Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 200 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2023
Nr. 5
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 november 2022
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 14 oktober 2022 voorgelegd aan de Ministers van Economische Zaken
en Klimaat en voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Economische Zaken
en Klimaat. Bij brief van 11 november 2022 zijn ze door de Ministers van Economische
Zaken en Klimaat en voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
1
Vanaf wanneer kan iedereen in alle delen van het land robuust, supersnel en veilig
internet krijgen, zoals is afgesproken in het coalitieakkoord?
Antwoord
Op dit moment kan meer dan 99% van alle huishoudens in Nederland beschikken over een
snelle vaste internetverbinding van ten minste 100 Mbps en bijna 90% al over 1 Gbps.1 Dat betekent dat momenteel minder dan 1% van alle huishoudens nog niet over een snelle
vaste internetaansluiting kan beschikken. Daarvan is het overgrote deel gesitueerd
in het buitengebied. De Tweede Kamer is voor de zomer geïnformeerd over de resterende
adressen in de buitengebieden en de mogelijkheden om de circa 19.000 adressen die
dreigen achter te blijven alsnog van snel internet te kunnen voorzien (Kamerstuk 29 517, nr. 222).
Om te zorgen dat snelle internetverbindingen ook robuust en veilig zijn, zijn telecomaanbieders
op grond van artikel 11a.1 van de Telecommunicatiewet verplicht om passende technische
en organisatorische maatregelen te nemen om risico’s voor de veiligheid en integriteit
van hun netwerken en diensten te beheersen.
2
Kunt u een stand van zaken geven over de uitrol van het glasvezelnetwerk?
Antwoord
Ongeveer 4,7 van de 8,1 miljoen Nederlandse huishoudens heeft in Q1 2022 glasvezel,
oftewel ca. 58%. De overige 3,4 miljoen huishoudens heeft dat nog niet. Verwacht wordt
dat, gelet op de aanlegambities van de diverse glasvezelpartijen en hun huidige aanlegtempo
(in het afgelopen jaar zijn ca. 840.000 woningen op glasvezel aangesloten), het merendeel
van deze resterende huishoudens in de komende jaren alsnog van glasvezel wordt voorzien.2
Het totale aantal huishoudens dat over een snelle vaste internetverbinding kan beschikken,
via glasvezel of andere technieken, ligt overigens veel hoger. De verwachting is dat
aan het einde van 2023 bijna alle Nederlandse huishoudens kunnen beschikken over snel
vast internet. Zie ook het antwoord op vraag 1.
3
Vanaf wanneer hebben alle inwoners van Nederland toegang tot een glasvezelnetwerk?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
4
Welke regio’s in Nederland lopen achter wat betreft de uitrol van het glasvezelnetwerk?
Waarom lopen deze regio’s achter?
Antwoord
Op dit moment wordt er overal in Nederland glasvezel aangelegd en verwacht wordt dat
het merendeel van de Nederlandse huishoudens in de komende jaren van glasvezel wordt
voorzien. Toch is het de verwachting dat er circa 19.000 huishoudens overblijven die
niet over een snelle vaste internetverbinding, waaronder via glasvezel, zullen beschikken.
Deze huishoudens zijn gesitueerd in het buitengebied en liggen verspreid over heel
Nederland. Wel zijn er een aantal specifieke gebieden aan te wijzen, zoals (delen
van) het buitengebied van Zeeland, Zuid-Limburg en de Hollandse kustlijn. Deze gebieden
zijn vanwege hun natuurlijke eigenschappen lastiger te ontsluiten en vallen (vooralsnog)
buiten de huidige uitrolplannen van marktpartijen.
5
Waarom is er tot en met 2027 in de begroting van het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat (EZK) geen budget meer gereserveerd voor de Subsidieregeling Verduurzaming
MKB (SVM)?
Antwoord
De einddatum van de SVM-regeling was 1 oktober 2022. De Minister voor Klimaat en Energie
heeft de regeling naar aanleiding van signalen van oneigenlijk gebruik door enkele
energie-adviseurs echter in juli 2022 tijdelijk stopgezet. In de brief van 13 juli
jl. heeft de Minister voor Klimaat en Energie aangeven dat het kabinet ernaar streeft
de regeling zo snel mogelijk opnieuw open te stellen en dat Minister voor Klimaat
en Energie ten behoeve daarvan onderzoekt in welke vorm en voor welke periode de SVM
weer open zou kunnen. Voor een zorgvuldige vormgeving van de nieuwe regeling is meer
tijd nodig, waardoor er momenteel nog geen budget in de EZK-begroting van 2023 is
opgenomen voor de regeling. De Minister voor Klimaat en Energie zal uw Kamer dit najaar
informeren over het vervolg. Daarnaast werkt MVRO aan een aanpak voor verduurzaming
van de utiliteitsbouw, waarmee mkb’ers ondersteuning kunnen krijgen bij het verduurzamen
van hun bedrijfspand en dat beoogd is om vanaf 2024 operationeel te zijn.
6
Zou het, zeker gezien de huidige energieprijzen, niet wenselijk zijn om de SVM weer
spoedig en uiterlijk voor de jaarwisseling te openen om zo ondernemers te helpen verduurzamen?
Antwoord
De SVM is bedoeld voor mkb-bedrijven die niet onder de Energiebesparingsplicht vallen.
Dit zijn doorgaans kleine bedrijven die weinig tijd en expertise hebben om uit te
zoeken welke verduurzamingsmaatregelen ze kunnen nemen en hoe ze dit moeten regelen.
De Minister voor Klimaat en Energie is het eens dat gezien de hoge energieprijzen,
die naar verwachting de komende jaren nog aan zullen houden, deze doelgroep ondersteuning
nodig heeft bij verduurzaming. De Minister voor Klimaat en Energie heeft daarom in
zijn brief van 13 juli jl. aangeven dat het kabinet ernaar streeft de regeling zo
snel mogelijk opnieuw open te stellen. Hernieuwde openstelling van de regeling dient
echter zorgvuldig te gebeuren. De Minister voor Klimaat en Energie wil de regeling
laagdrempelig houden voor ondernemers, maar tegelijkertijd zorgen dat de regeling
niet opnieuw oneigenlijk gebruikt wordt door energie-adviseurs. De Minister voor Klimaat
en Energie zal uw Kamer voor de EZK-begrotingsbehandeling nader informeren.
7
Waarom is er, gezien het feit dat het beschikbare budget van 100 miljoen euro voor
Herstructurering winkelgebieden is verdeeld over vier tranches, niet voor gekozen
om, met het oog op het grote aantal aanvragen in de eerste tranche, de vierde tranche
te schrappen en dit geld over de eerste drie tranches te verdelen?
Antwoord
Als resultaat van de eerste openstellingsronde hebben 11 gemeenten een bijdrage ontvangen
in het kader van de Impulsaanpak winkelgebieden, waarmee het beschikbare budget van
22 miljoen euro voor deze ronde werd uitgeput.
De 5 aanvragen die niet gehonoreerd werden, voldeden niet aan de voorwaarden.
Op basis van de resultaten van de eerste openstellingsronde was er geen aanleiding
om geld dat gereserveerd is voor latere openstellingsrondes naar voren te halen.
8
Staat u nog steeds achter uw toezegging om, wanneer dat nodig is, geld in de regeling
naar voren te halen? Wanneer ziet u de noodzaak om dit daadwerkelijk ook te doen?
Antwoord
Ja, de Minister van Economische Zaken en Klimaat staat nog steeds achter deze toezegging
(Kamerstuk 31 757, nr. 106). De Minister van Economische Zaken en Klimaat zal dat bezien in een situatie waarbij
veel kwalitatief goede aanvragen dreigen af te vallen omdat onvoldoende budget beschikbaar
is.
9
Hoeveel financiële middelen zijn er besteed aan de campagne zet de knop om? Tot wanneer
loopt deze campagne?
Antwoord
De voorjaars- en zomercampagnes van «Zet ook de knop om» hebben circa € 1,56 miljoen
gekost. De najaarscampagne van «Zet ook de knop om» is gestart op 17 oktober en loopt
tot medio december 2022. Voor de ontwikkeling en uitvoering van deze najaarscampagne
zijn plannen gemaakt voor circa € 2,6 miljoen. De productie van een aantal communicatiemiddelen
is nog in volle gang.
10
Hoeveel middelen zijn er gereserveerd voor het stimuleren van opslag en in het specifiek
thuisopslag?
Antwoord
Er zijn momenteel geen middelen gereserveerd voor het stimuleren van opslag. Het beeld
is dat initiatieven rondom batterijopslag in toenemende mate door marktpartijen zelf
worden opgepakt. Zo hebben netbeheerders in totaal 20 GW aan batterijprojecten in
de pijplijn zitten. In Q1 2023 wordt er een routekaart gepresenteerd voor energieopslag.
Specifiek voor thuisbatterijen geldt dat dit naar verwachting niet de meest kosteneffectieve
vorm van opslag is om congestieproblematiek of het onregelmatige aanbod van hernieuwbare
energie aan te pakken. De ontwikkeling wordt nauwgezet gevolgd en er is bereidheid
om actie te ondernemen als de thuisbatterij evident een netto positieve bijdrage levert
aan het oplossen van de transportschaarste. Met onder andere Energy Storage NL en
Netbeheer Nederland wordt in gesprek gebleven over de rol van energieopslag in het
energiesysteem van de toekomst.
11
Wat zijn voor komend jaar uw plannen op het gebied van negatieve emissies?
Antwoord
In het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) dat volgend jaar wordt gepubliceerd, werkt
het kabinet nader uit hoe het Nederlandse energiesysteem er halverwege deze eeuw uit
komt te zien. In het plan gaat het kabinet onder meer in op hoe zal worden omgegaan
met emissies die, ook op termijn, niet tot nul gereduceerd kunnen worden. Er wordt
daarbij nader ingegaan op de rol van CO2-verwijdering uit de atmosfeer door koolstofvastlegging en welke stappen nodig zijn
om de ontwikkeling hiervan te bespoedigen, rekening houdend met de mogelijkheden daarvoor
in de bos- en landbouwsector. Daartoe wordt op korte termijn een studie uitgezet.
De uitwerking van het NPE draagt ook bij aan de invulling van de nationale strategie
om in 2050 tot klimaatneutraliteit te komen, en welke rol negatieve emissies daarin
spelen. Die uitwerking wordt onderdeel van het tweede klimaatplan dat voor begin 2024
is gepland.
Daarnaast komt het kabinet, zoals aangegeven in de Kamerbrief over de «Quickscan behoefte
naar een onderzoeksprogramma gericht op negatieve CO2-emissie» (Kamerstuk 32 813, nr. 1056), met een voorstel voor meer samenhangend onderzoek naar negatieve emissies, dat
ondersteunend kan zijn aan de uitwerking van het klimaatbeleid, met name de toepassing
van negatieve emissietechnieken in Nederland.
Op Europees niveau komt de Europese Commissie in het kader van het Duurzame Koolstofcycli
traject met voorstellen voor onder andere de certificatie van negatieve emissies in
zowel carbon farming als industriële koolstofvastlegging. Nederland maakt zich hierbij sterk voor een
heldere definitie van het begrip koolstofverwijdering, waarin geen ruimte wordt gegeven
voor vermeden emissies, en standaardisatie van monitoring-, rapportage- en verificatiemethodologieën.
Ook pleit Nederland voor onderzoek naar opname van certificatie van industriële negatieve
emissies in het ETS.
12
Komt het prijsplafond op de begroting van het Ministerie van EZK te staan? Zo ja,
hoe wordt dit meegenomen in de begroting?
Antwoord op vragen 12 en 49
Ja, de financiële middelen voor het prijsplafond worden op de EZK-begroting verwerkt.
Als er in 2022 budget nodig is zal dit worden verwerkt in een incidentele suppletoire
begroting. Voor budgetten die in 2023 nodig zijn kan tot de stemming over de EZK-ontwerpbegroting
2023 een nota van wijziging worden ingediend. Als de Tweede Kamer reeds met de begroting
2023 heeft ingestemd moet er voor 2023 ook een incidentele suppletoire begroting worden
gemaakt.
13
Wat zijn de kosten van het elektriciteitsnet voor wind-op-zee? Wat betekent dit voor
de energierekening van huishoudens? Kan dit tot en met 2050 per jaar inzichtelijk
worden gemaakt?
Antwoord
De totale investeringskosten voor de gehele 21 GW van de huidige routekaart windenergie
op zee voor de periode tot en met 2031 bedraagt ongeveer € 26 miljard. Dit betreft
een indicatie op dit moment. Ontwikkelingen in de (grondstoffen)markt, in de financiële
markt en in de regulering hebben invloed op de uiteindelijke kosten. Naast de bovengenoemde
investeringskosten zijn er ook nog financieringskosten, onderhoudskosten en het toegestane
rendement voor TenneT voor het net op zee.
De kosten worden uitgesmeerd over de afschrijvingstermijn van het net op zee. De jaarlijks
kosten die TenneT in rekening brengt bij gebruikers van het elektriciteitsnet voor
het net op zee stijgen van circa € 40 miljoen dit jaar naar iets meer dan € 2 miljard
per jaar vanaf 2032 (als alle geplande windparken in gebruik zijn). Het grootste deel
van de reeds geplande netaansluitingen zullen niet voor 2050 zijn afgeschreven, dus
zullen deze kosten ook voor het grootste deel doorlopen tot en met 2050.
Hoe deze kosten verdeeld worden onder de gebruikers van het elektriciteitsnet – en
dus ook welk deel op de energierekening van huishoudens komt – is nog niet bepaald.
De verdeling van de kosten voor het net op zee wordt de komende tijd nader uitgewerkt
als onderdeel van de nadere regelgeving onder de Energiewet.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief windenergie op zee 2030–2050 (Kamerstuk 33 561, nr. 54) zal de uitrol van windenergie op zee ook na 2031 door moeten gaan om de samenleving
tijdig en efficiënt te verduurzamen. Dat betekent dat er ook na 2031 nog nieuwe netaansluitingen
voor windparken nodig zijn. Wel zal in die periode een aanzienlijk deel van de windenergie
worden aangeland als waterstof door buisleidingen, wat goedkoper is dan elektrische
aansluitingen.
14
Klopt het dat er nog 13 miljard euro niet is geoormerkt uit het klimaatfonds? Welke
verdeling is hierover bekend?
Antwoord
Nee, dit klopt niet. Het Klimaatfonds had oorspronkelijk een budget van € 35 miljard
in het Coalitieakkoord. Het fonds bestaat uit zes percelen, ieder met een indicatief
budget. Zoals te zien in tabel 1 van de indicatieve vaststelling van de begrotingsstaat
van het Klimaatfonds voor het jaar 2023 is ongeveer € 4,5 miljard meerjarig beschikbaar
gesteld voor urgente uitgaven om te voorkomen dat de uitvoering van Klimaatbeleid
in het geding komt. Daarnaast heeft het kabinet in het Voorjaar besloten ongeveer
€ 0,9 miljard middelen aan het Klimaatfonds te onttrekken om budgettaire problematiek
elders te dekken. In totaal zijn hiermee circa € 5,4 miljard van de middelen voor
het Klimaatfonds reeds gecommitteerd. Daarmee resteert nog € 29,6 miljard. Tijdens
de Voorjaarsbesluitvorming van 2023 vindt besluitvorming plaats over de te besteden
middelen voor het Meerjarenprogramma van 2024 en verder. In de tabel hieronder vindt
u de indicatieve budgetverdeling uit het Coalitieakkoord en het resterende bedrag
op dit moment.
Overzicht Klimaatfonds na urgente uitgaven 2023-ronde
Ind. Budget (x 1.000)
Restant
(x 1.000)
Besluitvorming
1. Kernenergie
5.000.000
4.904.421
Uitvoeringskosten Klimaatbeleid
– 75.579
Voorjaarsnota 2022
Onderzoek bouw twee nieuwe kerncentrales
– 20.000
Miljoenennota 2023
2. Broeikasgas-neutrale gascentrales
1.000.000
984.884
Uitvoeringskosten Klimaatbeleid
– 15.116
Voorjaarsnota 2022
3. Energie-infrastructuur
4.000.000
3.687.537
Uitvoeringskosten Klimaatbeleid
– 60.463
Voorjaarsnota 2022
Subsidieregeling warmtenetten
– 200.000
Miljoenennota 2023
Slimme laadinfrastructuur
– 52.000
Miljoenennota 2023
4. Vroege fase opschaling
15.000.000
10.541.464
Uitvoeringskosten Klimaatbeleid
– 226.736
Voorjaarsnota 2022
Dekking generale beeld Voorjaarsnota 2022
– 880.000
Voorjaarsnota 2022
Wind op Zee
– 1.685.300
Voorjaarsnota 2022
IPCEI waterstof golf 2 en 3
– 1.385.000
ISB 7 2022
IPCEI waterstof golf 4
– 199.000
Miljoenennota 2023
Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)
– 82.500
Miljoenennota 2023
5. Maatwerk industrie/ Innovatie mkb
3.000.000
2.904.653
Uitvoeringskosten Klimaatbeleid
– 45.347
Voorjaarsnota 2022
NIKI
– 22.000
Miljoenennota 2023
VEKI
– 28.000
Miljoenennota 2023
6. Verduurzaming gebouwde omgeving
7.000.000
6.571.690
a. Nationaal Isolatieprogramma
3.350.000
3.027.500
Dekking energiebesparende maatregelen en isolatie
– 160.000
Voorjaarsnota 2022
ISDE
– 100.000
Miljoenennota 2023
Versnelling lokale aanpak Nationaal Isolatieprogramma
– 62.500
Miljoenennota 2023
b. Verduurzaming maatschappelijke vastgoed
2.750.000
2.644.190
Uitvoeringskosten Klimaatbeleid
– 105.810
Miljoenennota 2023
c. Subsidie toepassen van hybride warmtepompen
900.000
900.000
TOTAAL
35.000.000
29.594.649
15
Klopt het dat er 22 miljard euro is geoormerkt voor de verduurzaming van de industrie?
Antwoord
Nee, dit is niet juist. Op basis van het regeerakkoord was indicatief in totaal € 22
miljard beschikbaar in het klimaatfonds, onderverdeeld in (energie)infrastructuur
(€ 4 miljard), vroege fase opschaling (€ 15 miljard) en verduurzaming industrie en
innovatie mkb (€ 3 miljard). De maatregelen in deze percelen worden in samenhang bekeken
en komen naar verwachting gedeeltelijk ook ten goede aan de verduurzaming van de industrie.
Infrastructuur en vroege fase opschaling zijn echter breder dan alleen de verduurzaming
van industriële bedrijven. Het budget zal daarmee ten goede kunnen komen aan de ondersteuning
van de bredere energietransitie die de Nederlandse economie doormaakt.
16
Welke voorwaarden worden er gesteld aan uitgaven uit het klimaatfonds?
Antwoord
Allereerst dienen de voorstellen bij te dragen aan het doel van het Klimaatfonds.
Voorgesteld is dat het fonds het volgende doel heeft: het faciliteren van maatregelen
om de mondiale stijging van temperatuur en de verandering van het klimaat te beperken
door middel van het beschikbaar stellen van financiële middelen voor: (a) een broeikasgasneutrale
energievoorziening in 2050; (b) het stimuleren van de implementatie van technieken
voor energie-efficiëntie en het stimuleren van de toepassing van hernieuwbare energie
en overige broeikasgasreducerende technieken en maatregelen in het bedrijfsleven;
en (c) het stimuleren van de toepassing van technieken voor energie-efficiëntie en
van hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving. Daarnaast worden alle voorstellen
die worden ingediend bij het Klimaatfonds beoordeeld op de criteria additionaliteit,
doelmatigheid, doeltreffendheid en uitvoerbaarheid. Verder is bij de totstandkoming
van het Meerjarenprogramma Klimaatfonds voorzien dat gebruik wordt gemaakt van kennis
en expertise van onafhankelijke kennispartijen. Zo wordt het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) gevraagd om een reflectie te geven op de plausibiliteit van de bijdrage van
de maatregelen, aandachtspunten die verband houden met de interactie tussen maatregelen
en de consistentie van voorgestelde inzet met het transitiepad naar klimaatneutraliteit
in 2050. Tot slot worden de uitgaven gemonitord. De directe monitoring vindt plaats
op de betreffende begroting van het vakdepartement. Daarnaast wordt bij het jaarverslag
van het fonds een totaaloverzicht over de toegekende middelen aan departementen opgesteld.
Dit overzicht is ter versterking van het budgetrecht en ter verbetering van de controleerbaarheid
van de uitgaven.
17
Binnen hoeveel jaar zal de niet-geoormerkte 13 miljard euro uit het klimaatfonds uitgegeven
worden?
Antwoord
Er resteert nog € 29,6 mld in het Klimaatfonds. Jaarlijks wordt een Meerjarenprogramma
voor het Klimaatfonds opgesteld waarin voorgenomen uitgaven worden opgenomen. Het
Meerjarenprogramma wordt samen met de Miljoenennota aan uw Kamer aangeboden. Voorgesteld
wordt dat het klimaatfonds een tijdelijk karakter heeft en een horizon kent tot 1 januari
2031. Nadien kan het fonds alleen nog gebruikt worden voor uitfinanciering.
18
Waar is het resterende deel van de 1,6 miljard euro die voor Wind op Zee beschikbaar
is, maar waarvan slechts 260 miljoen euro op de begroting van het Ministerie van EZK
staat?
Antwoord
Van de in totaal € 1,685 mld staat er inderdaad € 260 miljoen nu al op de begroting
van EZK. Een aanvullende € 500 miljoen is een reservering voor gebiedsinvesteringen
in de omgeving van de aanlandlocaties van de netaansluitingen: dit bedrag staat nog
op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën.
De overige € 925 miljoen zijn voor de inpassing binnen andere sectoren zoals scheepvaart,
visserij en natuur en de middelen staan op de desbetreffende begrotingen van IenW
en LNV.
19
Hoeveel extra inkomsten zal het afromen van overwinsten (windfall taxes) opleveren
en komen die inkomsten op de begroting van het Ministerie van EZK?
Antwoord
Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 29 september 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 403) en 1 juli 2022 (Kamerstuk, 32 140, nr. 134) is de introductie van een nieuwe, generieke solidariteitsheffing ingewikkeld. Wel
heeft het kabinet besloten tot een tijdelijke verhoging van het cijnstarief in de
Mijnbouwwet in 2023 en 2024. In aanvulling hierop is besloten tot een tijdelijke solidariteitsbijdrage
over 2022 conform de EU-verordening betreffende een noodinterventie in verband met
de hoge energieprijzen. De ontvangsten als gevolg van de tijdelijke verhoging van
de cijns komen binnen als onderdeel van de ontvangsten Mijnbouwwet, op artikel 5 van
de EZK-begroting.3 De opbrengsten zijn geraamd op cumulatief € 2,8 miljard in 2023 t/m 2025. De opbrengsten
van de solidariteitsbijdrage over 2022 zijn geraamd op € 3,2 miljard en staan op de
begroting van het Ministerie van Financiën.
20
Hoeveel van de vanwege de hoge energieprijzen niet-uitgekeerde beschikkingen in het
kader van de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE) blijven
dit jaar op de begroting? Wat gebeurt er met dat geld?
Antwoord
Niet uitgekeerde SDE-middelen in enig jaar blijven beschikbaar voor de klimaattransitie
middels de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie. Hierdoor kunnen
deze middelen in een later jaar opnieuw worden ingezet voor vertraagde of nieuwe projecten.
In de ontwerpbegroting voor 2023 is een storting aan de reserve van € 807 miljoen
in 2022 voorzien.
21
Wat wordt er gedaan om het midden- en kleinbedrijf (mkb) beter aan te laten sluiten
bij het innovatieve- en missiegedreven beleid buiten het Nationaal Groeifonds om?
Kunt u hiervoor met een integraal plan komen dat het mkb helpt om de bedrijfsvoering
toekomstklaar te maken?
Antwoord
In de brief «Innovatie en Impact» die de Minister van Economische Zaken en Klimaat
samen met haar collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) medio november naar
uw Kamer zal sturen, zal de Minister van Economische Zaken en Klimaat een aantal maatregelen
aankondigen om de aansluiting van het mkb op het missiegedreven beleid en de toegankelijkheid
van het innovatie-instrumentarium voor het mkb te verbeteren. Het gaat dan bijvoorbeeld
over de PPS-regeling, maar ook om de grotere rol die ROM’s kunnen vervullen bij de
aansluiting van het mkb op dit beleid.
Recent heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat de Tweede Kamer de strategische
agenda voor ondernemingsklimaat toegezonden, daarmee wordt gestuurd op beter inzicht,
basis op orde en focus op het stimuleren van bedrijfsactiviteiten die cruciaal zijn
voor de transities en de weerbaarbaarheid van de economie. Belangrijke onderdeel is
het versterken van onze innovatieve ecosystemen, onder andere door samenwerking. Door
het meer delen van kennis en expertise binnen en tussen innovatieve ecosystemen kunnen
we stappen zetten. Hierbij kunnen grote bedrijven niet zonder de kleinere bedrijven,
die vaak innovatiever en flexibeler zijn. Ook nemen we concrete acties die het mkb
gaat helpen.
22
Hoeveel middelen voor fossiele bedrijven (top 25) zijn op deze begroting gereserveerd,
bijvoorbeeld -maar niet uitsluitend- met staatsgaranties, kredietverzekeringen of
subsidies?
Antwoord
Er zijn, naast de vergoeding voor de gewijzigde inzet van Norg ten behoeve van het
verminderen van de gaswinning uit Groningen, geen middelen op de begroting geserveerd
specifiek voor de (top 25) fossiele bedrijven. Wel kunnen ook deze bedrijven net als
andere bedrijven gebruik maken van bepaalde regelingen. Aan de eigenaren van kolencentrales
moet nadeelcompensatie worden betaald. De hoogte hiervan is nog niet bekend, met de
eigenaren wordt in gesprek gegaan over de vaststelling hiervan. Deze nadeelcompensatie
wordt uit de beschikbare middelen binnen de SDE betaald. U heeft 14 april jl. een
overzicht ontvangen van alle uitgaven en gederfde inkomsten die samenhangen met fossiele
brandstoffen, niet-groene waterstof en biomassa in de periode 2019–2025. Daarnaast
is er de Investeringsaftrek kleine velden waarmee gaswinning wordt ondersteund. De
investeringsaftrek kan worden toegepast als korting van de investeringen op het winstaandeel,
wat een extra heffing voor mijnbouwbedrijven is krachtens de Mijnbouwwet naast de
vennootschapsbelasting. Dit wordt niet als middelen op de begroting gereserveerd.
Exportkredietverzekering is een regeling van FIN in samenwerking met BZ en wordt uitgevoerd
door Atradius Dutch State Business (ADSB). Er wordt gewerkt aan beleid met betrekking
tot de exportkredietverzekering om fossiele steun te beëindigen. Hierover wordt uw
Kamer binnenkort nader geïnformeerd.
Ook zijn er generieke innovatie en of verduurzamingsregelingen waar bedrijven in algemene
zin, en in sommige gevallen dus ook fossiele bedrijven, gebruik van kunnen maken.
Bijvoorbeeld de WBSO, SDE++, de EIA waar onder andere duurzame energieproductie, CO2-opslag en energiebesparing door bedrijven wordt gestimuleerd. Er zijn geen specifieke
bedragen vooraf voor bedrijven voor gealloceerd, zo vindt in de SDE++ toekenning op
basis van competitie plaats.
Voor het realiseren van de maatwerkafspraken met de top 20 uitstoters van CO2 is indicatief 3 miljard euro in het klimaatfonds gereserveerd. Besluitvorming over
in het kader van het Klimaatfonds zal komend voorjaar plaatsvinden.
23
Hoeveel geld is totaal beschikbaar voor de opschaling en innovatie van waterstof?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft de huidige meerjarige budgetreserveringen weer die specifiek
gericht zijn innovatie en opschaling.
Bron
Looptijd
Totale meerjarige budgetreservering
NGF: GroenvermogenNL I (R&D programma, kleinschalige pilot- en demonstratieprojecten)
2022–2028
€ 338.000.000
NGF: GroenvermogenNL II (grootschalige demonstratieprojecten)
2023–2026
€ 500.000.000
Tijdelijk opschalingsinstrument waterstof
2023
€ 250.000.000
IPCEI golf 1
2022
€ 35.000.000
IPCEI golf 2
2022
€ 785.000.000
Totaal
€ 1.908.000.000
Daarnaast kunnen additionele innovatieve waterstofprojecten gebruik maken van de techniek-neutrale
energie-innovatieregelingen voor Klimaat en Energie; zoals regelingen vanuit de Topsector
Energie (MOOI) of DEI+, en komt er budget uit het Klimaatfonds beschikbaar voor opschaling
en innovatie van waterstof.
24
Hoeveel geld is vrijgemaakt voor handhaving op de energiebesparingsplicht en hoe wordt
dat concreet besteed?
Antwoord
Gemeenten en provincies gaan als bevoegd gezag over het budget voor de handhaving
op de energiebesparingsplicht. Het Rijk heeft daarnaast additionele middelen beschikbaar
gesteld. Tussen 2020 en 2023 is de ondersteuningsfaciliteit versterkte uitvoering
energiebesparings- en informatieplicht (VUE) beschikbaar waarmee omgevingsdiensten
externe capaciteit kunnen inzetten. Inclusief uitvoeringskosten was er € 19,5 miljoen
beschikbaar waarvan tot 2023 nog circa € 4,02 miljoen uitgegeven moet worden. Deze
capaciteit wordt ingezet voor bedrijfsbezoeken, brieven sturen, etc. Via de VUE-monitor
(https://vue.databank.nl/dashboard/dashboard-vue) zijn per omgevingsdienst de (geplande) werkzaamheden te bekijken. Daarnaast heeft
de Minister voor Klimaat en Energie onlangs de regeling Toezicht en Handhaving Energiebesparingsplicht
gepubliceerd (Stcrt 2022 nr. 17828). Omgevingsdiensten kunnen met deze Specifieke Uitkering tot en met 2026 in totaal
€ 56 miljoen aanvragen. Deze aanvragen worden momenteel ingediend en beoordeeld. Met
dit geld kan extra capaciteit en kennis opgebouwd worden. De omgevingsdiensten rapporteren
over de verrichtte activiteiten en de Kamer zal hierover periodiek geïnformeerd worden.
25
Kan er worden geconcretiseerd hoeveel ondernemers en projecten niet worden gestimuleerd
in hun innoverende ontwikkelingen als gevolg van de krapte van het Wet Bevordering
Speur- en Ontwikkelingswerkbudget (WBSO-budget)?
Antwoord
Op dit moment en in 2023 heeft de budgetproblematiek rond de WBSO nog geen gevolgen
voor ondernemers. Bij stijgende kosten van de WBSO en een gelijkblijvend WBSO-budget
zal de regeling op termijn versoberd moeten worden. Dit kan door de parameters neerwaarts
bij te stellen of door de grondslag van de regeling te beperken, zodat bepaalde kosten
en uitgaven niet meer in aanmerking komen. Bij het neerwaarts bijstellen van de parameters
zullen nog evenveel bedrijven en projecten gebruik kunnen maken van de WBSO, maar
het effect op de gebruikers van de WBSO is dat zij per uitgegeven euro aan een innovatieproject
minder WBSO ontvangen. Bij een grondslagversmalling zullen bepaalde kosten en uitgaven
worden uitgesloten van de WBSO. Het effect daarvan is nu niet te concretiseren. Dit
hangt af van op welke wijze de grondslag wordt versmald. Eventuele aanpassingen van
de grondslag of de parameters die ingaan per 1 januari 2024 worden op Prinsjesdag
aan de Tweede Kamer gemeld.
26
Kan (een deel van) het WBSO-budget worden geoormerkt voor innovatieve ontwikkelingen
die tot verduurzaming leiden?
Antwoord
De WBSO is een generieke innovatieregeling. Er zijn in 2021 ruim 139.000 verschillende
ontwikkelings- en onderzoeksprojecten toegekend voor de WBSO. Zoals in het jaarverslag
2021 (Focus) valt te lezen zijn dit projecten in verschillende sectoren en met verschillende
doelen, waaronder duurzaamheid. Genoemde voorbeelden zijn onder andere een duurzaam
middel tegen algengroei op bijvoorbeeld schepen, maar ook een monitor tegen voedselverspilling
of betere zorg met een patiëntbewakingssysteem. De WBSO levert dus ook een belangrijke
bijdrage aan andere maatschappelijke opgaven zoals gezondheid en zorg. En ook zonder
nadere sturing daarop richten veel bedrijven zich met hun speur- en ontwikkelprojecten
dus op duurzaamheid.
Binnen de mix aan innovatie-instrumenten is er daarnaast reeds een groot aantal instrumenten
waarmee wel gestuurd kan worden op specifieke doelen zoals verduurzaming.
Door het generieke karakter van de WBSO, kunnen alle bedrijven er een beroep op doen.
Er wordt geen onderscheid gemaakt naar het doel van de innovatie. Omdat er hierdoor
geen sprake is van een zogenoemd selectief voordeel, wordt de WBSO niet als staatssteun
aangemerkt. Door bepaalde activiteiten uit te sluiten of alleen nog bij te dragen
aan ontwikkelingen die leiden tot verduurzaming, dan wel groene projecten extra of
anders te stimuleren, wordt inbreuk gemaakt op dit generieke karakter. Daardoor zal
de regeling wel worden aangemerkt als staatssteun. Dat acht de Minister van Economische
Zaken en Klimaat vanwege de aanzienlijke verplichtingen die dat met zich meebrengt,
zowel aan de kant van de uitvoering als die van bedrijven, zeer onwenselijk. Het zou
de toegankelijkheid van de regeling verminderen.
Tot slot is een belangrijke reden voor regelingen als de WBSO dat dit tot innovaties
leidt die ook maatschappelijke en economische voordelen met zich meebrengen die de
ontwikkelaar van die innovatie niet geheel naar zich toe kan trekken. Deze zogenoemde
spillovereffecten van innovaties zijn moeilijk voorspelbaar. Zo kunnen innovaties
die oorspronkelijk helemaal niet gericht zijn op verduurzaming, hier door middel van
een andere toepassing wel een belangrijke bijdrage aan leveren.
27
Hoe verhoudt de oplopende inflatie zich met het niet-geïndexeerde budget van de WBSO?
Antwoord
In de Kamerbrief (Kamerstuk 32 637, nr. 505) die de Minister van Economische Zaken en Klimaat uw Kamer op Prinsjesdag heeft gestuurd,
is Minister van Economische Zaken en Klimaat nader ingegaan op de impact van de inflatie
op de stimulering van innovatie door de WBSO. Door de hoge inflatie loopt het verschil
tussen het beschikbare budget en de kosten van de WBSO zonder nadere maatregelen waarschijnlijk
sneller op dan zonder die inflatie het geval zou zijn. Of, en zo ja in welke mate,
dat op korte termijn het geval zal zijn is echter in hoge mate onzeker, omdat de inflatie
tegengestelde gevolgen kent voor de kosten van de WBSO. Enerzijds is er een aanzienlijk
effect van de oplopende inflatie op de werkelijke kosten en uitgaven die in aanmerking
komen voor de WBSO. Dit effect zal in de komende jaren versterkt worden omdat dan
ook de stijgende loonkosten als gevolg van de inflatie bij ongewijzigd beleid effect
krijgen op de kosten van de WBSO. Anderzijds is de verwachting dat sommige bedrijven
werken met een vooraf vastgesteld S&O-budget (Speur- en Ontwikkelingswerk). Het effect
van de inflatie is dan dat speur- en ontwikkelingsactiviteiten op de korte termijn
deels worden uitgesteld door de stijgende kosten per project om binnen dit budget
te blijven. Dit zorgt in ieder geval op de korte termijn voor een dempend effect op
de kosten van de WBSO ten opzichte van de stijgende kosten van S&O en dus van de WBSO
als gevolg van de inflatie. Bij ongewijzigd beleid en aanhoudende hoge inflatie is
per saldo de verwachting dat het verschil tussen de kosten van de WBSO en het beschikbare
vaste budget, sneller zal oplopen. Dit effect geldt zeker voor de langere termijn.
28
Waardoor wordt de daling in het aantal bedrijven dat gebruikmaakt van de MIT-subsidie
(stimulering topsectoren) veroorzaakt? Wat is hier het gevolg van?
Antwoord
Er is geen sprake van een (structurele) daling van het aantal bedrijven dat gebruik
maakt van de MIT. Het jaar 2020 was een uitzonderingsjaar in gebruikersaantallen van
de MIT, doordat er in dat jaar uitzonderlijk extra budget voor de MIT beschikbaar
is gesteld. In 2020 hebben de provincies Overijssel en Gelderland namelijk besloten
een eenmalige extra impuls te geven aan de MIT, door extra middelen toe te voegen
aan de module «MIT haalbaarheidsprojecten». Ook het Ministerie van EZK voegde in dat
jaar eenmalig extra middelen toe aan het landelijk deel van de MIT. De reden hiervoor
was de in dat jaar geconstateerde overvraging van de budgetten voor de MIT haalbaarheidsprojecten.
Het ging om € 1,5 miljoen van EZK, ook € 1,5 miljoen van de provincie Gelderland en
€ 1 miljoen van de provincie Overijssel. Dit totaal van € 4 miljoen extra, gaf ruimte
om 200 extra ondernemers van een subsidie voor een haalbaarheidsproject te voorzien
in 2020. Met het reguliere budget, dus zonder deze extra impuls, maakten in 2021 grosso
modo evenveel ondernemers gebruik van de MIT als in 2020 (1.595 in 2021 ten opzichte
van 1.640 in 2020). Binnen de MIT geldt dat het aantal ondernemers en het aantal projecten
niet gelijk zijn omdat binnen R&D-samenwerkingsprojecten ten minste twee ondernemers gezamenlijk één project doen.
29
Welke voorwaarden worden voorzien om circulariteit te borgen in het klimaatfonds?
