     nodig. Daarom werk ik door aan de verbeteraanpak passend onderwijs, onderwijszorgarrangementen
                     en de aansluiting tussen zorg en onderwijs.
                  
Bovendien zijn de leden van de D66-fractie benieuwd hoe de Minister de privacy van
                     kinderen waarborgt binnen de nieuwe aanpak. Zo geeft bijvoorbeeld Ouders en Onderwijs
                     aan dat er een risico bestaat dat scholen overgaan tot zogenaamde «geautomatiseerde
                     interventies». Hierbij wordt verwezen naar dat bijvoorbeeld bij drie keer afwezigheid
                     altijd een brief wordt verstuurd naar de ouders. Hoe kijkt de Minister naar deze kritiek
                     en ziet hij risico’s in zo’n geautomatiseerde omgeving?
                  
Het voorkomen en tegengaan van verzuim begint bij de school en de relatie met het
                     kind en de ouders. Het goede gesprek met hen over wat er nodig is voor een kind om
                     onderwijs te krijgen is essentieel.
                  
Daarom is het belangrijk dat een school hierover nadenkt, hier beleid op maakt en
                     dat vastlegt in verzuimbeleid dat voor iedereen duidelijk en toegankelijk is (en bijvoorbeeld
                     is opgenomen in de schoolgids). Het verzuimbeleid legt uit wat een school allemaal
                     doet om verzuim te voorkomen. Maar ook wat een school kan doen wanneer er sprake is
                     van verzuim en welke andere partijen zij daarbij kunnen inschakelen. Er zijn tot nu
                     toe geen kaders vastgelegd om verzuimbeleid op scholen vorm te geven. Bijvoorbeeld
                     wat een school doet in het voorkomen van verzuim of wanneer zij in actie komt als
                     een leerling tijdelijk afwezig is of langduriger uit beeld verdwijnt. Dit zijn geen
                     automatische interventies, maar eerder afspraken tussen school en onder andere ouders
                     die houvast bieden en duidelijk maken waar men de school aan kan houden.
                  
Daarom wil ik dat scholen beter verzuimbeleid gaan maken en dit nadrukkelijker voorschrijven,
                     zodat het beleid onder andere gericht wordt op preventie en het aanpakken van beginnende
                     en problematische afwezigheid. Ik wil in ieder geval dat in het verzuimbeleid van
                     scholen en instellingen wordt opgenomen in welke gevallen of omstandigheden de school
                     ketenpartners zoals de leerplichtambtenaar of – afhankelijk van de afspraken binnen
                     de gemeente – jeugdgezondheidszorg of jeugdhulp inschakelt. Op die manier zal voor
                     de leerling, de ouders en andere betrokkenen op voorhand duidelijk zijn wanneer ketenpartners
                     worden ingeschakeld. Daarnaast wil ik samen met het veld de meer verplichtende elementen
                     waar het verzuimbeleid van een school minimaal aan moet voldoen gaan beschrijven.
                     Deze worden via een algemene maatregel van bestuur nader vastgelegd. Scholen houden
                     hiermee nadrukkelijk de ruimte om het eigen verzuimbeleid te maken (en dit met personeel,
                     ouders en leerlingen te bespreken), maar wel op basis van werkzame interventies en
                     binnen vastgestelde kaders.
                  
Ook moet het verzuimbeleid eenvoudig vindbaar zijn voor leerlingen en ouders in de
                     schoolgids. Op grond van de Wet medezeggenschap op scholen moet het bevoegd gezag
                     voorafgaand aan het vaststellen van de schoolgids hierover instemming krijgen van
                     het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders of leerlingen is gekozen.
                     Aangezien het verzuimbeleid als verplicht onderdeel aan bod moet komen in de schoolgids,
                     betekent dit dat de medezeggenschapsraad ook instemmingsrecht heeft over het verzuimbeleid.
                  
Bij automatisering zijn altijd risico’s. Daarom staat het contact met leerling en
                     ouders en het goede gesprek voorop. Het is juist de bedoeling van het wetsvoorstel
                     dat afspraken over verzuimbeleid – wie doet wat wanneer – explicieter worden en dat scholen hier in het verzuimbeleid duidelijker over worden.
                     Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat scholen automatisch – zonder overleg – meldingen
                     doorgeven aan ouders of andere instanties.
                  
Privacyaspecten spelen in het bovenstaande nadrukkelijk een rol. Bij de verdere uitwerking
                     en aanpassing van het wetsvoorstel zal ik hier dan ook uitvoerig aandacht aan besteden
                     en advies over inwinnen bij onder andere de Autoriteit Persoonsgegevens.
                  
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij van mening is dat het registreren
                     van verzuim in vaste categorieën negatieve effecten kan hebben op het contact tussen
                     leerlingen en ouders.
                  
Nee, die mening deel ik niet. Op dit moment is de registratie van verzuim op scholen
                     niet eenduidig en vaak niet op orde. Categorieën helpen om ook meer zicht te krijgen,
                     ook op de redenen achter dit verzuim, in de eerste plaats op school zelf. Een goede
                     band tussen de school en het kind en aandacht voor het kind en ouders vanuit de school
                     is essentieel. Het hebben van zicht op de leerling helpt hierbij, net als het uitdragen
                     van een goed verzuimbeleid. Wat mij betreft wordt in het verzuimbeleid op school nadrukkelijk
                     aandacht besteed aan hoe het contact met ouders in het geval van verzuim wordt vormgegeven.
                  
Daarbij vragen zij of de verzuimaanpak extra werkdruk oplevert voor scholen en leraren
                     en zo nee, waarom niet.
                  
Nu al registreren scholen in de meeste gevallen al het verzuim. Door al het verzuim
                     in categorieën te registeren, zal de registratie vooral eenduidiger en eenvoudiger
                     worden. De uitwerking hiervan zal via een algemene maatregel van bestuur nog nader
                     worden bepaald. Ik heb het Adviescollege van Toetsing en Regeldruk om advies gevraagd
                     en zij geeft in haar advies aan dat het nog te onduidelijk is of de te vernieuwen
                     verzuimregistratie werkbaar is en scholen hier voldoende in toegerust zijn. Ik ga
                     hier serieus naar kijken en zal mede aan de hand van dit advies het voorstel aanpassen.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister van mening is dat aanwezigheid een
                     doel op zich kan worden, zonder dat deze bijdraagt aan het welzijn van leerlingen.
                  
Het stimuleren van aanwezigheid op school is geen doel op zich, maar wel een manier
                     om aandacht te besteden aan welzijn en aandacht voor leerlingen.
                  
De leden van de D66-fractie vragen in welke mate de registratie van verzuim centraal
                     en landelijk zal plaatsvinden, zoals dat nu geregeld is voor het melden van ongeoorloofd
                     verzuim bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO). Ook vragen zij wat scholen
                     bij deze aanpak precies zullen moeten melden bij DUO en wat dit betekent voor de leerplichtambtenaar.
                  
Er is geen sprake van een landelijke registratie van verzuim anders dan de nu al bestaande
                     meldingen van ongeoorloofd verzuim via het Register onderwijsdeelnemers. Nu al registreren
                     scholen in de meeste gevallen al het verzuim in de eigen registratie. Ongeoorloofd
                     verzuim zal nog steeds via het Register onderwijsdeelnemers worden gemeld. Dit wetsvoorstel
                     verandert daar niets aan. Geoorloofd verzuim kán door middel van het wetsvoorstel
                     ook worden meegestuurd met een melding van ongeoorloofd verzuim naar de leerplichtambtenaar.
                  
De voornoemde leden vragen de Minister wat de huidige belemmeringen zijn in wet- en
                     regelgeving voor het verkrijgen van gegevens.
                  
Nu moet een school een melding doen bij een leerplichtambtenaar indien een leerling zestien
                     uur ongeoorloofd verzuimd heeft in een periode van vier weken en bij langdurig ongeoorloofd
                     verzuim (vier weken aaneengesloten niet naar school). Met het wetsvoorstel wordt verduidelijkt
                     dat een school al het verzuim registreert (geoorloofd en ongeoorloofd). De school
                     kan dan ook een melding doen als de school het verzuim zorgelijk vindt, of als er sprake
                     is van luxeverzuim en in het verzuimbeleid is vastgelegd hoe de school omgaat met
                     verzuim minder dan zestien uur in vier weken.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of het uitbreiden van het inzicht in verzuimgegevens
                     door het samenwerkingsverband bijvoorbeeld noodzakelijk is om in deze gegevens te
                     voorzien.
                  
Het ontbreekt nu aan een expliciete wettelijke taak van samenwerkingsverbanden ten
                     aanzien van het terugdringen van het aantal leerlingen die niet naar school gaan.
                     Dat maakt ook dat een grondslag voor de uitwisseling van verzuimgegevens voor dit
                     doel nu in wet- en regelgeving ontbreekt.
                  
De leden van de D66-fractie signaleren dat de rol van samenwerkingsverbanden zal worden
                     uitgebreid naar preventie van verzuim van alle leerlingen, en dus niet alleen de leerlingen
                     die extra ondersteuning krijgen en nodig hebben. Zij vragen zich af wat dit betekent
                     voor de uitvoering van de wettelijke taak om zorg te dragen voor een dekkend aanbod
                     en het creëren van maatwerk.
                  
De taak die samenwerkingsverbanden nu hebben ten aanzien van het terugdringen van
                  het aantal leerlingen die niet naar school gaan, volgt slechts impliciet uit de wet.
                  Dit leidt ertoe dat er onduidelijkheid is in het veld over de rol van samenwerkingsverbanden
                  bij het terugdringen van verzuim en dat de aanpak regionaal verschillend is. Met het
                  wetsvoorstel wil ik die taak expliciet maken en die vul ik in op twee niveaus: samenwerkingsverbanden
                  zijn verantwoordelijk voor het dekkend aanbod in de regio enerzijds en van samenwerkingsverbanden
                  wordt verwacht dat zij verzuim helpen voorkomen en terugdringen. De verplichting voor
                  samenwerkingsverbanden om te voorzien in een dekkend netwerk van voorzieningen in
                  de regio houdt ook in dat het ondersteuningsaanbod moet worden uitgebreid als blijkt
                  dat er verzuim ontstaat bij een school als gevolg van het ontbreken van een zo passend
                  mogelijke plaats voor een individuele leerling in de schoolcontext. Samenwerkingsverbanden
                  beschikken door het gebrek aan gegevens nu niet over voldoende mogelijkheden om de
                  taak op het gebied van verzuimbestrijding goed te kunnen uitoefenen. Door te regelen
                  dat zij die gegevens eenduidig en veilig mogen ontvangen, helpt dit samenwerkingsverbanden
                  in het herkennen en aanpakken van «witte vlekken» in het ondersteuningsaanbod.
               
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de Minister van mening is dat de aanpak
                     toepasbaar is het op (voortgezet) speciaal onderwijs. Heeft de Minister bijvoorbeeld
                     kennisgenomen van de kritiek van Leerlingenbelang-vso (hierna: LBVSO)?
                  
De verzuimaanpak is toepasbaar voor alle onderwijssectoren in het primair- en voorgezet
                     onderwijs. Dus ook het (voortgezet) speciaal onderwijs. Ik heb kennisgenomen van de
                     kritiek van LBVSO.
                  
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat de Minister op de hoogte is dat
                     er enige zorgen zijn in het veld over de nieuwe verzuimaanpak. Is de Minister met
                     de desbetreffende organisaties in gesprek en hoe wil hij hun zorgen wegnemen?
                  
Ik ben met organisaties in gesprek over de verzuimaanpak en ook over het wetsvoorstel
                  verzuim. Het ministerie spreekt op regelmatige basis met de partijen die deelnemen
                  aan het landelijke thuiszittersoverleg, waaronder Ingrado, Stichting Gedragswerk,
                  PO-Raad, VO-raad, Sectorraad GO, MBO Raad, Ouders & Onderwijs, VNG, Steunpunt Passend
                  Onderwijs, NJI, NCJ, Netwerk LPO en de sectorraad swv vo. Dat doet OCW niet alleen
                  met alle partijen bij elkaar, maar ook in kleinere verbanden en in 1-op-1 gesprekken,
                  waarin we ook specifieke vertegenwoordigers van jongeren meenemen zoals LBVSO, LAKS
                  en de Adviesraad ÉigenWijsheid. Zo heb ik recent deelgenomen aan een brainstorm met
                  enkele partijen over de invulling van het wetsvoorstel. Daarnaast spreekt het ministerie
                  met externe partijen in diverse overleggen rond passend onderwijs en onderwijs-zorg.
                  Ik luister met veel aandacht naar de zorgen van deze partijen en pas waar nodig het
                  beleid en het wetsvoorstel daar op aan. Los daarvan is onderdeel van een wetstraject
                  dat meerdere adviesorganen om advies wordt gevraagd, waaronder de Autoriteit Persoonsgegevens
                  en de Raad van State. Hun adviezen en aanbevelingen worden vanzelfsprekend benut om
                  het voorstel aan te passen en te verbeteren.
               
PvdA
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
                     brief. Zij vinden schoolverzuim vooral kwalijk omdat dit maar al te vaak een voorbode
                     is van voortijdig schoolverlaten. Zeker in die gevallen waarin kinderen en jongeren
                     in de leerplichtige leeftijd noodgedwongen thuiszitten bij gebrek aan thuisnabij passend
                     onderwijs, doet ons onderwijs deze mensen ernstig tekort. Als kinderen en jongeren
                     tijdens hun schoolloopbaan uitvallen, verlaten zij zonder startkwalificatie het onderwijs,
                     met alle schadelijke gevolgen van dien en ongelijke kansen op de arbeidsmarkt en in
                     de samenleving. De leden van de PvdA-fractie vinden dat zeer ongewenst. Zij vragen
                     of de Minister deze visie volkomen deelt.
                  
Verzuim kan een voorbode van voortijdig schoolverlaten zijn: ik deel dat. Uit een
                     onderzoek van KBA Nijmegen in 2017 blijkt dat de belangrijkste conclusie op dat punt
                     is dat vrijwel alle voortijdig schoolverlaters te maken hebben gehad met verzuim.11 Het onderzoek liet geen duidelijk (oorzakelijk) verband zien tussen verzuim en voortijdig
                     schoolverlaten in het MBO. De onderzoekers benadrukten echter dat dat niet betekent
                     dat een goede verzuimaanpak daarom minder belangrijk is. Regelmatig schoolverzuim
                     verhoogt het risico op voortijdig schoolverlaten. Verzuim en uitval van leerlingen
                     in het voortgezet onderwijs hebben vooral school gerelateerde oorzaken, zoals het
                     schoolklimaat en de kwaliteit van het onderwijs en de begeleidingsstructuur. Ook gezondheidsproblemen
                     bij leerlingen leiden vaak tot verzuim of uitval. Scholen kunnen leerlingen aan zich
                     binden door te investeren in een positief leerklimaat en een goede zorgstructuur.
                     Van belang is om daar het netwerk van de leerling bij te betrekken. Met het wetsvoorstel
                     verzuim – onderdeel van de verzuimaanpak – wil ik dan ook onder andere regelen dat
                     scholen hun verzuimbeleid verbeteren en op orde brengen.
                  
De leden bezien de onderhavige brief in samenhang met andere recente kabinetsstukken.
                     In zijn rijksbegroting meldt het kabinet voortijdig schoolverlaten tegen te gaan door
                     € 49,8 miljoen beschikbaar te stellen voor het regionaal programma en € 40,1 miljoen
                     voor de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (hierna: RMC). Op zich lijkt dit doortastend,
                     maar het betekent dat de ambitie nog altijd blijft steken bij genoegen nemen met maximaal
                     20.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters per jaar. Welke overwegingen liggen ten grondslag
                     aan deze keuze, zo vragen de voornoemde leden.
                  
Uitgangspunt is om niet enkel te focussen op het diploma dat een jongere behaalt,
                     maar ook te kijken in hoeverre een jongere participeert, dagbesteding heeft en ondersteuning
                     kan gebruiken.
                  
Naast het voorkomen dat studenten uitvallen zonder startkwalificatie en ervoor zorgen
                     dat zij duurzaam instromen op de arbeidsmarkt, wordt de volgende jaren ingezet op
                     meer maatwerk voor jongeren op mbo niveau 2, door kleinere klassen en extra begeleiding
                     voor deze groep. Verder wordt het RMC uitgebreid naar de leeftijd van 27 jaar. Het
                     RMC legt preventief en proactief contact met jongeren die stoppen met school of geen
                     werk hebben en gaat samen met de jongere op zoek naar een passende plek, in het onderwijs,
                     zorg of op de arbeidsmarkt. Hierdoor blijven jongeren zonder startkwalificatie in
                     beeld. Het RMC kan schakelen tussen onderwijsinstellingen en gemeente, om te voorkomen
                     dat jongeren tussen wal en schip vallen.
                  
De leden van de PvdA-fractie signaleren dat deze gedachten slecht zijn gevallen bij
                     ouders en scholierenorganisaties, zoals ook blijkt uit de brief van Ouders & Onderwijs
                     van 23 september 2022 die mede wordt ondersteund door onder meer LAKS, LBVSO en JongPIT.12 De vrees is dat scholen zullen overgaan tot geautomatiseerde interventies die averechts
                     werken en aanwezigheid van leerlingen zullen opvatten als doel op zich, met negatieve
                     gevolgen voor kinderen die om evidente redenen niet naar school kunnen. Ook zijn ze
                     bang voor inbreuken op de privacy, die niet proportioneel zijn in verhouding tot het
                     doel. Wat kan en wil de Minister doen om deze zorgen weg te nemen, zo vragen de eerdergenoemde
                     leden.
                  
Zoals uitvoeriger verwoord in het antwoord op de vragen van de fractie van D66 is
                     het niet de bedoeling dat scholen overgaan tot «geautomatiseerde interventies.» Wel
                     vraag ik van scholen dat zij hun verzuimbeleid op orde brengen en daarin beschrijven
                     wat zij doen om verzuim te voorkomen, maar ook wat zij doen in het geval dat een leerling
                     verzuimt. Bij de verdere uitwerking en aanpassing van het wetsvoorstel zal ik hier
                     dan ook uitvoerig aandacht aan besteden aan privacyaspecten en advies over inwinnen
                     bij onder andere de Autoriteit Persoonsgegevens
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de Minister doet met de voorstellen van Ouders
                     & Onderwijs over verzuimbeleid op school, die deze bepleit als alternatief voor het
                     verzuimbeleid dat de Minister beoogt.
                  
In oktober heb ik met onder andere Ouders en Onderwijs gesproken over de verzuimaanpak
                     en het wetsvoorstel als onderdeel daarvan. Er was in dit gesprek overeenstemming over
                     de noodzaak dat het verzuimbeleid van scholen op orde moet zijn. Daarnaast ben ik
                     ontvankelijk voor hun kritische opmerkingen en feedback. Op basis van dit gesprek,
                     maar ook op basis van de internetconsultatie en de adviezen die ik van Ouders en Onderwijs
                     en andere partijen heb ontvangen zal ik het voorstel aanpassen en verbeteren. Hierover
                     blijf ik met hen het gesprek voeren.
                  
Tevens vragen zij of de Minister ook kan melden hoe de landelijke brancheorganisatie
                     voor leerplicht en RMC, Ingrado, tegenover deze voorstellen staat.
                  
Ingrado heeft op het wetsvoorstel gereageerd ten tijde van de daartoe ingerichte internetconsultatie,
                     hun reactie op het wetsvoorstel kunt u ook terugvinden op hun site.13
Wat het digitaal afstandsonderwijs betreft, voor kinderen en jongeren die niet op
                     school onderwijs kunnen volgen, menen de leden van de PvdA-fractie dat dit digitaal
                     afstandsonderwijs zeker niet ideaal is, maar nog altijd beter dan dat kinderen en
                     jongeren geheel verstoken blijven van onderwijs. De Minister wil digitaal afstandsonderwijs
                     mogelijk maken op het niveau van de lessen van de eigen school, van gedigitaliseerd
                     lesaanbod van buiten de eigen school en van volledig digitale lessen met interactie
                     met de leraar. De Minister wil op korte termijn digitaal afstandsonderwijs op de eerste
                     twee niveaus mogelijk maken, maar neemt meer tijd voor de inbedding en uitvoering
                     van het derde niveau. Wanneer denkt de Minister daaraan toe te komen?
                  
Digitaal afstandsonderwijs als volledige digitale voorziening – een digitale school
                     – vereist een zorgvuldige afweging op vele fundamentele vraagstukken zoals kwaliteit
                     en toezicht. De komende tijd zal ik hier uitvoering aan geven, en daarbij ook leren
                     van de ervaringen die nu onder andere in samenwerking met Stichting Kennisnet (hierna
                     Kennisnet) worden opgedaan. Ik informeer uw Kamer in het voorjaar 2023 over de stand
                     van zaken van het onderzoek.
                  
De Minister belooft concrete stappen te zetten om de verbeteraanpak van passend onderwijs
                     te versnellen en er zo voor te zorgen dat ieder kind sneller een passende plek in
                     het onderwijs krijgt. Voor de leden van de PvdA-fractie is dat mede een waardevol
                     streven, omdat dit helpt te voorkomen dat kinderen en jongeren hun recht op onderwijs
                     wordt ontzegd. Zij willen dat ons onderwijs echt inclusief is en dat er voor elk kind
                     een goede plek is op school. Tegelijkertijd signaleren zij dat passend onderwijs,
                     waarbij ieder kind de juiste ondersteuning krijgt, nu teveel gepaard gaat met verhoging
                     van de werkdruk in het onderwijs. Wil de Minister ook daaraan iets doen door te investeren
                     in passend onderwijs en jeugdzorg en de aansluiting tussen onderwijs en jeugdzorg
                     te verbeteren?
                  
Ik heb uw Kamer voor de zomer geïnformeerd over de speerpunten uit de verbeteraanpak
                     passend onderwijs.14 Ik wil dat leraren, ouders en leerlingen beter weten welke ondersteuning ze mogen
                     verwachten op school en dat die ondersteuning steeds inclusiever wordt. Ik wil ook
                     zorgen dat leerlingen in beeld zijn, dat specifieke groepen leerlingen die daarbij
                     gebaat zijn makkelijker op andere plekken of op andere tijden kunnen leren en dat
                     ze onderwijs krijgen dat te combineren is met hun zorgbehoefte. Dit vraagt wat van
                     leraren en daarom werk ik aan een betere aansluiting van jeugdhulp op school en wil
                     ik leraren beter toerusten om passend onderwijs te kunnen bieden, onder andere via
                     de lerarenopleidingen. Via de onderwijszorgagenda wordt de komende periode verder
                     gewerkt aan het verbeteren van de samenwerking op het grensvlak tussen het onderwijs
                     en de zorg, zodat deze elkaar kunnen versterken.
                  
Tevens vragen de leden van de PvdA-fractie wat hij concreet wil doen om te garanderen
                     dat alle kinderen begeleiding krijgen in hun specifieke behoeften, zoals taal- en
                     rekenachterstanden, gedragsstoornissen, dyslexie, sociaaleconomische omstandigheden
                     en hoogbegaafdheid.
                  
Zoals in het debat over passend onderwijs van maart 2022 met u besproken zet ik in
                     op een aantal speerpunten ten einde passend onderwijs en de ondersteuning voor kinderen
                     te verbeteren. Er wordt ingezet op verschillende maatregelen uit de verbeteraanpak.
                     In de brief die op 15 juli jl. aan de Tweede Kamer is gestuurd zijn zeven prioriteiten
                     genoemd, zoals de ontwikkeling van een landelijke norm voor basisondersteuning, het
                     versterken van de positie van ouders en leerlingen en de aanpak van verzuim. Tevens
                     heb ik in deze brief aangegeven dat ik een aantal wetsvoorstellen bundel tot twee
                     waarvan er één zich richt op de aanpak van verzuim en een tweede wetsvoorstel zich
                     richt op de versterking van de positie van ouders en leerlingen. Beide voorstellen
                     zijn nog voor de zomer in consultatie gebracht.
                  
Daarnaast wordt gewerkt aan een landelijke norm basisondersteuning voor drie ondersteuningsgebieden
                     (namelijk dyslexie, hoogbegaafdheid en leergedrag), versterk ik de positie van ouders
                     en leerlingen, ligt er een stevige verzuimaanpak, wordt meer ruimte geboden voor maatwerk
                     en creëren we een beter aanbod voor leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid.
                     Dit alles bij elkaar moet ervoor zorgen dat kinderen nog beter begeleiding krijgen
                     in hun specifieke behoeften. Waar het gaat om het specifiek inzetten op verbetering
                     van taal- en rekenvaardigheden ondersteun ik de scholen daarbij conform het Masterplan
                     basisvaardigheden met extra middelen en basisteams.
                  
In hoeverre wil de Minister ook op individuele basis maatwerk laten bieden, waar de
                     bestaande voorzieningen geen passend aanbod kunnen bieden, zo vragen de leden van
                     de PvdA-fractie tot slot.
                  
Zoals met u gedeeld is maatwerk een integraal en belangrijk onderdeel van de aangescherpte
                     aanpak van verzuim. Ik ben bovendien voornemens het experiment onderwijszorgarrangementen
                     te starten per 1 januari 2023 waarbinnen 80 initiatieven de mogelijkheid krijgen om
                     beter maatwerk te bieden door af te wijken van enkele punten in wet- en regelgeving.
                  
GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe het tot nu toe gaat met de ambitie
                     van het kabinet om het aantal onnodige thuiszitters terug te brengen naar nul.
                  
De ambitie om het aantal onnodige thuiszitters terug te brengen naar nul is uitgewerkt
                     in drie actielijnen, te weten:
                  
1. Ieder kind wordt gezien;
2. We bieden ieder kind een echt passend aanbod;
3. Digitaal afstandsonderwijs voor kinderen en jongeren die geen onderwijs op locatie
                           (kunnen) volgen.
                        
Daarbij was het wetsvoorstel uit actielijn 1 tot voor kort in internetconsultatie,
                     waarbij de reacties momenteel onderzocht worden en zullen worden benut om het voorstel
                     te verbeteren. Actielijn 2 is een samenvoeging van meerdere losse projecten die momenteel
                     uitgevoerd worden. Dit betreft bijvoorbeeld het project WEL in ontwikkeling – gefinancierd
                     uit het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) en gericht op kinderen die nu
                     niet ingeschreven staan op een school – of de aanpak hoogbegaafdheid en onderwijszorgarrangementen.
                  
Tot slot wordt actielijn 3, waarin ik inzet op digitaal afstandsonderwijs, nu onder
                     andere in samenwerking met Kennisnet uitgewerkt. De inzet op alle actielijnen draagt
                     bij aan de ambitie het aantal onnodige thuiszitters terug te brengen.
                  
De leden van de GroenLinks fractie vragen hoeveel thuiszitters er op dit moment zijn
                     en hoeveel dat is ten opzichte van voorgaande jaren. Ook vragen zij wat er is gebeurd
                     sinds het aantreden van het Kabinet op dit vlak.
                  
Uit de jaarlijkse verzuimcijfers blijkt dat in schooljaar 2020–2021 in totaal 5.491
                     kwalificatie- en leerplichtige kinderen en jongeren (leeftijd tussen de 5 en 18 jaar)
                     op enig moment niet-ingeschreven stonden bij een onderwijsinstelling (absoluut verzuim
                     totaal), waarvan 2.212 langer dan drie maanden. Ook gingen in dat schooljaar 3.328
                     kinderen en jongeren langer dan 4 weken aaneengesloten niet naar school (langdurig
                     relatief verzuim totaal), waarvan 2.180 langer dan drie maanden. Corona maakt de vergelijkbaarheid
                     van cijfers met eerdere jaren beperkt, wel is duidelijk dat de vrijstellingen 5 onder
                     a gestegen zijn. In de jaarlijkse verzuimbrief vindt u een uitgebreidere tabel met
                     meer verzuimcijfers.15 De aantallen van het schooljaar 2021–2022 zijn nog niet bekend, deze worden bekend
                     gemaakt bij de leerplichttelling die in het nieuwe jaar uitkomt en waarover u begin
                     volgend jaar wordt geïnformeerd. In het antwoord op de vragen van de fractie D66 wordt
                     uitvoerig verwoord wat er sinds het aantreden van het kabinet is gebeurd op het vlak
                     van thuiszitters.
                  
Tevens vragen zij hoeveel leerlingen er op dit moment een vrijstelling van onderwijs
                     op lichamelijke of psychische gronden (artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969)
                     hebben. Daarnaast vragen zij hoeveel dat is ten opzichte van voorgaande jaren.
                  
In schooljaar 2020–2021 ging het om 7083 vrijstellingen op grond van artikel 5 onder
                     a van de Leerplichtwet. Ik verwijs in dit antwoord naar de tabel in de brief met de
                     verzuimcijfers zoals wij die eind maart met u hebben gedeeld.16 Daaruit wordt duidelijk dat het aantal vrijstellingen stijgt – een zorgelijke ontwikkeling.
                     Wel wil ik meer weten over de achtergronden van deze vrijstellingen en daar doe ik
                     momenteel onderzoek naar. Na de zomer 2023 wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
                  
De voornoemde leden lezen dat er voor de uitwerking van de actielijnen overleg is
                     geweest met de partners van het landelijke thuiszittersoverleg. Toch krijgen de voornoemde
                     leden van een aantal van deze partners en ook vanuit andere kanten veel kritiek te
                     horen op voorgestelde verzuimaanpak. Is de Minister op de hoogte van deze kritiek?
                  
Ja, ik ben op de hoogte van de kritiek en ik luister daar naar. Kortheidshalve verwijs
                     ik hier naar het bovenstaande antwoord op de vraag van de D66 fractie daarover.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er wel voldoende is geluisterd naar de
                     signalen van onder andere LAKS, Ouders & Onderwijs, Balans, JongPIT, LBVSO en Ieder(In).
                     Zij vragen wat er is gedaan met de kritiekpunten van deze organisaties.
                  
In de periode voor de uitwerking van deze verzuimaanpak zijn verschillende gesprekken
                     gevoerd onder andere met de partijen aangesloten bij de Thuiszitterstafel. Zelf ben
                     ik op bezoek geweest in Twente waar momenteel al gewerkt wordt met het centraal stellen
                     van aanwezigheid en het op deze wijze vormgeven van het verzuimbeleid. Het is mijn
                     doel om er voor te zorgen dat uiteindelijk iedereen achter de doelstellingen en uitwerking
                     van het wetsvoorstel kan staan: een ieder van ons wil dat ieder kind een passende
                     plek krijgt in het onderwijs. Goed verzuimbeleid is daartoe in mijn ogen een randvoorwaarde,
                     maar zeker geen panacee. De inbreng van vele partijen maar ook van de vele ouders
                     en andere betrokkenen die de moeite hebben genomen om te reageren op het wetsvoorstel
                     via de internetconsultatie, waardeer ik zeer. Deze zal ik benutten om het voorstel
                     te verbeteren.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie concluderen dat de Minister in zijn aanpak focust
                     op het punt van «aanwezigheid» en dat hij door middel van registratie en data het
                     verzuim van leerlingen wil aanpakken. Het is de voornoemde leden echter nog onduidelijk
                     hoe betere registratie zal leiden tot het verminderen van verzuim.
                  
De verzuimaanpak is onderdeel van een bredere inzet op het verbeteren van passend
                     onderwijs, met als doel dat elk kind zich kan ontwikkelen. De voorstellen rondom aanwezigheid
                     en registratie zijn onderdeel van de verzuimaanpak en richten zich met name op het
                     voorkomen van verzuim – voorkomen is beter dan genezen. Door middel van een goed verzuimbeleid met daarbij ook een goede registratie krijgen
                     scholen beter zicht op de totale aanwezigheid van leerlingen en kunnen zij patronen
                     herkennen in de afwezigheid van leerlingen – hiervan zijn al verschillende praktijkvoorbeelden
                     in bijvoorbeeld de regio’s Noord-Kennemerland en Twente en hiervoor bestaat ook wetenschappelijk
                     evidentie.17 Uit onderzoek blijkt dat scholen deze patronen nu onvoldoende in beeld hebben, terwijl
                     dit wel relevant is (KBA Nijmegen, 2021). Dit helpt de school om, voordat verzuim
                     problematisch wordt, het gesprek te voeren met leerling en ouders.
                  
Helaas zitten nu ook al teveel leerlingen langdurig thuis. Het spreekt voor zich dat
                     betere registratie voor hen nu niet veel meer betekent. Maatwerk is daarom voor mij
                     een belangrijk onderdeel van de verzuimaanpak, zoals ook beschreven in de Kamerbrief.18 Onder andere met het project WEL in ontwikkeling, maar ook door te starten met het
                     experiment onderwijszorgarrangementen en het plan van aanpak hoogbegaafdheid wordt
                     hier concreet actie op ondernomen.
                  
Daarnaast werk ik verder aan de verbeteraanpak passend onderwijs en de maatregelen
                     gericht op een betere samenwerking tussen onderwijs en zorg zetten we in op het creëren
                     van passend onderwijs voor alle leerlingen.
                  
De voornoemde leden vragen of de focus op registratie niet te groot is. De voornoemde
                     leden erkennen dat registratie inzicht kan geven in hoe groot het probleem van geoorloofd
                     en ongeoorloofd verzuim is, maar missen in de plannen van de Minister een even grote
                     focus op de achterliggende redenen voor het verzuim.
                  
Dit ben ik met u eens. Ook de kritiek van partijen zoals Ouders & Onderwijs richt
                     zich daarop en dat trek ik mij aan. Een goede registratie is nadrukkelijk een middel.
                     Het begint bij aandacht voor de leerling en het goede contact met leerling en ouders.
                     Op basis daarvan biedt een school passend onderwijs en maatwerk indien nodig. Een
                     goed en helder verzuimbeleid – inclusief een goede verzuimregistratie – kan daar helpend
                     bij zijn.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister de wet wil wijzigen zodat
                     scholen zicht hebben op de totale aan- en afwezigheid van hun kinderen. De leden vragen
                     wat dit doet voor de administratieve lasten en werkdruk voor scholen. Hoe ziet de
                     Minister dit?
                  
Nu al registreren scholen in de meeste gevallen al het verzuim. Door al het verzuim
                     in categorieën te registeren, zal de registratie vooral eenduidiger en eenvoudiger
                     worden. De uitwerking hiervan zal via een algemene maatregel van bestuur nog nader
                     worden bepaald. Mede op basis van het advies van het ATR zal ik het voorstel aanpassen
                     en daarin verduidelijken welk effect het zal hebben op de werkdruk op school. Daarbij
                     vind ik het belangrijk en een kerntaak van een leraar dat deze in staat is om een
                     leerling te zien, en het dus ook merkt als deze er niet is. Goede verzuimregistratie
                     maakt mogelijk dat ook de school weet wanneer verzuim oploopt en hierop indien nodig
                     actie kan ondernemen. Bij de verder uitwerking van het wetsvoorstel zal ik nader onderbouwen
                     hoe ik scholen en leraren hier in wil ondersteunen.
                  
De voornoemde leden lezen dat het nieuwe verzuimadministratiesysteem meer kennis en
                     expertise gaat vragen van scholen. Gaat de Minister de scholen hierin ook ondersteunen?
                  
Ik laat momenteel onderzoek doen welk flankerend beleid noodzakelijk is, zodat scholen
                     na de inwerkingtreding van de wet en de algemene maatregel van bestuur voldoende voorbereid
                     en ondersteund zijn in het registeren van verzuim in categorieën en uitwerking van
                     het verzuimbeleid. Op basis van de resultaten van het onderzoek zal ik indien nodig
                     maatregelen nemen om scholen hierin te ondersteunen. De bedoeling van het wetsvoorstel
                     is dat scholen hun verzuimbeleid op orde brengen en de verzuimregistratie verbeteren
                     zonder dat dit direct leidt tot een onnodige verzwaring van taken.
                  
De leden zijn ook benieuwd hoe op dit moment het registreren van verzuim is geregeld
                     bij scholen. Mogen scholen zelf bepalen hoe ze dat doen en welke vormen van verzuim
                     ze registeren?
                  
Nu al registreren scholen het verzuim. Ook het hoe verandert niet; verzuim wordt geregistreerd
                     in het leerlingvolgsysteem van de school. Met het wetsvoorstel wil ik er wel voor
                     zorgen dat het verzuim eenduidiger geregistreerd wordt en dat scholen in hun verzuimbeleid
                     altijd bepaalde elementen opnemen en dit ook inzichtelijk maken voor ouders en leerlingen.
                     Zodat het voor leerlingen, ouders, leerkrachten en scholen zelf duidelijk wordt hoe
                     het met de aan- en afwezigheid van de leerling en de leerlingpopulatie gaat en wat
                     de school doet om een goed en veilig schoolklimaat te borgen. Zie ook het antwoord
                     op de vraag van de fractie van D66.
                  
De voornoemde leden lezen dat de Minister bij de verdere uitwerking van het wetsvoorstel
                     nadrukkelijk aandacht gaat besteden aan privacyaspecten. Op welke manier gaat de Minister
                     dat doen en kan hij zich voorstellen dat partijen zich hier zorgen over maken? Vooral
                     omdat het hierbij mede ook gaat over het vastleggen van medische gegevens van leerlingen.
                     Daarnaast vragen de leden of de Minister advies heeft ingewonnen wat dit zal betekenen
                     voor de privacy van leerlingen. Ook vragen zij of het doel de middelen heiligt in
                     dit geval en in hoeverre hij hiervoor toestemming gaat vragen aan ouders en leerlingen.
                  
Ik heb kennis genomen van de zorgen die naar voren zijn gekomen in reactie op het
                     voorstel in het kader van de internetconsultatie. Daarnaast is onderdeel van het wetstraject
                     dat meerdere adviesorganen om advies wordt gevraagd, waaronder de Autoriteit Persoonsgegevens.
                     Hun adviezen en aanbevelingen worden vanzelfsprekend meegenomen en benut. Een aanvulling
                     op deze beantwoording wordt onderstaand gegeven bij de vraag over het delen van verzuimgegevens
                     met de leerplichtambtenaar.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen tevens dat de Minister ervoor gaat zorgen
                     dat alleen de «noodzakelijke gegevens» terecht komen bij de leerplichtambtenaar. Wat
                     valt er volgens hem onder de «noodzakelijke gegevens»? Eveneens vragen zij welke gegevens
                     op dit moment gedeeld worden met de leerplichtambtenaar.
                  
Het wetsvoorstel regelt dat de reeds bestaande werkwijze van DUO voor het leveren
                  van verzuimmeldingen aan de leerplichtambtenaar, op eenzelfde wijze wordt uitgebreid
                  met informatie over het geoorloofd verzuim. De huidige werkwijze is dat de school
                  via DUO nu al een bepaalde set gegevens uitwisselt over ongeoorloofd verzuim; wat
                  heeft de school al gedaan, welk verzuim, welke dag, hoeveel uur, wat is de reden.
                  Het uitwisselen van de gegevens over geoorloofd verzuim krijgt eenzelfde werkwijze.
                  De gegevens zijn alleen voor de school en de leerplichtambtenaar zichtbaar. De achterliggende
                  reden van het geoorloofd verzuim is niet van belang en zal niet worden gedeeld met
                  de leerplichtambtenaar.
               
De voornoemde leden lezen ook dat de Minister in het wetsvoorstel wil opnemen dat
                     een leerplichtambtenaar data op individueel niveau van een leerling mag ontvangen
                     wanneer dit nodig is. Wanneer krijgt hij toegang tot deze gegevens?
                  
Na één melding van ongeoorloofd verzuim of pas na meerdere meldingen? Tevens vragen
                     zij of hiervoor toestemming wordt gevraagd aan de ouders of leerlingen.
                  
Onderdeel van het wetsvoorstel is het aanscherpen van het verzuimbeleid van scholen.
                     Ik wil in ieder geval dat in het verzuimbeleid van scholen en instellingen wordt opgenomen
                     in welke gevallen of omstandigheden de school ketenpartners zoals de leerplichtambtenaar
                     of – afhankelijk van de afspraken binnen de gemeente – jeugdgezondheidszorg of jeugdhulp
                     inschakelt en hoe zij dat doet. De school geeft hier zelf invulling aan. Op die manier
                     zal voor de leerling, de ouders en andere betrokkenen op voorhand duidelijk zijn wanneer
                     ketenpartners worden ingeschakeld.
                  
Ook moet het verzuimbeleid eenvoudig vindbaar zijn voor leerlingen en ouders in de
                     schoolgids. Op grond van de Wet medezeggenschap op scholen moet het bevoegd gezag
                     voorafgaand aan het vaststellen van de schoolgids hierover bovendien instemming krijgen
                     van de ouder- en leerling-geleding. Aangezien het verzuimbeleid als verplicht onderdeel
                     aan bod moet komen in de schoolgids, betekent dit dat de medezeggenschapsraad ook
                     instemmingsrecht heeft over het verzuimbeleid.
                  
Zou het ook iets kunnen veroorzaken in de relatie tussen school en ouders/leerling,
                     als bij één keer verzuim gelijk de leerplichtambtenaar erbij wordt betrokken? Graag
                     ontvangen de leden een reflectie hierop.
                  
Nu moet een school een melding doen bij een leerplichtambtenaar bij zestien uur ongeoorloofd
                     verzuim in vier weken en bij langdurig ongeoorloofd verzuim (vier weken aaneengesloten
                     niet naar school). Met het wetsvoorstel wordt verduidelijkt dat een school ook een
                     melding kan doen als de school het verzuim zorgelijk vindt (maar onder deze grens zit) of als
                     er sprake is van luxeverzuim en in het verzuimbeleid is vastgelegd hoe de school omgaat
                     met verzuim minder dan zestien uur in vier weken. Dit kan de school doen als zij bijvoorbeeld
                     advies wil inwinnen bij de leerplichtambtenaar.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister samenwerkingsverbanden inzicht
                     wil geven in de verzuimgegevens en het aantal vrijstellingen 5 onder a van de Leerplichtwet
                     1969. De voornoemde leden spreken al jaren de zorg uit voor het groeiend aantal vrijstellingen
                     en vinden dat er veel meer gekeken moet worden welke mogelijkheden een kind wel heeft
                     om zich te ontwikkelen. Zij zien nog niet hoe het delen van de verzuimgegevens met
                     samenwerkingsverbanden deze ambitie gaat helpen.
                  
Het delen van verzuimgegevens met samenwerkingsverbanden zal het aantal vrijstellingen
                     niet direct doen dalen. Wel zal het samenwerkingsverbanden helpen om het verzuim in
                     hun regio te gebruiken als signaal voor het uitvoeren van hun taak om te komen een
                     dekkend aanbod. Zie ook het antwoord op de vraag van de fractie van de VVD. Met dit
                     wetsvoorstel breng ik samenwerkingsverbanden zo meer in stelling om hun taak goed
                     uit te kunnen voeren. Inzicht in verzuim kan daaraan bijdragen bij het signaleren
                     van zogenaamde witte vlekken.
                  
Daarnaast regelt de wetswijziging dat het onderwijskundig perspectief wordt betrokken
                     bij het ontstaan van een vrijstelling op grond van artikel 5 onder a. Het samenwerkingsverband
                     gaat zorgen voor het geven van dat perspectief dat kan worden benut door de jeugdarts
                     die de vrijstelling afgeeft. Zo krijgt de jeugdarts een beeld van zowel het regionaal
                     beschikbare ondersteuningsaanbod als van de individuele leermogelijkheden van het
                     kind. Ook houdt de procedure van een vrijstelling nu onvoldoende rekening met nieuwe
                     (maatwerk)mogelijkheden binnen onderwijs en zorg. Dat is onwenselijk en daarom wordt
                     de procedure van een vrijstelling aangescherpt met het wetsvoorstel. Het doel hiervan
                     is dat de afgifte van een vrijstelling alleen gebeurt in situaties waarin er redelijkerwijs
                     geen vorm van onderwijs mogelijk is en waar (de ontwikkeling van) het kind of jongere
                     bij gebaat is. Hiermee krijgen samenwerkingsverbanden een actievere rol in het tegengaan
                     van onnodige vrijstellingen.
                  
Ook vragen de leden of de Minister kan uitleggen hoe hij de samenhang hiertussen ziet.
                     Gaat hij de samenwerkingsverbanden dan ook meer wijzen op de zorgplicht die ze hebben
                     en zou het niet volstaan om ouders toestemming te vragen om deze gegevens in te zien?
                  
Samenwerkingsverbanden hebben geen zorgplicht. Die zorgplicht ligt bij de scholen.
                  De taak die samenwerkingsverbanden nu hebben ten aanzien van het terugdringen van
                  het aantal leerlingen dat niet naar school gaat, volgt slechts impliciet uit de wet.
                  Dit leidt ertoe dat er onduidelijkheid is in het veld over de rol van samenwerkingsverbanden
                  bij het terugdringen van verzuim en dat de aanpak regionaal verschillend is. Met het
                  wetsvoorstel wil ik die taak expliciet maken en die vul ik in op twee niveaus: samenwerkingsverbanden
                  zijn verantwoordelijk voor het dekkend aanbod in de regio enerzijds (zij hebben geen
                  zorgplicht) en van samenwerkingsverbanden wordt verwacht dat zij verzuim helpen voorkomen
                  en terugdringen. De verplichting voor samenwerkingsverbanden om te voorzien in een
                  dekkend netwerk van voorzieningen in de regio houdt ook in dat het ondersteuningsaanbod
                  moet worden uitgebreid als blijkt dat er verzuim ontstaat bij een school als gevolg
                  van het ontbreken van een zo passend mogelijke plaats voor een individuele leerling
                  in de schoolcontext. Samenwerkingsverbanden beschikken door het gebrek aan gegevens
                  nu niet over voldoende mogelijkheden om de taak op het gebied van verzuimbestrijding
                  goed te kunnen uitoefenen. Door te regelen dat zij die gegevens eenduidig en veilig
                  mogen ontvangen, helpt dit samenwerkingsverbanden in het herkennen van «witte vlekken»
                  in het ondersteuningsaanbod.
               
De voornoemde leden vragen of deze verzuimaanpak zich niet te veel richt op registratie
                     en handhaving en te weinig op passend onderwijs, leerrecht en de problemen die schuilgaan
                     achter thuiszitters. Hoe staat dit aankomende wetsvoorstel in relatie tot de ambitie
                     van dit kabinet om over te gaan naar een leerrecht en de ambitie van het kabinet om
                     de verbeteraanpak passend onderwijs door te voeren?
                  
Het kabinet Rutte III heeft onderzoek gedaan naar verschillende vormen van leerrecht,
                     conform afspraak uit Regeerakkoord 2017. Mede op basis van dit onderzoek heeft mijn
                     voorganger er in 2020 voor gekozen om in te zetten op de verbeteraanpak passend onderwijs
                     en het verbeteren van de samenwerking tussen onderwijs en zorg.19 Om op die manier te zorgen dat ieder kind toegang heeft tot onderwijs en daarbij
                     de ondersteuning krijgt. Eén van maatregelen die ik onlangs, in lijn met het coalitieakkoord,
                     heb aangekondigd is een verscherpte verzuimaanpak bestaande uit een aantal elementen,
                     zoals het centraal stellen van aanwezigheid door scholen (en de taak voor scholen
                     om hier beleid op te voeren) en meer ruimte voor maatwerk, onder andere in onderwijszorgarrangementen
                     en het project WEL in ontwikkeling. Hierbij wordt per casus onderzocht wat nodig is
                     om het kind of de jongere weer in ontwikkeling te brengen. Hiermee wordt leerrecht
                     in materiële zin geborgd.
                  
Moet daar niet net zoveel snelheid, tijd en aandacht in gestoken worden als de snelheid
                     waarmee dit registratiesysteem nu van de grond komt, zo vragen de eerder genoemde
                     leden.
                  
Zie voor een uitvoerig antwoord op deze vraag ook de beantwoording van de eerste vraag
                     van de D66 fractie, met betrekking tot de relatie tot passend onderwijs. Ik heb uw
                     Kamer voor de zomer geïnformeerd over de speerpunten uit de verbeteraanpak passend
                     onderwijs en mijn inzet en maatregelen hierop.20 De aangescherpte verzuimaanpak is hier onderdeel van. Goed verzuimbeleid op scholen
                     en een goede eenduidige registratie als onderdeel daarvan zijn een middel en geen
                     doel. Het doel is om uitval te voorkomen en zo te zorgen dat ieder kind zich goed
                     ontwikkelt door middel van een goed en passend onderwijsaanbod, met daarbij de ondersteuning
                     die nodig is.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen voor wat voor type leerlingen de Minister
                     de verschillende niveaus van digitaal afstandsonderwijs heeft ontwikkeld. Kan hij
                     voorbeelden geven van wat voor soort leerlingen gebruik zullen gaan maken van de drie
                     niveaus?
                  
Aanhaken bij lessen van de eigen school, gebeurt al in de praktijk en kan aan de orde
                  zijn bij een leerling die tijdelijk niet fysiek aanwezig kan zijn, bijvoorbeeld als
                  gevolg van een somatische ziekte. Maar ook voor leerlingen die tijdelijk minder belastbaar
                  zijn kan het volgen van een deel van de lessen op afstand een uitkomst zijn. Verdiepend
                  en verrijkend aanbod dat door de eigen school geboden wordt, kan een middel zijn voor
                  kinderen die thuiszitten en extra aanmoediging nodig hebben om zich te blijven ontwikkelen
                  of voor leerlingen die een extra uitdaging nodig hebben om te voorkomen dat zij uitvallen.
                  Bij de verkenning van het digitaal afstandsonderwijs zal ik de komende jaren uitwerken
                  voor welk type leerlingen dit geschikt is.
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre scholen worden ondersteund om
                     digitaal afstandsonderwijs voor kinderen die dat binnen de eigen school nodig hebben
                     vorm te geven. Krijgen ze daar tijd, middelen en personen voor?
                  
Nu al kunnen scholen gebruik maken van lesopafstand.nl, dat door Kennisnet is gecreëerd
                     in de coronaperiode. Op deze website is ook aandacht voor de doelgroep thuiszitters
                     en zoals gezegd in de Kamerbrief over uitwerking verzuimaanpak van 15 juli jl. willen
                     we dit beter in beeld brengen en de komende anderhalf jaar uitbreiden. Op de website
                     staat op dit moment ook een aantal initiatieven en aanvullend lesmateriaal dat kan
                     dienen als inspiratie voor het inrichten van digitaal afstandsonderwijs op scholen.
                  
In samenwerking met Stichting Kennisnet ga ik dit aanbod van afstandsonderwijs en
                     het digitale lesaanbod beter ontsluiten, beter organiseren en hier ook kwaliteitskaders
                     aan verbinden – onder andere gericht op het ondersteunen van scholen. Scholen worden
                     in de toekomst via deze website onder andere begeleid in hun keuze uit de bestaande
                     mogelijkheden, om zo de beste optie te vinden voor (dreigend) thuiszitters. In principe
                     zal kosteloos gebruik kunnen worden gemaakt van deze website.
                  
Het aanbod zal in de komende anderhalf jaar worden uitgebreid, waarbij Kennisnet samen
                     met het onderwijsveld zal kijken welk aanbod van digitaal afstandsonderwijs voor welk
                     deel van de doelgroep passend en behulpzaam is.
                  
Tevens vragen de leden hoe de Minister het ontwikkelen hiervan ziet in samenhang met
                     het al bestaande lerarentekort.
                  
Met de digitale school beoog ik niet het lerarentekort op te lossen. Het is de ambitie
                     van het Kabinet om het aantal onnodige thuiszitters naar nul terug te brengen. De
                     digitale school is een van de maatregelen om dit te bereiken. Ook bij digitaal afstandsonderwijs
                     moet kwaliteit van onderwijs voorop staan en hierbij zijn bevoegde leerkrachten onmisbaar.
                     Zoals u weet neemt het kabinet vele maatregelen om het lerarentekort op te lossen.21 De Digitale School is daar niet één van.
                  
De voornoemde leden lezen dat de Minister verder digitaal afstandsonderwijs wil ontwikkelen
                     voor kinderen die niet naar school gaan of dreigen thuis te komen zitten. Hoe zorgt
                     hij ervoor dat door dit aan te bieden, de prikkel voor zowel school, ouders als leerlingen
                     om te werken naar teruggang naar school niet wordt ontnomen?
                  
Fysiek onderwijs is en blijft de standaard. Het volgen van digitaal onderwijs zal,
                     als dat voor de leerling mogelijk is, in combinatie met fysiek onderwijs zijn. In
                     sommige gevallen zal digitaal afstandsonderwijs als eerste stap naar ontwikkeling
                     behulpzaam kunnen zijn. Zoals ik in mijn brief aangaf, is in een situatie waarbij
                     er sprake is van volledig digitaal onderwijs het uitgangspunt dat dit een tijdelijke
                     situatie is.22 Daarom zal ik in de uitwerking van de digitale school samen met het onderwijsveld
                     bepalen welke randvoorwaarden er nodig zijn om te waarborgen dat kinderen terugkeren
                     naar fysiek onderwijs wanneer en zodra dat mogelijk is.
                  
Tenslotte vragen de eerdergenoemde leden of de Minister de mening deelt dat uiteindelijk
                     elk kind recht heeft op passend fysiek onderwijs.
                  
Ik deel de mening dat ieder kind recht heeft op passend fysiek onderwijs. Digitaal
                     afstandsonderwijs is alleen aan de orde voor leerlingen voor wie uit het ontwikkelingsperspectief
                     blijkt dat (geheel of gedeeltelijk) afstandsonderwijs noodzakelijk is om de doorlopende
                     ontwikkeling mogelijk te maken is. Daarbij zal terugkeer naar fysiek onderwijs het
                     perspectief zijn.
                  
ChristenUnie
De Minister stelt zich de vraag wat er nodig voor is om een kind aanwezig te laten
                     zijn en zich gezien en gehoord te laten voelen. Als antwoord daarop stelt hij dat
                     hier goed verzuimbeleid voor nodig is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen
                     de Minister hier wat uitgebreider op in te gaan. Een goed verzuimbeleid leidt immers
                     niet direct tot meer aanwezigheid, enkel tot meer inzicht in afwezigheid.
                  
Een veilig pedagogisch klimaat is een voorwaarde om goed te kunnen leren. Dat begint
                     met een goede band tussen de school en het kind. Een kind moet zich welkom, gezien
                     en veilig voelen op school. Een goed verzuimbeleid is van belang voor de sociale veiligheid
                     op school en gaat in het bijzonder over wat een school doet; welke acties en maatregelen
                     in gang worden gezet als een leerling er om wat voor reden niet is. Het is belangrijk
                     dat scholen dit verzuimbeleid goed beschrijven en dit ook bespreken met ouders en
                     leerlingen. Verzuim vormt vaak een voorbode voor uitval. Met dit wetsvoorstel wordt
                     daarom een stap gezet in het verder terugdringen van verzuim, zodat uitval in de toekomst
                     beter voorkomen kan worden.
                  
Deze leden vinden dat het uiteindelijk gaat het om het handelen van een school en
                     de verdere nabije omgeving van een kind. Goede en eenduidige registratie leidt niet
                     zonder meer tot inzicht in het contact tussen school en kind/ouder, zoals de Minister
                     schrijft. De leden vragen de Minister daarom hoe hij denkt dat verzuimregistratie
                     leidt tot betere aanwezigheid.
                  
Welzijn en aandacht voor leerlingen is het allerbelangrijkst. Het hebben en uitdragen
                     van een goed verzuimbeleid – en daarbij als onderdeel eenduidige en goede registratie
                     – helpt hierbij. Door middel van registratie krijgen scholen beter zicht op de totale
                     aanwezigheid van leerlingen en kunnen zij beter patronen herkennen in de afwezigheid
                     van leerlingen. Hiervan zijn nu al verschillende goede praktijkvoorbeelden en is wetenschappelijke
                     evidentie. Uit onderzoek blijkt ook dat scholen deze patronen onvoldoende in beeld
                     hebben, terwijl dit wel relevant is.23 Met behulp van deze patronen kunnen scholen eerder aan de bel trekken en het gesprek
                     voeren met leerling en ouders om verder verzuim en thuiszitten te voorkomen.
                  
Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de Minister of hij bij de verdere
                     uitwerking van de plannen niet enkel kijkt naar de werkzaamheid, maar ook naar de
                     werkbaarheid voor scholen en de eventuele administratieve druk.
                  
Nu al registreren scholen in de meeste gevallen al het verzuim. Daar verandert het
                     wetsvoorstel niets aan. Met het wetsvoorstel wil ik er wel voor zorgen dat het eenduidiger
                     geregistreerd wordt. De uitwerking hiervan zal via een algemene maatregel van bestuur
                     nog nader worden bepaald. Mede op basis van het advies van het ATR zal ik het voorstel
                     aanpassen en verduidelijken welk effect het voorstel zal hebben op de werkdruk op
                     school, waarbij het dus mijn streven is dat deze gelijk blijft of daalt.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen nergens in de brief meer ruimte voor vertrouwen
                     in de waardevolle praktische wijsheid en ervaringskennis van leraren terug als onderdeel
                     van het tegengaan van onnodig thuiszitten of afwezigheid van leerlingen. De leraar
                     is uiteindelijk degene die in de klas doet wat nodig is met het oog op vorming van
                     leerlingen. Een systeem met verzuimcijfers heeft geen oog voor die vorming en ontwikkeling
                     en is volgens de leden van de ChristenUnie-fractie op zichzelf enkel een uiting van
                     de maakbare gedachte dat controle leidt tot beheersing en indamming van een probleem.
                     De voornoemde leden zijn het ermee eens dat verzuim moet worden tegengegaan, maar
                     zij vragen of er ergens ruimte is voor vertrouwen in de professionele afweging van
                     leraren en andere mensen die rondom een kind staan.
                  
Ik ben het met de leden van de fractie van ChristenUnie eens dat de professionele
                     ruimte van de leraar zeer belangrijk is. Ik heb vertrouwen in de professionele afweging
                     van de leraar en mensen die rondom het kind staan. Het wetsvoorstel, en dan met name
                     het aanscherpen van het verzuimbeleid op scholen, is bedoeld als verduidelijking wanneer
                     een school wat doet ten aanzien van het verzuim en als hulpmiddel voor de leraar om
                     zijn of haar afweging te onderbouwen. De leraar kan zodoende juist een goed en onderbouwd
                     vervolg geven aan de betreffende casus.
                  
Eveneens vragen zij of de Minister erkent dat de verhoudingen tussen leerlingen en
                     het onderwijspersoneel dat om een kind heen staat niet of nauwelijks maakbaar, stuurbaar
                     en managebaar zijn.
                  
Dag in dag uit moet het gebeuren in de klas en in de school, door de leraar en alle
                     andere professionals die de leerlingen ondersteunen. Het is aan de schoolleider om
                     samen met het lerarenteam, de ondersteuners en overige professionals te komen tot
                     een goed en veilig leerklimaat op school. Leraren kunnen beter geëquipeerd en vooral
                     ondersteund worden, ook omdat de klassen niet zomaar kleiner zijn te maken. Op dit
                     moment bezie ik hoe we de ondersteuning van de leraren goed vorm kunnen geven. In
                     de voortgangsrapportage passend onderwijs wordt uw Kamer begin volgend jaar ook geïnformeerd
                     over de stand van zaken ten aanzien van de maatregelen op het gebied van het equiperen
                     van leraren, zoals besproken in het debat passend onderwijs van 30 maart jl.
                  
Tevens hebben de leden enkele vragen over de omgang met de verzuimgegevens. De leden
                     sluiten zich aan bij de zorgen die onder andere door Ouders en Onderwijs zijn geuit
                     over het verzamelen van data en de gevolgen die dat heeft voor leerlingen. De leden
                     vragen of de Minister in kan gaan op die geuite zorgen over de negatieve gevolgen
                     voor bijvoorbeeld chronische zieke kinderen, of kinderen met mentale problemen, van
                     de competitiedrang die Ingrado mogelijk veroorzaakt door «aanwezigheid te vieren».
                  
Het is niet de bedoeling om de privacygevoelige en medische gegevens zomaar te delen.
                     Ik luister met veel aandacht naar de zorgen omtrent privacy en pas waar nodig het
                     beleid en het wetsvoorstel daar op aan. Onderdeel van het wetstraject is dat meerdere
                     adviesorganen om advies wordt gevraagd, waaronder de Autoriteit Persoonsgegevens.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen dat de leerling achter de cijfers
                     vergeten wordt en vragen om een reactie hierop.
                  
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik de leden van de ChristenUnie naar het antwoord
                     op de eigen vragen over welzijn en aandacht voor leerlingen en de professionele ruimte
                     van de leraar.
                  
Voorts vragen de leden aan de Minister wat «noodzakelijke gegevens» zijn die de leerplichtambtenaar
                     moet ontvangen, waar deze noodzakelijkheid op gebaseerd is en hoe dit verankerd is.
                  
Het wetsvoorstel stelt voor de reeds bestaande werkwijze van DUO, voor het leveren
                  van verzuimmeldingen aan de leerplichtambtenaar, op eenzelfde wijze uit te breiden
                  met informatie over het geoorloofd verzuim. De huidige werkwijze is dat de school
                  via DUO nu al een bepaalde set gegevens uitwisselt over ongeoorloofd verzuim; wat
                  heeft de school al gedaan, welk verzuim, welke dag, hoeveel uur, wat is de reden.
                  Het uitwisselen van de gegevens over geoorloofd verzuim krijgt eenzelfde werkwijze.
                  De gegevens zijn alleen voor de school en de leerplichtambtenaar zichtbaar. De achterliggende
                  reden van het geoorloofd verzuim is niet van belang en zal niet worden gedeeld met
                  de leerplichtambtenaar.
               
Tevens vragen deze leden wanneer er sprake kan zijn van de noodzaak voor leerplichtambtenaren
                  om data op individueel niveau te ontvangen.
               
Momenteel worden de verzuimgegevens van individuele leerlingen al gedeeld met de leerplichtambtenaar
                     in de volgende gevallen:
                  
– Bij zestien uur in vier weken ongeoorloofd verzuim. Dan moet een school een melding
                           doen bij de leerplichtambtenaar via het Register Onderwijsdeelnemers van DUO.
                        
– Bij een melding langdurig ongeoorloofd verzuim (vier weken aaneengesloten niet naar
                           school). Dan moet een school een melding doen bij de leerplichtambtenaar.
                        
Het wetsvoorstel stelt, om duidelijker te maken, dat een school al bij minder dan
                     zestien uur verzuim in vier weken een melding kán doen bij de leerplichtambtenaar.
                     Een school maakt hiervoor altijd zelf de afweging; wanneer zij het noodzakelijk acht
                     om snel een leerplichtambtenaar in te schakelen, kán een school ook bij kortdurend verzuim een melding doen. Onderdeel van het wetsvoorstel
                     is het aanscherpen van het verzuimbeleid van scholen. Ik wil in ieder geval dat in
                     het verzuimbeleid van scholen en instellingen wordt opgenomen in welke gevallen of
                     omstandigheden de school ketenpartners zoals de leerplichtambtenaar of – afhankelijk
                     van de afspraken binnen de gemeente – jeugdgezondheidszorg of jeugdhulp inschakelt.
                     Op die manier zal voor de leerling, de ouders en andere betrokkenen op voorhand duidelijk
                     zijn wanneer ketenpartners worden ingeschakeld. Het verzuimbeleid wordt door de school
                     vastgelegd in de schoolgids, die voor iedereen toegankelijk is en waar de medezeggenschapsraad
                     instemmingsrecht heeft over het verzuimbeleid.
                  
Zoals eerder genoemd zien de leden van de ChristenUnie-fractie de rijkdom van het
                     onderwijs in de interactie tussen leraren en leerlingen. Dat brengt hen bij het tweede
                     deel van de brief: digitale lesmogelijkheden. Deze leden zijn het eens met de Minister
                     dat er een mogelijkheid moet zijn waarin thuiszitten tijdelijk bestaat uit een combinatie
                     van digitaal en fysiek onderwijs kunnen volgen als dat nodig is. Ze zijn dan ook blij
                     dat de Minister stappen wil zetten om dit te bewerkstelligen. Samen met de Minister
                     zien deze leden dat een digitale blik in de klas ook de drempel naar school kan verlagen
                     en aansluiting kan verbeteren. De leden vragen wel of de Minister het belang van het
                     contact tussen leraar en leerling ook inziet.
                  
Ja, ik zie dit belang ook. De belangrijkste factor voor goed onderwijs is een goede
                     leraar en een goed contact tussen leraar en leerling. Uit een overzichtsstudie naar
                     effectief afstandsonderwijs komt het belang van interactie met en tussen leerlingen
                     ook nadrukkelijk naar voren.24 Bij het uitwerken van de randvoorwaarden en kwaliteitseisen van de digitale school
                     zal dit worden meegenomen.
                  
De leden van de ChristenUnie vragen waarom de Minister verder wil uitzoeken in hoeverre
                     het mogelijk is om een volledig digitale school op te zetten.
                  
De ervaring die tijdens de coronaperiode in Nederland en internationaal is opgedaan
                     met digitaal afstandsonderwijs heeft uitgewezen dat voor een klein deel van de leerlingen
                     digitaal afstandsonderwijs tot een verbetering van de ontwikkeling leidt. Digitaal
                     afstandsonderwijs kan voor die leerlingen worden gezien als een van de middelen om
                     tot een passend onderwijsaanbod te komen. Hierdoor wordt een doorlopende ontwikkellijn
                     voor hen mogelijk gemaakt. In het licht van het streven van het Kabinet om tot nul
                     thuiszitters te komen wil ik hen ondersteunen en stimuleren via het volgen van digitaal
                     afstandsonderwijs. Als stip op de horizon ga ik daarbij uitwerken in hoeverre het
                     mogelijk is een volledig digitale school op te zetten voor kinderen die (tijdelijk)
                     niet (volledig) naar school kunnen. Met de digitale school als volledige voorziening
                     is het streven om deze leerlingen digitaal afstandsonderwijs te kunnen bieden, als
                     alternatief voor geen onderwijs en als vorm van wat tijdelijk kan gelden als volwaardig
                     onderwijs.
                  
Tevens vragen de leden of dat het belang van dat contact niet ondermijnt.
Zoals aangegeven verken ik de komende tijd, ook op basis van de geleerde lessen en
                     het werk van Kennisnet, welke mogelijkheden en randvoorwaarden er zijn met betrekking
                     tot een digitale school. Het aspect van interactie maakt hier nadrukkelijk onderdeel
                     van uit.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat op dit moment niet vaststaat wanneer
                     digitaal onderwijs ook daadwerkelijk van goede kwaliteit is en mee kan tellen als
                     onderwijstijd. De leden lezen dat de Minister wil onderzoeken welke wetswijziging
                     er nodig is om dit te regelen. Deze leden begrijpen goede borging van kwaliteit en
                     zijn het ermee eens dat het meetellen als onderwijstijd goed kan zijn. Wel zijn deze
                     leden kritisch op het geheel mogelijk maken van digitaal onderwijs. Hoe is de Minister
                     van plan om te borgen dat deze optie enkel voor onnodige thuiszitters ingezet gaat
                     worden?
                  
De digitale school is bedoeld voor thuiszitters en een middel om toekomstige thuiszitters
                     te voorkomen. Digitaal onderwijs is daarbij uitsluitend aan de orde voor leerlingen
                     voor wie uit het ontwikkelingsperspectief (OPP) blijkt dat (geheel of gedeeltelijk)
                     afstandsonderwijs noodzakelijk is om de doorlopende ontwikkeling mogelijk te maken.
                     De komende tijd zal ik verkennen welke randvoorwaarden nodig zijn om te bepalen of
                     en wanneer deze vorm van digitaal afstandsonderwijs passend is.
                  
De leden hebben zorgen over de impact van volledig digitaal onderwijs op de sociale
                     cohesie op scholen en de ontwikkeling van kinderen. De coronacrisis heeft ons geleerd
                     dat dit onder druk komt te staan bij digitaal onderwijs. Is de Minister het met deze
                     leden eens dat fysiek onderwijs altijd de standaard moet zijn? Tevens vragen zij hoe
                     de Minister van plan is om dit te borgen in wetgeving rond digitaal onderwijs.
                  
Digitaal afstandsonderwijs is in de eerste plaats een alternatief voor geen onderwijs.
                     Ik deel de opvatting dat fysiek onderwijs de standaard is en blijft. Digitaal afstandsonderwijs
                     is in principe uitzonderlijk, tijdelijk en voor een specifieke doelgroep. De komende
                     tijd zal ik verkennen hoe wet- en regelgeving voorwaardelijk kan zijn om de ambities
                     van het Kabinet met de digitale school mogelijk te maken.
                  
De leden vragen tot slot of de Minister het zelf wenselijk vindt om een eigenstandige
                     digitale school in of op te richten, Welke voor- en nadelen ziet de Minister hierin?
                  
Zoals aangegeven verken ik de komende tijd, ook op basis van de geleerde lessen en
                     het werk van Kennisnet, welke mogelijkheden en randvoorwaarden er zijn met betrekking
                     tot een digitale school. Over de uitkomsten en de onderbouwing hiervan zal ik de Kamer
                     in het voorjaar 2023 informeren.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier