Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake verslag Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid 1-2 september 2022 (Kamerstuk 21501-08-878)
2022D48017 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij een aantal fracties de behoefte
om aan het kabinet enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot
de Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken (RAZ) van de Ministers verantwoordelijk
voor het EU Cohesiebeleid op 22 november 2022 in Brussel (Kamerstuk 21 501-08, nr. 881), het Verslag Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid
1–2 september 2022 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 878) en de Appreciatie nieuw Commissievoorstel: «FAST-CARE» (Kamerstuk 22 112, nr. 3469).
De voorzitter van de commissie, Bromet
De adjunct-griffier van de commissie, Poulino
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Geannoteerde
Agenda Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 22 november 2022, Het Verslag van de
Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 1–2 september en van de Appreciatie nieuw Commissievoorstel:
«FAST-CARE». De leden hebben een aantal aanvullende vragen.
Geannoteerde Agenda Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 22 november
De leden van de VVD-fractie lezen dat tijdens de RAZ Cohesiebeleid de langetermijnimpact
van het EU Cohesiebeleid op de regio’s van de EU ter discussie zal staan. Nederland
is een nettobetaler aan de EU en deze leden achten het van groot belang dat Nederlands
belastinggeld nuttig wordt besteed. Daarom hebben zij over de impact van het EU Cohesiebeleid
een aantal vragen. Zij zijn het met de regering eens dat het EU Cohesiebeleid zich
dient te richten op structurele hervormingen in innovatie, vergroening, digitalisering,
menselijk kapitaal en sociale inclusie. Daarnaast zijn zij benieuwd of er EU-lidstaten
zijn die andere primaire doelen nastreven welke conflicteren met het Nederlandse standpunt?
Gezien het hoofdonderwerp zich richt op de langetermijnimpact van cohesiefondsen vragen
de leden zich af of er een verschuiving van prioriteiten verwacht kan worden? Wat
zouden volgens de Minister in de toekomst de belangrijkste doelstellingen en uitgangspunten
moeten zijn voor het cohesiebeleid van de EU? Zijn er daarnaast concrete voorbeelden
van een positieve impact van dit beleid in bepaalde regio’s? De Europese Commissie
heeft meerdere malen aangegeven dat nettobetalers zoals Nederland ook profiteren van
het cohesiebeleid. Zou de Minister kunnen specifiëren hoe Nederland hiervan profiteert?
De aan het woord zijnde leden vragen zich ook af hoe de Minister de toekomst van het
cohesiebeleid van de EU ziet. De Minister schrijft in de geannoteerde agenda dat vooral
monitoring en goede evaluatie van belang zijn, maar deze leden zijn benieuwd of andere
lidstaten wel met duidelijke toekomstprioriteiten voor het cohesiebeleid zullen komen?
Hoe ziet het krachtveld rond deze discussie eruit? Zou de Minister nu al prioriteiten
kunnen aangeven? Zo niet, wanneer verwacht zij dit te kunnen doen?
Voornoemde leden lezen dat er een duidelijke vermelding van de rechtsstaatverordening
is in de Raadsconclusies. Zij achten het van groot belang dat de rechtsstaat een belangrijke
rol speelt bij het dan wel niet uitkeren van cohesiefondsen. Deze leden ondersteunen
de regering in haar inzet voor de rechtsstaat in andere EU-lidstaten, zeker waar deze
onder druk staat zoals in Polen en Hongarije. Is de Minister van mening dat de cohesiefondsen
moeten worden ingezet om rechtsstaathervormingen in landen als Polen of Hongarije
te realiseren? In hoeverre acht zij het waarschijnlijk dat de EU-cohesiefondsen zal
aanwenden als instrument om rechtsstaathervormingen te realiseren in lidstaten met
ernstige gebreken? In hoeverre acht zij het acceptabel dat EU-cohesiefondsen worden
besteed in EU-lidstaten die zich niet aan financiële EU-richtlijnen houden? De leden
vinden het ook van groot belang dat de regering zich blijft inzetten voor begrotingsdiscipline
bij andere EU-lidstaten.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Algemene Zaken (cohesie) van 22 november 2022 en willen de Minister
nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie lezen dat het primaire standpunt van Nederland ten aanzien
van het cohesiebeleid gericht blijft op onder andere structurele hervormingen en investeringen
in innovatie en vergroening. De leden steunen dit standpunt. Zij hebben in het verleden
zich ingezet voor het zoveel mogelijk moderniseren van het MFK en voornamelijk het
landbouw- en cohesiefonds. Zij lezen over het besluit om nog niks vast te leggen voor
de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader (MFK) en steunen dit besluit.
Kan de Minister bevestigen dat dit ook betekent dat er nu geen maximum wordt gesteld
aan voor toekomstige cohesiefondsen in het MFK? Kan zij tevens aangeven wanneer zij
verwacht dat de onderhandelingen over het MFK van start zullen gaan? Kan zij een tijdlijn
voor schetsen?
Voornoemde leden lezen ook dat de Minister het nog te kort dag vindt om het cohesiebeleid
uitgebreid te evalueren. Zij snappen die insteek, maar lezen ook dat de Minister benoemd
dat er aandacht moet zijn voor de tekortkomingen in het huidige instrumentarium. Op
welke tekortkomingen doelt zij en hoe heeft zij die tekortkomingen geconstateerd?
Daarnaast hebben de leden nog enkele vragen over het MFK dat ingezet is de afgelopen
tijd als crisisinstrument. Kan de Minister toelichten hoe zij ervoor gaat zorgen dat
het geld van het cohesiebeleid in de toekomst vaker gebruikt wordt voor deze eerdergenoemde
structurele hervormingen in plaats van voor het opvangen van crises? Is zij bereid
om ervoor te pleiten dat een groot deel van het cohesiegeld wordt gebruikt voor het
verder verduurzamen van Europa?
Tot slot lezen de aan het woord zijnde leden dat de rechtsstaatsverordening en het
belang van tegengaan van fraude is opgenomen in de conceptraadsconclusies. Dat kan
op steun van deze leden rekenen. Zij vragen zich wel af wat dit concreet betekent?
Zal de Unie in het toekomstige MFK beleid, voor de periode na 2027, steviger inzetten
op rechtsstaat in kader van de cohesiefondsen? Welke mogelijkheden zijn er om bij
het volgende MFK een rechtsstatelijkheidstoets standaard onderdeel te maken alvorens
MFK gelden worden uitgekeerd? De leden vernemen dat het Duitse parlement opgeroepen
heeft dat er duidelijk bewijs moet liggen van structurele hervormingen in Hongarije,
voordat EU-fondsen aan Hongarije worden overgedragen. Steunt de Minister deze oproep?
Is zij het eens dat toetreding tot het Europese OM een van de criteria zou moeten
zijn voor het overdragen van de EU-gelden, om in de toekomst mogelijke mistanden of
misbruik van (Nederlands) belastinggeld actiever tegen te gaan?
De leden van de SP-fractie hebben de agenda van de Raad Algemene Zaken Cohesie met
interesse gelezen en hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SP-fractie zien dat de rode lijn van de discussie de lange termijn
effecten van het Cohesiebeleid zijn binnen de Europese Unie. Daarbij vinden de leden
het nuttig dat deze discussie is opgedeeld in drie deelvragen, waarbij de Minister
nog een aantal zaken zou kunnen meenemen wat hen betreft.
De eerste vraag gaat in op de doelen en basisprincipes. Voornoemde leden zijn het
met de analyse van de regering eens dat het cohesiebeleid positieve langetermijneffecten
moet hebben. Zij vinden deze inzet echter wel wat karig omschreven in de geannoteerde
agenda. Een ander belangrijk doel zou wat de leden betreft moeten zijn dat het cohesiebeleid
die mensen ten goede komt die de hulp het meeste kunnen gebruiken. Bovenal om mensen
duurzaam uit de armoede te helpen of ervoor te zorgen dat mensen juist niet in armoede
belanden. Is de Minister het eens met dit doel?
De tweede vraag gaat in op de toegevoegde waarde van Cohesiebeleid bovenop ander nationaal
en Europees beleid. De aan het woord zijnde leden vinden het zinvol om de discussie
breder te trekken dan enkel de huidige begroting. Is de Minister het hiermee eens?
De leden vinden het ook belangrijk om de toegevoegde waarde te zien in de effectiviteit
van de besteding van de middelen en niet alleen de effectiviteit ten aanzien van ander
beleid, hoewel ook van belang. Is de Minister het eens dat de algemene effectiviteit
van de bestedingen ook een onderdeel van discussie zou moeten zijn? Is zij bereid
om namens Nederland aan te geven dat cohesiegelden naar de hogere inkomenslanden minder
effectief zijn? Kan de Minister ingaan op de effecten van het cohesiebeleid in Nederland?
Hoe verhoudt zich dit tot de «netto-betaler» positie van Nederland?
De derde vraag gaat in op de verwachtingen van de komende periode. Wat vindt de Minister
de uitdagingen die er op dit moment zijn voor het Cohesiebeleid in algemene zin? Wat
is het voornaamste kritiekpunt van de Minister op het huidige Cohesiebeleid?
De leden van de Volt-fractie hebben kennis genomen van de agendastukken voor de Raad
Algemene Zaken Cohesiebeleid van 22 november en hebben de volgende vragen opgesteld.
De leden van de Volt-fractie ondersteunen de inzet van cohesiemiddelen voor de kosten
van deopvang van een acute crisissituatie, zoals voor de opvang van (o.a. Oekraïense)
vluchtelingen, maar zien ook het risico dat deze inzet de hoofddoelstelling van het
cohesiebeleid – het verkleinen van de economische verschillen tussen Europese landen
en regio’s – ondergraaft. Gaat de Minister erop toezien dat cohesiebeleid geen crisisinstrument
wordt? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Voornoemde leden constateren dat de rol van lokale overheden goed geborgd is in de
structuren van het bestaande cohesiebeleid. Waar inspraak op lokaal niveau goed ingebouwd
is in de structuren van het Cohesiebeleid, is dat bij nieuwe fondsen en financieringsmiddelen
niet altijd het geval. Hierdoor bestaat het risico dat deze inbedding verwatert, zoals
bij het RRF. Daarom stellen deze leden de volgende vragen aan de Minister: Hoe kijkt
de Minister naar deze ontwikkeling? Is zij bereid om erop toe te zien dat lokale overheden
een structurele rol krijgen in het ontwerp en implementatie van nieuwe Europese financieringsinstrumenten?
Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
De aan het woord zijnde leden constateren dat het cohesiebeleid gekoppeld was aan
een langetermijnstrategie in de programmaperiode 2014–2021. Hoewel het cohesiebeleid
een cruciale rol speelt bij het behalen van de Europese ambities in de grote transities,
maakt het geen onderdeel uit van een overkoepelende langetermijnstrategie. In tegenstelling
tot het cohesiebeleid 2014–2020, die rechtstreeks verband hield met de verwezenlijking
van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. De leden lezen ook dat Nederland
het belang van goede evaluaties en kwalitatieve dataverzameling zal benadrukken met
betrekking tot uitdagingen voor de toekomst. Gaat de Minister zich in Europees verband
hard maken voor het koppelen van het cohesiebeleid aan een langetermijnstrategie?
Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Tot slot lezen de leden in het meest recente rapport van de Europese Commissie, het
8e Cohesierapport, dat er geen eenduidig beeld bestaat over het precieze effect van
cohesiebeleid op het verkleinen van de economische afstand tussen lidstaten. Alhoewel
de convergentie tussen lidstaten toeneemt, valt op dat vooral grote steden sneller
groeien, waardoor de ongelijkheid tussen stad en platteland toeneemt en de interne
cohesie binnen lidstaten dreigt af te nemen. De ongelijkheid tussen stad en platteland
neemt toe. Ook verschilt het bestedingsdoel van het cohesiebeleid nogal per lidstaat.
In West-Europa gaan de middelen naar onderzoek, ontwikkeling, de uitrol van technologie
en human capital. Dit in tegenstelling tot Oost-Europa, waar de investeringen voornamelijk
naar fysieke infrastructuur gaan. Kan de Minister deze ontwikkelingen verklaren en
uitleggen hoe de strategie van het cohesiebeleid zich verhoudt tot de gewenste doelstelling
hiervan – de regionale verschillen binnen Europa verkleinen?
Verslag Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 1–2 september
De leden van de VVD-fractie lezen dat de meeste lidstaten het erover eens zijn dat
een langetermijnvisie richting moet geven aan het cohesiebeleid, maar dat lidstaten
ook gemakkelijker en sneller ingezet zouden moeten worden bij crisissen. Deze leden
delen de positie van de regering en achten het van groot belang dat de dergelijke
versoepelingen niet ten koste gaan van de rechtsstaat of de mogelijkheid op controle
voor het tegengaan van fraude. Zij zijn benieuwd naar het krachtenveld rond deze discussie.
Kan de Minister ingaan op de rol van het cohesiebeleid ten tijde van crises? Hoe ziet
zij dit voor zich in de toekomst? Zijn er landen waar versoepelingen nu al ten koste
gaan van de rechtsstaat en controle op fraude, en op welke manier kan de regering
zich inzetten om dit tegen te gaan? Hoe zet de Europese Commissie zich nu zal in om
fraude tegen te gaan bij bestedingen van het Europese cohesiebeleid?
Appreciatie nieuw Commissievoorstel: «FAST-CARE»
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan
voor aanpassing van de verordeningen van het cohesiebeleid 2014–2020 en 2021–2027
onder het acroniem «FAST-CARE». Deze leden ondersteunen het doel van de verordeningen
en achten het van groot belang dat lidstaten worden gesteund in hun vermogen Oekraïense
vluchtelingen op te vangen. Zij zijn benieuwd naar de ervaring van de Minister met
de eerdere «CARE» en «CARE-plus» voorstellen. Hoe oordeelt de Minister over het functioneren
en de effectiviteit van deze maatregelen? De leden lezen dat de eenheidskost per vluchteling
per week naar 100 euro wordt verhoogd, met een maximum van 26 weken. Wat is de motivatie
voor deze verhoging van 150%? Zij lezen ook dat de Commissie voorstelt de voorfinanciering
voor de periode 2021–2027 te verhogen. De Minister oordeelt dat dit geen effecten
heeft op de raming van Nederlandse EU-afdrachten. Identificeert hij nadelige consequenties
aan het verhogen van de voorfinanciering? Wat zijn de consequenties voor de langetermijndoelen
van de cohesiefondsen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
J.T. Poulino, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.