Antwoord
Het doel van het Klimaatfonds is dat er middelen beschikbaar kunnen worden gesteld
die nodig zijn voor de uitvoering van aangescherpte doelstellingen die worden vastgelegd
in de Klimaatwet: het realiseren van 55% broeikasgasreductie in 2030 en klimaatneutraliteit
in 2050. Maatregelen op het terrein van circulaire economie kunnen leiden tot broeikasgasreductie
op Nederlands grondgebied, dus komen in aanmerking voor het fonds. Daarnaast kan circulariteit
een voorwaarde zijn bij maatregelen die gevoed worden uit het fonds, maar dit is geen
vereiste.
30
Hoe correspondeert de gereserveerde 5 miljoen euro voor de Borgstelling MKB-kredieten
(BMKB)(-Groen) met de verwachting van gebruik van de regeling zoals beschreven in
uw brief van 10 oktober 2022?
Antwoord
De risicovoorziening waarnaar gerefereerd wordt was € 7,5 miljoen. Inmiddels is het
garantiebudget en de risicovoorziening verhoogd naar € 200 respectievelijk € 15,2
miljoen. Het gebruik van een garantieregeling kent doorgaans een aanloopperiode en
neemt in de loop der tijd toe. De verwachting is dat het begrote garantiebudget voor
de BMKB-Groen zal volstaan.
31
Waar liggen knelpunten in het huidige startupbeleid die moeten worden verholpen? Is
dit afhankelijk van budget en subsidie?
Antwoord
Belangrijke aandachtspunten voor het versterken van het ecosysteem zien we op het
punt van beschikbaarheid van financiering (in de hele vroege fase bij startups en
in de late fase van snelle internationale groei bij scale-ups), tekort aan beschikbaar
(technisch) talent en de benutting van hoogwaardige kennis. Naast beschikbaarheid
van voldoende middelen ligt de oplossing in de praktijk ook in betere benutting van
bestaand instrumentarium en slimmere vormen van samenwerking tussen de verschillende
partners.
32
Kunt u toelichten welke stappen u onderneemt om de aansluiting tussen het Nationaal
Groeifonds, de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) en Invest-NL te verbeteren?
Antwoord
Het beeld van de Minister van Economische Zaken en Klimaat is dat er tussen Invest-NL,
het Nationaal Groeifonds (NGF) en de ROM’s volop en met grote toewijding onderling
wordt samengewerkt. Zo werkt Invest-NL samen met indieners van aanvragen voor het
NGF. Denk daarbij aan de additionaliteitstoets op de NGF-aanvragen en de samenwerking
bij NGF-aanvragen die binnen de focusgebieden van Invest-NL vallen. De ROM’s hebben
in eerdere rondes een beoordeling gedaan van de NGF-aanvragen op een aantal onderwerpen
die in het verlengde liggen van de expertise van de ROM’s. In de komende ronde zijn
stappen gezet om de ROM’s een grotere rol te laten spelen in de voorstelontwikkeling
en ondersteuning van een aantal NGF-consortia op het gebied van valorisatie en het
actiever betrekken van het mkb.
Ook tussen Invest-NL en de ROM’s vindt al intensieve samenwerking plaats. Zo hebben
de ROM’s en Invest-NL de «ROM range extender» ontwikkeld. Dit stelt Invest-NL in staat
om ROM’s te ondersteunen bij vroege fase financiering door mee te investeren en daardoor
de slagkracht van de ROM’s te vergroten en een pijplijn voor vervolginvesteringen
in veelbelovende start-ups te creëren.
33
Kunt u een overzicht geven van alle projecten en programma’s die gericht zijn op het
verbeteren van mkb-financiering, inclusief de daarbij behorende middelen en tijdspaden?
Antwoord
Programma’s en projecten gericht op het verbeteren van mkb-financiering:
• Met de BMKB geeft de overheid garantie op leningen aan het mkb. Doel is om bedrijven
die in de kern gezond zijn maar te weinig zekerheden hebben, te ondersteunen bij het
verkrijgen van krediet. Specifiek voor duurzame investeringen is de BMKB-Groen geïntroduceerd.
Voor de BMKB is er een garantieplafond van € 765 miljoen, hiervan is € 200 miljoen
gealloceerd voor de BMKB Groen. De premie voor de BMKB Groen is van 3,9–5,85% naar
2–3% verlaagd om een grotere impuls te geven aan deze investeringen. De horizonbepaling
is 1 juli 2023.4
• EZK heeft aan Qredits een lening verstrekt van € 44,7 miljoen, hiermee kan Qredits
vreemd vermogen aantrekken om daarmee kredieten aan het mkb te verstrekken. Qredits
verstrekt veel microkredieten; het gemiddelde krediet is 20.000 euro. Qredits steunt
ondernemers ook in de aanvraag door middel van coaches.
• Daarnaast heeft EZK € 130 miljoen Borgstellingsruimte, zoals op leningen van o.a.
EIB (European Investment Bank), CEB (Council of Europe Bank) en BNG (Bank Nederlandse
Gemeenten) aan Qredits. Het betreft allemaal langer lopende financieringen.
• De Stichting MKB Financiering (SMF) heeft in de periode 2018–2021 totaal 3 ton en
voor 2e helft 2021 en 2022 totaal 4 ton aan subsidie ontvangen om de markt voor non-bancaire
financiering verder door te ontwikkelen. EZK gaat in gesprek met SMF over een subsidie
voor 2023/2024, zodat SMF verder werkt aan professionalisering en zelfregulering van
deze sector van alternatieve financiers. SMF zorgt door middel van twee keurmerken
(mkb financier, financieringsadviseur mkb) voor een verdere professionalisering van
de alternatieve financieringsmarkt.
• Met het Dutch Alternative Credit Instrument (DACI) wordt de alternatieve financieringsmarkt
gestimuleerd door middel van co-financieren van fondsen gericht op het mkb. Dit fonds
heeft een omvang van € 200 miljoen en is sinds 2021 operationeel.
• In de Kamerbrief «Mkb-financiering: knelpunten en acties (Kamerstuk 32 637, nr. 502) is aangekondigd het «één-deur-principe» te verkennen. Dit principe moet ervoor zorgen
dat ondernemers gemakkelijker en sneller bij de juiste private of publieke financier
terecht komen. Hier is nog geen specifiek tijdspad voor bekend en zijn nog geen middelen
voor gereserveerd. De Kamer zal hierover in het eerste kwartaal van 2023 worden geïnformeerd.
• Ook wordt verkend of en hoe door middel van een pilot invulling kan worden gegeven
aan het advies «versterking eigen vermogen mkb» van het Nederlandse Comité voor Ondernemerschap.
Voor deze pilot is € 25 miljoen gereserveerd binnen het Toekomstfonds voor 2023. De
Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2023 hierover geïnformeerd.
• EZK onderzoekt in samenwerking met Financiën daarnaast of en in welke vorm een kredietregister
van toegevoegde waarde kan zijn. Dat onderzoek is al van start gegaan. De afgelopen
maanden zijn stakeholders hierover geraadpleegd. Er zal een vervolgonderzoek worden
opgezet om te onderzoeken hoe een kredietregister effectief en efficiënt zou kunnen
worden ingericht.
• Daarnaast is er het instrumentarium dat zich richt op risicokapitaalfinanciering van
start- en scale-ups:
○ De Seed Capital en Seed Business Angel regeling stimuleren risicokapitaalfondsen,
hiervoor is jaarlijks respectievelijk € 32 miljoen en € 8 miljoen beschikbaar. Deze
regeling loopt tot 1 juli 2024.
○ Vanuit de regeling Vroege fase financiering is er jaarlijks € 10,8 miljoen beschikbaar.
Daarnaast is er € 30 miljoen beschikbaar voor regionale vroege fase fondsen in de
periode 2021–2023. Deze regeling loopt tot 1 juli 2024.
○ De ROM’s en Invest-NL bieden via hun fondsen investeringsmiddelen aan. Daarnaast is
het Deeptech fonds (€ 250 miljoen) in 2022 ondergebracht bij Invest-NL en beheert
Invest-NL samen met EIF het Dutch Future Fund (€ 300 miljoen).
Tot slot wordt er gewerkt aan een visie op durfkapitaal, welke in de brief over het
start- en scale-up beleid aan de Kamer wordt aangeboden. Begin 2023 zal deze naar
de Kamer worden gestuurd.
34
Welke stappen zet u om de 18.800 huishoudens die -volgens het onderzoek van Dialogic-
nog geen snel internet hebben- in 2023 toch van snel internet te voorzien? Zijn hiervoor
middelen begroot en zo ja, hoeveel?
Antwoord
Zoals de Minister van Economische Zaken en Klimaat reeds beschreef in de Kamerbrief
van afgelopen juni, vraagt de ontsluiting van de restopgave om overheidsinterventie
en om een politieke afweging van de beleidsopties aangedragen door Dialogic. Bij overheidsinterventie
denkt de Minister van Economische Zaken en Klimaat gelet op de kaders van de Europese
Telecomcode in de eerste plaats aan financiering van de onrendabele top met staatssteun
en pas als dat geen soelaas biedt door het opleggen van een universele dienst verplichting
aan de markt. Op dit moment is er geen financiële dekking om de ontsluiting van de
restopgave te realiseren. Bij de voorjaarsbesluitvorming 2023 zal de Minister van
Economische Zaken en Klimaat dit opnieuw bezien. Ondertussen juicht de Minister van
Economische Zaken en Klimaat het zeer toe als provincies stappen blijven zetten en
blijft de Minister van Economische Zaken en Klimaat provincies ondersteunen met kennisuitwisseling
en expertise.
35
Welke publieke en private partners hebben reeds een uitnodiging gekregen om mee te
werken aan de ontwikkeling van een actieve strategie ten aanzien van de nieuwe innovatieve
ontwikkelingen in batterijtechnologie, conform de motie-Amhaouch/Van Strien (Kamerstuk
33 009, nr. 110)?
Antwoord
De «Actieagenda Batterijsystemen» is deze maand door mijn collega Van Heijnen van
I&W aan uw Kamer toegezonden. Deze Actieagenda is opgesteld door een expertgroep waarin
op persoonlijke titel vertegenwoordigers van de Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit
Twente deelnamen, naast bedrijfsdeelnemers en kennisinstelling TNO. De expertgroep
werd ondersteund door medewerkers van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat,
Infrastructuur en Waterstaat, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO), de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROMs), Brainport Development en de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook de Topsectoren zijn geconsulteerd.
Verder hebben partijen op twee expertsessies hun input kunnen geven op 18 november
2021 en 28 januari 2022. Tenslotte is de uitvoering van de Actieagenda bij het Battery
Competence Cluster-NL (BCC-NL) belegd, een doorstart van het Battery Competence Center,
een nationaal innovatieplatform wat gestart is met een samenwerking van partijen zoals
Brainport Development, RAI Automotive Industry NL, VDL Groep, DAF Trucks, Damen Shipyards,
ELEO, NMT, TU Eindhoven, TNO en provincie Noord-Brabant.
36
Wat is het bedrag aan uitgestelde betalingen door de coronacrisis dat niet meer terugvloeit
ten gevolge van faillissementen?
Antwoord
In de raming van de totale belastingontvangsten op begroting IX van Financiën, is
rekening gehouden met oninbaarheid van een deel van de opgebouwde coronabelastingschuld
als gevolg van de mogelijkheid om gebruik te maken van coronabelastinguitstel. Op
basis van vpb-aangiftedata heeft het Ministerie van Financiën de belastingschuld op
bedrijfsniveau gekoppeld aan historische winsten en de vermogenspositie. Op basis
van deze analyse is zoals toegelicht in de Voorjaarsnota 2022 (Kamerstuk 36 120, nr. 1) de prognose voor de mate van oninbaarheid opgehoogd naar 30 procent. Op totaalniveau
betekent dit een afschrijving van de openstaande schuld van circa 6 miljard euro.
Deze analyse en de raming is nog met veel onzekerheid omgeven. De ontwikkeling van
de coronabelastingschuld wordt periodiek gemonitord. De integrale voortgangsrapportage
steunpakket met focus op NOW, TVL en Fiscale steun is op 21 oktober jl. naar de Kamer
gestuurd (kenmerk 2022Z20200).
37
Hoeveel gesprekken zijn er in 2022 geweest met lobbyisten?
Antwoord
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft op reguliere basis contact met
stakeholders. Het exact aantal gesprekken is niet te geven. Wel publiceert het kabinet
de agenda’s van de bewindspersonen op rijksoverheid.nl, dit geldt ook voor de agenda’s
van de bewindspersonen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Deze agenda’s
geven inzicht in de afspraken met externe partijen, werkbezoeken en gehouden toespraken.
38
Hoeveel geld is er uitgegeven aan kolencentrales ter compensatie voor de tijdelijke
sluiting?
Antwoord
Op grond van de Wet verbod op kolen bij de elektriciteit is het verplicht om nadeelcompensatie
te verlenen aan de exploitanten van de kolencentrales in verband met de bij die wet
opgelegde productiebeperking. Deze compensatie komt overeen het geleden nadeel en
is daarom geen voorwerp van een onderhandeling. De gesprekken over de vaststelling
van het nadeel worden op dit moment gevoerd, deze zijn nog niet afgerond.
De voorgenomen intrekking van de productiebeperking met terugwerkende kracht tot 21 juni
2022 (zie ook: Kamerstuk 29 023, nr. 312) heeft de periode waarbinnen de exploitanten van de kolencentrales nadeel kunnen
hebben gehad verkort, maar de mogelijkheid dat in die periode nadeel is geleden niet
weggenomen. Gezien de marktontwikkelingen zal naar verwachting het nadeel, ook voor
deze kortere periode, fors zijn. Voordat het bedrag zal worden uitbetaald, zal instemming
van de Europese Commissie moeten zijn gekregen dat de verleende nadeelcompensatie
geen onrechtmatige staatssteun betreft. Wanneer de besluiten over de verlening – onder
de voorwaarde van instemming van de Europese Commissie – van de nadeelcompensatie
worden genomen, zal ook de Kamer hierover geïnformeerd worden.
39
Wat gebeurt er met het overgebleven budget van SVM nu deze tijdelijk is stopgezet?
Antwoord
In de brief van 13 juli jl. is aangeven dat het kabinet ernaar streeft de regeling
zo snel mogelijk opnieuw open te stellen en dat ten behoeve daarvan onderzocht wordt
in welke vorm en voor welke periode de SVM weer open zou kunnen. Wat er met het overgebleven
budget gebeurt is nog afhankelijk van de daarbij gemaakte keuzes. De Kamer zal dit
najaar geïnformeerd worden over het vervolg. Zie ook het antwoord op vraag 5.
40
Hoeveel publiek geld is de afgelopen jaren uitgegeven om het elektriciteitsnet te
versterken/verzwaren?
Antwoord
Onderstaand is een overzicht weergeven van wat de grote regionale netbeheerders en
landelijk netbeheerder TenneT netto geïnvesteerd hebben in het elektriciteitsnetwerk.
Dit is op basis van PWC-onderzoek dat Netbeheer Nederland in 2021 heeft gepubliceerd.5 Deze cijfers zijn exclusief klantbijdrage, meters en het prijseffect dat nog niet
in de prognose (voor 2022) is verwerkt.
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
Netto investeringen in het elektriciteitsnet (in miljoen)
890
1.051
1.019
1.087
1.051
1.020
1.240
1.409
1.626
2.028
2.356
2.560
2.523
Netbeheerders verdienen deze investeringen terug via gereguleerde tariefopbrengsten.
Deze worden niet direct gefinancierd uit publieke middelen.
41
Hoeveel geld is nodig om aan de totale kapitaalbehoefte van de netbeheerders tegemoet
te komen bij de noodzakelijk verzwaring van het elektriciteitsnet?
Antwoord
Regionale netwerkbedrijven verwachten een totale kapitaalbehoefte van € 4,5 miljard
tot en met 2027. Ook na deze periode verwachten de regionale netwerkbedrijven tot
2040 en mogelijk tot 2050 nog een significante kapitaalbehoefte zoals ook gemeld aan
uw Kamer (Kamerstuk 32 813 nr.1086). Samen met medeoverheden kijkt het kabinet hoe dit het best ingevuld kan worden.
TenneT verwacht in Nederland een kapitaalbehoefte van € 9,3 miljard tot en met 2031.
42
Hoeveel van de productie van duurzame energie is in publieke handen? Om hoeveel projecten
gaat dit? Om hoeveel energieopwekking gaat dit?
Antwoord
Dit is niet bekend. Er zijn vele soorten en gradaties van publiek eigendom in energieopwekking.
43
Wat wordt er gedaan om de minimaal 50% lokaal eigendom uit het Klimaatakkoord te behalen?
Antwoord
Het behalen van dit doel is een gedeelde verantwoordelijkheid van de partijen van
het Uitvoeringsoverleg Energiesysteem (UO-E). Om het doel te halen vinden verschillende
stappen op nationaal en lokaal niveau plaats. Lokaal biedt een uitvoerende partij
(ontwikkelaar, energiecoöperatie of gemeente) in dialoog met burgers aan hoe de omgeving
mee kan doen en mee kan profiteren (denk aan aandeelhouderschap, obligaties, crowdfunding, een omwonendenregeling, omgevingsfonds of een mix van deze mogelijkheden). In verschillende
gemeentes bestaan verschillende behoeftes en middelen om financieel te participeren
in projecten. Ruimte voor lokaal maatwerk is dus essentieel. Nationaal komt RVO jaarlijks
met een monitor die laat zien in hoeverre het streven naar 50% lokaal eigendom gerealiseerd
wordt. Dit jaar is de meest recente monitor aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 813, nr. 1087). Met het UO-E en RVO is afgesproken om volgend jaar uitgebreider de voorkeuren en
tevredenheid van burgers bij het aanbod van financiële participatie te onderzoeken.
Bovendien worden projecten die nog in de pijplijn zitten en nog niet gerealiseerd
zijn in kaart gebracht, zodat er beter zicht is op de ontwikkeling van lokaal eigendom.
Op basis van de derde monitor, die in het derde kwartaal van 2023 verwacht wordt,
wordt bekeken in hoeverre er nieuwe lessen te trekken zijn, en of het nodig is om
bij te sturen in de praktijk.
EZK zorgt met het ontwikkelfonds en de stimuleringsregeling voor energiecoöperaties
voor verdere groei en professionalisering van de coöperatieve sector. Bovendien monitort
EZK in welke mate inkomsten uit wind en zon bij de lokale omgeving terecht komen.
Uit gesprekken met de sector blijkt duidelijk dat deze ook streeft naar meer lokaal
eigendom.
De gedragscode Wind op Land heeft als uitgangspunt vastgelegd dat iedereen die lokaal
mede-eigenaar wil worden, hiertoe ook de mogelijkheid krijgt. Bovendien is een richtbedrag
van 0,40 tot 0,50 euro/MWh per windprojecten aangehouden voor een bijdrage in een
lokaal omgevingsfonds. Holland Solar voorziet de gedragscode Zon op Land binnenkort
van een update om gemeenten een handreiking te bieden die helpt invulling te geven
aan het streven naar 50% lokaal eigendom. Bovendien zijn gemeenten volgens de VNG
actiever geworden met het faciliteren van financiële participatie in duurzame energieprojecten.
Kennisontwikkeling en -verspreiding worden ook gestimuleerd. In september 2021 is
een uitgebreide brief (Kamerstuk 32 813, nr. 820) naar Uw Kamer gestuurd, met daarin ook een handreiking voor beleidskaders voor gemeenten.
Tot slot wordt gewerkt aan een kabinetsvisie op burgerparticipatie in de energietransitie,
waarbij er ook aandacht is voor meer samenhang van proces- en financiële participatie
op decentraal niveau.
44
Op welke manier vindt er samenwerking en coördinatie plaats tussen het Ministerie
van EZK en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) met
betrekking tot de verduurzaming van Nederland?
Antwoord
Er wordt nauw samengewerkt met de Minister voor VRO om de verduurzaming van de gebouwde
omgeving te realiseren. Zo is EZK mede-uitvoerder van het programma Verduurzaming
gebouwde omgeving, met name waar het de regelgeving voor en ontwikkeling van duurzame
bronnen en van de benodigde energie-infrastructuur betreft. BZK en EZK zijn in dat
kader bijvoorbeeld ook betrokken in de opzet, samen met de medeoverheden, van het
ondersteuningsprogramma voor de lokale warmtetransitie. Daarnaast is er veelvuldig
contact tussen beide ministeries in het kader van de energiebesparingsplicht, het
reduceren van gasverbruik (o.a. bij Rijksvastgoed) en de publiekscampagne Zet ook
de knop om.
45
Op welke manier wordt geborgd dat er onafhankelijk wordt geadviseerd over de toekenning
van gelden uit het Klimaatakkoord?
Antwoord
Onafhankelijk advies maakt een vast onderdeel uit van de besluitvorming over toekenning
van middelen uit het Klimaatfonds. Bij de totstandkoming van het Meerjarenprogramma
van het Klimaatfonds wordt gebruikgemaakt van de kennis en expertise van onafhankelijke
kennispartijen, zoals TNO en PBL. Tevens worden uitvoeringsinstanties, zoals RVO,
zo vroeg mogelijk betrokken. Daarnaast zal het PBL half februari een onafhankelijke
reflectie geven op: (1) de plausibiliteit van de bijdrage van afzonderlijke maatregelen
aan de doelen van het fonds (in ieder geval doelmatigheid, additionaliteit ten opzichte
van bestaand instrumentarium en de inschatting van CO2-reductie of andere kwantificeerbare gevolgen), (2) de plausibiliteit van de verwachte
bijdrage van het geheel aan maatregelen per perceel aan de operationele doelstelling
van dat perceel, (3) aandachtspunten die verband houden met de interactie tussen percelen
en (4) consistentie van de voorgestelde inzet met het transitiepad naar klimaatneutraal
2050. De reflectie zal rond 1 juni, als bijlage van het Meerjarenprogramma, worden
aangeboden aan uw Kamer.
46
Op welke manier wordt geborgd dat er onafhankelijk wordt geadviseerd over de toekenning
van gelden uit het Klimaatakkoord wanneer de Minister (of het ministerie) zelf indiener
van een voorstel is?
Antwoord
De Minister voor Klimaat en Energie gaat bij beantwoording van deze vraag uit van
toekenning van gelden uit het Klimaatfonds in plaats van uit het Klimaatakkoord, zoals
genoemd in de vraag. Om zorgvuldig om te gaan met deze dubbele verantwoordelijkheid
worden in de uitvoering verantwoordelijkheden zo goed mogelijk gescheiden. Zo is het
fondsbeheer ambtelijk separaat belegd in een team dat geen beleidsverantwoordelijkheid
draagt voor voorstellen voor het fonds. Dit zogenaamde «fondsbeheerteam» zal de ontvangen
claims samen met het Ministerie van Financiën beoordelen aan de hand van criteria
van het Klimaatfonds (additionaliteit, doelmatigheid, doeltreffendheid, uitvoerbaarheid)
en diens bijdrage aan de doelen van het Klimaatfonds. Het fondsbeheerteam stelt tevens
het ambtelijke advies voor de Minister voor Klimaat en Energie op over de toekenning
van middelen uit het Klimaatfonds. Tenslotte neemt de Minister voor Klimaat en Energie
als fondsbeheerder niet zelfstandig een besluit over het toekennen van middelen uit
het fonds. Dit gebeurt in de ministerraad. Uiteindelijk dient ook uw Kamer in te stemmen
met de begroting van het Ministerie van EZK. Daarnaast maakt onafhankelijk advies
een vast onderdeel uit van de besluitvorming over toekenning van middelen uit het
Klimaatfonds. Zie voor nadere toelichting het antwoord op vraag 45.
47
Op welke manier werkt het ministerie aan het versterken van de informatiepositie van
de Kamer, bijvoorbeeld door meer inzicht te geven in de meerjarenramingen en uitgavenramingen
in de begroting?
Antwoord
Vanuit het Programma Transparantie in Informatie wordt er in den brede gewerkt aan
het versterken van de informatiepositie van de Kamer door o.a. de actieve openbaarmaking
van beslisnota’s, het traject politiek-ambtelijke verhoudingen en actieve openbaarmaking
van informatie onder de Wet Open Overheid. Ook wordt er sinds 2022 een openbaarheidsparagraaf
geschreven bij het jaarverslag en de jaarlijkse begroting. Op het onderdeel begrotingen
draagt de centrale ontsluiting van gegevens over de begroting van het Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat op rijksfinanciën.nl ook bij aan het versterken van de
informatiepositie van de Kamer door de relevante informatie toegankelijker te maken.
Daarnaast wordt uitvoering gegeven aan het voorstel van de Kamer om op ambtelijk niveau
een dialoog te voeren over de informatiewaarde van de begroting waarin ook wordt stilgestaan
bij de informatiewens van de Kamer. Hierbij blijft betrokkenheid van het Ministerie
van Financiën van belang vanwege de Rijksbrede verantwoordelijkheid voor de begrotingsvoorschriften.
48
Kunt u inzichtelijk maken welk budget voor 2023 wordt vrijgemaakt voor beleid ter
ondersteuning van sociale ondernemingen die zich specifiek richten op de brede welvaart?
Antwoord
In de begroting voor 2023 is geen specifiek budget vrijgemaakt voor de ondersteuning
van sociale ondernemingen. Er wordt wel gewerkt aan een wettelijke regeling voor de
maatschappelijk BV die de zichtbaarheid en herkenbaarheid van sociale ondernemingen
bevordert en hen daarmee een betere uitgangspositie biedt op de markt.
Daarnaast stimuleert EZK meer in den brede het ondernemerschap dat bijdraagt aan brede
welvaart, onder meer door MKB-Innovatiestimulering Topsectoren, start-up beleid, een
samenhangend aanbod van financieringsinstrumenten, maatschappelijk verantwoord inkopen
en door op maat gesneden informatie en advisering aan ondernemingen door de Kamer
van Koophandel en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze stimuleringsmaatregelen
en voorzieningen gelden ook voor sociale ondernemingen.
49
Op welke manier wordt het prijsplafond verwerkt in de begroting?
Zie antwoord op vraag 12.
50
Hoeveel extra belastinginkomsten zijn het gevolg van de stijging van de energieprijs?
Antwoord
Ter invulling van de toezegging aan het lid Azarkan heeft de Minister voor Klimaat
en Energie deze zomer aan uw Kamer medegedeeld dat het niet mogelijk is om inzichtelijk
te maken in hoeverre de btw-inkomsten hoger uitvallen door de hoge energieprijzen
in 2022 (Kamerstuk 35 927, nr. 135). In lijn met dit antwoord is daarom ook niet mogelijk om inzichtelijk te maken hoe
de hoge energieprijzen de totale belastinginkomsten beïnvloeden. Dit komt doordat
er naast de btw ook andere belastingen mede afhankelijk zijn van de energieprijzen
en er verschillende effecten door elkaar heen lopen als gevolg van de hoge energieprijzen.
Zo leiden hogere energieprijzen aan de ene kant tot hogere gasbaten en btw-inkomsten
op energie, ervan uitgaande dat de gaswinning en het energieverbruik niet beïnvloed
worden door de hoge energieprijzen. Echter, door de hogere uitgaven aan gas en elektriciteit
verbruiken huishoudens en bedrijven minder energie en besteden zij mogelijk ook minder
aan andere producten. Het beschikbare inkomen is namelijk niet direct meegestegen
met de hogere prijzen. Deze lagere consumptie zorgt juist weer voor minder btw-inkomsten
en energiebesparing leidt tot lagere opbrengst van de Energiebelasting. Tegelijkertijd
kan een hogere gasprijs leiden tot een toename van de gaswinning, binnen de technische
mogelijkheden voor opschaling op de korte termijn. Wat het saldo is van deze tegengestelde
richtingen op de belastinginkomsten is op voorhand niet te zeggen. Daarnaast zijn
er ook andere budgettaire doorwerkingen van de veranderde macro-economische en geopolitieke
omstandigheden als gevolg van de ontwikkelingen op de energiemarkten te verwachten.
Hierdoor is het niet mogelijk om inzichtelijk te maken in hoeverre de belastinginkomsten
hoger zijn uitgevallen door de hoge energieprijzen.
51
Welk effect heeft een toename van het aantal faillissementen en het daarmee niet kunnen
terugbetalen van coronaschulden op de begroting? Welke buffers zijn hiervoor gereserveerd?
Antwoord
Op dit moment heeft de toename van het aantal faillissementen in combinatie met het
niet kunnen terugbetalen van de grootste corona steunmaatregel, de Tegemoetkoming
Vaste Lasten (TVL), een gering effect op de EZK-begroting.
Op dit moment is het bij 132 ondernemingen niet gelukt om de terugbetaling te innen
als gevolg van een faillissement. Het totaalbedrag dat hiermee gemoeid gaat bedraagt
€ 3,1 miljoen. De verwachting is dat zowel het aantal ondernemingen dat als gevolg
van faillissement niet kan terugbetalen als het bedrag in 2023 zal oplopen. Dit omdat
er in 2023 nog veel vaststellingen van de subsidie plaatsvinden. Mocht een ondernemer,
of een curator in het geval van faillissement, niet reageren op een vaststellingsverzoek
dan wordt ambtshalve de hoog te van de subsidie vastgesteld op basis van de gegevens
die bij de Belastingdienst bekend zijn. Ook kan het voorkomen dat bedrijven waarmee
een betalingsregeling is afgesproken failliet gaan.
De uitgaven en ontvangsten voor de TVL zijn zo goed mogelijk geraamd op de EZK-begroting.
Een eventueel tekort op dit gebied komt ten laste van de algemene middelen.
52
Wat doet het Ministerie van EZK concreet, eventueel in samenwerking met andere ministeries,
om de krapte op de arbeidsmarkt terug te dringen? Wat merken ondernemers hiervan?
Hoe staat het met de ontwikkeling van een aanvalsplan om de krapte terug te dringen?
Antwoord
Het ministerie EZK werkt samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) aan de generieke aanpak van de arbeidsmarktkrapte, waarbij het kabinet gezien
de krapte op de gehele arbeidsmarkt o.a. inzet op technologische arbeidsbesparende
innovaties om het werk effectiever (met minder mensen) te organiseren (Kamerstuk 29 282, nr. 485.)
De inzet richting ondernemers is vanuit het ministerie EZK – samen met die van SZW
en OCW – vooral gericht op het behouden van werknemers via het stimuleren van leven
lang ontwikkelen, het ondersteunen van omscholingstrajecten voor zij-instromers en
het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt via publiek-private
samenwerkingen van onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Wat betreft de 2 laatste
voorzieningen kunnen als concrete voorbeelden genoemd worden resp. de Subsidieregeling
omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek (Staatscourant 2022 nr. 25148) en de netwerkorganisatie Katapult6 die ondersteuning biedt bij het opschalen van innovatieve vormen van om- en bijscholing.
In het verlengde van de generieke aanpak werken de Ministeries van EZK, SZW en OCW
samen aan het Actieplan Groene en Digitale Banen plan om tekorten aan technici en
ICT'ers voor de klimaat- en digitale transitie terug te dringen (Kamerstuk 29 544, nr. 1120)
Het oplossen van tekorten aan technici en ICT’ers is complex: de tekorten zijn structureel
en er is geen quick fix. Het is een gezamenlijke opgave van overheden, werkgevers, werknemers en onderwijsinstellingen.
Het Actieplan Groene en Digitale Banen wordt momenteel nader uitgewerkt, waarbij er
4 actiesporen worden onderscheiden:
1. verhogen van instroom in het bètatechnisch onderwijs;
2. het behoud van huidige en vergroten van aantal nieuwe werknemers in techniek en ICT;
3. arbeidsbesparende innovatie;
4. versterken van de governance en het tegengaan van versnippering
Uw Kamer wordt hierover verderop in het najaar nader geïnformeerd.
53
Hoe ziet u de samenhang van het NGF met andere fondsen, zoals het stikstoffonds en
het klimaatfonds, waar het gaat om het aangaan van maatschappelijke uitdagingen op
dusdanige wijze dat de Nederlandse innovatie en verdienmodellen worden gestimuleerd?
Antwoord
Over de samenhang tussen de verschillende fondsen heeft de Minister van Financiën
uw Kamer op 10 juni 2022 geïnformeerd (Kamerstuk 35 925 IX, nr. 33). Voor de mogelijke samenloop tussen enerzijds het Nationaal Groeifonds en anderzijds
het Klimaatfonds en het Transitiefonds geldt dat de doelstellingen van de fondsen
verschillen. Voorstellen voor het Nationaal Groeifonds dienen bij te dragen aan het
duurzaam verdienvermogen. Het Klimaatfonds draagt bij aan de aangescherpte doelstellingen
van 55% broeikasgasreductie in 2030 en klimaatneutraal in 2050 en het Transitiefonds
op de wettelijke doelen in het landelijk gebied. Het is echter mogelijk dat projecten
aan de doelstellingen van meerdere fondsen bijdragen. Investeringen in nieuwe technologie
op gebied van broeikasgasreductie kunnen naast een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen
ook het duurzame verdienvermogen van Nederland versterken. Zo zijn in de eerste en
tweede ronde van het Nationaal Groeifonds diverse voorstellen gehonoreerd die tevens
een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen, zoals
voorstellen op het gebied van waterstof en circulaire economie.
Voor alle fondsen is additionaliteit een voorwaarde. Dit betekent dat het voorstel
aanvullend is aan bestaand beleid en instrumentarium en aan private investeringen.
Gezien de doelstellingen en de gehonoreerde projecten tot nu toe bij het Nationaal
Groeifonds lijkt er meer kans op overlap te bestaan tussen het Nationaal Groeifonds
en het Klimaatfonds dan tussen het Nationaal Groeifonds en het Transitiefonds. Bij
de beoordeling van de ingediende voorstellen zal hier aandacht voor zijn. Dit betekent
bijvoorbeeld dat een voorstel niet voor financiering uit het Nationaal Groeifonds
in aanmerking komt indien dit voorstel in aanmerking komt voor financiering uit het
Klimaatfonds.
Projecten van het Nationaal Groeifonds kunnen van belang zijn voor het behalen van
de klimaatdoelen. Het huidige beeld is dat bij het Klimaatfonds de focus meer zal
liggen op de opschaling en uitrol van technieken, terwijl via het Nationaal Groeifonds
geïnvesteerd kan worden in de ontwikkeling van nieuwe technologieën indien deze bijdragen
aan het duurzaam verdienvermogen van Nederland.
54
Welke kansen ziet u om vanuit deze drie fondsen maatschappelijke uitdagingen in samenhang
op te pakken? Hebben de fondsen op dit moment de juiste governancestructuur en kaders
om een dergelijk aanpak vorm te geven? Zo nee, hoe zou deze governance er dan uit
kunnen zien, zodat deze fondsen niet alleen innovatieve oplossingen stimuleren maar
ook ons bedrijfsleven helpen bij het creëren van de banen en boterhammen van de toekomst?
Antwoord
Voorstellen voor het Nationaal Groeifonds dienen bij te dragen aan het duurzaam verdienvermogen.
Het Klimaatfonds draagt bij aan de aangescherpte doelstellingen van 55% broeikasgasreductie
in 2030 en klimaatneutraal in 2050. Het Transitiefonds is gericht op de wettelijke
doelen in het landelijk gebied m.b.t. de stikstofproblematiek. Het is mogelijk dat
projecten aan de doelstellingen van meerdere fondsen bijdragen. Investeringen in nieuwe
technologie op gebied van broeikasgasreductie kunnen bijvoorbeeld naast een bijdrage
leveren aan de klimaatdoelstellingen ook het duurzame verdienvermogen van Nederland
versterken. Juist omdat de maatschappelijke uitdagingen die er liggen zo groot zijn,
vindt de Minister van Economische Zaken en Klimaat het van belang dat de fondsen zich
op deze specifieke doelen kunnen focussen, waarbij zij elkaar kunnen versterken. De
drie fondsen kennen derhalve hun eigen doelstellingen, maar die doelstellingen liggen
deels in elkaars verlengde. Bij de inzet van de fondsen wordt daarom samengewerkt
om te bekijken hoe deze fondsen elkaar kunnen versterken en hoe voorkomen wordt dat
er onnodige overlap ontstaat. Deze samenwerking vindt plaats bij zowel de vormgeving
en opzet van de fondsen als waar relevant bij de beoordeling van projecten. Zie ook
het antwoord op vraag 53.
55
Zullen natuur en ecologische draagkracht als factoren worden meegenomen in het transitieplan
Noordzee waaraan door de olie- en gassector met producenten aan worden gewerkt? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, op wat voor manier?
Antwoord
De offshore olie- en gassector kan en moet ook een bijdrage leveren aan de energietransitie.
Denk bijvoorbeeld aan de verduurzaming van de huidige operaties door middel van elektrificatie
van productieplatforms en het benutten van de gasinfrastructuur op zee voor CO2- opslag en waterstoftransport. Ik zal met de sector in gesprek gaan met de ambitie
om tot een transitieplan te komen, geïnspireerd door de North Sea Transition Deal
in het Verenigd Koninkrijk. Een dergelijk transitieplan moet zicht geven op een afbouw
van de gaswinning richting 2050 met als tussenmijlpaal 2035 en moet perspectief bieden
om de kennis, kunde en infrastructuur in te kunnen zetten voor het energiesysteem
van de toekomst.
Daarnaast hebben de ontwikkelaars van energieprojecten zich middels het Noordzeeakkoord
gecommitteerd om bij energie-infrastructuurprojecten op zee (waaronder dus ook olie-
en gaswinning) naast de wettelijke beste stand van de techniek extra maatregelen te
treffen voor wat betreft natuur- en milieu-impact. Concreet is hierover afgesproken
in het Noordzeeakkoord dat voor alle bestaande en nieuwe ontwikkelingen geldt dat
ze moeten passen binnen de draagkracht van het ecosysteem en wordt de ambitie geformuleerd
om ze met een zo klein mogelijke negatieve voetafdruk te realiseren en natuur inclusief
te bouwen. Periodiek worden er afspraken gemaakt in het NZO over de mogelijke extra
bovenwettelijke maatregelen voor mitigatie en natuurversterkend bouwen en ecologisch
vriendelijk handelen en de doorwerking hiervan voor nieuwe installaties en objecten.
56
Hoeveel geld is ingezet om de binnenlandse productie van energie te verhogen om minder
afhankelijk te zijn van Rusland? Tot hoeveel extra productie van energie heeft dit
geleid? In welke vormen van energie is geïnvesteerd?
Antwoord
Er zijn vanuit de Staat geen middelen geïnvesteerd in extra binnenlandse productie
van olie, kolen en gas. Wel zijn er andere maatregelen genomen om de afhankelijkheid
van Rusland te verminderen. In de Kamerbrief van 22 april 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 302) heeft het kabinet beschreven hoe zij aan het einde van 2022 onafhankelijk wil zijn
van Russische olie, kolen en gas. Het kabinet wil dit doel bereiken door in de eerste
plaats in te zetten op besparing en door de energietransitie te versnellen. Daarnaast
is het op korte termijn nog nodig om fossiele alternatieven voor Russische fossiele
brandstoffen te gebruiken («fossiel voor fossiel»). Om de daling van de binnenlandse
productie van gas op de Noordzee af te remmen, heeft het kabinet een versnellingsplan
opgesteld (Kamerstuk 33 529, nr. 1058). In dit versnellingsplan beschrijft het kabinet de maatregelen die zij neemt om
de daling van de binnenlandse productie af remmen, zoals verbeteren van het vergunningenproces
en het vrijgeven van gegevens. In totaal kan een versnelling van de gaswinning leiden
tot een additionele productie van 2 tot 4 miljard m3 per jaar over een periode van 10 jaar. Verder is op 20 juni 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 312) besloten de productiebeperking voor kolencentrales voor 2022 tot en met 2024 in
te trekken. Dat betekent dat de kolencentrales weer op vol vermogen mogen produceren,
waardoor er minder gas nodig is voor de productie van elektriciteit door gascentrales.
Van de door Nederland geïmporteerde ruwe aardolie was in 2021 33% afkomstig uit Rusland.
De EU heeft in juni jl. het 6e sanctiepakket tegen Rusland aangenomen, waarin onder
meer is vastgelegd dat vanaf 5 december a.s. alle ruwe EU olie-import uit Rusland
is verboden en vanaf 5 februari 2023 ook alle EU-olieproductenimport uit Rusland is
verboden. Het gevolg van deze aangekondigde maatregel wordt langzamerhand zichtbaar:
het aandeel Russische aardolie in de Nederlandse import is inmiddels van 33% in 2021
gedaald naar 20% in juli en augustus 2022. Dit resterende gedeelte zal als gevolg
van de EU-sancties verder dalen tot nul.
Naast investeringen in nationale productie van fossiele brandstoffen heeft het kabinet
extra ingezet op de investeringen in duurzame energiebronnen. In maart 2022 heeft
het kabinet de ambities voor windenergie op zee voor rond 2030 verdubbeld naar circa
21 GW. Deze hoge ambities moeten bijdragen aan een hogere nationale productie van
duurzame elektriciteit, die ook kan bijdragen aan de vervanging van Russisch aardgas
door elektrificatie van industriële processen. Hiervoor is 1,69 miljard euro gereserveerd
vanuit het Klimaatfonds. In 2022 is daarnaast € 13 miljard euro opengestelde in de
SDE++ voor projecten voor de productie van hernieuwbare energie en de reductie van
CO₂. Dit openstellingsbudget was flink ruimer dan in de afgelopen jaren. Over de aanvragen
in deze openstellingsronde informeer ik uw Kamer op korte termijn.
57
Welke budgetten stelt het Ministerie van EZK beschikbaar om het mkb te helpen met
de digitalisering?
Antwoord
• Om bedrijven te ondersteunen bij (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen
((I)MVO) en om de administratieve lasten te beperken heeft het kabinet bij RVO een
(I)MVO-steunpunt ingericht. Het (I)MVO-steunpunt geeft voorlichting aan bedrijven
over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid. Het steunpunt dient ook om partijen
bij elkaar te brengen om (I)MVO-kennis en ervaring uit te wisselen. Vanaf vrijdag
30 september jl. worden de eerste bedrijven geholpen door RVO.
• Hiernaast stelt het kabinet via RVO subsidie beschikbaar voor samenwerking in sectorverband.
Door met andere mkb’ers en (maatschappelijke) stakeholders samen te werken kan kennis
en informatie worden gedeeld om effectiever en met beperking van de administratie
lasten aan (I)MVO te werken. Deze samenwerking kan ook helpen te voldoen aan de toekomstige
Europese en nationale (I)MVO-wetgeving.
• Om (I)MVO te stimuleren zal het Ministerie van EZK de komende jaren (I)MVO implementeren
in het bedrijfsleveninstrumentarium van EZK. Hiervoor wordt momenteel een pilot uitgevoerd
(toegezegd in Kamerbrief «Toepassing IMVO op EZK-bedrijfsleveninstrumentarium» 2021,
Kamerstuk 26 485, nr. 371).
• Nederland werkt aan nationale (I)MVO-wetgeving die rekening houdt met de Europese
richtlijn Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). In de lopende
onderhandelingen over de CSDDD pleit Nederland voor effectieve, uitvoerbare en proportionele
wetgeving, mede in het belang van het mkb. Bij de nationale wetgeving is hier ook
aandacht voor.
• De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) bevat rapportageverplichtingen
voor bedrijven over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De rapportageverplichtingen
worden vanaf 2024 gefaseerd van toepassing op bedrijven, waaronder vanaf 2026 voor
het beursgenoteerde mkb.
• Gelet op de ontwikkelingen op het gebied van (I)MVO zal ik mij beraden over de vraag
of er verdere maatregelen nodig zijn om (transparantie over) maatschappelijk verantwoord
ondernemen te stimuleren.
58
Hoeveel bedrijven hebben reeds aanspraak gemaakt op het fonds ten behoeve van onderzoek
en wetenschap?
Antwoord
Op dit moment heeft nog geen enkel bedrijf aanspraak gemaakt op het fonds. Het doel
van het fonds voor Onderzoek en Wetenschap is namelijk om het stelsel voor hoger onderwijs
en wetenschap verder te versterken en om een aantal fundamentele knelpunten, zoals
benoemd in het Coalitieakkoord, op te lossen. Met de tijdelijke en structurele investeringen
wordt het stelsel toekomstbestendig gemaakt. Daarbij zijn de hoofddoelen:
(1) een gezond en sterk fundament: starters- en stimuleringsbeurzen, praktijkgericht onderzoek,
grootschalige wetenschappelijke infrastructuur en faciliteiten voor toegepast onderzoek
en Matching Horizon Europe;
(2) ruimte geven aan divers talent: Kennisveiligheid en sociale veiligheid en open competitie
en toponderzoek;
(3) het vergroten van de maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek: Europese
Partnerschappen en open science.
59
Wanneer komt u concreet met het door de Kamer gevraagde en door de Ministeries van
EZK en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tezamen met de relevante partners opgestelde
en gedragen integrale valorisatiestrategie en actieplan? Kunt u al enige informatie,
op hoofdlijnen, met de Kamer delen wat er in deze strategie staat beschreven?
Antwoord
De brief van de Minister van EZK en OCW over innovatie en valorisatie wordt medio
november, voor de behandeling van de begroting van EZK, aan uw Kamer gestuurd. De
Kamerbrief bestaat uit twee delen en schetst (1) de redeneerlijn over het belang van
innovatie en innovatiebeleid, en de accenten die daarbij belangrijk zijn voor het
kabinet en (2) een gemeenschappelijke visie van OCW en EZK op valorisatie en impact.
De kernboodschap van de visiepassage luidt: De potentie van Nederlandse kennis is
groot, maar we laten kansen liggen bij de benutting ervan voor welvaart en welzijn.
De ambitie van dit kabinet is om die kansen te verzilveren. Daartoe nemen we knelpunten
weg die ondernemende onderzoekers, onderzoekende ondernemers en anderen ervaren bij
het benutten van kennis (valorisatie).
De concrete stappen om de visie te realiseren worden uitgewerkt in een gezamenlijk
actieplan.
In dit actieplan presenteren zowel EZK als OCW welke concrete stappen worden gezet
om de impact van kennis te vergroten via 7 sporen:
1. Versterken fundament voor onderzoek, valorisatie en impact;
2. Creëren ruimte voor impact in het onderzoeksproces;
3. Stimuleren onderzoek en valorisatie rondom maatschappelijke vraagstukken;
4. Stimuleren interactie binnen onderzoeks- en innovatie-ecosystemen;
5. Verbeteren financieringsmogelijkheden voor kennisintensieve startups;
6. Verbeteren afspraken over intellectueel eigendom;
7. Toewerken naar een lerend systeem.
60
Overweegt u, gezien het belang van valorisatie en opschaling van de veelal excellente
kennis in Nederland, ook deelname aan Important Projects of Common European Interest
(IPCEI’s) om het opschalingsproces op sommige gebieden te versnellen? Zo ja, aan welke
technologische gebieden denkt u dan?
Antwoord
Op EU-niveau is het Important Projects of Common European Interest (IPCEI)-instrument
bij uitstek geschikt voor valorisatie en opschaling. Het kabinet volgt daarbij een
proactieve houding om aansluiting te vinden bij potentiële IPCEI initiatieven; wel
doet zij dit op selectieve basis, vooral in ketens waar we een sterke technologische
positie hebben of kunnen krijgen, zoals microchips (Kamerstuk 29 826, nr. 147).
Zo neemt Nederland op dit moment al actief deel aan diverse IPCEI-initiatieven rond
Waterstof, Micro-elektronica, Cloud infrastructuur en diensten en Health. Ook wordt
momenteel bekeken of het kabinet aan zal sluiten op het IPCEI Solar initiatief.
Deelname aan IPCEI’s is daarbij geen automatisme. Het kabinet wil gebruik van het
instrument ook beperken tot strategische ecosystemen en waardeketens waar de markt
tekortschiet en er een grote maatschappelijke uitdaging ligt. Dit wordt in samenhang
met andere lidstaten en de Europese Commissie ontwikkeld en uiteindelijk bepaald.
Vooralsnog zijn er op dit moment geen gedragen voorstellen voor nieuwe IPCEI’s. Wel
houdt het kabinet continu de ogen in het zeil zodat Nederland al in een vroeg stadium
aan kan sluiten en haar positie kan gaan bepalen.
61
Hoe zorgt u ervoor, in het licht van het verminderen van strategische afhankelijkheden,
waarbij de Europese Commissie en Europese lidstaten samen met bedrijfsleven en kennisinstellingen
naar verwachting steeds meer zullen inzetten op samenwerking in IPCEI's, dat Nederland
(naar rato van ons bruto binnenlands product (bbp) en technologische sterktes) mee
gaat doen in deze IPCEI's, naar voorbeeld van de grootschalige inzet op de IPCEI Waterstof?
Antwoord
De verwachting is inderdaad dat in de toekomst, naast de eerdere en huidig lopende
IPCEI’s, er aanvullende IPCEI’s zullen komen. Het kabinet volgt daarbij een proactieve
houding om aansluiting te vinden bij potentiële IPCEI initiatieven, wel doet zij dit
op selectieve basis vooral in ketens waar we een sterke technologische positie hebben
of kunnen krijgen, zoals microchips (Kamerstuk 29 826, nr. 147).
Voordat het kabinet besluit om daadwerkelijk mee te doen aan een IPCEI initiatief,
wordt een aantal processtappen doorlopen, zoals op dit moment ook met het IPCEI PV
(PhotoVoltaics) initiatief gedaan wordt (Kamerstuk 21 501-30, nr. 559). Om tot een besluit te komen om deel te nemen kan het kabinet een, vrijblijvende,
interessepeiling houden om te onderzoeken of het Nederlandse bedrijfsleven ook interesse
heeft in deelname aan de desbetreffende IPCEI. Met deze interessepeiling tracht het
kabinet ook inzicht te krijgen in welk financieel commitment daarvoor nodig zal zijn.
Op basis daarvan zal binnen het kabinet bepaald worden of en in welke mate in de IPCEI
geparticipeerd zal worden.
62
Wanneer komt u concreet met een campus- en ecosystemenstrategie? Kunt u al enige informatie
op hoofdlijnen met de Kamer delen wat er in deze strategie staat beschreven?
Antwoord
Zoals verzocht door uw Kamer vraagt betere samenwerking ook om beter inzicht in het
functioneren van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen aan de hand van data. Op die
manier kunnen we onderbouwd bepalen waar verbeterkansen liggen en leren welke interventies
goed en minder goed werken. De komende periode zullen we naar aanleiding van de verwachte
Kamerbrief Innovatie en Impact dit gezamenlijke proces samen met stakeholders verder
vormgeven. In de eerste helft van 2023 nodigen wij betrokkenen daarom uit voor een
nationale conferentie over de impact van kennis en over hoe wij gezamenlijk, met passie
en ambitie, het systeem waarin dit plaatsvindt steeds kunnen verbeteren.
63
Wanneer komt u concreet met een reactie op de wens van de Kamer om te onderzoeken
of «regelvrije experimenteerruimtes» kunnen bijdragen aan het versnellen van de ontwikkeling,
introductie en doorgroei van duurzame en innovatieve producten, diensten en verdienmodellen?
Kunt u al enige informatie, op hoofdlijnen, met de Kamer delen wat er in deze reactie
staat?
Antwoord
Op 8 juli 2022 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat het nieuwe beleidsprogramma
«vermindering regeldruk ondernemers» aan de Kamer aangeboden. Zoals aangegeven in
de aanbiedingsbrief reageert de Minister van Economische Zaken en Klimaat met het
beleidsprogramma ook op de wens van de Kamer om te onderzoeken of «regelvrije experimenteerruimtes»
kunnen bijdragen aan het versnellen van de ontwikkeling, introductie en doorgroei
van duurzame en innovatieve producten, diensten en verdienmodellen, zoals verwoord
in de motie van het lid Van Strien7. Die motie beschouwt de Minister van Economische Zaken en Klimaat daarmee als afgedaan.
Experimenteerruimtes kunnen inderdaad een positief effect hebben. Dat is de ervaring
die we de afgelopen jaren hebben opgedaan in Nederland met de diverse experimenteerruimtes
die op zowel gemeentelijk, provinciaal als nationaal niveau zijn ingezet. Net als
in andere landen waar experimenteerruimtes voorkomen, gaat het daarbij nooit om letterlijk
«regelvrije» ruimtes waar in het geheel geen regels meer zouden gelden. Regelgeving
is maatschappelijk te belangrijk om volledig buiten werking te stellen. In een experimenteerruimte
worden tijdelijk, voor een bepaald experiment specifieke stukken regelgeving – of
één of meer onderdelen daarvan – buiten werking gesteld om een experiment mogelijk
maken. Overige regelgeving blijft van kracht.
We stimuleren de inzet van experimenteerruimtes door overheden die overwegen een experimenteerruimte
op te zetten te ondersteunen met richtsnoeren, voorbeelden en tips, o.a. via de zogenaamde
Aanwijzingen voor de regelgeving.
Ook op EU-niveau vindt het kabinet het gebruik van experimenteerruimtes van belang.
Als EU-voorzitter heeft Nederland in 2016 met succes het thema «innovatievriendelijke
regelgeving» geagendeerd, waarna de Europese Commissie onder andere experimenteerruimtes
heeft toegevoegd aan het instrumentarium waarmee binnen de EU wordt gewerkt aan Betere
Regelgeving.
Overigens blijkt in de praktijk dat ondernemers vaak, nog meer dan met een experimenteerruimte,
geholpen zijn met een goede uitleg over wat er op grond van bestaande regelgeving
al mogelijk is. Door misverstanden kan ten onrechte het beeld bestaan dat bepaalde
voorgenomen activiteiten niet kunnen worden ondernomen. Het is dus vooral van belang
dat eerst een goed beeld wordt verkregen van de aard van de knelpunten waar ondernemers
op het gebied van innovatie tegenaan lopen.
64
Hoeveel bedrijven hebben reeds aanspraak gemaakt op het fonds ten behoeve van onderzoek
en wetenschap?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 58.
65
Hoeveel reductie in CO2-uitstoot is het resultaat van de maatwerkafspraken met de grote industrie?
Antwoord
De maatwerkafspraken met twintig grootste CO2-uitstoters zijn nog in voorbereiding en is daarom nog niet te zeggen hoe groot de
reductie zal als gevolg van de maatwerkafspraken zal zijn. Een eerste inschatting
daarvan kan pas plaatsvinden op basis van alle beoogde Joint Letters of Intent in
2023.
66
Hoeveel reductie in CO2-uitstoot is opgenomen als beleidsdoelstelling van de maatwerkafspraken met de grote
industrie? Op welke termijn moet dit gerealiseerd zijn?
Antwoord
Met maatwerkaanpak wil de Minister van Economische Zaken en Klimaat erop inzetten
dat industriële bedrijven in Nederland actief blijven én dat tegelijkertijd het additionele
CO2-reductie potentieel van de industrie maximaal wordt benut (Kamerstuk 29 826, nr. 148). De maatwerkaanpak is één van de vier beleidslijnen om de met 5,9 Mton per jaar
verhoogde ambitie van het kabinet voor de industrie te realiseren waarvan 4 Mton door
de verhoogde CO2-heffing (Kamerstuk 29 826, nr. 135). Maatwerk vormt, in samenhang met de andere instrumenten voor verduurzaming van
de industrie, voor de Minister van Economische Zaken en Klimaat een belangrijk instrument
om de resterende reductieopgave van 1,9 Mton per jaar voor de industrie in 2030 te
realiseren.
67
Hoeveel subsidie is besteed aan de grote industrie (bijvoorbeeld de 20 partijen van
de maatwerkafspraken) en tot hoeveel reductie in CO2-uitstoot heeft dit geleid?
Antwoord
De industriële bedrijven die voor de maatwerkaanpak in aanmerking komen, werken aan
een projectenportfolio dat in de komende jaren verder ontwikkeld en uitgevoerd moet
gaan worden om de reductiedoelen in 2030 te realiseren. Voor sommige projecten is
al wel (SDE++) subsidie toegekend, maar pas in de komende jaren tot 2030 en daarna
worden subsidie daadwerkelijk besteed. Dat zal met name zijn op basis van bestaande
en nieuwe generieke instrumenten. Op dit moment wordt uitgewerkt hoe klimaatfondsmiddelen
daarvoor kunnen worden ingezet. Naast generieke instrumenten kunnen specifieke maatwerksubsidies
worden toegekend. Eventuele maatwerksubsidie voor de 10–20 grote uitstoters wordt
alleen overwogen als generieke instrumenten onvoldoende ondersteuning bieden. Er zijn
nog geen subsidies in het kader van het maatwerk besteed. Op basis van het commitment
van de bedrijven in de maatwerkafspraken kan de verwachte omvang van reductie van
CO2-uitstoot worden bepaald. Dan zal er ook meer zicht zijn op de subsidiebedragen die
daarmee gemoeid zijn.
68
Hoeveel geld is er door de industrie zelf uitgegeven aan het verduurzamen van de industrie?
Wat is de verhouding tussen private investering in verduurzaming van de industrie
ten opzichte van de publieke subsidie hiervoor?
Antwoord
Het CBS heeft recentelijk aangegeven dat 79 procent van de bedrijven dit jaar (2022)
maatregelen heeft genomen om de bedrijfsvoering duurzamer te maken, binnen de industrie
is dat percentage 84 procent. De industriële clusters hebben plannen inzake verduurzaming
weergegeven in de ces-sen. Vanuit de rijksoverheid zijn via o.m. het Klimaatfonds
en de SDE++ ook miljarden beschikbaar voor de verduurzaming van de industrie. Voor
subsidies geldt dat bedrijven zelf ook meebetalen aan verduurzaming, subsidie wordt
toegekend om de zogenoemde financieringskloof te overbruggen. Zo wordt binnen de SDE++,
een voor de industrie belangrijke exploitatiesubsidie, uitsluitend de onrendabele
top van het verduurzamingsproject vergoed. Deze onrendabele top is voor wat betreft
industriële technieken afhankelijk van de ETS-prijs. Als deze na toekenning van de
subsidie gaat stijgen kan het zelfs voor komen dat uiteindelijk helemaal geen subsidie
zal worden uitgekeerd.
69
Hoeveel ambtelijke tijd, in fte, is er besteed aan het vormgeven en voeren van de
gesprekken ten behoeve van de maatwerkafspraken met de grote industrie?
Antwoord
In mei 2022 is begonnen met de opbouw van een nieuw team voor de maatwerkaanpak dat
uiteindelijk een omvang zal hebben ca 25 FTE. In de afgelopen maanden was 12 tot 15
FTE bezig met maatwerk-gerelateerde werkzaamheden bestaande uit een mix van bestaande
capaciteit, ingehuurde experts en nieuwe medewerkers.
70
Met welke 20 partijen wordt er gesproken in het kader van de maatwerkafspraken?
Antwoord
De gesprekken worden gevoerd met de 20 grootste CO2-uitstoters op basis van de industriële emissiecijfers over 2021 van de Nederlandse
Emissiauthoriteit (NEa).
71
In welke Europese innovatieprojecten wordt geïnvesteerd?
Antwoord:
EZK investeert in Europese innovatieprojecten om innovatiesamenwerking van Nederlandse
bedrijven, onderzoeksorganisaties en kennisinstellingen met Europese partners te versterken.
EZK stelt gezamenlijk met de EU financiering beschikbaar voor Horizon Europe partnerschappen,
o.m. Key Digital Technologies/Chips Joint Undertaking, Eurostars en EuroHPC. Het kabinet
investeert extra in deze Europese partnerschappen onder Horizon Europe en aanpalende
EU onderzoek- en innovatieprogramma’s (Kamerstuk 21 288, nr. 964) op strategische thema’s zoals chips-en kwantumtechnologie en klimaat. Daarnaast
stellen de EU en EZK via EFRO en Interreg middelen beschikbaar voor de versterking
en verduurzaming van regionale economieën. Innovatiefinanciering maakt daar in belangrijke
mate deel van uit. Verder wordt er door de EU en EZK financiering beschikbaar gesteld
voor het Europees Defensie Fonds en het Digital Europe Programma. Ook investeert EZK
in innovatieprojecten van het Eureka netwerk, zoals de Eureka-clusters.
72. Wanneer deelt u meer informatie met de Kamer over het nieuwe startup beleid?
Antwoord
In de brief met de strategische agenda voor het ondernemingsklimaat
(kenmerk 2022Z19558) heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat aangegeven dat zij de Tweede
Kamer in Q1 2023 zal informeren over op welke wijze het beleid met betrekking tot
het versterken van het ecosysteem voor startups en scale-ups wordt voortgezet of bijgesteld.
73
Hoe ziet, op hoofdlijnen, het nieuwe startup beleid eruit?
Antwoord
Over de hoofdlijnen van het beleid voor startups en scale-ups informeert de Minister
van Economische Zaken en Klimaat uw Kamer in Q1 2023. Deze brief zal voortbouwen op
een aantal uitgangspunten die in andere brieven zijn of worden opgenomen, zoals die
over vernieuwing van het ondernemingsklimaat (kenmerk 2022Z19558) en die over innovatie en valorisatie (kennisbenutting). Deze Innovatiebrief zal
in november, vóór de EZK-begrotingsbehandeling, aan uw Kamer worden gestuurd.
74
Wat doet het Ministerie van EZK nog meer om ondernemers te helpen met bedrijfsfinanciering?
(pagina 18)
Antwoord
Voor een overzicht van de instrumenten en initiatieven om ondernemers te helpen met
bedrijfsfinanciering verwijst de Minister van Economische Zaken en Klimaat naar vraag
33.
75
Op welke manier worden belangenverenigingen van innovatieve startups betrokken bij
het opstellen van een nieuw startupbeleid?
Antwoord
Stakeholders, waaronder belangenorganisaties, worden betrokken bij de externe evaluatie
van TechLeap en StartupDelta die op dit moment wordt uitgevoerd. Daarnaast organiseert
het ministerie een aantal regionale bijeenkomsten met stakeholders en worden één-op-één
gesprekken gevoerd.
76
In hoeverre zal het nieuwe beleid omtrent scale-ups en startups overeenkomen met het
beleid dat is gevoerd van 2019 tot medio 2023?
Antwoord
In het nieuwe beleid wordt rekening gehouden met de resultaten van het beleid in de
periode 2019–2023, met de nieuwe ambities uit het Coalitieakkoord (o.a. focus op maatschappelijke
uitdagingen en transities) en met recente ontwikkelingen zoals rond economische veiligheid
en strategische autonomie.
77
Hoeveel geld wordt besteed aan het voorkomen van arbeidsmarktkrapte in het midden-
en kleinbedrijf?
78
Welke projecten worden uitgevoerd om arbeidsmarktkrapte in het midden- en kleinbedrijf
te voorkomen? Hoeveel banen heeft dit opgeleverd?
Antwoord 77 en 78
Het voorkomen dan wel verminderen van arbeidsmarktkrapte in het midden- en kleinbedrijf
(mkb) is onderdeel van de generieke inzet voor alle werkgevers.8 Binnen de totale beleidsinzet en daarbij behorende investeringen is het mkb zeker
een belangrijke doelgroep.
De projecten ter voorkoming dan wel vermindering van arbeidsmarktkrapte in het mkb
vanuit het kabinet richten zich vooral op stimuleren van leven lang ontwikkelen, creëren
van een leercultuur binnen het mkb, zorgen voor leer-werkplekken en omscholingstrajecten.
Deze projecten leveren indirect een bijdrage aan het vergroten van het arbeidsaanbod,
maar hebben niet direct het creëren van banen als doelstelling. Hoeveel banen de projecten
hebben opgeleverd, is dus ook niet inzichtelijk te maken. Specifieke projecten en
regelingen, die worden ingezet voor het mkb, zijn: SLIM (2022: € 48 miljoen) MKB!dee
(2021 € 17 miljoen), MKB-route in het hbo (2022 € 330.000), Digitale MKB-Werkplaatsen
(€ 7,38 miljoen), Mijn Digitale Zaak (€ 1,7 miljoen), Subsidieregeling omscholing
naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek (2022 € 10 miljoen), Techniekpact (2022
€ 791.000) en Kennismigrantenregeling.
79
Hoe lopen de ontwikkelingen met betrekking tot de uitrol van 5G?
Antwoord
De uitrol van 5G-netwerken in Nederland gaat voorspoedig. Ook buiten de stedelijke
gebieden. Dit blijkt onder meer uit de dekkingskaarten van de drie mobiele netwerkaanbieders
en de Digital European Society Index (DESI). Uit de meest recente DESI over 2021 blijkt
dat 97% van de Nederlandse bevolking toen al op een plek woonde waar 5G beschikbaar
is. Dat was in 2020 nog 80%. Nederland staat daarmee derde van alle EU-lidstaten.
Vlak achter Denemarken (98%) en Italië (99,7%), maar ruim voor alle andere Lidstaten.
De uitrol van 5G in Nederland gebeurt op dit moment met gebruikmaking van de 700 en
1800 MHz-banden. Op termijn zullen waarschijnlijk alle frequenties die in Nederland
beschikbaar zijn of komen voor mobiele communicatie (700, 800, 900, 1800, 2100 MHz,
2,6, 3,5 en 26 GHz) gebruikt worden voor 5G.
80
Wanneer hebben alle Nederlanders toegang tot het 5G-netwerk?
Antwoord
Wanneer alle Nederlands toegang hebben tot een 5G-netwerk is niet met zekerheid te
zeggen. Dit is afhankelijk van investeringen en beslissingen van de drie mobiele netwerkaanbieders
KPN, T-Mobile, en VodafoneZiggo.9 Er zijn namelijk geen eisen om specifiek 5G uit te rollen. Bij het bestemmen en uitgeven
van frequenties is het uitgangspunt om geen technologie voor te schrijven («technologieneutraal
beleid»).10 Dit betekent echter niet dat er Nederlanders worden achtergelaten. Er is bij de verdeling
van de 700 MHz-vergunningen namelijk wel een dekkingseis gesteld.11 Die moet ervoor zorgen dat praktisch overal in Nederland mobiele netwerkdekking beschikbaar
is van een dusdanig niveau dat alle Nederlanders gebruik kunnen maken van veelgebruikte
diensten. Niet de toegang tot een technologie staat centraal, maar de kwaliteit van
de dienstverlening.12
Zoals in antwoord 79 is beschreven woont 97% van alle Nederlanders op een plek waar
5G beschikbaar is. Dat is een forse stijging ten opzichte van 2020. De verdere uitrolplannen
van de drie mobiele netwerkaanbieders, die concurrentiegevoelig zijn, zijn echter
niet bekend.
81
Wanneer komt u met een reactie op de wens van de Kamer om te onderzoeken op welke
wijze Nederland mee kan doen en voortrekker kan worden van de nog in ontwikkeling
zijnde IPCEI Solar? Kunt u aangeven wat de voortgang en uitkomst is van de gesprekken
die u hieromtrent samen met de Minister voor Klimaat en Energie zou initiëren?
Antwoord
Sinds het moment waarop de Kamer de Minister van Economische Zaken en Klimaat hierom
heeft verzocht, op 22 juni jl., zijn diverse verkennende gesprekken gevoerd met andere
lidstaten en de Europese Commissie. De IPCEI Solar (IPCEI PV) zit echter nog in de
opstartfase; het initiatief is op 18 mei jl. officieel in Brussel gelanceerd en slechts
vijf landen hebben destijds hun interesse getoond. Dit zijn bovendien niet allemaal
grote lidstaten: Litouwen, Luxemburg, Spanje, Polen en Oostenrijk. Van deze landen
heeft Spanje destijds aangegeven de IPCEI te willen trekken.
Uit onze gesprekken blijkt dat de initiërende landen sinds de officiële lancering
nog weinig vervolgstappen hebben gezet na het evenement in mei. Tot op heden is er
vanuit andere landen ook nog geen interesse getoond voor deelname. Vanuit Duitsland
hebben wij begrepen dat zij twijfels hebben of een IPCEI het juiste instrument is
om zon-pv in de EU te stimuleren. Deze twijfels zijn van tweeërlei aard. In de eerste
plaats wordt betwijfeld of de nu gedefinieerde IPCEI en de techniek voor zon-pv voldoende
innovatief is om te voldoen aan het IPCEI steunkader. In de tweede plaats wordt de
totale doorlooptijd richting goedkeuring en uitvoering te lang gevonden. Om deze reden
overweegt Duitsland in te zetten op een platform voor transformatietechnologieën waar
obstakels voor de uitrol en productie van technologieën rondom de energietransitie
geadresseerd kunnen worden. Dit initiatief is gepresenteerd tijdens de recente Raad
voor Concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 567). Op dit moment is het nog onvoldoende duidelijk welke vorm deze samenwerking zal
krijgen en hoe dat zich zal verhouden tot IPCEI initiatieven.
82
Wat is de status van de IPCEI Cloud en de voorbereiding van de investeringsvoorstellen?
Antwoord
De Nederlandse investeringsvoorstellen voor IPCEI Cloud zijn op 4 april jl. bij de
Europese Commissie ingediend. Het verplichte goedkeuringsproces voor de voorstellen
neemt door de omvang en complexiteit van deze IPCEI meer tijd in beslag dan eerder
aangenomen door alle betrokken partijen. De huidige verwachting is dat dit proces
pas begin 2023 zal worden afgerond, waarna de Tweede Kamer geïnformeerd kan worden
over de investeringsvoorstellen die voor subsidie in aanmerking komen.
83
Hoe bent u van plan een werkbare balans tussen digitale veiligheid en onnodige administratieve
lasten te waarborgen?
Antwoord
Op het gebied van digitale veiligheid heeft de EU een aantal wetsvoorstellen gedaan
die de Europese (digitale) interne markt een robuust cyberveiligheidsbeschermingskader
bieden. Uit deze wetgeving vloeien verplichtingen voort voor het bedrijfsleven. Naleving
van deze verplichtingen door bedrijven brengt de nodige administratieve lasten met
zich mee.
Momenteel zijn er twee specifieke digitale veiligheids-gerelateerde wetsvoorstellen
die op Europees niveau actueel zijn: de herziene Europese Richtlijn Beveiliging Netwerk-
en Informatiesystemen (NIB Richtlijn) en de Cyber Resilience Act (CRA). Bij beide
wetsvoorstellen zet het kabinet zich in om de balans tussen digitale veiligheid en
het mitigeren van de regeldruk zo goed mogelijk te bewaren.
Zo zal de herziening van de Europese Richtlijn Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen
(NIB Richtlijn) een verbreding van de reikwijdte betekenen, doordat meer sectoren
eronder vallen. De richtlijn brengt verplichtingen voor het bedrijfsleven met zich
mee, zoals de meldplicht van incidenten en het treffen van beveiligingsmaatregelen.
Bij deze herziening zijn deze verplichtingen in de richtlijn nader geconcretiseerd.
Nederland heeft tijdens de onderhandelingen ook ingezet op het zoveel mogelijk beperken
van de regeldruk. Bij de nationale implementatie van deze richtlijn zal uiteraard
goed moeten worden gekeken hoe de regeldruk kan worden beperkt, zonder daarmee afbreuk
te doen aan het te bereiken doel, namelijk het verhogen van de digitale weerbaarheid
van deze NIB-sectoren. Naar verwachting wordt de definitieve richtlijn in november
gepubliceerd en dan zal de implementatietermijn van 21 maanden starten.
De recent gepubliceerde Cyber Resilience Act (CRA, verordening), een Europees wetsvoorstel
dat cybersecurityeisen stelt aan fabrikanten, leveranciers en importeurs van producten
met digitale elementen, zal ook nalevingskosten met zich meebrengen voor het bedrijfsleven.
De CRA is een horizontaal wetgevend kader en heeft raakvlakken met reeds bestaande
verticale, sectorale wetgeving of lopende voorstellen op het gebied van cyberveiligheid
zoals de AI-Act en de machinery products verordening. Om duplicatie van verplichtingen te vermijden, en daarmee onnodige administratieve
lasten te voorkomen, kent de CRA een aantal bepalingen die stellen dat naleving van
de verplichtingen in het wetsvoorstel door bedrijven leidt tot een presumptie van
conformiteit met de relevante andere sectorale wetgeving. De CRA sluit bovendien aan
op de bestaande Europese systematiek van productregulering. Bij de meerderheid van
de producten met digitale elementen zullen bedrijven op basis van geharmoniseerde
standaarden de conformiteitsbeoordeling kunnen doen op basis van een zelfverklaring.
Deze elementen dragen bij aan een werkbare balans tussen enerzijds de beoogde de verbetering
van de cybersecurity van producten met digitale elementen voor consumenten, bedrijven
en de digitale samenleving en economie als geheel en anderzijds de administratieve
lasten voor bedrijven. Het kabinet onderschrijft het belang van deze bepalingen en
zal het belang hiervan inbrengen gedurende de onderhandelingen over het voorstel.
84
Hoeveel geld levert de Groningse gaswinning op? Naar welke partijen gaat hoeveel van
dit geld?
Antwoord
Vergunninghouders (Mijnbouwbedrijven) consolideren de resultaten van al hun velden
tot één resultaatrekening en over het geconsolideerde resultaat zijn de heffingen
verschuldigd. Het is dan ook niet inzichtelijk welke inkomsten uit welk veld komen.
Er kan daardoor geen onderscheid worden gemaakt tussen inkomsten uit Groningen en
inkomsten uit kleine velden.
Het Groningengas wordt door NAM (50% Shell en 50% Exxon Mobile) voor rekening en risico
van de Maatschap Groningen gewonnen. In de Maatschap neemt NAM voor 60% deel en EBN
voor 40%. De winst van EBN komt volledig (100%) toe aan de Staat. De cijns maakt onderdeel
uit van de mijnbouwheffingen (zoals het winst aandeel) die in aanvulling gelden op
de vennootschapsbelasting. Deze verschillende heffingen werken op elkaar in, waardoor
de huidige cumulatieve belastingdruk op zo’n 70% ligt. Als gevolg van de verhoging
van de cijns in de Mijnbouwwet voor 2023 en 2024 ten aanzien van de omzet boven de
prijsdrempel van € 0,50 betekent dit dat circa 83% toekomt aan de Staat. Als gevolg
hiervan wordt de overwinst belast met circa 83%. Bij dit percentage is reeds rekening
gehouden met het winstdeel van 40% dat Energie Beheer Nederland (EBN) ontvangt.
85
Hoeveel van het Groningse gas is verkocht aan het buitenland?
Antwoord
Het gassysteem werkt zodanig dat op de vele entry punten gas wordt ingevoed. Dit is
afkomstig uit meerdere bronnen, zoals het Groningenveld, Nederlandse kleine velden,
geïmporteerd gas via pijpleidingen en LNG. Voor het verbruik wordt gas onttrokken
op de exitpunten in Nederland voor binnenlands verbruik en op de grens voor export
naar het buitenland. Er zijn veel entry punten in het gassysteem, vervolgens wordt
het gemengd in het gassysteem waarna het via de exit punten het gassysteem weer verlaat
voor verbruik. Op een exit punt kan niet vastgesteld worden waar het gas is ingevoed
en is dus ook niet bekend uit welke bron het gas afkomstig is. Van belang is wel dat
er evenveel gas ingevoed wordt als onttrokken. Het is dus niet aan te geven waar het
geproduceerde en ingevoede Groningengas wordt verbruikt en dus verkocht.
86
Hoeveel van het Groningse gas is verkocht in de vorm van langetermijncontracten?
Antwoord
Zie antwoord 85.
87
Hoeveel belastinginkomsten zijn het gevolg van belastingheffing op het gewonnen Groningse
gas?
Antwoord
Net als ieder ander bedrijf in Nederland dragen gaswinningsbedrijven vennootschapsbelasting
af. Dat geldt zowel voor alle private ondernemingen, als voor EBN. De vennootschapsbelasting
wordt geïnd door de Belastingdienst en komt binnen bij het Ministerie van Financiën.
Daar wordt geen onderscheid gemaakt naar bedrijf.
Daarnaast zijn alle private gaswinningsbedrijven op grond van de Mijnbouwwet ook winstaandeel,
cijns en oppervlakterecht verschuldigd. Deze worden geïnd door de Belastingdienst
en komen binnen bij het Ministerie van EZK. In 2023 komt er naar verwachting op grond
van de Mijnbouwwet € 5,4 mld binnen. Dit zijn niet alleen de inkomsten uit de kleine
velden en het Groningenveld, maar ook de ontvangsten die de Staat heeft naar aanleiding
van de betaling van de vergoeding o.b.v. het Norg akkoord. Uiteraard staan daar ook
(hogere) bruto uitgaven aan Norg tegenover. Omdat mijnbouwbedrijven één geconsolideerd
resultaat hebben uit al hun activiteiten, is het voor EZK niet mogelijk om uit te
splitsen welke activiteit leidt tot welke ontvangsten.
EBN heeft geen afdrachten op grond van de Mijnbouwwet, maar keert dividend uit aan
EZK. De verwachte dividenduitkering van EBN bedraagt in 2023 € 5,1 miljard. De staat
ontvangt tevens zo’n € 1,5 mld aan belastinginkomsten voortkomend uit het Norg-akkoord,
zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 109.
88
Hoeveel van de inkomsten van de Groningse gaswinning gaat naar private partijen?
Antwoord
Zie antwoord 84.
89
Hoeveel van de inkomsten van de Groningse gaswinning gaat naar de staat?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 84.
90
Hoeveel meer ruimte komt er in 2023 beschikbaar om aardbevingsschade duurzaam te herstellen?
Antwoord
Met de inwerkingtreding van de wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband
met de versterking krijgt het IMG een ruimere bevoegdheid om schade duurzaam te herstellen.
Dit gebeurt door het aanpakken van onderliggende gebreken die niet zijn veroorzaakt
door aardbevingen als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag
bij Norg, zoals een verzwakte fundering. In 2023 komt er hiervoor € 90 miljoen beschikbaar.
In totaal is er tot en met 2025 € 350 miljoen gereserveerd voor deze vorm van duurzaam
schadeherstel, zoals weergegeven in tabel 4 op pagina 31 van de begroting van het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 2).
91
Waar wordt de 300 miljoen euro die nog nodig is voor betalingen van de Tegemoetkoming
Vaste Lasten aan besteed?
Antwoord
Gedurende 2023 stelt RVO nog TVL-aanvragen definitief vast. Het gaat dan met name
om vaststellingen van TVL Q4 2021, TVL Q1 2022 en de Startersregelingen Q4 2021 en
Q1 2022 die volledig of (groten)deels plaatsvinden in 2023. Voor meer informatie omtrent
het vaststellen verwijs ik naar mijn gecombineerde voortgangsrapportage van 21 oktober
2022 (kenmerk 2022Z20200). Daarnaast is de verwachting dat lopende bezwaren en beroepen nog tot een behoorlijk
aantal nabetalingen zal leiden in 2023.
92
Naar wie gaat de 300 miljoen euro die nog nodig is voor betalingen van de Tegemoetkoming
Vaste Lasten?
Antwoord
Zie vraag 91.
93
Hoeveel is er tot nu toe uitgegeven van de subsidieregeling omscholingsbeleid? Om
hoeveel werknemers gaat dit?
Antwoord
In de eerste openstelling van de Subsidieregeling omscholing naar kansrijke beroepen
in de ICT en techniek tussen 1 september en 1 december 2021 (Staatcourant 2021 nr.
35043) zijn er 142 aanvragen gedaan. Hiervan zijn er 99 toegewezen. Bij deze 99 aanvragen
zijn 58 individuele bedrijven betrokken. Met deze 99 aanvragen is in totaal een subsidiebedrag
van € 371.250 gemoeid.
In de lopende tweede ronde van de subsidieregeling, die opengesteld is van 26 september
tot en met 1 december 2022 (Staatscourant 2022 nr. 25148), zijn op dit moment – peildatum 27 oktober – 55 aanvragen ingediend, waarvan er
inmiddels 1 toegewezen is voor een bedrag van € 3.750. De overige aanvragen zijn nog
in behandeling. Vanuit de eerste ronde is de ervaring dat bijna 50% van de aanvragen
in de laatste week ingediend worden.
94
Hoeveel geld van de leningen aan Qredits is reeds terugbetaald?
Antwoord
Er is in totaal € 3,3 miljoen afgelost. Dit gaat om € 3,2 miljoen voor corona-overbruggingskredieten
regulier en € 62.500 voor corona-overbruggingskredieten starters. In totaal is er
€ 46 miljoen verstrekt aan corona-overbruggingskredieten regulier en € 2,5 miljoen
voor corona-overbruggingskredieten voor starters.
95
Aan welke eisen moet een onderneming voldoen om aanspraak te kunnen maken op een investering
van de Dutch Future Fund?
Antwoord
Het DFF investeert niet direct in ondernemingen, maar indirect via durf- en groeikapitaalfondsen
in innovatieve start- en scale-ups met behoefte aan risicodragend vermogen. Het fonds
is gericht op het vergroten van financieringsmogelijkheden voor innovatieve groeibedrijven.
De fondsen waarin geïnvesteerd wordt door het DFF dienen minimaal 50% van het fondsvermogen
privaat op te halen. Het DFF wordt beheerd door het Europese Investeringsfonds (EIF).
Op de website van EIF staan de precieze voorwaarden uitgelegd waaraan een privaat
fonds moet voldoen om kans te maken op financiering.
96. Welke kredietregelingen acht u opportuun om in stand te houden om tegemoet te
komen aan de problemen die ondernemers ondervinden met bedrijfsfinanciering?
Antwoord
De TOA kredietfaciliteit (Time-Out-Arrangement) die Qredits uitvoert is nog in 2023
beschikbaar. Hiervoor is € 200 miljoen beschikbaar, waar tot nu toe € 0,5 miljoen
van is verstrekt.
97
Waarom neemt de uitgave aan het Klimaatfonds: Wind op Zee vanaf 2026 af?
Antwoord
Het betreft uitgaven voor de inpassingskosten van nieuwe windenergiegebieden op de
Noordzee, onder andere voor het waarborgen van de zeescheepvaartveiligheid, voor versterking
en bescherming van het Noordzee-ecosysteem en voor verduurzaming en aanpassing van
de visserijsector. De middelen nemen inderdaad af na een flinke stijging in 2026.
Dit wordt veroorzaakt doordat er een groot aantal eenmalige investeringen moeten worden
gedaan, zoals de aanschaf van noodsleepboten en search and rescue (SAR) schepen. Op
de EZK-begroting komt de afname doordat de uitgaven met name nodig zijn voor onderzoek
wat voornamelijk in de jaren tot en met 2025 wordt uitgevoerd. De investeringen komen
de uitrol van windenergie op zee na 2026 ten goede.
98
Wat is het effect van de huidige hoge energieprijzen en de prognoses voor de ontwikkeling
van de energieprijzen op de uitputting van het SDE++-budget? Hoe groot zal het overschot
dit jaar en volgend jaar naar verwachting zijn?
Antwoord
Door de hoge energieprijzen stijgen de correctiebedragen en hoeft er minder SDE-subsidie
te worden uitgekeerd. Niet uitgekeerde SDE-middelen blijven beschikbaar voor de klimaattransitie
middels de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie. Hierdoor kunnen
deze middelen in een later jaar opnieuw worden ingezet voor vertraagde of nieuwe projecten.
In de begroting is een storting van € 807 miljoen in 2022 voorzien, voor 2023 is het
energieprijseffect nog niet duidelijk.
99
Met welke frequentie wordt het effect van de hoge energieprijzen op de SDE++ gemonitord?
Antwoord
De verwachte kasuitgaven voor de SDE++ worden op verschillende momenten in het jaar
gemonitord, tweemaal meerjarig en tweemaal voor het lopende jaar. Zo wordt de verwachte
storting in de begrotingsreserve bepaald en blijft zicht op de nog te verwachten kasuitgaven.
Jaarlijks wordt, mede op basis van de meerjarige kasuitgavenraming, het openstellingsbudget
vastgesteld.
100
Wordt het overschot in de SDE++ alleen doorgeschoven naar de jaren 2025 en verder
of bekijkt u ook hoe dit budget al eerder kan worden ingezet voor CO2-reductie? Zo ja, welke opties worden daarvoor overwogen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Budgetten die niet tot besteding komen worden in de begrotingsreserve duurzame energie-
en klimaattransitie gestort, zodat deze middelen beschikbaar blijven voor toekomstige
CO2-reductieprojecten. Conform de motie van het lid Sienot (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 38)» dienen deze middelen beschikbaar te blijven om in te zetten voor de doelen van
de SDE++. Dat kan ook al eerder dan 2025 zijn. Daarnaast kijk ik ieder jaar bij het
bepalen van het openstellingsbudget naar de beschikbare SDE-middelen (inclusief de
begrotingsreserve). Hoeveel projecten er binnen deze middelen een beschikking kunnen
krijgen hangt mede af van de verwachte energieprijzen en dus van de verwachte uitgaven
per project. Overschotten kunnen feitelijk in 2023 dus al meegenomen worden in het
openstellingsbudget.
101
Hoe verhoudt het inzetten van 500 miljoen ter dekking van de generale problematiek
van de rijksbegroting zich tot de begrotingsregels? En hoe verhoudt dit zich tot de
toezegging dat de extra CO2 uitstoot die vrijkomt door het terugdraaien van de productiebeperking kolencentrales
gecompenseerd zou worden?
Antwoord
Door het intrekken van de productiebeperking bij kolencentrales en de daardoor gedaalde
compensatie, ontstaat er incidentele ruimte in de SDE+(+)-middelen. Hiervan is € 500
miljoen ingezet als dekking voor de augustusbesluitvorming. Het kabinet heeft gezien
de omvangrijke Rijksbrede problematiek, waaronder de koopkrachtmaatregelen, besloten
om de meevaller in de uitgaven voor de productiebeperking bij kolencentrales in te
zetten als dekking voor de generale (uitgaven)problematiek. Hoewel uitgangspunt blijft
dat de beschikbare middelen voor de SDE++ alleen aangewend worden voor het gespecificeerde
doel, is het niet in strijd met de begrotingsregels om de € 500 miljoen die niet nodig
is voor de maatregelen voor productiebeperking anders in te zetten. De begrotingsregels
betreffen door het kabinet gemaakte afspraken gestoeld op drie basisprincipes, waarvan
de eerste een efficiënte allocatie van middelen voorschrijft waarmee wordt nagestreefd
elke euro zo doelmatig mogelijk te besteden. Het kabinet acht het in dit geval doelmatig
de € 500 miljoen in te zetten voor de voor de genoemde Rijksbrede problematiek omdat
de eerder voorziene aanwending, te weten de dekking voor de maatregelen productiebeperking,
niet langer nodig bleek.
In de Kamerbrief van 20 september jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1091) heeft het kabinet aangegeven dat het inzet op vijf indicatieve maatregelen die gezamenlijk
leiden tot een significante en blijvende CO2- en stikstofreductie ter compensatie van intrekking van de kolenmaatregel en om extra
reductie in 2030 te realiseren.
De indicatieve maatregelen worden de komende maanden verder uitgewerkt en worden meegenomen
als onderdeel van de integrale besluitvorming over aanvullend klimaatbeleid in de
reguliere begrotingscyclus in het voorjaar van 2023.
102
Hoeveel publiek geld is uitgegeven aan de ontwikkeling van waterstoftechnologie? Wie
is eigenaar van het intellectueel eigendom dat hieruit voortvloeit?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft de publieke uitgaven aan de ontwikkeling van waterstoftechnologie
weer.
Bovengenoemde regelingen stimuleren publiek-private samenwerking. Bij en dergelijke
samenwerking blijven partijen eigenaar van zogeheten «achtergrondkennis» en reeds
bestaande intellectueel eigendomsrechten. Over de kennis die ontstaat tijdens de uitvoering
van het project (voorgrondkennis) maken de partijen onderling afspraken in een samenwerkingsovereenkomst,
welke voorafgaand aan indiening voor publieke stimulering opgesteld dient te zijn.
Hierin wordt een onderscheidt gemaakt in vrij beschikbare kennis, interne know how
(binnen het project) en intellectuele eigendomsrechten.
Voor de omgang met deze typen kennis door publieke instellingen zijn (niet-bindende)
spelregels geformuleerd in de Spelregels voor publiek-private samenwerking bij programmering
en uitvoering van fundamenteel en toegepast onderzoek als onderdeel van het Kennis
en Innovatie Convenant (gepubliceerd via de website van de Topsectoren).
Daarnaast wordt voor vrij beschikbare kennis via de regelingen actief kennisverspreiding
aangemoedigd.
103
Hoeveel publiek geld is uitgegeven aan het aanleggen van waterstofinfrastructuur?
Wie is eigenaar van deze infrastructuur?
Antwoord
Gasunie zal het transportnet voor waterstof aan gaan leggen en zal hiervan eigenaar
en beheerder zijn. Gasunie is een 100% staatsdeelneming. In de Kamerbrief van juli
jl. over de ontwikkeling van het transportnet (Kamerstuk 32 813, nr. 1061) is aangegeven dat de totale investeringskosten voor de ontwikkeling van het transportnet
naar huidige inschatting € 1,5 miljard bedragen. Het Rijk stelt maximaal € 750 miljoen
ter beschikking om de verliezen in de aanloopfase tot 2031 te dekken. De hoogte van
het uiteindelijke bedrag zal afhangen van de snelheid waarmee de waterstofketen zich
ontwikkelt en daarmee het gebruik van de infrastructuur. In 2031 zal duidelijk worden
welk deel van de maximaal € 750 miljoen daadwerkelijk nodig is geweest.
Het Rijk heeft daarnaast al € 35 miljoen gereserveerd voor infrastructuur voor waterstofopslag
op de Rijksbegroting van afgelopen jaar. Additioneel is er € 600 miljoen gereserveerd
voor de derde golf IPCEI, specifiek voor waterstofimport -en opslag infrastructuur.
De allocatie van deze middelen wordt in 2023 verwacht. De projecten die hiervoor geprenotificeerd
zijn bij de Europese Commissie betreffen projecten van private en publieke partijen.
104
Hoeveel publiek geld is er uitgegeven aan de ontwikkeling van windparken op zee? Hoeveel
privaat geld is er besteed aan de ontwikkeling van windparken op zee?
Antwoord
Publiek geld dat uitgegeven is aan de ontwikkeling van windparken op zee bestaat uit
drie categorieën:
(1) Subsidie voor een aantal windparken: Aan SDE+-subsidie is in de periode 2012–2022
in totaal € 8.938,7 miljoen aan subsidie toegezegd, hiervoor is in deze periode in
totaal € 2.243,8 miljoen uitbetaald.
(2) Inpassingskosten: voor de uitrol van de aanvullende routekaart 2030 is er € 1,69 miljard
gereserveerd voor het dekken van de incidentele inpassingskosten. Dit zal verspreid
over de jaren tot en met 2030 worden uitgegeven.
(3) Kosten van het net op zee: Voor de bouw en aanleg, het beheer en het onderhoud van
het net op zee van de locaties Borssele I en II en Hollandse Kust Zuid I en II en
Hollandse Kust Noord, zoals beschreven in de routekaart Wind op Zee in de kamerbrief
van 26 september 2014 (Kamerstuk 33 561, nr. A/11), is in 2027 een subsidie van € 4 miljard verstrekt aan TenneT. Hiervan is tot op
heden € 692,1 miljoen uitbetaald.
Het is lastig om concreet te benoemen hoeveel privaat geld er is besteed aan de ontwikkeling
van windparken op zee, aangezien dit gaat om bedrijfsgevoelige informatie. De inschatting
is dat de private investeringskosten voor windenergie op zee in totaal circa € 42
miljard bedragen voor de uitrol van de aanvullende routekaart 2030 (21 GW). Dit is
gebaseerd op de aanname dat de huidige private investeringskosten gemiddeld circa
€ 2 miljoen per megawatt bedragen.
105
Welke partijen ontvangen een subsidie voor de ontwikkeling van windparken op zee?
Welke subsidiebedragen ontvangen zij?
Antwoord
De windparken Gemini, Luchterduinen en Borssele ontvangen subsidie. Dit bedrag is
afhankelijk van de marktprijs van elektriciteit en het bedrag van de winnende tenderbieding.
In totaal is er € 8,9 miljard toegezegd en is er in de periode 2012–2022 tot nu toe
€ 2,2 miljard subsidie uitbetaald.
106
Met welke private partijen wordt samengewerkt om de windparken op zee te realiseren?
Antwoord
Alle windparken op het Nederlandse deel van de Noordzee zijn gebouwd en worden geëxploiteerd
door private partijen, veelal in de vorm van consortia. Deze partijen zijn momenteel
Ørsted, Vattenfall, Shell, Eneco, Nuon (nu Vattenfall), Mitsubishi Corporation, Northland
Power, Siemens, Van Oord, HVC, Investri Offshore, Green Giraffe Holding.
107
Op welke manier worden de baten van energieopwekking van wind op zee verdeeld?
Antwoord
Windparken op zee worden momenteel zonder subsidie vergund. Dat betekent dat de marktpartij
die het windpark bouwt dit zonder subsidie en voor eigen risico bouwt en exploiteert.
De inkomsten haalt de windparkeigenaar uit de verkoop van de elektriciteit. In de
tender waar het windpark wordt vergund kunnen partijen punten krijgen voor kwalitatieve
criteria (die leiden tot maatschappelijke meerwaarde) of een financieel bod. De tenders
zijn erg competitief. Op deze wijze wordt de verwachte overwaarde uit het project
zoveel als mogelijk afgeroomd.
108
Kunt u uiteenzetten welk percentage van de totale investeringen in wind op zee publiek
is?
Antwoord
Circa 33% van de totale investeringen in wind op zee is publiek.
109
Hoeveel van het geld uit het Norg-akkoord komt terecht bij aandeelhouders van private
partijen en hoeveel komt ten goede van de staat?
Antwoord
De gewijzigde inzet van de gasopslag Norg leidt ertoe dat het Groningenveld binnen
afzienbare tijd definitief gesloten kan worden. Het Norg Akkoord regelt dat in de
gasopslag Norg niet langer Groningengas wordt opgeslagen, maar geconverteerd hoogcalorisch
gas (pseudo-Groningengas). Hierdoor is het mogelijk de gaswinning in Groningen te
verlagen met in totaal 11,9 miljard m3.
De vergoeding bestaat uit vier elementen: de extra inkoopkosten van GasTerra voor
het pseudo-Groningengas dat opgeslagen wordt in de gasopslag Norg, de extra transportkosten,
de extra kosten door het wegvallen van flexibele inzet van Norg en gederfde inkomsten
door het wegvallen van optimalisatiemogelijkheden bij de verkoop van gas door GasTerra.
Het belangrijkste onderdeel van de vier elementen van de vergoeding bestaat uit de
inkoop van in totaal 11,9 miljard m3 hoogcalorisch gas. In het Norg akkoord is afgesproken dat vermindering van de Groningen-productie
voor NAM neutraal uitpakt. Dat was voor Shell en ExxonMobil voorwaarde om Norg ter
beschikking te willen stellen. Zonder het Norg akkoord zou NAM gas uit het Groningenveld
hebben opgeslagen in Norg om dit te verkopen op de markt. Er wordt geen Groningengas
opgeslagen maar geconverteerd H-gas en dat moet worden ingekocht. De Staat vergoedt
daarom NAM de inkoop van het gas.
De vergoeding conform het Norg akkoord wordt in de ontwerpbegroting geraamd op ongeveer
€ 8,5 miljard inclusief BTW en ongeveer € 7 miljard exclusief BTW. Als gevolg van
het Norgakkoord wordt er door NAM 11,9 miljard m3 gas ingekocht op de markt. Dit gas wordt gebruikt in plaats van Groningengas. De
door NAM ontvangen btw wordt door NAM weer geheel afgedragen aan de Staat. Van de
overige € 7 miljard komt 40% ten goede aan EBN (conform de economische verhoudingen
in het gasgebouw), die dividend afdraagt aan EZK. Over de resterende 60% draagt NAM
winstaandeel en vennootschapsbelasting af. Ook de solidariteitsheffing, waarover de
Kamer recent geïnformeerd is (Kamerstuk PM week 44), leidt tot afdrachten over de
Norg-vergoeding.
In de voorjaarsnota 2022 is een raming opgenomen hoe de bedragen door het gasgebouw
lopen. Zie ook bijlage 4 bij de Voorjaarsnota 2022 waarin deze systematiek is toegelicht.
(Kamerstuk 36 120, Nr. 1). Het uiteindelijke te betalen bedrag wordt bepaald door de werkelijke gasprijzen.
De staat ontvangt tevens zo’n € 1,5 miljard aan belastinginkomsten voortkomend uit
het Norg-akkoord, zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 87.
110
Met hoeveel wordt de raming voor ontvangsten in het kader van het Emission Trade System
(ETS) verhoogd?
Antwoord
De raming wordt berekend op basis van de verwachte ETS-prijs. Als de verwachte ETS-prijs
toe- of afneemt, wordt de raming voor ontvangsten daaraan aangepast. De prijs van
een ETS-emissierecht wordt bepaald door vraag en aanbod op de markt. Met het aangescherpte
ETS-plafond als gevolg van de ophoging van het EU CO2-reductiedoel zal de hoeveelheid rechten sterker afnemen, en de prijs naar verwachting
gemiddeld toenemen. Op de langere termijn zullen er steeds minder rechten worden geveild
en worden tevens de gratis rechten uitgefaseerd.
111
Op welke manier wordt de heffing leveringszekerheid verhaalt op de energiesector?
Kunt u de opbrengsten van de heffing uitgesplitst per bedrijf geven?
Antwoord
Zoals aangekondigd (Kamerstuk 29 023, nr. 302) is het kabinet voornemens om de uiteindelijke kosten gemoeid met het vullen van
de gasopslagen via een heffing te verhalen op gebruikers van het gastransportnet.
Op die manier kan de rekening voor het vullen van de gasopslagen worden gelegd bij
de gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen (leveringszekerheid),
inclusief de gebruikers in het buitenland. Het zal gaan om een heffing op geboekte
capaciteit voor transport via het landelijk gastransportnet van Gasunie Transport
Services (GTS), dit bovenop – maar niet in – de tarieven voor gastransport. De heffing
wordt ingesteld voor de periode 2024–2027. Er kan geen uitsplitsing per bedrijf worden
verstrekt, enerzijds omdat de heffing nog moet worden uitgewerkt en anderzijds omdat
dergelijke gegevens bedrijfsvertrouwelijk zijn.
112
Hoeveel verzoeken in het kader van de Wet open overheid (Woo) heeft het Ministerie
van EZK ontvangen in 2022?
Antwoord
In 2022 heeft het Ministerie van EZK 115 verzoeken in het kader van de Wet open overheid
(Woo) ontvangen.
Daarvan waren 52 verzoeken groot en complex, bijvoorbeeld door de hoeveelheid documenten
of complex door het onderwerp waar het verzoek over gaat. Een omvangrijk verzoek is
als er meer dan 250 documenten wordt opgeleverd met het besluit.
Ook waren er op bepaalde dossiers veel Woo-verzoeken, zoals PAS, gastransities Groningen,
stikstof, klimaat en energie.
113
Hoeveel van de Woo-verzoeken die het Ministerie van EZK heeft ontvangen in 2022 zijn
op tijd beantwoord?
Antwoord
Van de 115 ontvangen Woo-verzoeken zijn er 9 tot nu toe op tijd afgehandeld. Veel
van de verzoeken zijn in deze laatste periode binnengekomen en lopen nog steeds.
Ook kan dit komen door de omvang en complexiteit van een verzoek. In bepaalde gevallen
is er al contact geweest met de verzoeker om een ander afspraak te maken over de deadline.
We verwachten dat we dit jaar 70 tot 80% van de openstaande verzoeken afhandelen.
114
Voor hoeveel van de Woo-verzoeken die het Ministerie van EZK heeft ontvangen in 2022
is uitstel voor de beantwoording aangevraagd?
Antwoord
Dit wordt vaak aangevraagd als er meerdere departementen bij hetzelfde verzoek betrokken
zijn. Dit kost meer tijd om het een en ander af te stemmen over het verzoek. Ook wordt
uitstel gevraagd als het om een groot verzoek gaat of de reikwijdte is niet duidelijk
genoeg. De reden dat er voor de overige verzoeken (nog) geen uitstel is aangevraagd,
omdat veel verzoeken met deelbesluiten wordt gewerkt in afstemming met de verzoeker.
Er is dus veel contact met de verzoekers.
115
Welke stappen zijn er ondernomen om de Woo-verzoeken binnen de organisatie sneller
te behandelen?
Antwoord
In 2022 zijn verschillende stappen ondernomen om het Woo-proces te versnellen. Het
gaat om ontwikkelingen die al eerder zijn ingezet en ook doorlopen in de komende jaren.
Het Ministerie van EZK trekt hierin samen op met het Ministerie van LNV. Dit heeft
als voordeel dat mensen en middelen optimaal worden benut en flexibel kunnen worden
ingezet daar waar de noodzaak het grootst is.
Hieronder worden enkele voltooide en ingezette acties uitgelicht.
– Het invoeren van ondersteunende software en instrumenten ter verlichting van de arbeidslast
door taken (deels) te automatiseren. Voorbeelden hiervan zijn Octobox voor het automatisch
lakken en Zoek & Vind voor het sneller doorzoeken van systemen. Daarnaast wordt er
een nieuw document management systeem ingevoerd dat moet leiden tot verbetering van
de informatiehuishouding en daarmee tot een snellere behandeling van Woo-verzoeken.
Deze instrumenten en systemen worden momenteel getest en worden in het eerste kwartaal
van 2023 in gebruik genomen.
– Binnen EZK en LNV loopt een Woo-optimalisatietraject. Door middel van dit traject
wordt gekeken waar en hoe processtappen efficiënter georganiseerd kunnen worden om
verzoeken sneller af te handelen. Zo wordt er vaker actief contact gezocht met de
verzoeker om samen sneller tot de kern van de zaak te komen. Daarnaast is de tekeningsbevoegdheid
voor Woo-verzoeken lager in de organisatie belegd, zodat er in de besluitvorming minder
«bottlenecks» ontstaan.
– De directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) heeft zich ten aanzien van de advisering
en begeleiding van Woo-verzoeken uitgebreid, is verder geprofessionaliseerd en heeft
de Woo-taken geconcentreerd in één afdeling.
– Momenteel wordt de personele capaciteit voor de afhandeling van Woo-verzoeken verder
vergroot. Bij WJZ behelst dit het instellen van een stafbureau Woo en het toevoegen
van een nieuwe geleding juridisch medewerkers. Binnen de beleidskern worden medewerkers
openbaarmaking en transparantie ingezet voor het meewerken aan Woo-verzoeken en het
verbeteren van de informatiehuishouding.
– Nieuwe en bestaande medewerkers op het gebied van de Woo krijgen door middel van een
platform trainingen en instructies. Daarnaast wordt uitwisseling van kennis en ervaring
georganiseerd.
– We werken aan een Woo-Dashboard om gerichter te sturen op snelle afhandeling van Woo-verzoeken.
– We doen mee aan een interdepartementale Woo-pilot om kennis, inzichten en ervaringen
op bovenstaande acties interdepartementaal niveau te delen.
116
Hoeveel aanvragen zijn er gedaan voor de BMKB? Wordt deze regeling nog geëvalueerd?
Zo ja, wanneer deelt u deze evaluatie met de Kamer?
117
Hoeveel borgstellingen onder de BMKB zijn er verstrekt?
Antwoorden 116 en 117
In 2022 zijn er tot en met het derde kwartaal 777 BMKB kredieten verstrekt. Gemiddeld
worden er per jaar ongeveer 3.000 BMKB kredieten verstrekt. De BMBK-regeling is dit
jaar nog geëvalueerd over de periode 2015–2020. De evaluatie en de bevindingen zijn
op 15 juli 2022 met de Kamer gedeeld in de Kamerbrief over Mkb-financiering: knelpunten
en acties (Kamerstuk 32 637-502, 2021–2022). De BMKB-regeling wordt elke 5 jaar geëvalueerd. De volgende evaluatie
zal derhalve in 2026 plaatsvinden.
118
Hoe vaak is een beroep gedaan op de BMKB omdat er financiële problemen ontstonden
binnen een bedrijf? Hoeveel geld heeft dit de overheid gekost? Welke rente-inkomsten
ontvangt de overheid voor deze BMKB?
Antwoord
Het doel van de BMKB is om kleine en middelgrote bedrijven (mkb) die in de kern gezond
zijn qua rentabiliteit en continuïteit, maar te weinig zekerheden hebben, te ondersteunen
bij het verkrijgen van krediet dat men anders niet zou hebben gekregen. In de meeste
gevallen is het doel van de BMKB het verkrijgen van werkkapitaal (33%), onroerend
goed, hypothecair krediet (31%) of overnames (27%) blijkt uit de evaluatie van de
BMKB 2015–2020. De BMKB is sinds 2016 een kostendekkende regeling. De overheid ontvangt
provisie inkomsten bij het afsluiten van de BMKB. Dit percentage varieert tussen de
3,9 en 5,85%. De overheid ontvangt geen rente-inkomsten. De inkomsten en uitgaven
met betrekking tot de BMKB staan op pagina 24 van het Jaarverslag EZK 2021 (Kamerstuk
36 100-XIII, nr. 1, 2021–2022) voor de jaren 2020 en 2021 als volgt gespecificeerd:
119
Hoeveel geld is er op de begroting gereserveerd voor de BMKB?
Antwoord
De BMKB kent een jaarlijks garantiebudget van € 765 miljoen, hiervan is € 200 miljoen
gereserveerd voor de BMKB Groen. De huidige omvang van de begrotingsreserve (risicovoorziening)
is ca. € 205 miljoen, waarvan ca. € 79 miljoen voor de BMKB-C is gealloceerd. De begrotingsreserve
is bedoeld om eventuele schadegevallen te dekken indien de inkomsten voor de overheid
in dat jaar niet dekkend zijn ten opzichte van de schadegevallen. De BMKB is een kostendekkende
regeling.
120
Welke investeringen zijn er gedaan in aardwarmte (geothermie)? Hoeveel geld is dit
geweest? Hoeveel meer aardwarmte projecten zijn er hierdoor? Hoeveel energie wekt
dit op?
Antwoord
Er zijn verschillende soorten investeringen gedaan om de ontwikkeling van geothermie
in Nederland te ondersteunen Zo stelt EZK geld beschikbaar voor de ontwikkeling van
ultradiepe geothermie (UDG). Via het SCAN-project wordt door EBN de kennis van de
geologie van verschillende regio’s vergroot. Tenslotte is er sinds 2012 exploitatiesubsidie
voor geothermie in de SDE++-subsidieregeling beschikbaar.
Ultra diepe geothermie (UDG): Geothermie is ook een optie voor de verduurzaming van
de procesindustrie. Omdat daar hoge temperaturen voor nodig zijn, vraagt dit om hele
diepe boringen (Ultra Diepe Geothermie: 4–6 km). Om de mogelijkheden hiervan te verkennen
is er in de afgelopen jaren door een aantal industriële consortia gezamenlijk onderzoek
gedaan naar de haalbaarheid. De uitkomsten van het onderzoek zijn niet eenduidig.
Deze fase van het project, waarvoor EZK een subsidie van € 10,5 miljoen beschikbaar
heeft gesteld, is nu afgerond. Ongeveer de helft van deze gelden is uiteindelijk niet
gebruikt. Een proefboring is waarschijnlijk de enige weg, om een betrouwbaar inzicht
te krijgen. Dit onderzoek heeft vooralsnog niet tot concrete projecten geleid.
SCAN:
Het belangrijkste ondernemingsrisico voor geothermie zit in de kennis over de opbouw
van de ondergrond en de eigenschappen er van. In die gebieden in Nederland waar olie-
en gaswinning plaatsvindt of plaats heeft gevonden is de kennis van de ondergrond
goed, maar in de andere delen van Nederland is deze onvoldoende. Dit betekent dat
het uitvoeren van geothermie in deze regio’s een te groot geologisch risico is. Om
deze reden heeft EZK aan EBN gevraagd om door middel van seismiek en wetenschappelijke
boringen deze gebieden qua kennis beter te ontsluiten. Dit wordt door EBN uitgevoerd
in het SCAN-project, waarvan de nieuwe seismiek nu gereed is. In 2023 wordt gestart
met de wetenschappelijke boringen. Het SCAN project heeft tot nu toe 40 miljoen gekost.
De uitvoering van maximaal 10 wetenschappelijke boringen, waarvan de voorbereidende
werkzaamheden al zijn uitgevoerd in 2022, gaat 90 miljoen kosten. Omdat dit onderzoek
nog loopt, is nog niet aan te geven wat dit getalsmatig gaat betekenen voor de versnelling
van geothermie.
SDE:
Er zijn op dit moment (stand: oktober 2022) 28 geothermieprojecten met een SDE++-beschikking
gerealiseerd. De totale beschikte productie van deze projecten is ca. 3 TWh. De beschikte
maximale subsidie voor deze projecten is ca. € 1,6 miljard. De werkelijke kasuitgaven
aan SDE++ voor de komende jaren die voortvloeien uit deze beschikkingen, zullen waarschijnlijk
lager zijn. Deze hangen af van de jaarlijkse marktwaarde van de warmte en de daadwerkelijke
energieproductie van de beschikte projecten.
121
Zijn er al effecten zichtbaar van het programma Beter Aanbesteden? Zo ja, welke effecten
zijn dit? Wordt dit programma nog nader geëvalueerd?
Antwoord
In oktober is gestart met een monitoring om te kijken of er al effecten zichtbaar
zijn in de markt. De uitslag van deze monitoring zal worden gebruikt om de richting
van het programma zo nodig aan te passen voor 2023 en 2024. De verwachting is dat
deze eerste monitoring eind 2022 wordt afgerond. Over de uitslag zal Kamer geïnformeerd
worden via een brief.
Het vervolgprogramma Beter Aanbesteden is momenteel in volle gang. De programmering
van activiteiten komt tot stand in nauw overleg met VNG en VNO-NCW/MKB-Nederland.
Het programma is gericht op het verbeteren van het inkoopproces en de dialoog en samenwerking
tussen overheden en ondernemers.
Om dit te bereiken worden verschillende type bijeenkomsten georganiseerd, zoals marktdagen,
kennissessies en de #WeekvanBeterAanbesteden. Deze zijn door honderden ondernemers
en aanbestedende diensten bezocht en worden door hen als zeer positief ervaren. Dit
is te concluderen uit de ontvangen terugkoppelingen over de evenementen. Verder adviseren
regiomanagers Beter Aanbesteden maandelijks tientallen (regionale) partijen over diverse
inkoopvraagstukken. Ook heeft het programma diverse nieuwe handvatten opgeleverd om
het inkoopproces en de samenwerking te verbeteren, zoals handreikingen, factsheets
en animaties. Bijvoorbeeld over hoe de dialoog tussen aanbestedende diensten en ondernemers
past binnen de kaders van de regelgeving.
Daarnaast is in 2022 ook een subsidieregeling gestart, deze kon rekenen op veel inschrijvingen
en inmiddels is het volledige budget uitgeput. Belanghebbenden konden zich inschrijven
met een plan om de aanbestedingspraktijk verder te professionaliseren. De plannen
die aansloten bij het vervolgprogramma Beter Aanbesteden ontvingen een subsidie om
dit plan uit te voeren. Momenteel zijn de organisaties die een subsidie hebben ontvangen
volop bezig met de uitvoering van hun plan.
122
Welke afweging ligt ten grondslag aan het bepalen van de juiste verhouding tussen
overheid en bedrijfsleven bij aanbestedingen?
Antwoord
Voor het uitvoeren van haar publieke taken moet een overheid een afweging maken of
ze iets zelf doet (inbesteden), of aan de markt overlaat door een opdracht in de markt
te zetten (aanbesteden). Het algemeen belang staat bij het maken van deze afweging
voorop. Als de overheid ervoor kiest om een beroep te doen op de markt, dan is zij
gebonden aan de aanbestedingswet- en regelgeving.
De aanbestedingsregelgeving heeft als doel dat overheidsgelden op een doeltreffende
en doelmatige manier worden uitgegeven. Daarbij is het van belang dat marktpartijen
een gelijke kans krijgen om deel te nemen aan de aanbesteding. Deze gelijke kans moet
er ook zijn voor het mkb. Bij de totstandkoming van de regelgeving worden overheid
en bedrijfsleven al in een vroeg stadium betrokken. Bijvoorbeeld met stakeholderoverleggen
en klankbordgroepen waar vertegenwoordigers van beide partijen aan tafel zitten. Door
goed in gesprek te blijven met beide partijen maken we een goede afweging tussen de
overheid en het bedrijfsleven bij het nastreven van de doelen van de aanbestedingsregelgeving.
123
Op welke gebieden/ in welke sectoren wordt er momenteel geëxperimenteerd met blockchaintechnologie?
Antwoord
De Dutch Blockchain Coalitie (DBC) richt zich, in lijn met het missiegedreven gedreven
innovatiebeleid, op blockchain-toepassingen die bijdragen aan het oplossen van de
grote maatschappelijke en economische uitdagingen waar Nederland voor staat. Daarom
wordt met overheden, bedrijven en kennisinstellingen gezocht naar opschaalbare toepassingen
in de gebieden gezondheid en zorg, energie & duurzaamheid, logistiek, veiligheid,
en mobiliteit. Concreet gaat het dan om projecten als de vastlegging van de duurzaamheidskenmerken
van biofuels, de ontwikkeling van een ondernemingspaspoort dat het oprichtingsproces
en het handelen in het economisch verkeer van een onderneming efficiënter en eenvoudiger
kan maken, het via een bodempaspoort kunnen volgen en herleiden van grondstromen,
een track & trace systeem voor de zoutlogistiek, een data marktplaats voor het delen
van data en algoritmes gerelateerd aan mobiliteit, of een persoonlijke regelingen
assistent waarmee burgers en bedrijven makkelijker subsidies aan kunnen vragen, sneller
kunnen zien waarop men recht heeft, en bezwaar en beroep kunnen worden gestroomlijnd.
124
Kunt u, gelet op het feit dat het de ambitie is om koploper op digitale economie te
zijn en naar verwachting 5G band voor mobiel beschikbaar wordt gesteld voorafgegaan
door een veiling, een preciezer tijdspad geven?
Antwoord
Bij Kamerbrief van 23 september 2022 (Kamerstuk 24 095, nr. 567) is aangegeven dat er meer tijd nodig is om te komen tot publicatie van het definitieve
besluit tot wijziging van publicatie van het besluit van het Nationaal Frequentieplan
2014 (NFP) dat voor de 3,5 GHz-band nodig is, dan de oorspronkelijk gecommuniceerde
streefdatum van 1 oktober 2022. Het is de verwachting dat uiterlijk eind van het jaar
dit besluit genomen kan worden. Er zijn meerdere onzekere factoren van invloed op
de werkelijke datum van beschikbaarstelling van de 3,5 GHz-band. Dat geldt onder meer
voor de migratie van 12 lokale vergunninghouders en daarnaast kan de inhoud van het
wijzigingsbesluit van invloed zijn op bijvoorbeeld de keuze van het veilingmodel en
de complexiteit van de migratie. Het streven blijft om de 3,5 GHz-band per 1 december
2023 beschikbaar te stellen voor landelijk mobiel gebruik, alhoewel de kans op vertraging
is toegenomen. Omdat het definitieve wijzigingsbesluit nog niet is genomen en de planning
daarvan mede afhankelijk is, kan er nog geen preciezer tijdspad worden gegeven.
125
Zijn er naast de SMEI nog andere Europese voorstellen in voorbereiding die zien op
het verbeteren van de Europese interne markt?
Antwoord
Naast de SMEI, die beoogt de weerbaarheid van de interne markt in algemene zin te
verbeteren, zijn er andere Europese voorstellen in voorbereiding die zien op het verbeteren
van de (weerbaarheid van de) Europese interne markt op specifieke terreinen. In de
actualisering van haar industriestrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 3134) kondigde de Europese Commissie vorig jaar een gezamenlijk formulier voor het melden
van detacheringen op vrijwillige basis aan. Het is nog niet bekend wanneer de Commissie
dit voorstel presenteert.
Andere voorstellen waarover nu wordt onderhandeld of die in onderhandeling zijn, betreffen
onder meer de volgende voorstellen. De EU Chips Act beoogt EU-tekorten van halfgeleiderproducten
aan te pakken en de interne markt voor te bereiden op toekomstige verstoringen in
de toeleveringsketen (Kamerstuk 22 112, nr. 3369). Een tweede voorstel, de Data Act, beoogt de gedeelde toegang tot en het gedeeld
gebruik van gegevens tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en overheden te
bevorderen (Kamerstuk 22 112, nr. 3395). Een derde voorstel, de European Cyber Resilience Act, heeft tot doel het beschermen
van de markt en consumenten tegen onveilige producten door gemeenschappelijke cyberbeveiligingsregels
in te voeren voor fabrikanten.13 Een vierde voorstel beoogt de publieke kapitaalmarkten aantrekkelijker voor EU-bedrijven
te maken en de toegang tot kapitaal te vergemakkelijken voor het mkb. Dit voorstel
wordt binnenkort verwacht. Een vijfde voorstel, de Critical Raw Materials Act, heeft
tot doel de versterking van de monitoringcapaciteit van de EU, Europese waardeketens
en EU-extern beleid op het gebied van kritieke grondstoffen. Dit voorstel wordt in
het eerste kwartaal van 2023 verwacht.
Voor een gedetailleerd overzicht van de voorgenomen voorstellen van de Europese Commissie
wordt u verwezen naar het Commissiewerkprogramma voor 2023.14 Uw Kamer zal separaat een appreciatie van het Commissiewerkprogramma ontvangen.
126
In hoeverre kan het mkb, gelet op het feit dat in het coalitieakkoord is afgesproken
te investeren in digitale innovatie en digitale vaardigheden, van deze inzet profiteren?
Antwoord
Het mkb profiteert van diverse investeringen in onderzoek, innovatie en human capital,
zoals het Nationaal Groeifonds. Zo kent het AiNed-programma van het Nationaal Groeifonds
specifieke actielijnen gericht op het helpen van het mkb, waar onder het bevorderen
van R&D samenwerkingsprojecten en projecten met onderwijsinstellingen voor onderwijs
en toegepast onderzoek bij het mkb. Daarnaast is er het vrijwel landelijk dekkend
netwerk van digitale werkplaatsen waarbij studenten mkb’ers helpen met het implementeren
van digitale technologieën. Ook zijn er de Europese Digitale Innovatiehubs (EDIHs)
die zich richten op de toepassing van geavanceerde technologie in het mkb. Via de
EDIHs kunnen mkb-bedrijven een beroep doen op technische expertise en ontstaan verschillende
mogelijkheden voor financieringsadvies, opleidingen en testen via pilot- en demonstratieprojecten.
Het programma Smart Industry heeft als doel om digitalisering te benutten in de brede
maakindustrie. In de Smart Industry schaalsprongagenda 2022–2026 zijn concrete ambities
opgenomen om mkb- bedrijven een significante stap te laten zetten op het gebied van
digitalisering van hun fabrieken. Ook wordt er geïnvesteerd in scholing op het gebied
van digitale vaardigheden waardoor nieuwe digitale technologieën in de bedrijfsomgeving
toegepast kunnen worden.
127
Hoe wordt er, mede gelet op de beleidsdoelstellingen, aandacht besteed aan het vergroten
van kennis bij het mkb over digitale weerbaarheid? Hoeveel financiële middelen stelt
het Ministerie van EZK hiervoor beschikbaar?
Antwoord
Hiervoor verwijst de Minister voor Economische Zaken en Klimaat naar de brief die
deze zomer samen met de collega van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer is gestuurd
(Kamerstuk 26 643, nr. 907) over preventie cybercrime in het midden- en kleinbedrijf. Daarnaast wordt gewerkt
aan de algemene versterking van de cyber security en het tegengaan van cybercrime.
De nieuwe Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS) is 10 oktober aan uw Kamer toegezonden.
In de NLCS zijn concrete maatregelen opgenomen om de weerbaarheid van bedrijven te
verhogen. Over de integrale aanpak van cybercrime is uw Kamer ieder jaar geïnformeerd,
meest recentelijk op 28 mei 2021 (Kamerstuk 26 643, nr. 768).
Specifiek voor de weerbaarheid van het bedrijfsleven is voor 2023 € 5,6 miljoen beschikbaar,
incl. € 2,1 miljoen uit het Coalitieakkoord.
128
Kunt u het budget van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) uitsplitsen over de verschillende
taken die de ACM uitvoert? Hoe worden de kosten van de ACM nu over de marktpartijen
verdeeld?
Antwoord
De ACM is een onafhankelijke toezichthouder, het Bestuur van de ACM beslist over de
allocatie van het budget aan de taken van de ACM en het prioriteren van haar taken.
De kosten voor apparaatsuitgaven van de ACM organisatie zijn meerjarig geraamd op
artikel 40 van de EZK-begroting en zijn voor 2023 € 78.775 miljoen.
Het totale budget van de ACM over 2023, toebedeeld naar de toezichtstaken is als volgt:
Toezichtsdirecties ACM incl. overhead
Totale begroting 2023 naar toezichtsdirecties in €
Consumenten
18.050
Energie
20.154
Mededinging
19.668
Telecom, Vervoer en Post
13.962
Zorg
6.941
Totaal Toezichtsdirecties
78.775
Bij deze toebedeling zijn de indirecte kosten toegerekend aan de toezichtstaken van
de ACM.
De ACM maakt kosten voor haar toezicht op verschillende marktorganisaties. Artikel
6a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt bepaalt dat de
sommige kosten van de ACM die samenhangen met de uitvoering van haar taken ten laste
worden gebracht van marktorganisaties. De hoogte hiervan wordt conform het Besluit
doorberekening kosten ACM geregeld in de Regeling doorberekening kosten ACM. De kosten
die de ACM voor haar toezicht maakt, wijzigen jaarlijks. De bedragen hiervoor stelt
de Minister van Economische Zaken en Klimaat jaarlijks vóór 1 mei vast door een wijziging
van de Regeling doorberekening kosten ACM (Regeling) die in de Staatscourant gepubliceerd
wordt.
Over de afgelopen jaren is ca. 25% van de totale kosten van de ACM jaarlijks doorbelast
aan de marktpartijen. De overige 75% komt ten laste van de Staat. Kosten die de ACM
doorbelast hebben o.a. betrekking op toezicht op de sectoren telecom, post en energie
en fusieonderzoeken. De doorberekende kosten aan marktpartijen zijn geraamd onder
artikel 40 van de EZK-begroting.
129
Kunt u de post «cybersecurity» onder «Subsidies (regelingen)» in tabel 12 nader uitsplitsen?
Welke regelingen vallen hieronder en om welke bedragen gaat het?
Antwoord
Ter verhoging van de cyberweerbaarheid van ondernemend Nederland, stimuleert het Digital
Trust Center (DTC) samenwerkingsverbanden van bedrijven in niet-vitale sectoren met
de subsidieregeling Cyberweerbaarheid. Voor de periode 2021 tot en met 2023 is door
EZK € 1 miljoen per jaar beschikbaar gesteld om toe te kennen aan cybersecurity initiatieven
of samenwerkingsverbanden. Projecten die de cyberweerbaarheid van bedrijven vergroten,
op een structureel blijvende wijze én die schaalbaar is voor alle ondernemers in Nederland,
kunnen een subsidie ontvangen van maximaal 200.000 euro verspreid over 1 tot 3 jaar.
Het jaarlijks beschikbare budget voor verplichtingen is € 1 miljoen, de in tabel 12
opgenomen bedragen zijn de daadwerkelijke uitgaven en representeren het kasritme verspreid
over drie jaar. Deze bedragen worden jaarlijks bijgesteld naar aanleiding van de RVO-prognose.
Dit zijn de ingediende, beoordeelde en door het RVO goedgekeurde subsidieaanvragen.
130
Is er in 2023 budget voor de Subsidieregeling Cyberweerbaarheid en zo ja, hoeveel?
Antwoord
Er is in 2023 opnieuw een bedrag van € 1 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling
Cyberweerbaarheid. Op dit moment wordt onderzocht of de huidige subsidieregeling in
stand wordt gehouden of dat dit budget op een andere wijze, maar met dezelfde doelstelling,
namelijk verhogen van de cyberweerbaarheid van ondernemend Nederland, wordt ingezet.
De beoordelingscommissie van de subsidievoorstellen zal hierover een advies uitbrengen
op basis van de kwaliteit van de ingediende voorstellen. Daarnaast vindt er een onderzoek
plaats door het Digital Trust Center (DTC) naar de effectiviteit van de samenwerkingsverbanden
die zijn ontstaan uit de subsidieregeling Cyberweerbaarheid. Tenslotte zal mee wegen
in hoeverre de kwantitatieve doelstelling van 50 samenwerkingsverbanden in 2023 is
gehaald.
131
Wat zijn tot nu toe de ervaringen met de Subsidieregeling Cyberweerbaarheid in de
praktijk?
Antwoord
De subsidieregeling Cyberweerbaarheid wordt door de markt goed ontvangen en geeft
de subsidieontvangers de mogelijkheid om hun projecten op het gebied van cybersecurity
op te starten en uit te voeren. De ervaringen en resultaten van de huidige subsidieontvangers
worden zoveel mogelijk gedeeld om ook andere partijen te stimuleren projecten op te
starten en uit te voeren. Daarnaast wordt vanuit het Digital Trust Center (DTC) actief
gewerkt om de subsidieontvangers met elkaar in contact te brengen om van elkaar te
leren. Daardoor ontstaan weer nieuwe initiatieven. Een voorbeeld hiervan is het CYRA
(CYber RAting) project. Dit is een samenwerkingsverband dat is ontstaan uit meerdere
door het DTC gestimuleerde samenwerkingspartijen.
132
Welke concrete stappen worden gezet om in 2023 en daarna de strategische autonomie
van de Nederlandse economie te bevorderen?
Antwoord
Het kabinet vindt het van belang om de Nederlandse open strategische autonomie te
versterken. Het kabinet heeft de Nederlandse inzet vormgegeven langs drie bouwstenen
die met elkaar samenhangen en elkaar versterken: 1) het structureel versterken van
de politiek-economische fundamenten van de EU; 2) het mitigeren van de risico’s van
strategische afhankelijkheden; en 3) het vergroten van het geopolitiek handelingsvermogen
van de EU. In de Kamerbrief Open Strategische Autonomie die medio november met uw
Kamer zal worden gedeeld, zal de Minister van Economische Zaken en Klimaat samen met
de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van
Buitenlandse Zaken nader ingaan op het kabinetsbeleid.
133
Hoeveel procent van het bbp investeert Nederland in innovatie, mede gelet op het Europese
streefcijfer?
Antwoord
Cijfers van het CBS geven aan dat Nederland in 2020 2,31% van het bbp investeerde
in R&D. Een cijfer over 2021 is nog niet beschikbaar15. Het Europese streefcijfer is 3%.
134
Hoe groot is het bedrag dat ziet op de 0,1% «Nog niet ingevuld/vrij te besteden» in
tabel 14?
Antwoord
Het bedrag dat ziet op de 0,1% «Nog niet ingevuld/vrij te besteden» is € 0,2 miljoen.
Dit betreft het onderzoeksbudget van Directie Europese en Internationale Zaken en
bestaat uit HGIS-middelen.
135
Hoe groot is het bedrag dat ziet op de 1,8% «Beleidsmatig gereserveerd» in tabel 14?
Antwoord
Het bedrag dat ziet op de 1,8% «Beleidsmatig gereserveerd» is € 6,3 miljoen. Dit betreft
een deel van het budget van Digital Trust Center (€ 0,9 miljoen), Cyber Security (€ 2,7
miljoen), ICT beleid (€ 2 miljoen) en beleidsvoorbereiding en evaluaties Veiligheid
en Frequenties (€ 0,7 miljoen).
136
Hoeveel procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) wordt in 2023 naar verwachting
uitgegeven aan Research en Development (R&D)? Welke stappen neemt u om zo snel mogelijk
te voldoen aan de doelstelling van 2,5%?
Antwoord
In 2020 werd 2,31% van het bbp uitgegeven aan R&D. Een cijfer over 2021 is nog niet
beschikbaar16. De R&D-uitgaven zijn in 2020 als percentage van het bbp fors gestegen ten opzichte
van 2019, toen ze nog 2,18% van het bbp bedroegen. Hierbij speelt een belangrijke
rol dat het bbp een negatieve invloed ondervond van de coronacrisis. De uitgaven aan
R&D stegen met 3,4%, en in combinatie met een daling van het bbp van 1,6% zorgde dit
voor een sprong in de R&D-uitgaven als percentage van het bbp.
Het is moeilijk in te schatten hoeveel procent van het bbp in 2023 wordt uitgegeven
aan R&D. Dat hangt af van de vraag hoe de ontwikkeling van de R&D-investeringen na
2020 zal zijn in verhouding tot de groei van het bbp. Mogelijk heeft inhaalgroei van
het bbp na de coronacrisis een neerwaarts effect op de R&D-uitgaven in verhouding
tot het bbp in de jaren na 2020.
Wat er op langere termijn gebeurt met dat percentage, is ook onzeker. Het doel blijft
om de R&D-uitgaven als percentage van het bbp te laten stijgen. In het Coalitieakkoord
zijn extra investeringen in R&D aangekondigd. De inzet van de middelen in het Nationaal
Groeifonds wordt nu op 2 in plaats van 3 pijlers gericht, waardoor er meer middelen
beschikbaar zijn gekomen voor R&D- en innovatieprojecten. Ook is een fonds voor onderzoek
en wetenschap gestart, met een financiële omvang van € 5 miljard over een periode
van 10 jaar.
Daarbij is het goed nog op te merken dat het kabinet in onder meer de industriebrief
(Kamerstuk 29 826, nr. 147) heeft aangegeven dat we er naar streven dat op langere termijn de uitgaven aan R&D
stijgen tot 3% van het BBP, zonder dat het private aandeel daalt. Dat betekent dus
ook dat we verwachten dat de extra investeringen die het kabinet doet ook gepaard
gaan met hogere investeringen van het bedrijfsleven.
137
Wat wordt bedoeld met een «actievere rol» voor het Rijk in het samen met de regio’s
zoeken naar slim ruimtegebruik? Ziet u hier ook een rol voor de ROM’s?
Antwoord
Rijk en regio werken actief samen om een brede ruimtelijke afweging te kunnen maken
op de ruimtelijke opgaven in Nederland, waaronder ruimte voor economie. Als gevolg
van de Ruimtelijke Ordeningbrief (kenmerk 2022–0000268154) gebeurt dit enerzijds via
de Nationale beleidsprogramma’s gericht op de fysieke leefomgeving zoals het Programma
Werklocaties, en anderzijds het NOVEX programma van mijn collega van VRO. De komende
tijd werken we deze inzet uit samen met provincies en andere partners in de regio.
De schaarste aan fysieke ontwikkelruimte vraagt om een zorgvuldige toepassing van
de NOVI afwegingsprincipes, zoals meervoudig en slim ruimtegebruik (denk aan functiecombinaties
zoals zon op dak).
De Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) leveren een belangrijke bijdrage
aan de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen via business development, internationalisering
en financiering van het innovatief mkb; en daarmee versterking van de economische
structuur in de regio’s. Vanuit die rollen kunnen de ROM’s knelpunten signaleren en
geleerde lessen aandragen, die bijdragen aan zowel de versterking van de economie
en werkgelegenheid als de brede ruimtelijke afweging in de regio. Vooralsnog voorzie
ik voor de korte termijn geen uitvoerende rol voor de ROM’s
Naast de ROM’s kennen sommige regio’s ruimtelijke ontwikkelbedrijven, die werken aan
de herstructurering en transformatie van werklocaties. Voorbeeld hiervan is de NV
Ontwikkelmaatschappij Utrecht of de Herstructureringsmaatschappij Overijssel. Deze
bedrijven investeren in de verduurzaming en intensivering van bestaande bedrijventerreinen
door met beperkte overheidsmiddelen een multiplier aan private investeringen te genereren.
Deze initiatieven kennen geen betrokkenheid vanuit het rijk. In overleg met regio’s
zullen de mogelijkheden voor uitwisseling van goede voorbeelden en ervaringen worden
verkend.
Toelichting
Novi afwegingsprincipes:
1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
3. Afwentelen wordt voorkomen
Programma Werklocaties, Ruimte voor economische activiteiten
Er is sprake van een toenemende ruimtedruk in Nederland. Opgaven zoals de woningbouw,
de energietransitie, bereikbaarheid, bedrijvigheid en oplossingen voor de stikstofproblematiek
(met name de invloed van de Raad van State uitspraak op Porthos op 2 nov 2022) concurreren
om de schaarse ruimte. Het Ministerie van EZK is naast de Ministeries van LNV, IenW
en BZK en de decentrale overheden verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Samen
met de regio en andere departementen werkt EZK aan een programma werklocaties. Het
doel van het programma werklocaties is het stimuleren van de juiste condities waardoor
er voldoende en gevarieerd aanbod is op de juiste plek op het juiste moment (dus nu
en in de toekomst).
Naast de schaarste aan fysieke ruimte is er ook schaarste aan ontwikkel[1]ruimte door
restricties vanwege stikstof, geluid en andere milieufactoren. Deze verschillende
vormen van schaarste vragen om slim ruimtegebruik en goede afstemming van belangen
en behoeften. Veelal op gebiedsniveau en met waar mogelijk het combineren van functies.
De NOVI geeft hier al handvatten voor. Deze zullen de komende tijd verder worden aangescherpt.
Het Rijk gaat ook in overleg met provincies om hun regierol met betrekking tot deze
vraagstukken te versterken en samen te zoeken naar slimme oplossingen. Daarnaast brengt
het kabinet in kaart op welke locaties we de bovenregionale vraag naar ruimte voor
economische activiteit het beste kunnen clusteren.
138
Hoe wilt u ook het midden- en kleinbedrijf stimuleren om transparant te zijn over
maatschappelijk verantwoord ondernemen, zonder dat dit te veel administratieve lasten
veroorzaakt?
Antwoord
• Om bedrijven te ondersteunen bij (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen
((I)MVO) en om de administratieve lasten te beperken heeft het kabinet bij RVO een
(I)MVO-steunpunt ingericht. Het (I)MVO-steunpunt geeft voorlichting aan bedrijven
over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid. Het steunpunt dient ook om partijen
bij elkaar te brengen om (I)MVO-kennis en ervaring uit te wisselen. Vanaf vrijdag
30 september jl. worden de eerste bedrijven geholpen door RVO.
• Hiernaast stelt het kabinet via RVO subsidie beschikbaar voor samenwerking in sectorverband.
Door met andere mkb’ers en (maatschappelijke) stakeholders samen te werken kan kennis
en informatie worden gedeeld om effectiever en met beperking van de administratie
lasten aan (I)MVO te werken. Deze samenwerking kan ook helpen te voldoen aan de toekomstige
Europese en nationale (I)MVO-wetgeving.
• Om (I)MVO te stimuleren zal het Ministerie van EZK de komende jaren (I)MVO implementeren
in het bedrijfsleveninstrumentarium van EZK. Hiervoor wordt momenteel een pilot uitgevoerd
(toegezegd in Kamerbrief «Toepassing IMVO op EZK-bedrijfsleveninstrumentarium» 2021.
Kamerstuk 26 485, nr. 371).
• Nederland werkt aan nationale (I)MVO-wetgeving die rekening houdt met de Europese
richtlijn Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). In de lopende
onderhandelingen over de CSDDD pleit Nederland voor effectieve, uitvoerbare en proportionele
wetgeving, mede in het belang van het mkb. Bij de nationale wetgeving is hier ook
aandacht voor.
• De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) bevat rapportageverplichtingen
voor bedrijven over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De rapportageverplichtingen
worden vanaf 2024 gefaseerd van toepassing op bedrijven, waaronder vanaf 2026 voor
het beursgenoteerde mkb.
• Gelet op de ontwikkelingen op het gebied van (I)MVO zal de Minister van Economische
Zaken en Klimaat zich beraden over de vraag of er verdere maatregelen nodig zijn om
(transparantie over) maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren.
139
Hoeveel fte is er nodig om de maatwerkafspraken met de grootste industriële uitstoters
af te sluiten? Is dit ook vrijgemaakt? Hoeveel fte wordt er nu per uitstoter ingezet
voor het maken van maatwerkafspraken?
Antwoord
Voor de uitvoering van de maatwerkaanpak is een nieuw kernteam gevormd dat uiteindelijk
een omvang zal hebben van ca. 25 FTE met daar omheen een schil van medewerkers binnen
en buiten EZK. Voor de opbouw van het kernteam en de ondersteunende capaciteit worden
de bestaande expertise en netwerken van EZK en RVO benut maar worden vooral ook nieuwe
medewerkers geworven of in sommige gevallen tijdelijk ingehuurd. Het kernteam is onderverdeeld
naar dealteams die per industriecluster zijn georganiseerd en niet per individuele
uitstoter. De dealteams kunnen in vorm en samenstelling verschillen al naargelang
de situatie van het bedrijf.
140
Worden de maatwerkafspraken met de uitstoters parallel aan elkaar afgesloten of gebeurt
dit na elkaar?
Antwoord
De maatwerktrajecten van de verschillende bedrijven lopen parallel aan elkaar waarbij
de timing en snelheid afhangt van de situatie van het individuele bedrijf. In de maatwerkaanpak
wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de interne besluitvormingsprocessen van de betreffende
bedrijven. Voor de zomer werd een Expression of Principles afgesloten met Tata, eind
dit jaar wordt met enkele andere bedrijven een dergelijk document getekend, andere
bedrijven volgen komend jaar. De Expressions of Principles worden uitgewerkt naar
Joint Letters of Intent die uiteindelijk zullen uitmonden in maatwerkafspraken.
141
Wanneer zullen alle Joint Letters of Intent zijn afgerond? Wanneer kan er vervolgens
worden gestart met de uitvoering van de afspraken?
Antwoord
Het streven is de Joint Letters of Intent (JLOI’s) zoveel mogelijk in 2023 af te ronden.
De JLOI’s worden extern getoetst en zullen dan waar nodig vertaald worden in maatwerkafspraken.
Dat neemt niet weg dat op basis van de oogst uit de maatwerkgesprekken waar nodig
en mogelijk al zoveel mogelijk gewerkt wordt aan het wegnemen van knelpunten om onzekerheden
voor investeringsbeslissingen door bedrijven te helpen verminderen.
142
Hoeveel geld wordt er door het Ministerie van EZK geïnvesteerd in het verduurzamen
van het mkb en via welke instrumenten?
Antwoord
Het mkb kan gebruik maken van de generieke regelingen voor verduurzamen zoals de innovatieregelingen
TSE O&O industrie, MOOI maar ook van de steun via EIA, MIA en VAMIL en via de subsidieregelingen
VEKI, DEI+ en ISDE. Het mkb maakt dus gebruik van dezelfde regelingen als het grootbedrijf.
Hierdoor is niet vooraf exact aan te geven hoeveel geld er in totaal aan de verduurzaming
van het mkb wordt uitgegeven, alleen achteraf.
RVO heeft in een monitor bijgehouden hoe de afgelopen jaren het gebruik van onder
andere mkb is van de regelingen. Dit is terug te vinden op de site van RVO:
https://www.rvo.nl/nieuws/flinke-stijging-overheidssubsidies-voor-energ… Uit de monitor van RVO blijkt dat meer dan de helft van de subsidie aan bedrijfsleven
naar het mkb gaat.
143
Hoe hoog zijn dit jaar de lastenverzwaringen voor de industrie en hoe verhoudt zich
dit tot de kosten om te verduurzamen?
Antwoord
CO2-heffing industrie: Er is gekozen om het tarief van de CO2-heffing industrie dit jaar niet te herijken. De prijs van de CO2-heffing industrie wordt zoals afgesproken van € 41,75 in 2022 naar € 52,62 in 2023
verhoogd. In de praktijk is dit echter voor het grootste deel van de industrie geen
lastenverzwaring, omdat ook deze verhoogde CO2-heffing voor de industrie niet boven de ETS-prijs uitkomt. ETS-sectoren hoeven deze
CO2-heffing dan niet te betalen.
CO2-minimumprijs industrie: Het kabinet kiest er voor om de minimum CO2-prijs industrie te laten oplopen van € 16,30 in 2023 naar € 31,90 euro per ton kooldioxide-equivalent
in 2030. Zolang de EU ETS-prijs daarboven ligt zal dit geen lastenverzwaring voor
de industrie teweeg brengen.
Energiebelasting: De voor 2023 geplande schuif in de hogere verbruiksschijven wordt uitgesteld naar
2024. Deze schuif heeft als doel de EB minder degressief te maken en de grootverbruiker
meer te laten betalen door tarieven in hogere verbruiksschijven gas en elektriciteit
te verhogen en het tarief op 2e en 3e schijf elektriciteit te verlagen. Daarnaast
heeft het als doel om elektrificatie te stimuleren, aangezien de EB op elektriciteit
in de 2e en 3e schijf wordt verlaagd. Het is dus afhankelijk van zowel het verbruik van het betreffende
bedrijf als de productietechnologie of deze hervorming een lastenverzwaring of lastenvermindering
inhoudt. Door de tariefverhoging van gas ten opzichte van elektriciteit, zullen de
kosten van verduurzaming afnemen.
Door de huidige hoge en volatiele gasprijzen heeft het kabinet ervoor gekozen om deze
hervorming uit te stellen tot 2024, waardoor er in 2023 geen lastenverzwaring optreedt
via de EB.
Kosten verduurzamen: De kosten om te verduurzamen verschillen per project. Op https://dashboardklimaatbeleid.nl/viewer/jivereportcontents.ashx?report… is er onder andere een overzicht te vinden waarin de gemiddelde kosten van gesubsidieerde
CO₂-reductie per jaar voor verschillende techniekopties staan verwerkt. In dit overzicht
is af te lezen dat bijvoorbeeld CCS een gemiddelde prijs heeft van 48 euro per ton
CO2(peildatum 1 juni 2021). Het dashboard klimaatbeleid wordt op 1 november 2022 geüpdatet.
144
Hoeveel subsidie (zowel directe en indirecte subsidie als belastingkorting) is er
dit jaar naar Tata Steel Nederland gegaan? Wat voor andere bijdrages of steun heeft
Tata Steel Nederland gekregen?
Antwoord
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan RVO
niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Met betrekking
tot de MIA/Vamil (Willekeurige afschrijving milieu-investeringen) geldt dat deze in
beperkte mate wel openbaar zijn. Alle netto ontvangen steun boven de 500.000 euro
per melding moet worden gepubliceerd in het TAM-register van de Europese Commissie
sinds 2016 als gevolg van staatssteuntransparantie. De meldingen van 2022 zijn nog
niet gepubliceerd omdat ze nog kunnen worden ingediend en ook de controles zijn nog
niet afgerond.
In 2022 zijn de volgende innovatie subsidies aan Tata Steel Nederland verleend:
Titel project
Jaar
Subsidie_TSN
Projectomvang
TSE studies
2022
EUR 500.000
EUR 1.764.000
Tata Steel Nederland maakt gebruik van de Subsidieregeling Indirecte kostencompensatie
(IKC)- ETS (Europese emissiehandelssysteem). De regeling is dit jaar in september
opengesteld. Tata Steel Nederland zit nu nog in de beoordelingsfase.
145
Wat was in 2022 de CO2-uitstoot van Tata Steel Nederland?
Antwoord
Niet bekend omdat 2022 nog niet is afgesloten. In 2021 was het 11,5 MTon.
146
Hoeveel belasting heeft Tata Steel Nederland betaald?
Antwoord
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister
van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele
belastingplichtige.
147
Hoeveel belastingkorting krijgt Tata Steel Nederland?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 146.
148
Welke korting op de CO2-belasting heeft Tata Steel Nederland ontvangen?
Antwoord
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister
van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele
belastingplichtige.
Als een bedrijf belastingplichtig is voor de CO2-heffing industrie, wat betekent dat er een tekort is aan dispensatierechten, wordt
er geen korting gegeven op deze verplichting.
De CO2-heffing is vormgegeven als een minimumprijs ten opzichte van het ETS. De nationale
heffing wordt bepaald door het verschil tussen het in dat jaar geldende heffingstarief
en de EU-ETS-prijs. Als de EU-ETS-prijs boven het heffingstarief ligt, is de nationale
heffing nul euro. In 2021 was om deze reden het effectieve tarief van de heffing € 3,75.
De CO2-heffing is daarnaast vormgegeven als een heffing met een afnemende vrijgestelde voet
(dispensatierechten). Een deel van de uitstoot wordt vrijgesteld; alleen de emissies
die met het oog op de industriële reductiedoelstelling gereduceerd moeten worden belast.
De vrijgestelde emissies zullen lineair, door middel van een nationale reductiefactor,
worden afgebouwd tot in 2030 alleen dat deel is vrijgesteld dat correspondeert met
de reductiedoelstelling. De nationale reductiefactor is in 2021 gestart op 1,2 en
zal ieder jaar dalen zodat de vrijgestelde emissies lineair dalen tot in 2030 de vrijgestelde
ruimte overeenkomstig is met de in het Klimaatakkoord gestelde reductieopgave.
149
Wat heeft Tata Steel Nederland ondernomen om de CO2-uitstoot te verminderen? Hoeveel is de uitstoot afgenomen?
Antwoord
Tata Steel richt zich op een grootschalige transformatie van het bedrijf, waarbij
in plaats van kolen, waterstof wordt gebruikt voor de productie van staal. Dit leidt
tot sluiting van de meest vervuilende onderdelen en zorgt daarmee voor een sterke
reductie van de CO2-emissies Voor de zomer is hiervoor een aantal afspraken op hoofdlijnen gemaakt, in
de Expression of Principles (Kamerstuk 32 813, nr. 1082). In de nu overeengekomen Expression of Principles spreekt TSN de ambitie uit om
een CO2-reductie te bewerkstelligen van 5 Mton in 2030 en te onderzoeken of deze ambitie
verder aangescherpt kan worden. De 5 Mton reductie is een ambitieuze stap, die verder
gaat dan het proportionele deel van de uitstoot van TSN onder de in het coalitieakkoord
aangescherpte CO2-heffing. Hiermee levert TSN een belangrijke bijdrage aan de realisatie van de klimaatambities
uit het coalitieakkoord, ondanks dat realisatie van die ambitie met behulp van de
DRI route een veel grotere inspanning vergt. Bovendien heeft het bedrijf de ambitie
voor carbon neutrality versneld van 2050, zoals in de eerste Expression of Principles
stond, naar 2045 in de herziene versie. Deze afspraken worden in de komende periode
verder uitgewerkt. Uiteindelijk moet er een set bindende maatregelen liggen, die na
uitvoering voor moet zorgen dat CO2-emmissies grotendeels tot het verleden zullen horen.
150
Op welke manier levert Tata Steel Nederland steun aan het oplossen van de gezondheidsklachten
van omwonenden?
Antwoord
De Minister van Economische Zaken en Klimaat vindt het van belang dat Tata Steel Nederland
zo snel mogelijk verduurzaamt en de impact op de leefomgeving vermindert. Daarbij
werken we nauw samen met de andere verantwoordelijke overheden, waaronder de provincie
Noord-Holland en het Ministerie van IenW.
Voor de korte termijn richt Tata Steel zich, door het uitvoeren van het Roadmap Plus
programma, op het realiseren van maatregelen die het bestaande staalproductieproces
veel minder milieubelastend maken. Dat betreft bijvoorbeeld de installatie van een
filterinstallatie op de Pelletfabriek. Tata geeft aan met de Roadmap+ plannen dat
de uitstoot van fijnstof met 35%, de uitstoot van zware metalen met 55%, de stofdepositie
met 65% en de uitstoot van lood met 70% afneemt in 2023. Begin dit jaar zijn de laatste
maatregelen genomen die de uitstoot van kankerverwekkende PAK-stoffen met 50% zouden
moeten reduceren. En daarnaast wordt bijvoorbeeld gewerkt aan een groot windscherm
om stofverspreiding vanaf de grondstoffenlogistiek te beperken. De totale investering
door Tata Steel bedraagt ruim € 300 miljoen. Om vrijblijvendheid te voorkomen, worden
deze maatregelen waar mogelijk via de (provinciale) vergunningen afgedwongen.
Desondanks is met deze Roadmap Plus- maatregelen het probleem van de productie van
schadelijke, «rauwe» kooks in de kooksfabrieken niet opgelost. De toezichthouder namens
de provincie, de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG), legde de fabriek
onlangs voor de derde keer een last onder dwangsom op.
Voor de lange termijn richt Tata Steel zich op een grootschalige transformatie van
het bedrijf, waarbij in plaats van kolen, waterstof wordt gebruikt voor de productie.
Dit leidt tot sluiting van de meest vervuilende onderdelen en verbetert de milieu
en gezondheidssituatie fors. Tata Steel wil voor de uitvoering van deze plannen graag
financiële ondersteuning van de overheid. Voor de zomer is hiervoor een aantal afspraken
op hoofdlijnen gemaakt, in de Expression of Principles (Kamerstuk 32 813, nr. 1082). Deze afspraken worden in de komende periode verder uitgewerkt. Uiteindelijk moet
er een set bindende maatregelen liggen, die ook leiden tot een forse verdere verlaging
van de impact van de fabriek op de omgeving. Het Ministerie van IenW laat de precieze
effecten op milieu en gezondheid nog onafhankelijk toetsen.
151
Hoe vaak is er door de top van Tata Steel Nederland gesproken met de top van het Ministerie
van EZK?
Antwoord
Overzicht van de gesprekken die door bewindspersonen en ambtenaren het afgelopen jaar
zijn gevoerd met Tata Steel Nederland.
Bewindspersoon
Gesprekspartners
Datum
Gespreksonderwerpen
Toenmalig Minister EZK+ Toenmalig Staatssecretaris lenW + topambtenaren EZK en lenW
CEO TSN, gedeputeerden Provincie Noord- Holland, Wethouders Beverwijk en Velsen
23-11-2021
Opvolging gesprek 15/09/2021, verduurzaming van TSN o.b.v. DRI, Roland Berger rapport,
Roadmap+ maatregelen
Toenmalig Minister EZK + topambtenaren EZK
CEO TSN
23-11-2021
Opvolging gesprek 15/09/2021, verduurzaming van TSN o.b.v. DRI, Roadmap+ en het Roland
Berger rapport
Staatssecretaris IenW + ambtenaren IenW
CEO TSN, Gedeputeerde Provincie Noord-Holland, vertegenwoordigers provincie en Omgevingsdienst,
wethouder gemeente Velsen
14-2-2022
Kennismaking, Roadmap+, milieu en omgeving, verduurzaming
Minister EZK + Minister KE + ambtenaren EZK
CEO TSL en CEO TSN
28-3-2022
Investeringscommitment en vervolgstappen verduurzamingstraject
Minister EZK + Minister KE + ambtenaren EZK
CEO TSL en CEO TSN
19-10-2022
Vervolgstappen verduurzamingstraject
Ambtenaren EZK & IenW
CEO TSN, ambtenaren van Provincie Noord-Holland en omliggende gemeenten
maandelijks
Voortgang van de verduurzamingsactiviteiten en implementatie van de Roadmap+ projecten
152
Wat is de verhouding tussen de verschuldigde belasting van Tata Steel Nederland en
de subsidies die het bedrijf ontvangt?
Antwoord
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister
van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele
belastingplichtige.
153
Hoeveel geld uit het Klimaatfonds is uitgegeven aan Tata Steel Nederland?
Antwoord
Er is nog geen geld uit het Klimaatfonds uitgegeven aan Tata Steel Nederland.
154
Hoeveel geld uit het Nationaal Groeifonds is uitgegeven aan Tata Steel Nederland?
Antwoord
Er zijn geen aanvragen van projecten waar TSN aan deelneemt, ingediend of gehonoreerd.
155
Hoeveel subsidie (zowel directe en indirecte subsidie als belastingkorting) is er
dit jaar naar DSM gegaan?
Antwoord
DSM heeft sinds 2020 geen subsidie meer ontvangen van de rijksoverheid. Destijds ontving
DSM, als onderdeel van een consortium, een onderling te verdelen subsidie ter hoogte
van 135.000 euro. Over lopende subsidieaanvragen kunnen geen uitspraken worden gedaan
in verband met vertrouwelijkheid.
156
Wat voor andere bijdrages of steun heeft DSM gekregen?
Antwoord
Er is geen extra bijdrage of steun gegeven aan DSM.
157
Wat was in 2022 de CO2-uitstoot van DSM?
Antwoord
Voor 2022 zijn de uitstootcijfers nog niet bekend. In 2020 was de uitstoot van DSM,
volgens de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa), 51.830 ton CO2.
15
Hoeveel belasting heeft DSM betaald?
Antwoord
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister
van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele
belastingplichtige.
159
Hoeveel belastingkorting krijgt DSM?
Antwoord
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister
van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele
belastingplichtige.
160
Welke korting op de CO2-belasting heeft DSM ontvangen?
Antwoord
Het kabinet kan geen uitspraken doen over de belastingen van individuele bedrijven.
161
Wat heeft DSM ondernomen om de CO2-uitstoot te verminderen? Hoeveel is de uitstoot afgenomen?
Antwoord
DSM heeft recentelijk haar wereldwijde broeikasgas emissie reductiedoelstelling voor
2030 naar boven bijgesteld naar 59% reductie in 2030. DSM’s broeikasgas emissies in
Nederland zijn met ruim een derde gereduceerd in 2021 t.o.v. 2016. De emissiereductie
in Nederland komt met name door de transitie naar 100% ingekochte hernieuwbare elektriciteit
en 20 broeikasgasreductie projecten op de Nederlandse sites (waaronder het plaatsen
van warmtepompen, warmte integratieprojecten, LED verlichting en andere optimalisaties
van productieprocessen). Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft echter
geen volledig zicht op welke maatregelen een bedrijf specifiek treft om CO2 te reduceren.
162
Hoe vaak is er door de top van DSM gesproken met de top van het Ministerie van EKZ?
Antwoord
Er is sporadisch contact tussen de top van het Ministerie van Economische Zaken en
Klimaat en DSM wanneer hiertoe aanleiding voor is, zoals rondom de verhuizing van
het hoofdkantoor eind 2021 en bij eventuele overnames.
163
Wat is de verhouding tussen de verschuldigde belasting van DSM en de subsidies die
zij ontvangen?
Antwoord
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kan de Minister
van Economische Zaken en Klimaat niet ingaan op de fiscale positie van een individuele
belastingplichtige.
16
Hoev4eel geld uit het Klimaatfonds is uitgegeven aan DSM?
Antwoord
Er is nog geen geld uit het Klimaatfonds uitgegeven aan DSM.
165
Hoeveel geld uit het Nationaal Groeifonds is uitgegeven aan DSM?
Antwoord
Op dit moment heeft DSM geen middelen uit het Nationaal Groeifonds ontvangen. Dit
sluit niet uit dat dit in de toekomst wel het geval zou kunnen zijn.
In de 2de ronde voorstellen Biotech Booster en Cellulaire Agricultuur is DSM wel een van de
initiatiefnemers en lid van het consortium. DSM is geen direct begunstigde van subsidie-middelen
in deze fase van de projecten. Deze projecten zitten in de opstartfase en er is vooralsnog
geen geld uitgekeerd aan projectpartners zoals DSM. Tijdens de implementatie van projecten
kunnen projectwijzigingen zich voordoen waardoor DSM wel een direct begunstigde van
subsidiemiddelen zou kunnen worden.
166
Welk deel van de uitgaven voor het behalen van de klimaatdoelen gaat naar het verduurzamen
van de industrie?
Antwoord
In het Coalitieakkoord is binnen het Klimaatfonds een indicatief budget van € 3 miljard
gereserveerd voor de verduurzaming van de industrie en innovatie mkb. Daarnaast is
er samenloop met de percelen vroege fase opschaling (indicatief budget € 15 miljard)
en energie-infrastructuur (€ 4 miljard). Ter aanvulling verwijs ik u naar de tabel
met het complete overzicht aan uitgaven van het Klimaatfonds bij de beantwoording
van 14.
167
Welke beleidsdoelstelling ligt ten grondslag aan de subsidie voor toekomstbestendige
winkelgebieden?
Antwoord
Met de Impulsaanpak winkelgebieden investeert het kabinet in het realiseren van toekomstbestendige
en vitale winkelgebieden. Nieuwe functies en investeringen in ruimtelijke kwaliteit
zorgen voor een nieuwe economische en sociale basis in deze winkelgebieden.
Gemeenten, in samenwerking met lokale private partijen, worden gestimuleerd delen
van hun winkelgebied gebiedsgericht en integraal aan te pakken, door ze financieel
en met kennis te ondersteunen. De projecten die hieruit voortkomen dienen als showcases
voor andere gemeenten en andere lokale partijen. De opgedane kennis en ervaring zal
actief worden opgehaald en verspreid.
168
Wie gaat over de toekenning van de investering in toekomstbestendige winkelgebieden?
Antwoord
De Minister van EZK verstrekt een specifieke uitkering aan een gemeente. De Minister
laat zich hierbij adviseren door een Adviescommissie. De Adviescommissie bestaat uit
4 tot 5 leden. De leden zijn onafhankelijke experts. De Adviescommissie stelt een
ranking op van de aanvragen op basis van vooraf bepaalde rangschikkingscriteria.
169
Op welke wijze wordt bekeken of een toekenning van de subsidie voor toekomstbestendige
winkelgebieden ook besteed wordt aan het doel waarvoor het is aangevraagd?
Antwoord
De maximale realisatietermijn van het project is zeven jaar, gerekend vanaf de datum
waarop de specifieke uitkering is verleend. De gemeente rapporteert jaarlijks op 1 maart
over het voorafgaande jaar aan de Minister. De rapportage bevat in ieder geval:
a. een schriftelijk verslag omtrent de uitvoering van het project met inbegrip van een
vergelijking van de daadwerkelijke uitvoering met de beschrijving van het project
in het projectplan, zowel in materiële als financiële zin;
b. een overzicht van de activiteiten en doelen voor het eerstvolgende jaar inclusief
een beschrijving van de inhoudelijke en financiële risico’s voor de verdere uitvoering
van het project.
c. een beschrijving van de wijze waarop de gemeente zorg draagt voor monitoring van het
project conform het projectplan. De gemeente maakt hiertoe afspraken met de overige
partijen in het samenwerkingsverband.
Na het afronden van het project legt de gemeente verantwoording af over de besteding
van de specifieke uitkering op de wijze zoals bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
Vraag 170
Op welke wijze wordt het budget van de Topsector Energie verdeeld?
Antwoord
Jaarlijks adviseert het Topteam Energie de Minister van Klimaat en Energie over de
besteding van innovatiemiddelen op het terrein van Klimaat en Energie. Dit doen zij
direct voor middelen voor Industrieel Onderzoek en Experimentele Ontwikkeling / Pilots;
en in aansluiting op middelen voor Toegepast onderzoek en middelen voor demonstratieprojecten.
– Dit is onderdeel van een breder proces in de missiegedreven innovatiegemeenschap:
• Op basis van monitoringsgegevens van RVO, TNO en NWO en de Meerjarige Missiegedreven
Innovatie Programma’s (MMIP’s) van het Klimaatakkoord stellen sectorale innovatiestuurgroepen
prioriteiten en kaders voor de inzet in het volgende jaar.
• De bij deze stuurgroepen aangesloten organisaties (w.o. de Topsector Energie) vertalen
deze prioriteiten en kaders naar hun eigen programmering en uiteindelijke activiteiten/regelingen/middeleninzet.
▪ Binnen de Topsector Energie vertalen de TKI’s de sectorale innovatieprioriteiten en
-kaders voor elektriciteit, gebouwde omgeving, industrie en systeemintegratie naar
een programmeringsadvies incl. benodigd budget voor het Topteam Energie.
▪ Het Topteam Energie maakt op basis van de MMIP’s, monitoringsgegevens, prioriteiten
vanuit de stuurgroepen en het advies van de TKI’s een budgettaire afweging en adviseert
de Minister.
▪ De Minister van Klimaat en Energie besluit over de inzet van middelen, eventueel in
afstemming met betrokken collega’s.
171
Wat is uw inzet in de komende jaren om de ROM’s te ondersteunen en kunt u aangeven
of er structureel voldoende middelen voor de ROM’s beschikbaar zijn en blijven om
hun taken te kunnen uitvoeren?
Antwoord
De Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn een belangrijk uitvoeringsinstrument
van mijn ministerie voor het aanpakken van marktfalen, systeemfalen en transitiefalen.
Deze vormen van falen worden door de ROM’s aangepakt door in te zetten op ecosysteemontwikkeling,
business development, internationalisering en financiering van het innovatief mkb.
De positieve bijdrage die de ROM’s leveren is ook onlangs bevestigd in de evaluatie
over de periode 2016–2020 (Kamerstuk 32 637, nr. 502). De komende tijd zal de Minister van Economische Zaken en Klimaat de gezamenlijke
ROM’s nog sterker inzetten en positioneren in de uitvoering van EZK-beleid, ook mede
in het licht van het veranderde speelveld en het ontstaan van een landsdekkend ROM-netwerk.
De landelijke doorontwikkeling van de ROM’s geeft namelijk meer mogelijkheden om nationale
en regionale activiteiten rondom het mkb en innovatie-ecosystemen te verbinden. Zo
zijn de ROM’s gevraagd om groeifondsvoorstellen van meer regionale verankering te
voorzien (inclusief het mkb) en worden in een ROM-pilot krachten gebundeld op een
aantal specifieke thema’s (o.a. batterijtechnologie en groene chemie). De extra inzet
vraagt ook om de benodigde financiële middelen. Daarom is voor de uitvoering van deze
taken vanaf 2022 een start gemaakt met het structureel beschikbaar stellen van € 1
miljoen aan aanvullende middelen vanuit EZK op de reeds bestaande structurele exploitatiebijdrage
aan de ROM’s.
172
Waarom is er niet voor gekozen, gezien het grote aantal aanvragen in de eerste tranche
(van 100 miljoen euro voor Herstructurering Winkelgebieden), om de vierde tranche
te schrappen en dit geld over de eerste drie tranches te verdelen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 7.
173
Staat u nog steeds achter uw toezegging om, wanneer dat nodig is, geld in de regeling
naar voren te halen? Wanneer ziet u de noodzaak om dit daadwerkelijk ook te doen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 8.
174
Waarom is in het Nederlands klimaatbeleid de derde van de drie pijlers (emissiereductie
en technologie, de vervuiler betaalt en (internationaal) natuur- en ecosysteembeleid),
het internationaal natuurbeleid in de begroting niet nader uitgewerkt?
Antwoord
De Minister voor Natuur en Stikstof is verantwoordelijk voor het natuurbeleid. De
Minister voor BHOS heeft een coördinerende verantwoordelijkheid voor internationaal
klimaat- en milieubeleid, waaronder ook natuur.
175
Wat is het (maximum)bedrag dat is begroot voor de maatwerkafspraken gemaakt met de
grootste industriële uitstoters?
Antwoord
Voor de verduurzaming van de industrie, waaronder de grootste industriële uitstoters,
is een brede mix aan instrumenten beschikbaar (Kamerstuk 29 826 nr. 135). De maatwerkaanpak benut alle financiële en niet-financiële instrumenten om bedrijven
te faciliteren hun verduurzamingsprojecten te realiseren en waar mogelijk te versnellen.
Vraag 176
Wordt het Toekomstfonds integraal geëvalueerd of komen er individuele evaluaties van
de verschillende regelingen binnen het Toekomstfonds?
Antwoord
Het Toekomstfonds bestaat uit een bedrijven- en een onderzoeksdeel. Op dit moment
vindt een evaluatie van het deel fundamenteel en toegepast onderzoek van het Toekomstfonds
plaats. Binnen die evaluatie is aan het onderzoeksbureau gevraagd in te gaan op de
individuele regelingen die vanuit dat deel van het Toekomstfonds zijn gefinancierd.
Voor zover mogelijk zullen in de evaluaties conclusies worden getrokken over de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de individuele regelingen. Tevens wordt in deze evaluatie gekeken
naar enkele aspecten op het gebied van doeltreffend- en doelmatigheid van het Toekomstfonds
als geheel.
In 2023 worden de verschillende regelingen binnen het bedrijvendeel individueel geëvalueerd.
De resultaten van die evaluaties worden in samenhang bezien en aan de Kamer aangeboden.
177
Op welke manier zijn de terug ontvangsten op verstrekte kredieten van het Toekomstfonds
geraamd?
Antwoord
Er zijn op verschillende manieren terug ontvangsten geraamd voor een aantal kredieten
op het Toekomstfonds. Hierbij moet worden opgemerkt dat door de aard van de regelingen
(veelal fondsen) het lastig is om een nauwkeurige raming te maken.
De ontvangsten van Dutch Venture Initiative (zowel DVI 1 als DVI 2) zijn gebaseerd
op de verwachte terugverdientijden van de verschillende fondsen en loopt tot het jaar
2032. Voor het Innovatiekrediet wordt de revolverendheid elk jaar door RVO berekend
op basis van uitstaande leningen, ontvangsten in de afgelopen jaren, en het beschikbare
budget. De raming wordt aangepast op basis van trends in de revolverendheid. De terug
ontvangsten uit de Seed Capital regeling hangen samen met de looptijd van een fonds
en het exit-potentieel van een investering. De looptijd ligt doorgaans tussen de 8
en 12 jaar.
De ontvangsten van de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen betreffen ontvangsten
voor de Corona Overbruggingsleningen. Het totaalbedrag van € 300 miljoen is gedeeld
door de totale looptijd (10 jaar).
178
Kunt u nader toelichten hoe het project Q4C er precies uitziet en hoe de middelen
voor de pilot (25 miljoen euro) precies worden besteed (pagina 116)?
Antwoord
Het project Q4C (Capital for Companies) komt voort uit het advies «versterking eigen
vermogen mkb» van het Comité voor Ondernemerschap. Het advies van het Comité voor
Ondernemerschap is om te komen tot een fonds dat risicodragend vermogen in de vorm
van quasi-equity zou kunnen verstrekken aan bedrijven met een investeringsbehoefte
om te groeien, te verduurzamen of te digitaliseren. Er wordt momenteel verkend of
en hoe er door middel van een pilot invulling kan worden gegeven aan het advies. Voor
deze pilot is € 25 miljoen gereserveerd binnen het Toekomstfonds voor 2023. De Kamer
wordt in het eerste kwartaal van 2023 geïnformeerd over de uitwerking.
179
Hoe verloopt de uitwerking van een dakverstevigingsregeling zoals aangekondigd in
de zonnebrief?
Antwoord
Op dit moment bevindt de uitwerking van de dakversterkingsregeling zich in de verkennende
fase. Uw Kamer wordt hierover eind dit jaar uitgebreider geïnformeerd.
180
Hoe wordt geborgd dat de middelen voor de regeling multifunctioneel ruimte gebruik
en het kwaliteitsbudget die aan gemeenten beschikbaar komen, daadwerkelijk leiden
tot meer multifunctionele zonneparken?
Antwoord
Veel gemeenten stellen nu al eisen ten aanzien van multifunctioneel ruimtegebruik
op in de vergunning voor projecten voor hernieuwbare energie op land. Indien deze
eisen universeel door gemeenten in de vergunning gesteld worden, worden deze staande
praktijk voor hernieuwbare energieprojecten. In de basisbedragen van de SDE++ worden
deze eisen dan ook waar mogelijk meegerekend. Het kwaliteitsbudget voor gemeenten
stelt decentrale overheden in staat om in bredere zin aan gebiedsontwikkeling te doen
rondom projecten voor hernieuwbare energie op land. Zo kunnen zij investeren in deze
locaties en tegelijk projecten voor hernieuwbare energie op land een multifunctioneel
karakter geven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een fietspad door een windturbinepark
of biodiversiteitsbevordering bij een zonnepark.
181
Kunt u een overzicht geven van alle nationale en Europese klimaat- en energiedoelstellingen
sinds 1990 en de resultaten van Nederland per doelstelling?
Antwoord
Met de Klimaatwet en het bijbehorend beleid vastgelegd in het Klimaatplan, levert
Nederland haar bijdrage aan het realiseren van de klimaatdoelen van de Overeenkomst
van Parijs, die door de Europese Unie namens haar lidstaten is getekend. Nederland
zet met het beleid in op 55% emissiereductie in 2030 en klimaatneutraliteit in 2050.
Het PBL raamt in de Klimaat- en Energie Verkenning die op 1 november 2022 naar de
Kamer is gestuurd17 (KEV 2022) de verwachte uitstoot in 2030 op basis van het vastgestelde, voorgenomen
en geagendeerd beleid op een emissiereductie van 41% tot 52%. Daarbij past de kanttekening
dat voor een groot deel van het geagendeerde beleid nog geen inschatting van het effect
mogelijk is of dat het effect pas na 2030 optreedt.
In de Klimaatnota die op 1 november naar de Kamer is gestuurd18 staan ook overige nationale verplichtingen volgend uit Europees beleid genoemd, zie
onderstaand overzicht. De Europese Effort Sharing Decision (ESD) en Effort Sharing
Regulation (ESR) reguleren de emissies voor Nederland voor de activiteiten die buiten
het Europese emissiehandelssysteem (ETS) voor de grote energie-intensieve industrie
en de elektriciteitssector vallen. In de KEV 202119 stond dat het cumulatieve ESD-doel voor de periode 2013–2020 (à 921 megaton CO₂-equivalent)
ruim bereikt was, want de gerealiseerde cumulatieve ESD-emissies kwamen voor die periode
uit op maar 798 megaton CO₂-equivalent.
Voor de uitstoot van broeikasgassen gelden de volgende doelen en resultaten:
Doel
Resultaat Nederland
NL: 3% – 5% reductie CO2-uitstoot in 2000 t.o.v. 1990
5,6% extra uitstoot in 2000
NL: 6% reductie broeikasgassen in periode 2008–2012
7,3% reductie in 2010
EU: 10% reductie in sectoren buiten ETS in 2020 t.o.v. 2005
n.v.t.
NL: maximale emissies in 2013–2020 in sectoren buiten ETS van 921 Mton
810 Mton in 2013–2020
EU: 30% reductie in sectoren buiten ETS in 2030 t.o.v. 2005
n.v.t.
NL: maximale emissies in 2021–2030 in sectoren buiten ETS van 903 Mton
865 Mton in 2021–2030 (raming KEV 2022)
NL: 55% reductie uitstoot broeikasgassen in 2030 t.o.v. 1990
41% – 52% reductie in 2030 (raming KEV 2022 op basis van vastgesteld, voorgenomen
en gedeelte geagendeerd beleid)
Europa zet sterk in op het besparen van energie. De Europese richtlijn voor energie
efficiëntie (EED) zet sinds 2012 de kaders voor energiebesparing in Europa. De meest
recente versie van de EED komt uit 2018. Momenteel wordt de richtlijn herzien in het
kader van Fit for 55. De belangrijkste artikelen uit de EED zijn de huidige artikelen
3 en 7 (in de herziening worden dit artikel 4 en 8). Deze spreken over het indicatieve
Europese besparingsdoel en de bijdrage van de lidstaten daaraan.
Nederland streeft volgens artikel 3 naar een maximaal primair en finaal energieverbruik.
Het finaal energieverbruik is het energieverbruik van eindverbruikers in de sectoren
industrie, gebouwde omgeving, landbouw, en mobiliteit plus de bunkers voor de luchtvaart.
Het primair energieverbruik is het finaal energieverbruik plus eigenverbruik en omzettingen
in de energiesector en industrie, waaronder de elektriciteitsopwekking en raffinaderijen.
Zoals te zien in onderstaande tabel zijn in 2020 beide doelen behaald. Voor 2030 ligt
Nederland er minder goed voor. Op basis van het doorgerekende beleid in de KEV2022
haalt Nederland de streefcijfers voor primair energieverbruik waarschijnlijk niet.
Hierbij komt dat de richtlijnen nog verder zullen worden aangescherpt bij de herziening
die momenteel onderhandeld wordt. Het finaal energieverbruik is in 2020 gehaald en
valt voor 2030 volgens de KEV2022 nog binnen de bandbreedte van het artikel 3.
Voor artikel 7 ligt de energiebesparing van 924 petajoule binnen bereik, al zit deze
wel aan de bovenkant van de bandbreedte die is geraamd in de KEV2022 van wat Nederland
mogelijk bereikt. Echter zal er in de volgende herziening extra beleid moeten wordt
geïmplementeerd om aan de eisen van artikel 7 te voldoen.
Energy Efficiency Directive (EED)
Artikel 3
Artikel 7
2020
2030
2020
2030
Primair
energie
verbruik
Finaal
energie
verbruik
Primair
energie
verbruik
Finaal
energie
verbruik
Energie besparing
Energie
besparing
EU doel voor Nederland
2.541 PJ
2.186 PJ
1.950 PJ
1.837 PJ
482 PJ
924 PJ
Realisatie/
verwachting
2.446 PJ
1.907 PJ
2.061 – 2.416 PJ
1.729 – 1.974 PJ
672 PJ
721 tot 939 PJ
Voor de doelstellingen met betrekking tot hernieuwbare energie zijn het Energieakkoord
uit 2013, het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan 2021–2030 (INEK) en de Europese
Richtlijn inzake hernieuwbare energie relevant. Uit deze richtlijn vloeien doelstellingen
voort op Europees niveau en individuele doelstellingen voor lidstaten. Een overzicht
van hernieuwbare-energiedoelstellingen op Europees en nationaal niveau is te vinden
in de onderstaande tabel. De eerste doelstellingen zijn afkomstig uit Richtlijn 2001/77/EC
(de «RES-richtlijn»). In 2009 werd de eerste Richtlijn Hernieuwbare Energie van kracht
(Richtlijn 2009/28/EC, de «REDI») en in 2018 is deze richtlijn herzien (Richtlijn
2018/2001, de «REDII»). De doelstelling van 14% uit de REDI heeft Nederland in 2020
behaald met behulp van de statistische overdracht met Denemarken. Het PBL verwacht
(in de KEV 2022) dat de doelstellingen voor hernieuwbare energie uit het Energieakkoord
voor 2023, het INEK voor 2025 en de REDII voor 2030 binnen bereik liggen. In de KEV
2021 werd nog een aandeel hernieuwbare energie van 26% verwacht in 2030. Het verwachte
aandeel in de KEV 2022 is hoger door beleidsaanpassingen die in het afgelopen jaar
zijn ingezet, vooral voor de bouw van extra windparken op zee.
Momenteel wordt onderhandeld over de herziening van de REDII, inclusief de hoogte
van de hernieuwbare-energiedoelstellingen op Europees en nationaal niveau. In het
Fit-for-55-pakket heeft de Europese Commissie voorgesteld om de bindende doelstelling
voor hernieuwbare energie op EU-niveau te verhogen naar 40%. De Commissie gaat voor
Nederland uit van een nationale bijdrage van 36%. In het kader van RePowerEU wordt
nu onderhandeld over een verdere verhoging van de EU-doelstelling naar 45%. Hoewel
de uitkomst van deze onderhandelingen nog niet bekend is, is duidelijk dat voor Nederland
uit de nieuwe REDIII in elk geval een verhoging zal volgen die een aanzienlijke extra
inspanning vergt.
Voor de geschatte realisaties uit de KEV 2022 moet de kanttekening gemaakt worden
dat voor een deel van het geagendeerde beleid nog geen inschatting van het effect
mogelijk is of dat het effect pas na 2030 optreedt.
RES-richtlijn (2001)
REDI (2009)
Energieakkoord (2013)
INEK 2021–2030
REDII (2018)
Doeljaar
2010
2020
2023
2025
2030
EU-doelstelling
12%
20%
n.v.t.
n.v.t.
32%
NL-doelstelling
9%
14%
16%
19,6%
26%1
Realisatie/
verwachting NL
3,8% (CBS)
14% (CBS)
16% (verwachting KEV 2022)
21% (verwachting KEV2022)
31% (verwachting KEV 2022)
X Noot
1
Dit doel van 26% uit de REDII is in het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan
2021–2030 verhoogd naar 27%.
182
Kunt u een update geven van het aantal fossiele subsidies en de budgettaire impact
daarvan?
Antwoord
U wordt verwezen naar de brief aan uw Kamer van 14 september 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 566) en de bijlage bij de Miljoenennota 2022 (Kamerstuk 35 925, nr. 2). In beide Kamerstukken is een tabel opgenomen met een overzicht van zogenoemde fossiele
subsidies. In het coalitieakkoord zijn maatregelen opgenomen die zien op terugdringen
van specifieke vrijstellingen in de sfeer van de energiebelasting alsmede het afschaffen
van het verlaagde belastingtarief in de energiebelasting voor de sector glastuinbouw.
Daardoor nemen het aantal fossiele subsidies in deze kabinetsperiode af. Het kabinet
zet zich daarnaast in om andere vrijstellingen in Europees verband te verminderen.
183
Welk aandeel zouden twee moderne kernreactoren mogelijk hebben in het energie- en
elektriciteitsaanbod van 2040? Wat zijn de verwachte kosten voor het bouwen van een
moderne kernreactor?
Antwoord
Op 7 juli 2021 is de KPMG-studie inzake Marktconsultatie kernenergie (Kamerstuk 32 645, nr. 96) aangeboden aan de Kamer. Op 26 september 2022 heeft de Minister van Klimaat en Energie
de scenariostudie kernenergie (Kamerstuk 32 645, nr. 99) aangeboden aan de Kamer.
De scenariostudie kijkt naar het jaar 2035. In dat jaar is de verwachting dat de totale
elektriciteitsproductie in Nederland tussen de 185,5 en 258,9 TWh ligt. Uit de scenariostudie
blijkt ook dat twee kerncentrales in 2035 tussen de 26,9 en 28,1 TWh aan elektriciteit
produceren, afhankelijk van het aantal gemaakte draaiuren. Het is goed om te benadrukken
dat dit gebaseerd is op twee European Pressurised Reactor (EPR)-kerncentrales van
elk 1.600 MW bovenop de bestaande Borssele-centrale van bijna 500 MW. Deze EPR-technologie
is gekozen vanwege het maximaal mogelijke vermogen en om te kijken hoeveel productie
twee kerncentrales in Nederland zouden kunnen leveren. Over de uiteindelijke technologie
moet nog een besluit worden genomen.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat elektriciteit uit kernenergie een aandeel tussen
de 10,8% en 15,0% zou kunnen hebben in het elektriciteitsaanbod van 2035. Afhankelijk
van de vraag-, aanbod-, flex- en opslagontwikkeling in deze periode, alsook de prijsontwikkelingen
van verschillende energietechnologieën, en eventuele ontwikkelingen in het buitenland,
is de verwachting dat dit in 2040 vergelijkbaar zal zijn.
Wat betreft de kosten voor het bouwen van nieuwe kerncentrales concludeert KPMG dat
de investeringsomvang van een westerse-First of a Kind (FOAK) generatie III+ kerncentrale
van tussen de 1.200 en 1.500 MW ligt tussen de 7 en 13,2 miljard euro (met een bouwtijd
van circa 11 tot 15 jaar). KPMG geeft hierbij dus aan dat dit FOAK (first of a kind)-reactoren
zijn, waarbij budgetten zijn overschreden door onder andere veranderende veiligheidseisen
en ontwerpen, maar ook doordat er in de EU en de VS sinds de jaren 90 nauwelijks kerncentrales
zijn gebouwd, waardoor er veel kennis en ervaring verloren is gegaan.
Op dit moment lijkt het erop dat deze type centrales een volwassen stadium hebben
bereikt, zodat door leereffecten de kosten zullen afnemen. Volgens de scenariostudie
wordt het verwachte investeringsbedrag voor een EPR van 1.600 MW geschat op circa
6 miljard (exclusief financieringslasten) bij een ontwikkelperiode van 10 jaar.
184
Hoe heeft de prijs voor kernenergie zich in de afgelopen decennia ontwikkeld?
Antwoord
Het rapport «The Projected Cost of Generating Electricity – 2020 Edition» van het
International Energy Agency (IEA) stelt dat enkele van de westerse first of a kind
(FOAK) centrales, Vogtle 3&4 (VS) en Flamanville 3 (Frankrijk), een kostprijs van
meer dan 8.600 dollar per kW hadden. Voor een andere westerse centrale, Olkiluoto
3 in Finland, gaat het om een kostprijs van meer dan 5.700 dollar per kW. Dit gaat
echter om FOAK-centrales die momenteel gerealiseerd worden in Europa en de VS.
Door lessen van deze projecten mee te nemen is de techniek van de huidige westerse
generatie III+ centrales meer volwassen geworden en kunnen vergelijkbare centrales
in de toekomst tegen lagere kosten worden gerealiseerd. Hiermee neemt ook de kostprijs
voor kernenergie af.
Binnen de scenariostudie (Kamerstuk 32 645, nr. 99) rekenen de onderzoekers voor grote kerncentrales met een kostprijs van ca. € 4.100
per kW voor de jaren 2040 en 2050. Hierbij wordt uitgegaan van een bouwtijd van 11
jaar en baseert de kosten voor kernenergie, een combinatie van de kosten voor de bouw
en de financieringslast, op het rapport «The Projected Cost of Generating Electricity
– 2020 Edition» van het International Energy Agency (IEA).
De prijs voor kernenergie binnen het toekomstige energiesysteem van Nederland moet
nog verder onderzocht worden in een vervolgstudie die gepland staat voor 2023.
185
Wanneer komt er duidelijkheid over de toekomst van de kerncentrale in Borssele? Zijn
we voorbereid op een scenario dat de kerncentrale toch snel moet sluiten?
Antwoord
De huidige bedrijfsduur van de kerncentrale Borssele loopt tot 2033, een eerdere sluiting
is niet voorzien. De Minister voor Klimaat en Energie is voornemens op korte termijn
een intentieverklaring te ondertekenen samen met de eigenaar van de centrale, haar
aandeelhouders en lokale bestuurders om de bedrijfsduurverlenging voor na 2033 mogelijk
te maken.
Daarnaast zal om de bedrijfsduurverlenging mogelijk te maken onder andere het huidige
convenant aangepast moeten worden, de kernenergiewet gewijzigd worden en een technische
haalbaarheidsstudie gedaan worden. Dit proces zet de Minister voor Klimaat en Energie
preciezer uiteen in de brief over kernenergie die hij voornemens is begin december
te versturen.
186
Hoeveel duurzame energie wordt er in Nederland opgewekt?
Antwoord
Voor de bepaling van de hoeveelheid hernieuwbare energie in Nederland wordt, in overeenstemming
met Europese afspraken, standaard uitgegaan van het bruto eindverbruik van energie.20 Daarom wordt bij de beantwoording van deze en volgende vragen in plaats van de energieopwekking,
het bruto eindverbruik van hernieuwbare energie gebruikt. In de praktijk is er geen
verschil tussen het bruto eindverbruik en de productie van energie in Nederland, behalve
waar het de productie van brandstoffen voor vervoer betreft. Daar is de binnenlandse
productie hoger dan het binnenlands verbruik en wordt dus geëxporteerd.
Het bruto eindverbruik van hernieuwbare energie in Nederland ligt volgens het CBS
in 2021 op 41 miljard KWh.
187
Hoeveel procent van de duurzame energie wordt opgewekt door bewonerscoöperaties of
collectieven?
Antwoord
Volgens Stichting HIER Opgewekt hield in 2021 83% van de energiecoöperaties zich bezighield
met zon-PV of windenergie. Volgens het CBS kwam in 2021 in totaal 41.448 miljoen kWh
elektriciteit uit hernieuwbare bronnen (dit is de bovenkant van de nog resterende
bandbreedte in de nader voorlopige cijfers van CBS). Volgens HIER Opgewekt kwam in
2021 1.142 miljoen kWh (195 miljoen kWh uit zon + 947 miljoen kWh uit wind) van energiecoöperaties.
Dit betreft dus ongeveer 2,8 procent. Dit is een benadering.
188
Wat is het percentage duurzame energieopwekking in Nederland?
Antwoord
Zoals in het antwoord op vraag 186 beschreven lag het bruto eindverbruik van hernieuwbare
energie in Nederland in 2021 op 41 miljard KWh. Dit komt overeen met een percentage
hernieuwbare energie van 13,4 procent. Omdat voor een gedeelte van de energie uit
biogrondstoffen op dit moment niet duidelijk is of het mag meetellen voor het aandeel
hernieuwbare energie, ligt dit percentage in 2021 mogelijk iets lager (12 procent).21
189
Ligt het percentage duurzame energieopwekking in lijn met de beleidsdoelstelling?
Antwoord
Zie ook het antwoord op vraag 181. Volgens de KEV 2022 van het PBL ligt de verwachte
realisatie in 2030 met 31 procent hoger dan de huidige doelstelling voor Nederland
van 26 procent hernieuwbare energie in 2030. Daarmee zal Nederland naar verwachting
in 2030 ruimschoots aan de huidige doelstelling kunnen voldoen. Als gevolg van de
herziening van de REDII zal deze 2030-doelstelling voor Nederland echter een stuk
hoger komen te liggen. Op dit moment is het nog niet duidelijk welke doelstelling
op basis van die herziening voor Nederland zal gaan gelden, maar het is aannemelijk
dat er extra inspanningen nodig zullen zijn om die doelstelling te halen.
190
Welke stappen zijn ondernomen om het percentage duurzame energieopwekking in Nederland
te vergroten?
Antwoord
Verschillende stappen worden ondernomen om het percentage hernieuwbare energie in
Nederland verder te verhogen. Zo is het budget in de SDE++ dit jaar opgehoogd naar
€ 13 miljard om meer ruimte te bieden aan hernieuwbare-energieprojecten. Vanaf 2023
worden in de SDE++ de zogenoemde «hekjes» geïntroduceerd, die budget reserveren voor
hernieuwbare-energietechnieken zoals geothermie en groen gas. In de zomer is de aanvullende
routekaart wind op zee gepresenteerd, waarin is afgesproken rond 2030 het gezamenlijk
vermogen van de windparken te verhogen van 11 GW naar 21 GW. In het coalitieakkoord
zijn verder verschillende maatregelen aangekondigd die het aandeel hernieuwbare energie
verhogen. Zo wordt binnen het aangekondigde Klimaatfonds € 15 miljard beschikbaar
gemaakt voor de opschaling van hoogwaardige hernieuwbare energiedragers. Naast de
SDE++ en het budget vanuit het Klimaatfonds zijn er verschillende andere instrumenten
die zich richten op de ontwikkeling van hernieuwbare energie in Nederland zoals de
HER+ en DEI+, de EIA en de SCE.
191
Hoeveel van de duurzame energieopwekking vindt ook daadwerkelijk binnen Nederlands
grondgebied plaats?
Antwoord
De in het antwoord op vraag 186 en 188 genoemde 41 miljard KWh aan hernieuwbare energie
wordt volledig geproduceerd op Nederlands grondgebied.
192
Hoeveel middelen worden er dit jaar extra gereserveerd naast het amendement Erkens-Dassen
voor het versterken van de nucleaire kennisinfrastructuur? Kunt u dit uitsplitsen
per uitgavepost?
193
Hoeveel bent u bereid om te investeren in de nucleaire kennisinfrastructuur in 2023?
Antwoord 192 en 193
Naar aanleiding van het amendement Erkens-Dassen was € 5 miljoen op de EZK-begroting
2022 voor kennisinfrastructuur gereserveerd. Het voornemen is om het budget van het
amendement nog dit jaar volledig te beschikken, zodat de sector onmiddellijk kan starten
met de voorgestelde plannen op het gebied van onderwijs, onderzoek en bewustwordingscampagnes.
Dit kan nog niet worden uitgesplitst per uitgavepost, omdat dit afhangt van de ingediende
subsidieaanvragen. Nog voor de begrotingsbehandeling wordt een brief over het verstevigen
van de kennisinfrastructuur aan uw Kamer gestuurd. Bij voorjaarsnota zal invulling
worden gegeven aan de meer lange termijn inzet van Klimaatfondsmiddelen voor het verstevigen
van de kennisinfrastructuur, zodat ook in 2023 beschikkingen kunnen worden afgegeven.
Over het budget dat voor het verstevigen van de kennisinfrastructuur wordt gereserveerd
zal dan ook gecommuniceerd worden.
194
Hoe verklaart u het verschil tussen de halvering van de kostprijs van zon-PV in de
afgelopen jaren zoals te lezen in tabel 34 en de toenemende kosten die sector aangeeft
zoals te lezen in het rapport Berenschot «Paradox in de energietransitie: ontwikkeling
zon-PV in de knel ondanks hoge energieprijzen»?
Antwoord
In het Klimaatakkoord is een kostendalingspad afgesproken voor zon-PV. Dit is destijds
met de beste inschattingen tot stand gekomen. De afgelopen jaren zijn er diverse ontwikkelingen
geweest die deze kostendaling (tijdelijk) hebben onderbroken, zoals gestegen transportkosten,
hoge inflatie en stijgende grondstofprijzen. Het PBL adviseert het Ministerie van
EZK ieder jaar over de subsidiebedragen voor onder andere de SDE++. De zogeheten basisbedragen
uit deze adviezen zijn een weerspiegeling van de kostprijzen van zon-PV. Het PBL rekent
in deze adviezen zoveel mogelijk met de meest actuele marktomstandigheden. Het PBL
zal voor de SDE++ 2023 ook met een advies en bijbehorende bedragen komen. Hierin zijn
de actuele marktontwikkelingen meegenomen. De actuele marktontwikkelingen worden vanuit
het perspectief van de projectontwikkelaar beschreven in het rapport «Paradox in de
energietransitie: ontwikkeling zon-PV in de knel ondanks hoge energieprijzen». De
opdrachtgevende partijen voor dit rapport hebben in de marktconsultatie van het PBL,
die altijd voorafgaat aan het advies, hun inbreng kunnen leveren. Het eindadvies van
het PBL wijst uit welke van de kostenposten op langere termijn uitwerking hebben op
de kostprijs van zon-PV.
195
Waarom is ervoor gekozen om 20 miljoen euro voor kernenergie te reserveren en niet,
zoals in het coalitieakkoord is afgesproken, 60 miljoen euro?
Antwoord
Voor de vaststelling van de € 20 miljoen heeft de Minister voor Klimaat en Energie
gekeken naar de in 2023 benodigde middelen voor de bedrijfsduurverlenging Borssele,
de nieuwbouw van twee kerncentrales en het verstevigen van de kennisinfrastructuur.
Dit is minder dan het initieel in het coalitieakkoord opgenomen bedrag voor 2023.
Dit komt doordat er nu meer bekend is over de tijdsinspanning die de verschillende
activiteiten vergen, de planningen en doorlooptijden, waardoor de verwachte uitgavenreeks
er anders uit is komen te zien. De verdeling van de middelen over de tijd verandert
niets aan het totale budget van € 5 miljard voor kernenergie. Deze reservering van
€ 20 miljoen wordt voor verschillende doelen ingezet. Allereerst is voorzien in een
subsidie om de verouderingsonderzoeken te financieren, die noodzakelijk zijn om te
bepalen of en onder welke voorwaarden de kerncentrale Borssele kan worden voortgezet.
Daarnaast worden deze middelen ingezet voor milieueffectrapportages voor de bedrijfsduurverlenging
van de kerncentrale Borssele en de locatie voor nieuwbouw. Ter voorbereiding van de
besluitvorming over de nieuwbouw eind 2023 is het tevens nodig dat een breed onderzoek
naar de financiering daarvan wordt uitgezet. Tot slot zullen deze middelen worden
ingezet voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de extra kosten die de
ANVS maakt in de uitvoering.
196
Hoeveel windmolens staan er op land? Hoeveel staan er daarvan binnen de vier keer
tip hoogte afstand van de gebouwde omgeving?
Antwoord
Het totaal aantal windmolens op land bedraagt 2679 (waarvan 138 op het IJsselmeer).
Het type, de hoogte en het vermogen van windmolens lopen sterk uiteen. Daarom is er
onderscheid gemaakt tussen windmolens met een vermogen tussen 0,01 MW en 1 MW en windmolens
met een vermogen groter dan 1 MW. De eerste categorie betreft vaak kleine erfmolens
bij agrarische bedrijven of zijn dorpsmolens die vaak op initiatief van de gemeenschap
zijn geplaatst. Dit aantal ligt op 1.092. De tweede categorie betreft alle overige
windmolens op land (en op het IJsselmeer). Dit aantal ligt op 1.587.
Voor de term gebouwde omgeving is de definitie gebruikt van woonadressen (zoals in
het BAG-register geregistreerd d.d. 8 februari 2021). Dit betekent dat ook als er
slechts één woning binnen de vier keer tiphoogte afstand ligt van de windmolen, deze
is opgenomen in de berekening. Voor de eerste categorie windmolens met een relatief
klein vermogen vallen 605 windmolens binnen de vier keer tiphoogte afstand van een
woonadres. Voor de tweede categorie windmolens met een groter vermogen geldt dit voor
682 windmolens. In totaal liggen dus 1287 windmolens binnen de vier keer tiphoogte
afstand van een gebouw met een woonfunctie. Hierbij wordt opgemerkt dat in veel gevallen
de eigenaren van nabijgelegen woonadressen nauw betrokken zijn bij het windmolenproject,
bijvoorbeeld als initiatiefnemer, beheerder, eigenaar en/of exploitant.
Bovenstaande berekeningen zijn gebaseerd op basis van data uit 2022 van Windstats.nl,
Rijkswaterstaat en RIVM.
197
Hoeveel windmolens staan er op zee en hoeveel zonnepanelen liggen er op land?
Antwoord
Er staan nu ongeveer 500 windturbines op het Nederlandse deel van de Noordzee. Dit
aantal is groeiende omdat momenteel nog wordt gebouwd aan het windpark van Vattenfall
in het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid).
Op basis van data van het CBS stond op peildatum 31 december 2021 2867 MW aan grootschalig
geïnstalleerd vermogen (groter dan 15 kW) zon-pv op land (hieronder vallen ook projecten
zon-pv op water). Onder de aanname van een gemiddeld vermogen per zonnepaneel van
330 Wp, kan worden berekend dat het aantal zonnepanelen op land dan ca. € 8,7 miljoen
betreft.
198
Aan welke partijen is de instellingswet Klimaatfonds ter consultatie voorgelegd?
Antwoord
Het ontwerpwetsvoorstel is niet specifiek aan partijen ter consultatie voorgelegd.
Het ontwerpwetsvoorstel is van 29 april 2022 tot en met 27 mei 2022 openbaar geconsulteerd.
Hierbij zijn 49 reacties ontvangen, waarvan 46 reacties openbaar. Daarnaast heeft
de Minister voor Klimaat en Energie de Algemene Rekenkamer gevraagd een advies te
geven op het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel ligt momenteel ter advisering voor bij
de Afdeling advisering van de Raad van State en het voornemen is het voorstel zo snel
mogelijk naar uw Kamer te laten zenden.
199
Hoeveel geld van het Klimaatfonds is al uitgegeven? Waar is dat geld naar toe gegaan?
Welk onderdeel daarvan komt ten goede aan de beleidsdoelstellingen van het Klimaatfonds
en welk deel niet?
Antwoord
Er is momenteel ongeveer € 5,4 miljard van de gereserveerde middelen van het Klimaatfonds
gecommitteerd. Met uitzondering van de inzet uit het fonds voor dekking van het generale
beeld (€ 880 miljoen in het voorjaar), komen deze uitgaven ten goede aan de doelen
van het Klimaatfonds.
200
Hoe kan de Kamer controleren of de uitgaven uit het Klimaatfonds ook daadwerkelijk
bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstelling?
Antwoord
Voorstellen die bij de Minister voor Klimaat en Energie in zijn rol als fondsbeheerder
worden ingediend worden beoordeeld op de criteria van het Klimaatfonds (additionaliteit,
doelmatigheid, doeltreffendheid, uitvoerbaarheid) en dienen bij te dragen aan de doelstellingen
van het Klimaatfonds, in overeenstemming met de doelstellingen van de Klimaatwet.
Daarnaast zal het PBL zoals uiteengezet onder vraag 45, een reflectie geven op alle
voorstellen. Uiteindelijk neemt uw Kamer een definitief besluit over het toekennen
van de middelen bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Het departement dat verantwoordelijk
is voor de regeling die middelen heeft gekregen uit het Klimaatfonds is verantwoordelijk
voor monitoring en evaluatie van de maatregelen.
201
Welk gedeelte van het Klimaatfonds is al beleidsmatig toegekend?
Antwoord
Om te voorkomen dat het tijdpad bij uitvoering van het klimaatbeleid op korte termijn
in het geding komt, heeft het kabinet al in de begroting voor 2023 middelen beschikbaar
gesteld voor urgente verplichtingen die het kabinet in 2022 en 2023 wil aangaan. Dit
is in de vorm van een proeve van een begroting op Prinsjesdag naar uw Kamer gezonden.
Dit gaat onder andere om uitgaven gericht op de opschaling van waterstofprojecten,
de uitrol van windparken op de Noordzee, het stimuleren van warmtenetten en energiebesparende
maatregelen. In totaal is hiermee € 5,4 miljard van de middelen voor het Klimaatfonds
gecommitteerd. Daarmee resteert € 29,6 miljard van de aanvankelijk bij het Coalitieakkoord
gereserveerde € 35 miljard van het Klimaatfonds.
202
Welke uitgaven uit het Klimaatfonds zijn er al gedaan en welk gedeelte hiervan is
al door de Kamer goedgekeurd?
Antwoord
Zoals te zien in tabel 1 van de indicatieve vaststelling van de begrotingsstaat van
het Klimaatfonds voor het jaar 2023 is ongeveer € 5,4 miljard uit het Klimaatfonds
reeds gecommitteerd. De Voorjaarsnota 2022 is door de Kamer geautoriseerd. De 7e incidentele
suppletoire begroting (ISB) en de Miljoenennota 2023 zijn aan de Kamer gepresenteerd
en de stemming hierover volgt na de begrotingsbehandeling van eind november.
203
Hoeveel van de uitgaven uit het Klimaatfonds is bestemd voor de industrie?
Antwoord
Zie vraag 166.
204
Hoeveel van de uitgaven uit het Klimaatfonds is bestemd voor verduurzaming van huishoudens?
Op welke manier wordt dit besteed om huishoudens te verduurzamen?
Antwoord
In het Coalitieakkoord is voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving binnen het
Klimaatfonds een indicatief budget van € 7 miljard gereserveerd. Hiervan is indicatief
€ 3,35 miljard gereserveerd voor het Nationaal Isolatieprogramma, € 900 miljoen voor
Hybride warmtepompen en € 2,75 miljard voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed.
Met name de uitgaven voor het Nationaal Isolatieprogramma en hybride warmtepompen
worden besteed aan het verduurzamen van woningen van huishoudens.
205
Hoeveel projecten die gefinancierd worden vanuit het Klimaatfonds zijn voor minimaal
50% in publieke handen? Kunt u de projecten noemen?
Antwoord
Omdat de besluitvorming over het overgrote merendeel van de middelen nog moet plaatsvinden
kan de Minister voor Klimaat en Energie op dit moment geen inzicht geven in de hoeveelheid
projecten waarbij minimaal 50% in publieke handen is.
206
Hoeveel projecten die gefinancierd worden vanuit het Klimaatfonds zijn voor minder
dan 50% in publieke handen? Kunt u de projecten noemen en kunt u aangeven welke partijen
hier een meerderheidsbelang in hebben?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 205.
207 Hoeveel gelden uit het Klimaatfonds zijn al toegekend voordat er formele beleidskaders
voor het toekennen van gelden uit het Klimaatfonds waren opgesteld?
Antwoord
Er zijn geen gelden uit het Klimaatfonds toegekend zonder formele beleidskaders. Ook
voor de 2023 middelen geldt dat deze zijn beoordeeld op de criteria die zijn opgenomen
in het wetsvoorstel ter instelling van het fonds, te weten: additionaliteit, doelmatigheid,
doeltreffendheid, uitvoerbaarheid. Daarnaast was in de 2023-ronde een belangrijk criterium
dat de maatregelen urgent waren. Dat wil zeggen dat zonder deze uitgaven de uitvoering
van het Klimaatbeleid in het geding kwam.
208
Hoeveel verplichtingen uit het Klimaatfonds zijn er al aangegaan?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 14 voor het overzicht van alle gecommitteerde bedragen.
De uitgaven waarover bij Voorjaarsnota is besloten, zijn al goedgekeurd door de Kamer
en hier zijn al of kunnen verplichtingen voor worden aangegaan.
209
In hoeverre is de beoogde reductie met de maatwerkafspraken additioneel aan de 4 Mton
waarmee de nationale CO2-heffing is verhoogd, of is het vervangend?
Antwoord
De beoogde reductie met de maatwerkafspraken is additioneel aan de reductie van 4
Mton in 2030 die met de verhoging van de nationale CO2-heffing wordt geborgd. De maatwerkafspraken kunnen ook gericht zijn op het leveren
van een substantiële additionele reductie na 2030 in lijn met klimaatneutraliteit
2050.
210
Hoeveel geld zal er dit jaar worden geïnvesteerd in het verzwaren van het net? Hoeveel
is er sinds 2012 geïnvesteerd? Kan dit per jaar worden
uitgesplitst?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 40.
211
Hoeveel ruimte is er nog op het elektriciteitsnet per provincie? Hoe wordt dit gemonitord
door het Ministerie van EZK?
Antwoord
De beschikbare ruimte per provincie op het elektriciteitsnet is permanent in beweging.
Netbeheerders informeren EZK en ACM proactief als er schaarste en congesties voorzien
wordt. Netbeheerders geven wel een actueel overzicht waar er sprake is van transportschaarste
via de site van Netbeheer Nederland.22
212
Hoeveel megawatt elektrolysecapaciteit kan worden gerealiseerd met de middelen die
nu zijn gereserveerd voor waterstof?
Antwoord
Naar verwachting zijn de huidige middelen op de begroting voldoende voor het realiseren
van een elektrolysecapaciteit van ten minste 600 megawatt. Dit is als volgt opgebouwd:
met de € 250 miljoen voor het opschalingsinstrument wordt beoogd 50 tot 100 megawatt
te realiseren. Vanuit de ca. € 1,3 miljard aan IPCEI-middelen is € 857 miljoen beschikbaar
voor de opschaling van elektrolyseprojecten (golf 2) bestemd. Samen met de ondersteuning
voor demonstratieprojecten uit het Groeifondsvoorstel GroenvermogenNL en het gebruik
van hernieuwbare waterstof in raffinaderijen (zie Kamerstuk 31 813, nr. 1042) kan daarmee naar verwachting ten minste 500 megawatt elektrolysecapaciteit gerealiseerd
worden.
213
Klopt het dat het kabinet koerst op 35 TwH op land? Welk budget wordt hiervoor uitgetrokken
in 2023 en in de jaren daarna?
Antwoord
Het kabinet koerst met de ondersteuning vanuit de SDE++ op 35 TWh hernieuwbare energie
op land. Dit is zo in het Klimaatakkoord afgesproken. In 2022 heeft het kabinet € 13
miljard uitgetrokken voor de SDE++. Het referentieopenstellingsbudget voor 2023 is
€ 5 miljard. Tot nu toe werd binnen de SDE++ niet gewerkt met aparte budgetten voor
verschillende duurzame technieken.
214
Wat gebeurt er met de vrijval/onderuitputting in de SDE++ dit jaar? Hoe wordt voor
de toekomst onderuitputting van de SDE++ voorkomen? Is het beschikken van meer projecten
voor hetzelfde budget een optie?
Antwoord
De definitieve uitkomsten van de SDE++-ronde 2022 zijn ten tijde van de beantwoording
van deze vragen nog niet bekend. Het is nu nog niet te zeggen welk deel van de ingediende
projecten uiteindelijk wel of niet gerealiseerd wordt. De SDE++-budgetten worden per
jaar vastgesteld op basis van de meest recente relevante marktinformatie en de budgettaire
ruimte. Indien nodig stelt EZK het budget bij, zodat de uiteindelijk uitbetaalde subsidie
zoveel mogelijk projecten ondersteunt. Bij het vaststellen van het openstellingsbudget
wordt rekening gehouden met de realisatie- en productieverwachtingen en de energieprijsraming,
hierdoor kunnen bij hoge energieprijzen meer projecten met hetzelfde openstellingsbudget
een beschikking krijgen (omdat er per project minder kasuitgaven verwacht worden).
Hierdoor is sprake van een zekere overprogrammering. SDE-middelen die niet worden
uitgegeven blijven voor de SDE++ beschikbaar door middel van de begrotingsreserve
duurzame energie en klimaattransitie. Dit is ook conform de wens van uw Kamer (motie
Sienot c.s., Kamerstuk 35 570-XIII, nr. 38). De hoge energieprijzen die we op dit moment zien, waren niet in deze mate voorzien.
Dit leidt ertoe dat er dit jaar relatief veel in de reserve is gekomen.
215
Is de cap in de SDE++ op hernieuwbaar op land voor de 2023 ronde gegarandeerd van
de baan, in lijn met de motie-Bontenbal c.s. (Kamerstuk 31 239 nr. 350)?
Antwoord
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de SDE++ de ontwikkeling van hernieuwbare
energie op land ondersteunt tot 35 TWh. Deze grens is nog niet bereikt. De genoemde
motie-Bontenbal c.s. verzoekt de regering in volgende SDE++-rondes of andere vormen
van stimulering niet langer uit te gaan van een maximaal subsidiabele energieproductie
van 35 terawattuur in 2030 voor zon en wind, maar rekening te houden met de benodigde
groei van zon en wind richting 2030 en 2050, conform het nog af te ronden plan nationaal
energiesysteem en passend binnen de afspraken in het coalitieakkoord. Het kabinet
neemt de boodschap van deze motie ter harte en beziet op dit moment of en hoe het
doel van 35 TWh herijkt dient te worden, en welke mate van ondersteuning ná 35 TWh
daarbij passend is. Hiertoe heeft de Minister voor Klimaat en Energie Greetje Bos
verzocht met een werkgroep met decentrale overheden tot een advies te komen over de
randvoorwaarden voor verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie op land, en de
mogelijke herijking van het doel van 35 TWh die daarbij hoort. De resultaten hiervan
wacht het kabinet met belangstelling af. Parallel onderzoekt EZK welke mogelijkheden
er zijn om al dan niet de stimulering van hernieuwbare energie op land vorm te geven
na het behalen van dit doel.
216
Hoeveel financiële middelen heeft het Ministerie van EZK dit jaar extra moeten uitgeven
aan het vullen van de gasopslagen? Kunt u dit uitgebreid uitsplitsen per uitgavepost?
Antwoord
Bij het vaststellen van de subsidies voor het vullen van de gasopslag in Bergermeer
wordt gekeken naar de daadwerkelijk gemaakte kosten door EBN en de marktpartijen.
In mei 2023 zal pas duidelijk zijn wat de precieze extra uitgaven voor het vullen
van de gasopslagen zijn geweest. Onderstaand geef ik een overzicht van de maximaal
aangevraagde subsidie voor het vullen van de gasopslagen. De daadwerkelijke uitgekeerde
subsidie ligt waarschijnlijke een stuk lager. Door de gewijzigde marktomstandigheden,
waarbij de wintertermijnprijzen toch hoger kwamen te liggen dan de zomerprijzen, werd
het uiteindelijk voor marktpartijen aantrekkelijk genoeg om gas op te slaan zonder
dat er subsidie hoefde te worden uitgekeerd. In december komt de Minister voor Klimaat
en Energie met een Kamerbrief over gasleveringszekerheid. Daarin komt ook een voorlopige
terugblik op de twee vulmaatregelen (subsidiemaatregel voor marktpartijen en de inzet
van EBN) afgelopen vulseizoen.
Onderdeel
Bedrag in € miljoen
Maximaal aangevraagde subsidie marktpartijen Bergermeer
164
Maximaal aangevraagde subsidie EBN Bergermeer
480
217
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de gasopslagen voor volgende winter op tijd zijn gevuld?
Wanneer zal hiermee worden gestart?
Antwoord
Momenteel zijn de gasopslagen goed gevuld (stand van zaken 7 november 2022: 91,97%).23 Het kabinet onderzoekt op dit moment diverse maatregelen om te zorgen dat de gasopslagen
volgende winter tijdig voldoende gevuld worden conform de EU-verordening inzake gasopslag
(verordening (EU) 2022/1032 inzake gasopslag). Het kabinet kijkt daarbij naar maatregelen
om gas wat nu in de gasopslagen zit door te rollen naar volgende winter en naar maatregelen
om te zorgen dat de gasopslagen zo snel mogelijk na 1 april gevuld worden. Begin december
ontvangt uw Kamer een Kamerbrief met nadere informatie hierover, zoals toegezegd in
het Commissiedebat Energieraad van 18 oktober 2022.
218
Waarom wordt voor CO2-afvang, -opslag of -gebruik (CCS/CCU) en hernieuwbare elektriciteit geen budget gereserveerd?
Antwoord
De hekjes in de SDE++ helpen per 2023 categorieën die een relatief hoge subsidie-intensiteit
hebben. Dit zijn relatief dure projecten die gemiddeld meer subsidie nodig hebben
per ton CO2 die ze reduceren. Deze categorieën bevatten vaak technieken die zich nu binnen de
SDE++ moeilijker ontwikkelen. Ze komen namelijk doorgaans minder snel in aanmerking
voor subsidie, omdat ze moeten concurreren met goedkopere technieken binnen de SDE++.
CCS en hernieuwbare elektriciteitsopties komen nu al goed aan bod binnen de SDE++.
Deze technieken hebben namelijk een lage subsidie-intensiteit en staan dus vaak redelijk
vooraan in de rangschikking. Aanpassingen aan de SDE++ moeten wel van toegevoegde
waarde zijn. Daarom zijn alleen de duurdere technieken (gegroepeerd in «domeinen»)
voorzien van een hekje dat budget reserveert. CCS en hernieuwbare elektriciteit hebben
geen hekje nodig om goed aan bod te komen en blijven dus met elkaar concurreren. Dat
maakt dat de SDE++ zo kosteneffectief mogelijk blijft. Dit is belangrijk om de kosten
van de energietransitie zo laag mogelijk te houden. Voor een breder overzicht van
reserveringen op de begroting van EZK voor hernieuwbare elektriciteit en CCS/CCU verwijs
ik naar het antwoord op vraag 221.
219
Hoeveel geld is er de afgelopen jaren bespaard door te kiezen voor Russisch gas?
Antwoord
Dat is niet te zeggen, er is geen aparte prijs voor Russisch gas. De lagere gasprijzen
van de afgelopen jaren hingen samen met voldoende aanbod van gas om in de vraag te
voorzien.
220
Hoe gaat u ervoor zorgen dat multifunctionele zon op land projecten van de grond komen
nu hernieuwbare energie in de SDE++ geen apart hekje krijgt en moet concurreren met
CCS?
Antwoord
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 218 heeft hernieuwbare elektriciteit geen
eigen hekje nodig in de SDE++, omdat projecten voor deze categorie al goed aan bod
komen. Om de kosten van de energietransitie zo laag mogelijk te houden, zal zon-PV
dus onder andere concurreren met CCS. Het Planbureau voor de Leefomgeving zal voor
iedere openstellingsronde van de SDE++ adviseren over de juiste vormgeving van de
categorieën voor zon-PV en de bijbehorende subsidiebedragen, hierin wordt ook rekening
gehouden met eventuele aanvullende vergunningseisen omtrent multifunctionele zon op
land. Met dit berekende bedrag dient het merendeel van de projecten de business case
rond te kunnen rekenen. Tevens kan waar nodig en van toepassing het kwaliteitsbudget
voor de SDE++ bijdragen aan verbetering van de omgeving van projecten voor opwekking
van hernieuwbare energie op land.
221
Hoeveel budget is er gereserveerd voor specifiek CCS via andere nationale subsidie-instrumenten
op het terrein van Economische Zaken (Regeling nationale EZ-subsidies) zoals MMIP
6?
Antwoord
De onderstaande tabel uit de EZK-begroting van 2022 laat zien hoeveel budget is gereserveerd
specifiek voor CCS. Dit budget is grotendeels gereserveerd voor de uitfinanciering
van gehonoreerde onderzoeksprojecten in het kader van het Europese onderzoeksprogramma
ACT (Accelerating CCS Technologies). Hiervoor is de regeling ERA-NET uit de Regeling
nationale EZK- en LNV-subsidies gebruikt.
2023
2024
2025
2026
2027
Carbon Capture and Storage (CCS)
€ 4.580.000
€ 6.380.000
€ 5.380.000
€ 5.380.000
€ 5.380.000
Daarnaast is de technologie omtrent CC(U)S onderdeel van de innovatieprogrammaring
van MMIP6. Hiervoor is geen specifiek budget gereserveerd, omdat dit technologieneutraal
is ingesteld. Innovatieprojecten op het gebied van CC(U)S kunnen uiteraard gebruik
maken van de bestaande energie-innovatieregelingen, waarvoor budget voor gereserveerd
is.
222
Kunt u een uitgebreid overzicht geven van het typische energieverbruik van verschillende
typen bedrijven en organisaties? Waaronder ook scholen, ziekenhuizen, culturele instellingen,
sportverenigingen en kleine detailhandel?
Antwoord
Het ministerie beschikt niet over een dergelijk sluitend overzicht. Een dergelijk
overzicht is beperkt relevant omdat het energieverbruik binnen één groep nog steeds
sterk kan verschillen. Een typisch energiegebruik is dan ook moeilijk te bepalen en
niet direct bruikbaar voor beleid.
223
Hoe wordt de uitrol van hernieuwbare energie geborgd nu er in de SDE++ geen hekje
voor dit domein zal komen en het moet concurreren met CCS/CCU?
Antwoord
Zie de antwoorden op de vragen 218 en 220.
224
Wat bedoelt u concreet met het SDE++ refentieopenstellingsbudget?
Antwoord
Dit is het voorlopige openstellingsbudget voor 2023 dat in de begroting staat. Het
definitieve openstellingsbudget wordt met de SDE++-openstellingsbrief vastgesteld.
225
Constaterende dat het SDE++-referentieopenstellingsbudget 5 miljard euro bedraagt,
hoe gaat u er zorg voor dragen dat hernieuwbare energie niet buiten de boot valt?
Antwoord
Het referentieopenstellingsbudget voor de SDE++ 2023 is voorzien op € 5 miljard. Van
dit bedrag wordt driemaal € 750 miljoen afgeschermd door hekjes voor de domeinen moleculen,
lagetemperatuurwarmte en hogetemperatuurwarmte. Er blijft in deze uitgangssituatie
dus € 2,75 miljard over voor de andere technieken, waaronder hernieuwbare energie
op land. Dit budget is naar de huidige stand van zaken afdoende om andere technieken
ook een goede kans op subsidie te geven. Als het gereserveerde budget binnen de hekjes
niet uitgeput wordt, komt dit ook beschikbaar voor de overige concurrerende technieken.
226
Welk deel van de uitgaven voor het behalen van de klimaatdoelen gaat naar het verduurzamen
van huishoudens? Welk deel hiervan komt terecht bij de top 10% huishoudens op basis
van inkomen?
Antwoord
In het Coalitieakkoord is voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving binnen het
Klimaatfonds een indicatief budget van € 7 miljard gereserveerd. Hiervan is indicatief
€ 3,35 miljard gereserveerd voor het Nationaal Isolatieprogramma, € 900 miljoen voor
Hybride warmtepompen en € 2,75 miljard voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed.
Met name de uitgaven voor het Nationaal Isolatieprogramma en hybride warmtepompen
worden besteed aan het verduurzamen van woningen van huishoudens. Onduidelijk is welk
deel daarvan terecht komt bij de top 10% huishoudens op basis van inkomen. Wel wordt
met de lokale aanpak van het Nationaal Isolatieprogramma ingezet op het uitfaseren
van de slechtste labels (D, E, F en G) in wijken met relatief veel energiearmoede.
227
Hoeveel kosten zijn er gemaakt om de gasopslag Bergermeer te vullen?
Antwoord
Het aangevraagde maximale subsidiebedrag door EBN is € 480 miljoen. Het aangevraagde
maximale subsidiebedrag door marktpartijen is € 164 miljoen. Omdat een groot deel
van de subsidie bestaat uit het afdekken van negatieve spread (het prijsverschil tussen
zomer en winter) valt er niet voor de afloop van het gasjaar te zeggen wat de daadwerkelijk
gemaakte kosten zijn. Daarnaast is aan EBN een lening verstrekt van € 2,3 miljard
om gasaankopen te kunnen voorfinancieren.
228
Heeft het kabinet gesproken met de energiesector om de risico’s en de kosten van het
vullen van de gasopslag Bergermeer op private partijen te verhalen? Waarom is dit
niet gebeurd?
Antwoord
Hier is wel degelijk over gesproken en hier wordt ook naar de toekomst toe over nagedacht.
Zo is ook dit jaar al voor het verhalen van de uiteindelijke gemaakte kosten van EBN
op gebruikers gewerkt aan een heffing op geboekte capaciteit voor transport via het
landelijk gastransportnet van GTS (bovenop, maar niet in, de tarieven voor gastransport).
Op die manier kan de rekening wel degelijk worden gelegd bij marktpartijen en de gebruikers
die profiteren van de vulling van de gasopslagen (leveringszekerheid), inclusief de
gebruikers in het buitenland. Deze heffing zal zodanig worden uitgewerkt dat financiering
van voornoemde maatregelen een vorm van voorfinanciering is van de uiteindelijke kosten
door de gebruikers van het gastransportnet worden opgebracht.
229
Waarom staat CCS los op de begroting en niet als onderdeel van SDE?
Antwoord
De SDE++ stimuleert de uitrol van CCS. Daarnaast zijn er andere instrumenten die onderzoek
en ontwikkeling van CCS subsidiëren. Deze activiteiten worden vanuit een ander instrument
gefinancierd, namelijk via o.a. het Accelerating CCS Technologies (ACT) Programma.
Vanaf 2023 wordt dit programma ondergebracht in het Clean Energy Transition Partnership
(CETP) van de Europese Commissie. Tevens is er aan EBN een lening verstrekt voor haar
deelname aan het CCS-project Porthos. Deze lening staat apart op de begroting en zal
over de looptijd van het project weer worden terugbetaald aan EZK.
230
Hoe verhouden de verhoogde subsidies aan particulieren, zoals de Investeringssubsidie
duurzame energie en energiebesparing, zich tot wat aan subsidies aan particulieren
door met Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar wordt
gesteld? In hoeverre zijn deze te combineren en is de intentie om deze ook in te zetten
voor isolatiemaatregelen?
Antwoord
Het Ministerie van BZK heeft verschillende subsidieregelingen gericht op een specifiek
doel en/of doelgroep. Zo is er de Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH; vanaf
volgend jaar SVVE) voor vve’s. Voor verhuurders is er de Subsidieregeling Verduurzaming
en Onderhoud Huurwoningen en de Subsidieregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH),
die gericht is op het aardgasvrij maken bestaande huurwoning(en) door deze aan te
sluiten op een warmtenet. Indirect worden huurders hiermee geholpen aan een energiezuiniger
huis. Deze regelingen staan naast de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing
(ISDE) die gericht is op verduurzaming van het eigen gebouw van eigenaar-bewoners
en zakelijke gebruikers.
De landelijke subsidies zijn gericht op verduurzaming van het gebouw bij verschillende
doelgroepen en dus door subsidieaanvragers niet met elkaar te combineren. Wel is het
toegestaan om te stapelen met subsidies van de gemeente of provincie. Dit speelt bijvoorbeeld
bij de lokale aanpak van het Nationaal Isolatieprogramma.
231
Op welke energieprijzen zijn de SDE, SDE+ en de SDE++ gebaseerd? Verschilt dit voor
de SDE, SDE+ en de SDE++?
Antwoord
De correctiebedragen zijn gebaseerd op de energieprijsramingen uit de meest recente
Klimaat- en energieverkenning die het PBL opstelt. De methodiek van de correctiebedragenberekening
kan wel verschillen per techniek en per openstellingsronde. Het PBL adviseert over
de correctiebedragen in de eindadviezen en berekent jaarlijks de voorlopige en definitieve
correctiebedragen. Dit verschilt niet voor de SDE, SDE+ of SDE++.
232
Wat is de invloed van de huidige hoge energieprijzen op beschikte SDE, SDE+ en SDE++
projecten?
Antwoord
Binnen de SDE++ wordt subsidie uitbetaald per geproduceerde eenheid energie of vermeden
ton CO2. Het uitbetaalde subsidiebedrag betreft het verschil tussen het basisbedrag (de kostprijs
van een eenheid hernieuwbare energie) en het correctiebedrag (de marktinkomsten die
die eenheid hernieuwbare energie oplevert). Als de energieprijzen omhoog gaan, stijgt
het correctiebedrag in verhouding mee. Op dit moment zien we uitzonderlijk hoge energieprijzen.
Deze leiden dus tot hoge correctiebedragen, die ook boven de basisbedragen uitstijgen
in diverse gevallen. Dit betekent dat er geen subsidie uitbetaald wordt zolang dat
het geval is. Met de huidige hoge energieprijzen ontbreekt namelijk de onrendabele
top.
233
Is bekend hoe groot de kapitaalsbehoefte is bij alle netbeheerders tezamen om het
elektriciteitsnet te verzwaren?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 41.
234
Waarom is alleen kapitaal beschikbaar gesteld voor Stedin en hoe voldoet dit aan hun
kapitaalsbehoefte?
Antwoord
Met de reservering van € 500 miljoen kan aan de korte termijn kapitaalbehoefte van
Stedin worden voldaan. Daarnaast is het Rijk met de drie grote regionale netwerkbedrijven
en hun aandeelhouders in gesprek over de lange termijn kapitaalbehoefte zoals ook
gemeld aan uw Kamer (Kamerstuk 32 813, nr. 1086).
235
Hoe gaat u invulling geven aan de stimulans van hernieuwbare technieken die toe zijn
aan opschaling en dus buiten de MOOI subsidie vallen maar nog niet worden erkent in
de SDE++? (zoals Agri-PV, zonnepanelen boven zachtfruit)
Antwoord
De SDE++ ondersteunt technieken die marktrijp zijn en op grote schaal kunnen worden
uitgerold. De SDE++ is vormgegeven om op een zo kostenefficiënte wijze hernieuwbare
energieproductie te stimuleren. Door concurrentie in de regeling komende meest kostenefficiënte
productie-installaties als eerste aan bod. Het PBL adviseert EZK voor elke openstellingsronde
van de SDE++ over de mogelijke toepasselijke categorieën en de bijbehorende subsidiebedragen.
Het PBL heeft in 2022 EZK negatief geadviseerd over het opnemen van een aparte categorie
voor agri-PV. Omdat het afwegen van de meerkosten van dit systeem tegen de meeropbrengsten
lastig was. Daarom heeft EZK geen aparte categorie voor agri-PV opgenomen in de SDE++.
Voor dergelijke innovatieve technieken die nog relatief duur zijn en zich dikwijls
bevinden tussen de innovatiefase en de uitrolfase; stelt het Rijk diverse innovatiesubsidies
beschikbaar. Zo kan Agri-PV gebruik maken van innovatieregelingen als DEI+ en HER+;
om voldoende schaalgrootte en kostenreductie te behalen voor een sterkere concurrentiepositie.
236
Hoeveel inkomsten zijn er in het kader van de Opslag duurzame energie (ODE)?
Antwoord
Over het verbruik van elektriciteit en aardgas moet energiebelasting en de Opslag
Duurzame Energie- en klimaattransitie (ODE) worden betaald. De ODE diende voorheen
ter dekking van de uitgaven van de subsidieregelingen SDE+ en SDE++ (door middel van
een ex ante gelijkstelling van de ODE-inkomstenreeks en SDE+(+)-uitgavenreeks), maar
deze koppeling is per 2022 afgeschaft. Het kabinet is voornemens om vanaf 2023 de
ODE-tarieven volledig te integreren in de tarieven van de energiebelasting.
Het kabinet is daarnaast voornemens om de komende jaren de tarieven in de energiebelasting
aan te passen en de grondslag te verbreden. Het doel van deze aanpassingen is om voor
huishoudens, bedrijven en maatschappelijke instellingen de prikkel te vergroten om
het energieverbruik te verminderen en/of over te stappen van aardgas naar elektriciteit.
Dit doet het kabinet door de belasting op aardgas te verhogen en de belasting op elektriciteit
te verlagen, de tariefstructuur minder degressief te maken en verschillende specifieke
fiscale regelingen af te schaffen. Hierdoor worden investeringen in verduurzaming
gestimuleerd en zal de energiebelasting beter bijdragen aan de klimaat- en energietransitie.
Uit tabel 36 van de begroting 2023 van EZK:
Inkomsten
2021
2022
2023
2024
2025
Opbrengst heffing ODE (SDE++)
3.077.606
2.906.000
225.000
5.000
0
237
Hoeveel dekking van de subsidies in het kader van de SDE wordt gedekt via de ODE-inkomsten?
Antwoord
Zie ook het antwoord op vraag 236. De ODE diende voorheen ter dekking van de uitgaven
van de subsidieregelingen SDE+ en SDE++, maar deze koppeling is per 2022 afgeschaft.
Het kabinet is voornemens om vanaf 2023 de ODE-tarieven volledig te integreren in
de tarieven van de energiebelasting. Daarvoor werden de ODE-inkomstenreeks en SDE+(+)-uitgavenreeks
ex ante aan elkaar gelijkgesteld bij de start van een kabinetsperiode. Gedurende de
kabinetsperiode bleven de reeksen niet aan elkaar gekoppeld, mee- en tegenvallers
in de ODE-opbrengsten gingen via de algemene middelen en mee- en tegenvallers in de
SDE+(+)-uitgaven gingen via de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie.
238
Hoeveel van de ODE-inkomsten wordt betaald door kleinverbruikers (consument)? Hoeveel
wordt betaald door grootverbruikers?
Antwoord
Zoals aangegeven diende de ODE voorheen ter dekking van de uitgaven van de subsidieregelingen
SDE+ en SDE++ en is deze koppeling per 2022 afgeschaft. Het kabinet is voornemens
om vanaf 2023 de ODE-tarieven volledig te integreren in de tarieven van de energiebelasting.
Daarvoor was het uitgangspunt bij het vaststellen van de ODE-tarieven dat huishoudens
1/3e deel betalen van de uiteindelijke inkomsten en bedrijven 2/3e deel.
239
Hoeveel van de SDE++-subsidies komen ten goede van huishoudens en waar wordt dit aan
besteed?
Antwoord
De SDE++ is bedoeld voor grootschalige duurzame (hernieuwbare) energieprojecten en
CO2-verminderende technieken. De regeling staat alleen open voor bedrijven en non-profitorganisaties.
Alleen de beoogd producent kan SDE++-subsidie aanvragen. Huishoudens kunnen geen aanspraak
maken op de subsidieregeling.
240
Wat is het gemiddelde verbruik van een warmtepomp?
Antwoord
Als een woning een volledig elektrische warmtepomp heeft, verzorgt de warmtepomp de
ruimteverwarming en warm tapwater. Een gemiddeld energieverbruik voor een lucht/water-warmtepomp
is 3.300 kWh (bron: Milieu Centraal). Elektriciteit voor apparatuur (zoals verlichting)
is hierin niet meegenomen. Het gemiddeld verbruik voor een hybride warmtepomp is 1.700
kWh en 700 m3 gas (bron: Milieu Centraal). De cv-ketel springt aan op piekmomenten of voor het
leveren van warm tapwater. Tot slot, de hoogte van het energieverbruik hangt sterk
af van het type woning en het bewonersgedrag.
241
Hoeveel van het beschikbare budget voor 2023 wordt besteed aan de aanleg van de WarmtelinQ?
Wanneer wordt begonnen met de aanleg van de WarmtelinQ?
Antwoord
Aan Gasunie is in totaal € 122,5 miljoen aan subsidie voor ontwikkelings- en investeringskosten
toegezegd. Hiervan is € 30 miljoen reeds aan Gasunie beschikt. Eind 2022 zal de overige
€ 92,5 miljoen in een subsidiebeschikking worden toegekend. De daadwerkelijke betalingen
van deze middelen zijn verdeeld over meerdere jaren tot aan 2024. Voor 2023 staat
een bedrag van € 25,5 miljoen gereserveerd. Gasunie is vooruitlopend op het verstrekken
van het gehele toegezegde subsidiebedrag al begonnen met de aanleg van WarmtelinQ.
De huidige voorziene afbakening van WarmtelinQ bestaat uit het tracé Vondelingenplaat
(havenleidingen), het tracé Vlaardingen – Den Haag en het tracé Rijswijk – Leiden.
De werkzaamheden voor het tracé Vlaardingen – Den Haag zijn reeds begonnen.
242
Hoeveel geld is besteed aan de subsidieregeling voor Coöperatieve Energieopwekking?
Antwoord
De Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking bestaat sinds 2021. In 2021 was
het openstellingsbudget € 92 miljoen In 2022 is het openstellingsbudget € 150 miljoen.
Het openstellingsbudget is een optelsom van de maximale juridische financiële verplichtingen
die de Staat aangaat met de projecten die een subsidiebeschikking krijgen. De uitbetaling
van de daadwerkelijke subsidiegelden begint pas als de productie-installatie in gebruik
wordt genomen. Dit dient te gebeuren binnen de zogeheten realisatietermijn. Deze staat
voor zon-PV in de SCE op twee tot drie jaar, afhankelijk van de categorie. Op dit
moment zijn er dus nog niet veel projecten uit 2021 en 2022 gerealiseerd. Er is dus
nog weinig subsidie uitbetaald. Deze uitbetalingen zullen toenemen zodra er meer projecten
gerealiseerd worden. Tevens zijn de uitbetalingen gespreid over de tijd. Projecten
krijgen in principe 15 jaar lang subsidie, de uitbetalingen op de aangegane subsidieverplichtingen
vanuit het Rijk worden dus over die tijd verspreid. Bovendien is de uiteindelijk uitbetaalde
subsidie afhankelijk van de jaarlijkse correctiebedragen, die een weergave zijn van
de geldende energieprijzen. Als de energieprijzen hoog zijn, is het correctiebedrag
dat ook, en is de uitbetaalde subsidie laag. In de begroting is de verwachting opgenomen
dat in 2022 € 2,2 miljoen wordt uitbetaald aan projecten. De verwachting is dat dit
bedrag wat lager zal uitvallen dit jaar, onder andere door de hoge energieprijzen
die niet eerder als zodanig waren voorzien.
243
Welke posities heeft Energie Beheer Nederland (EBN) ingenomen in de gasopslagen? Wat
is de waarde van het gas dat EBN beheert? Hoe wordt er besloten hoe het gas, dat EBN
beheert, zal worden ingezet?
Antwoord
Gasopslag Bergermeer is voor 60% in eigendom van TAQA en voor 40% in eigendom van
beleidsdeelneming EBN. Het kabinet heeft voor het opslagjaar 2022 besloten om een
subsidiemaatregel in te stellen om marktpartijen te stimuleren opslagcapaciteit te
contracteren en benutten. Daarnaast heeft het kabinet EBN aangewezen om de gasopslag
Bergermeer te vullen. Gasopslag Bergermeer is momenteel nagenoeg volledig gevuld,
met een vulgraad van 99,9%24. Ongeveer een kwart van het opgeslagen gas is door EBN opgeslagen. Het door EBN opgeslagen
gas is eigendom van EBN en vertegenwoordigt een waarde van tussen de € 2 tot € 3 miljard.
Preciezere gegevens kunnen omwille van bedrijfs- en handelsvertrouwelijkheid niet
verstrekt wrorden. EBN heeft op het moment aan aankoop en opslag gelijktijdig handelsovereenkomsten
afgesloten met derde partijen voor levering van het gas komende winter. Deze praktijk
van hedging is gebruikelijk in de wereld van de (seizoens-)gasopslag en heeft als
doel marktrisico’s (o.a. prijsstijgingen of -dalingen) af te dekken. Door direct handelsovereenkomsten
af te sluiten voor levering van het gas aankomende winter is EBN – en indirect de
Staat als aandeelhouder – beschermd tegen grote prijsschommelingen en financiële risico’s.
Het door EBN opgeslagen gas komt daarmee dus aankomende winter beschikbaar aan marktpartijen
waarmee EBN handelsovereenkomsten heeft gesloten, bijvoorbeeld energiebedrijven of
industriële gebruikers. De transacties waarmee het gas in de markt door EBN is ingekocht
en verkocht vinden plaats op basis van open, transparante en niet-discriminerende
selectiecriteria.
244
Welk deel van het beschikbare geld voor waterstofprojecten wordt gefinancierd door
de Europese Unie via IPCEI’s of anderszins en welk deel is Nederlands geld?
Antwoord
De subsidie die verstrekt wordt via IPCEI-middelen wordt volledig door Nederland gefinancierd.
245
Welke financiële middelen zijn er gereserveerd om de Rijkscoördinatieregeling (RCR)
in te zetten en daarmee de doorlooptijden bij vergunningverlening te versnellen?
Antwoord
De personele capaciteit is in de afgelopen twee jaar ruimschoots verdubbeld en zal
komend jaar nog verder worden uitgebreid op basis van het aantal nog op te starten
nieuwe RCR-projecten. In samenhang hiermee is het onderzoeksbudget voor de komende
jaren ook verhoogd (van ca. € 1,8 miljoen naar ca. € 3,8 miljoen in 2023 en € 2,7
miljoen in 2024). Deze middelen worden onder meer gebruikt om een Inpassingsplan tot
stand te brengen en de commissie MER advies te vragen. Daarnaast is de initiatiefnemer
verantwoordelijk voor het tot stand brengen van alle benodigde onderzoeken zoals milieueffectrapportages
en bijbehorende omgevingscommunicatie.
246
Hoe staat het met de mogelijkheden voor aardwarmteprojecten in Noord-Limburg?
Antwoord
Conform de toezegging van de Staatssecretaris aan uw Kamer wordt nu gewerkt aan een
pilot voor geothermie, om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden van geothermie
in Noord-Limburg. De pilot maakt nu onderdeel uit van het SCAN-programma dat door
EBN wordt uitgevoerd. Een mogelijke locatie is reeds geïdentificeerd en besproken
met de provincies Noord-Brabant en Limburg. Door de recente stikstofuitspraak is deze
locatie echter onder druk komen te staan door de dichte nabijheid van Natura 2000
gebieden. In de komende weken zal worden bekeken of er alternatieven zijn voor een
locatie voor de pilot. In de pilot wordt specifiek onderzocht wat de mogelijkheden
voor geothermie in deze regio zijn, als afstand gehouden moet worden van breuken van
nature al actief zijn. Daarnaast wordt gewerkt aan modelinstrumentarium om in de komende
jaren beter inzicht te krijgen wat de risico’s zijn van geothermie nabij of in van
nature actieve breuken.
Vraag 247. Blijven de wegingscriteria voor ondersteuning van Nederlandse IPCEI-projecten
in de tweede, derde en vierde ronde van vergunningverlening hetzelfde?
Antwoord
De IPCEI-module binnen de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt gebruikt
om subsidie te kunnen verdelen. De IPCEI-module bevat geen criteria voor het verlenen
van vergunningen. Initiatiefnemers behoren het reguliere traject voor het aanvragen
van een vergunning te doorlopen.
De rangschikkingscriteria in de IPCEI-module geven een relatieve scoring van de projecten
per criterium. Elk criterium heeft een weging om tot een totale score te komen. De
rangschikking van de projecten vormt de basis voor de uiteindelijk subsidieverlening
(gunning). Voor elke openstelling van de IPCEI-module kunnen aanpassingen worden gedaan
die specifiek gelden voor de nieuwe openstellingsronde. Dit kan betrekking hebben
op de inhoud van de rangschikkingscriteria of de weging van de criteria. Bijvoorbeeld
in golf 2 van IPCEI waterstof – die gaat over elektrolyseprojecten – is een extra
rangschikkingscriterium toegevoegd om weging van gevraagde subsidie per MW elektrolysecapaciteit
mee te nemen. Dit criterium geldt overigens niet voor golven 3 en 4, omdat daarbij
geen sprake is van (enkel) elektrolyseprojecten. Publicatie van de IPCEI-module voor
golf 3 en 4 van IPCEI waterstof wordt midden november 2022 verwacht.
249
Hoe gaat u concreet invulling geven aan het doel uit het coalitieakkoord om multifunctioneel
ruimtegebruik bij zon-pv op land toe te passen terwijl de SDE++ daar door het kostenefficiënte
in principe geen ruimte voor biedt?
Antwoord
Multifunctioneel ruimtegebruik is bij steeds meer projecten standaard, en in steeds
meer vergunningen van gemeenten opgenomen als eis. Op het moment dat een multifunctioneel
aspect van een project in het merendeel van de gemeenten in Nederland van toepassing
is, wordt deze door het PBL waar mogelijk meegenomen in de berekening van de subsidiebedragen.
Per advies voor elke SDE++-ronde beziet het PBL welke multifunctionele eisen algemeen
meegerekend kunnen en dienen te worden.
250
Hoeveel geld is er met het wegvallen van het productieplafond voor kolencentrales
bespaard in 2023 en de daaropvolgende jaren?
Antwoord
Er is afgelopen maart in totaal door de drie eigenaren van de kolencentrales (Uniper,
RWE en Onyx) tezamen voor circa € 1,9 miljard aan nadeelcompensatie aangevraagd voor
de productiebeperking in de jaren 2022-2023-2024. Het overgrote deel van de kosten
is voor het jaar 2022, omdat op de peildatum van 21 december 2021 de prijsverwachtingen
voor 2022 ten opzichte van 2023 en 2024 aanzienlijk hoger waren (zie ook Kamerstuk
29 023, nr. 312).
Omdat de Minister voor Klimaat en Energie heeft aangekondigd de productiebeperking
met terugwerkende kracht tot 21 juni 2022 in te trekken, en de exploitanten is verzekerd
dat zij sinds die tijd weer zonder productieplafond zouden kunnen produceren, hebben
de exploitanten van de kolencentrales minder aanspraak op nadeelcompensatie en zal
niet het gehele aangevraagde bedrag worden uitgegeven. Op dit moment wordt de hoogte
van het bedrag nog onderzocht, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 38. Daarom kan
de Minister voor Klimaat en Energie op dit moment nog niet aangeven wat de hoogte
zal zijn van de nadeelcompensatie.
251
Hoe zal het Klimaatfonds worden ingezet om isolerende maatregelen te nemen?
Antwoord
In het Coalitieakkoord is voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving binnen het
Klimaatfonds een indicatief budget van € 7 miljard gereserveerd. In ieder geval worden
middelen uit dit indicatieve budget besteed aan het isoleren van 2,5 miljoen woningen
in uiterlijk 2030 via het Nationaal Isolatieprogramma. Voor het Nationaal Isolatieprogramma
is indicatief € 3,35 miljard beschikbaar in het Klimaatfonds. Voor verdere toelichting
verwijst de Minister voor Klimaat en Energie u naar de Kamerbrief van de Minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de beleidskeuzes rondom het NIP
(Kamerstuk 30 196, nr. 787).
252
Kan een totaaloverzicht worden gegeven van wat de regering in de begrotingen van het
ministerie BZK en het Ministerie van EZK beschikbaar stelt voor woningisolatie en
verduurzaming van de gebouwde omgeving.
Antwoord
Voor woningisolatie en verduurzaming van de gebouwde omgeving zijn onderstaande budgetten
gereserveerd op de begrotingen van het ministerie BZK en het Ministerie van EZK.
(bedragen x € 1.000)
Begroting BZK 2023, artikel 4
2023
2024
2025
2026
2027
Warmtefonds
100.090
95.600
79.200
78.500
78.500
Subsidieregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH)
42.200
10.500
24.000
17.000
39.500
SEEH (Energiebesparing Koopsector inclusief Rutte III NIP)
18.888
17.100
7.700
5.500
2.500
Renovatieversneller inclusief programmabudget
25.500
37.750
47.750
4.000
Innovatieregeling
6.700
6.800
5.300
20.700
23.500
Aardgasvrije Wijken (SPUK, subsidies en opdrachten)
2.500
2.780
4.050
3.200
Nationaal Isolatie Programma inclusief middelen kwetsbare huishouden augustus 2022
250.000
190.500
Nationaal Isolatie Programma huur
50.000
50.000
Contigenteaanpak woningisolatie /natuurinclusief en communicatie isolatie
4.000
4.000
Energiebespaarcoalitie
5.000
Subsidie verduurzaming en onderhoud huurwoningen(SVOH)
34.646
42.000
52.500
13.600
4.200
Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed (RVB bijdrage)
9.200
9.200
Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed (regeling DUMAVA)1
155.000
144.300
Verplicht recyclaat (circulair rijksinkopen) (Rutte IV)
2.000
2.000
1.900
1.900
1.900
Nationaal programma Lokale warmtetransitie (Rutte IV)
15.000
15.000
15.000
Begroting EZK 2023, artikel 4
2023
2024
2025
2026
2027
ISDE-regeling
387.200
289.000
97.800
97.700
97.700
Totaal:
1.107.924
916.530
331.150
242.950
251.000
X Noot
1
In de jaren 2022 t/m 2024 is totaal ca. € 125 miljoen beschikbaar gesteld aan de Ministeries
OCW, J&V, VWS, Defensie. De bedragen in 2022 zijn grotendeels gerealiseerd
253
Hoeveel huizen moeten in Nederland worden aangepakt als men af zou willen van de energielabels
D, E,F en G? Welke kosten zijn hier naar schatting mee gemoeid en hoe staat dit in
verhouding tot de uitgaven voor het energieprijsplafond?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft indicatief de labelverdeling weer van de woningvoorraad per
type eigendom. Dit betreft afgeronde aantallen die door het Kadaster zijn berekend.
De tabel betreft een extrapolatie van de woningvoorraad met een geldig geregistreerd
energielabel naar de gehele Nederlandse woningvoorraad. Het uitfaseren van label D,
E, F, en G betekent dus het aanpakken van naar schatting 2,4 miljoen woningen.
Aantal geëxtrapoleerde energielabels Nederlandse woningvoorraad per 1 juli 2022 naar
labelklasse en type eigendom (aantallen x 1.000)
Labelklasse
Eigenaar bewoner
Investeerder
Corporatiebezit
Overig eigendom
Eigendom niet eenduidig
Totaal
A of beter
1.084
205
658
90
126
2.165
B
726
86
438
44
29
1.323
C
1.260
145
632
77
31
2.145
D
550
92
264
50
16
972
E
364
68
126
37
10
605
F
295
46
53
27
7
428
G
289
65
35
37
8
434
Onbekend
2
1
1
1
0
5
Totaal
4.570
708
2.207
363
228
8.076
1. Bron: Kadaster, bewerking RVO.
2. Door afronding kunnen de totalen afwijken van de som der delen.
De totale kosten voor het uitfaseren van de slechtste labels zijn onder andere afhankelijk
van de keuzes die bewoners en eigenaren individueel voor een woning maken, marktontwikkelingen
en of de isolatie op natuurlijke momenten plaatsvindt. Ook is belangrijk naar welk
labelniveau een woning geïsoleerd wordt. Dat maakt het lastig een exacte inschatting
te maken. Een indicatie van de gemiddelde investeringen voor het verbeteren van een
label door isolatie en aanpassen van het ventilatiesysteem is hieronder bepaald met
behulp van het Dashboard Eindgebruikerskosten – Expertise Centrum Warmte.25 Als maatregelen worden uitgevoerd op natuurlijke momenten liggen de meerinvesteringen
lager, zie het onderzoek «Kosten en baten isolatiestandaard en Streefwaarden voor
woningen».26
Investeringen uit dashboard EGK (in €, naar boven toe afgerond op 1.000-tallen).
Totaal afgerond
G>D
F>D
E>D
G>B
F>B
E>B
D>B
C>B
Meergezinswoning
10.000
6.000
3.000
17.000
14.000
11.000
10.000
7.000
Tussenwoning
9.000
6.000
3.000
16.000
16.000
13.000
13.000
8.000
Hoekwoning
13.000
6.000
4.000
18.000
18.000
18.000
18.000
9.000
2^1 kap
15.000
7.000
4.000
24.000
24.000
25.000
18.000
10.000
Vrijstaand
22.000
8.000
5.000
38.000
29.000
25.000
20.000
14.000
1. De recente prijsstijgingen in de markt zijn nog niet meegenomen.
2. De getoonde investeringen zijn nog niet verminderd met de beschikbare subsidies (30%).
Ook de besparingen op de energierekening zijn niet het investeringsbedrag meegenomen.
3. De stappen zijn hier weergegeven naar label D en label B om aan te sluiten bij de
standaard voor woningisolatie.
In het antwoord op vraag 254 staat de beste schatting die gegeven kan worden voor
het verduurzamen van woningen met label E, F en G.
In het Nationaal Isolatieprogramma27 staat de inzet op isolatie tot en met 2030 beschreven. Het doel van dit programma
is het versneld isoleren van 2,5 miljoen woningen, met de focus op de woningen met
de slechte labels (E, F en G). Hiervoor is tot en met 2030 ruim € 4 miljard beschikbaar.
Daarnaast hebben verhuurders meer ruimte om te verduurzamen dankzij de afschaffing
van de verhuurdersheffing, dit geldt voor woningcorporaties, en dankzij de Subsidieregeling
Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH), die geldt voor particuliere verhuurders.28
Het budgettaire beslag van het prijsplafond beslaat naar verwachting circa € 23,5
miljard, waarbij het exacte bedrag uiteindelijk afhankelijk is van de ontwikkeling
van de marktprijzen voor gas en elektriciteit gedurende 2023.29
254
Hoe groot zijn voor zover bekend de uitgaven die respectievelijk corporaties, private
verhuurders en woningbezitters moeten doen om hun huizen van deze slechte labels af
te halen?
Antwoord
Het antwoord op deze vraag hangt mede af van het niveau waar de betreffende woningen
naar toe worden verduurzaamd.
Uit de doorrekening van de nationale prestatieafspraken blijkt dat het ongeveer € 8.000
kost om een gemiddelde huurwoning met slecht energielabel (E, F of G) naar minimaal
energielabel D te brengen. Er zijn op dit moment nog ongeveer 580.000 huurwoningen
met een slecht energielabel, dus de geschatte totale investering die verhuurders moeten
doen om slecht geïsoleerde huurwoningen uit te faseren bedraagt circa € 4,6 miljard.
Voor koopwoningen is dit niet recent in beeld gebracht. In het rapport «bestemming
Parijs, wegwijzer voor klimaatkeuzes» (begin 2021)30 is wel een ruwe berekening gemaakt waarin uitgegaan wordt van € 1,1 miljoen koopwoningen
met een label E of slechter die naar de isolatiestandaard worden verduurzaamd. Op
grond van dat rapport zou het, met gemiddelde kosten per woning van € 12.241, een
investering vergen van ongeveer € 13 miljard. De isolatiestandaard is een ander ambitieniveau
dan in de bovenstaande berekening voor de huursector.
255
Kan een overzicht worden gegeven van maatregelen en andere inspanningen om corporaties
enerzijds en private verhuurders anderzijds woningen te laten verduurzamen?
Antwoord
Er moet de komende jaren maximaal tempo gemaakt worden met de verduurzaming van huurwoningen.
Vanuit het Rijk loopt er veel beleid om die verduurzaming te stimuleren:
1. Het kabinet heeft prestatieafspraken gemaakt met de corporatiesector over verduurzaming.
In ruil voor het afschaffen van de verhuurderheffing zullen woningcorporaties alle
E, F, en G-woningen uitfaseren in 2028, en daarnaast uiterlijk in 2030 675.000 woningen
toekomstklaar isoleren (met de Standaard als referentie) en 450.000 woningen aardgasvrij
maken.
2. Ook wordt er gewerkt aan wettelijke eisen die ervoor moeten zorgen dat in 2030 alle
huurwoningen minimaal energielabel D moeten hebben. Dit zal ook gelden voor de private
huursector.
3. De subsidieregeling voor energiebesparing, onderhoud en energieadvies in de private
huursector (SVOH) zal vanaf begin 2023 worden uitgebreid naar huurwoningen in de vrije
sector (nu geldt de regeling enkel voor gereguleerde huurwoningen). Zo krijgen private
verhuurders extra financiële ondersteuning om de komende jaren de nodige verduurzamingsmaatregelen
uit te voeren om hun woningen te laten voldoen aan de wettelijke eisen in 2030. Corporaties
hebben genoeg investeringscapaciteit voor de verduurzaming door de afschaffing van
de verhuurderheffing.
4. Daarnaast wil het kabinet in het woningwaarderingsstelsel (WWS) meer rekening houden
met de isolatiestaat van de woning, bijvoorbeeld door aftrekpunten voor woningen met
slechte energielabels. Over de precieze maatvoering van dit beleidsvoornemen wordt
de Kamer uiterlijk in december van 2022 geïnformeerd.
256
Welke doelstellingen bestaan voor corporaties enerzijds en private verhuurders anderzijds
om woningen te verduurzamen?
Antwoord
Voor corporaties zijn de nationale prestatieafspraken leidend, waarin is afgesproken
om alle EFG-woningen uit te faseren in 2028, 675.000 woningen toekomstklaar te isoleren
(met de Standaard als referentie) en 450.000 woningen aardgasvrij te maken. Daarnaast
hebben corporaties zich gecommitteerd aan de afspraak om in alle woningen met een
energielabel D of beter waar de cv-ketel moet worden vervangen, de cv-ketel in principe
te vervangen door een duurzamer alternatief. Voor de private huursector is er geen
samenhangend pakket aan doelstellingen, omdat het lastig is met deze versnipperde
sector dergelijke afspraken te maken. Wel worden per 2030 wettelijke eisen gesteld
aan (de verhuur van) huurwoningen: vanaf dat moment moet een huurwoning minimaal energielabel
D hebben – ook een private huurwoning.
257
Is bekend hoeveel huizen de afgelopen jaren door private verhuurders is verduurzaamd,
zo mogelijk uitgesplitst naar verhuurders die subsidie hebben gekregen en verhuurders
voor wie dit niet geldt?
Antwoord
De precieze aantallen woningen die verduurzaamd zijn in de private huursector zijn
niet bekend. Wel blijkt uit het driejaarlijkse WoonOnderzoek Nederland (WoON) dat
private verhuurders volop aan de slag zijn met woningverduurzaming. Sinds 2028 is
er in de private huursector zelfs meer aardgas bespaard per woning dan in de koopsector
en corporatiesector: het aardgasverbruik per woning is in de private huursector gemiddeld
met 330 m3 gedaald, tegenover 306 m3 in de koopsector en 224 m3 in de corporatiesector.
258
Wat zijn de kosten van het isoleren van een gemiddelde corporatiewoning?
Antwoord
Op deze vraag is geen eenduidig antwoord te geven, omdat er vele isolatieniveaus zijn.
Een woning kan maximaal geïsoleerd worden (meer dan nodig is om deze op lage temperatuur
te verwarmen), maar ook worden afgestemd op de aanwezige warmtevoorziening in de toekomst.
In het Opgaven/Middelen onderzoek is door onderzoeksbureau ABF wel berekend dat het
ca. € 12.000 kost om een corporatiewoning naar de isolatiestandaard te brengen – een
isolatieniveau waarmee de woning klaar is voor de toekomst. Als minder vergaand wordt
geïsoleerd zijn de kosten lager.
259
Kan een totaaloverzicht worden gegeven van de uitgaven aan woningisolatie en verduurzaming
van de gebouwde omgeving? Kan hierbij zowel de begroting van het Ministerie van BZK
als van het Ministerie van EZK betrokken worden?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 252.
260
Hoeveel huizen in Nederland hebben een energielabel D of lager? Van hoeveel huizen
is dit niet met zekerheid te zeggen?
Antwoord
Voor een extrapolatie van de woningvoorraad met een geldig geregistreerd energielabel
naar de gehele Nederlandse woningvoorraad verwijst de Minister voor Klimaat en Energie
u naar de tabel onder vraag 253, dit betreft circa 2,4 miljoen woningen met een label
D of lager.
Circa 58% van alle woningen heeft een geregistreerd energielabel. Binnen de groep
van 58% hebben circa 1,2 miljoen woningen een geregistreerd label D of lager. Doordat
het energielabel 10 jaar geldig kan een deel van deze woningen verder verduurzaamd
zijn sinds het aanvragen van het energielabel.
261
Kan een inschatting gemaakt worden van de totale kosten die nodig zijn om alle huishoudens
minimaal te laten voldoen aan een energielabel C?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 253.
262
Op welke manier worden verhuurders gestimuleerd dan wel verplicht om hun bezit te
verduurzamen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 255.
263
Op welke termijn zijn alle woningen in Nederland verduurzaamd, zodat zij in lijn zijn
met het vigerende beleid?
Antwoord
De afspraak in het Klimaatakkoord is dat in 2050 ruim 7 miljoen woningen en 1 miljoen
gebouwen zijn geïsoleerd en duurzaam worden verwarmd. Begin 2021 is de standaard voor
woningisolatie gepubliceerd. Deze standaard geeft aan wanneer een woning goed genoeg
is geïsoleerd en energiezuinig wordt geventileerd om aardgasvrij te kunnen worden.
Zo kunnen eigenaar-bewoners en verhuurders hun woningen voorbereiden op de toekomst,
waarin duurzaam verwarmen de norm zal zijn. Het beleid in de gebouwde omgeving zet
er op in om bewoners en gebouweigenaren te ondersteunen bij de stappen die nodig zijn
richting 2050: waar nodig isoleren en de overstap maken naar een duurzame warmteoplossing.
264
Waarom is er in de begroting van het Ministerie van EZK tot en met 2027 geen budget
meer gereserveerd voor de SVM?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 5.
265
Zou, zeker gezien de huidige energieprijzen, het niet wenselijk zijn om de SVM weer
spoedig, en uiterlijk voor de jaarwisseling, te openen om zo ondernemers te helpen
verduurzamen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 6.
266
Op welke termijn wordt er naar verwachting meer duidelijk over het heropenen van de
SVM?
Antwoord
Uw Kamer zal dit najaar geïnformeerd worden over het streven om de SVM te heropenen.
267
Welke gelden uit welke delen van de begroting van het Ministerie van EZK en de begroting
van het Nationaal Groeifonds worden geheel of deels besteed aan biodiversiteit?
Antwoord
Biodiversiteit is primair belegd bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
EZK stimuleert middels het Nationaal Groeifonds wel projecten die raakvlak hebben
met biodiversiteit. Het Nationaal Groeifonds heeft in 2022 een reservering van € 110
miljoen getroffen voor het programma NL2120. Dit is nog geen definitief toegekend
bedrag. De commissie ziet potentie in het voorstel, maar de indieners zullen een verbeterd
plan moeten indienen in de volgende ronde om in aanmerking te komen voor een toekenning.
Het voorstel ziet toe op een integrale aanpak, gericht op duurzaam en klimaatbestendig
gebruik van onze land- en watersystemen. Het voorstel combineert een kennisprogramma
met het opdoen van ervaring in concrete gebiedsprojecten in verschillende landschapstypen,
zoals de hoge zandgronden, het veenweidengebied en de kust. Het project kan in potentie
bijdragen aan de toekomstbestendige ruimtelijke inrichting van Nederland en kan zo
ook ten goede komen aan de biodiversiteit.
Daarnaast is voor het programma Crop-XR 20,8 miljoen euro toegekend en € 21,5 miljoen
voorwaardelijk toegekend. Dit programma richt zich op een nieuwe veredelingsmethode
waardoor sneller en efficiënter nieuwe, klimaatresistente, gewassen kunnen worden
ontwikkeld. Weerbare gewassen die beter passen in het klimaat hebben een positief
effect op de biodiversiteit.
268
Hoeveel fte is de afgelopen jaren op het ministerie ingezet voor energiebesparing
in de industrie? Kunt u inzichtelijk maken hoe de fte verdeeld is binnen het ministerie
voor de verschillende dossiers waar binnen uw ministerie aan gewerkt worden, in ieder
geval de industrie, verduurzaming industrie, Groningen gasdossier, energiebesparing
mkb, mkb algemeen, hernieuwbare energie, energiemarkt in relatie tot de huidige prijsstijgingen,
kernenergie, nationaal groeifonds?
Antwoord
Binnen DGKE werken ongeveer 300 fte aan klimaatdoelen en energietransitie, waaronder
vanzelfsprekend ook de inzet op het gebied van de verschillende energiemarkten, energiebesparing,
hernieuwbare opwek en consumenten vallen. Daarnaast wordt er ook in nauw verband samengewerkt
met de verschillende teams van het project-DG Groningen en Ondergrond en het DG Bedrijfsleven
en Innovatie op beleidsonderwerpen zoals de transitie diepe ondergrond en de verduurzaming
van de industrie. Dit vanwege de vele raakvlakken en verbindingen die bestaan met
de verschillende beleidsonderwerpen binnen het domein van klimaat en energie.
Het aantal fte’s binnen DGKE is over de afgelopen periode significant toegenomen,
zo ook het aantal fte’s dat werkt aan energiebesparing. Een precieze verdeling van
het aantal fte’s per beleidsonderwerp is echter niet statisch. Dit is omdat de inzet
per beleidsonderwerp op basis van maatschappelijke ontwikkelingen, aard van de opgaven
en actualiteiten die om (extra) inzet vragen, regelmatig wijzigt. Daarnaast komt het
voor dat per eenheid fte een verdeling over verschillende beleidsonderwerpen aan de
orde is of flexibel is ingericht.
269
Hoeveel is er in 2022 door het ministerie uitgegeven aan de inhuur van externe deskundigen?
270
Hoeveel is er in 2022 door het ministerie uitgegeven aan de inhuur van adviesbureaus?
Antwoord op vragen 269 en 270
Uitgaven inhuur van externe deskundigen voor EZK inclusief de buitendiensten en agentschappen
bedroeg t/m eind juni 2022 € 204 miljoen. Daarvan wordt € 72 miljoen uitgegeven aan
uitzendkrachten. Het overige betreft onder andere organisatieadvies, beleidsadvies,
communicatieadvies en advies in verband met automatisering.
271
Is er in de gebudgetteerde ETS-ontvangsten rekening gehouden met het vervroegd veilen
van de ETS-ontvangsten via een ander verdelingsmechanisme? Hoeveel kost deze afspraak
Nederland?
Antwoord
Nee, daar is geen rekening mee gehouden. In het REpowerEU raadsakkoord is afgesproken
dat 25% van de benodigde € 20 mld wordt bekostigd via frontloading van ETS-rechten.
In het commissievoorstel wordt geen gebruik gemaakt van frontloading. De verwachting
is dat het Europees Parlement op zijn vroegst in november haar positie vaststelt,
daarna zullen de trilogen van start gaan waarin de definitieve financieringswijze
wordt vastgesteld. De impact die deze afspraak heeft op de ETS-ontvangsten van Nederland
is afhankelijk van het aantal ETS-rechten dat geveild wordt en het effect dat dit
heeft op de ETS-prijs.
272
Wordt NIKI de nieuwe subsidieregeling per 2023 voor industrie waar maatwerkafspraken
mee gemaakt worden? Waarop is de uitgave van 22 miljoen gebaseerd? Hoever bent u met
de maatwerkafspraken?
Maatwerk omvat veel meer dan alleen financiële steun voor de verduurzamingsprojecten
van maatwerkbedrijven. Wat betreft de financieringsvraagstukken heeft de NIKI, naast
ander generiek instrumentarium, zoals de SDE++ en de VEKI, een belangrijke rol in
de maatwerkaanpak om alternatieve technologie versneld te implementeren. Elke aanvrager
van de NIKI, zo ook maatwerkbedrijven, zullen onder gelijke voorwaarden de NIKI kunnen
aanvragen. Echter, in afwijking hierop wordt aan maatwerkbedrijven in 2023 alleen
NIKI subsidie toegekend als er een ondertekende Letter of Intent met het betreffende
maatwerkbedrijf is getekend. In het kader van de maatwerkafspraken kan in aanvulling
daarop eventuele maatwerksubsidie worden overwogen. De genoemde 22 miljoen betreft
kasmiddelen voor 2023 voor de NIKI-regeling. De beoogde omvang van de openstelling
van de NIKI-regeling zal € 250 miljoen zijn in 2023. De maatwerkaanpak kent een aantal
fases waarin stapsgewijs via een aantal tussenproducten wordt toegewerkt naar maatwerkafspraken.
Momenteel wordt met een aantal bedrijven toegewerkt naar Expressions of Principles
(EoP) waarin de scope van het maatwerk voor het betreffende bedrijf wordt bepaald.
Voor de zomer werd een aangepast EoP voor Tata getekend. Eind dit jaar zullen naar
verwachting de EoP’s van een aantal andere bedrijven worden getekend.
273
Hoe verhoudt het uittrekken van 20 miljoen in 2023 voor kernenergie zich tot de planning
in het coalitieakkoord?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 195.
274
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van de gasbaten, opgesplitst in de
baten uit het Groningerveld, kleine velden op land en kleine velden op zee? Kunt u
hierbij ook de bijbehorende volumes vermelden?
Antwoord
Vergunninghouders consolideren de resultaten van al hun velden tot één resultaatrekening
en over het geconsolideerde resultaat zijn de heffingen verschuldigd. Het is dan ook
niet inzichtelijk welke inkomsten uit welk veld komen. Er kan daardoor geen onderscheid
worden gemaakt tussen inkomsten uit Groningen en inkomsten uit kleine velden. Wel
kan worden aangeven hoeveel gas er gewonnen wordt in Groningen en hoeveel winning
uit de kleine velden komt. Voor de gasbaten wordt er geen onderverdeling gemaakt tussen
gasproductie uit kleine velden op land en kleine velden op zee. De schatting van de
gasproductie uit de Nederlandse velden, die voor de gasbatenraming is gebruikt, is
in 2022 15,8 miljard m3, hiervan komt ca. 4,5 miljard m3 uit het Groningenveld en ca. 11,3 miljard m3 uit de kleine velden. Voor 2023 is de verwachting dat de Nederlandse gasproductie
ca. 14,3 miljard m3 is, hiervan komt ca. 2 miljard m3 uit het Groningenveld en het restant uit kleine velden. Zie ook tabellen 52 en 53
op artikel 5 van de EZK-ontwerpbegroting voor 2023.
275
Hoeveel energie wordt op dit moment geleverd door energiecoöperaties? Voor hoeveel
huishoudens is dit?
Antwoord
Volgens de Lokale Energie Monitor 2021 van Stichting HIER Opgewekt telde Nederland
in 2021 in totaal 676 energiecoöperaties. 71% van alle coöperaties werkt aan zonne-energieprojecten.
Er was in 2021 217 MWp totaal collectief vermogen opgesteld. Dat is vergelijkbaar
met het elektriciteitsverbruik van bijna 65.000 huishoudens.
12% van alle energiecoöperaties is actief met windprojecten. Het coöperatieve windvermogen
op land was in 2021 in totaal 296 MW. Dat leverde ongeveer 947 miljoen kWh per jaar
op en is vergelijkbaar met het elektriciteitsverbruik van 315.000 huishoudens.
Opgeteld leverden energiecoöperaties in 2021 dus een hoeveelheid elektriciteit gelijk
aan het verbruik van ongeveer 370.000 huishoudens. Gezien de ontwikkeling van energiecoöperaties
en de groei van het aantal coöperaties en projecten ligt het voor de hand dat de geproduceerde
hoeveelheid energie in 2022 toeneemt.
276
Kunt u uitleggen hoe de Nationale CO2 heffing en de minimum CO2 prijs zich tot elkaar verhouden?
Antwoord
De minimum CO2-prijs industrie is relevant voor de belastingplichtigen die onder de huidige CO2-heffing industrie vallen. Het legt een bodem in de CO2-prijs, en zorgt ervoor dat de CO2-prijs die de industrie betaalt niet onder dit bedrag zal komen, ongeacht de ontwikkelingen
in de ETS-prijs. Het doel van deze minimumprijs is investeringszekerheid bieden aan
de industrie. Zij hoeven door deze minimumprijs geen rekening te houden met scenario’s
waarin de CO2-prijs heel laag uitvalt, en fossiele investeringen aan winstgevendheid zouden winnen
ten koste van verduurzamingsinvesteringen. Dit vormt een extra prikkel voor verduurzamingsinvesteringen.
De CO2-heffing heeft als doel om een CO2-reductie in de industrie te borgen die aansluit bij de geldende industriedoelstellingen
en tegelijkertijd Nederland aantrekkelijk te houden voor nieuwe en bestaande duurzame
bedrijvigheid. De heffing belast CO2-uitstoot zodat het aantrekkelijker wordt om te reduceren.
Het kabinet kiest er nu voor om de minimum CO2-prijs industrie gelijk te stellen aan de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking. Dit betekent dat de minimum CO2-prijs industrie lineair oploopt van € 16,30 in 2023 naar € 31,90 euro per ton kooldioxide-equivalent
in 2030. Dit is lager dan het bestaande tarief van de CO2-heffing industrie, die lineair oploopt van € 52,60 euro in 2023 naar € 128,71 per
ton kooldioxide-equivalent in 2030.
Zie hoofdstuk 2 van de memorie van toelichting voor de verdere uitleg.
277
Welke gelden uit welke delen van het Klimaatfonds worden geheel of deels besteed aan
natuurlijke oplossingen en komen daarmee ten goede aan biodiversiteit?
Antwoord
Het doel van het Klimaatfonds is beschreven onder vraag 16. Er is geen specifieke
focus op natuurlijke oplossingen, al zullen maatregelen uit het Klimaatfonds daar
mogelijk wel aan bijdragen. Niettemin is biodiversiteit een belangrijk onderwerp.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier