Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
36 243 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de Raad van State en enige andere wetten in verband met enkele wijzigingen in het belang van integere, onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak, alsmede de regeling van enige andere onderwerpen
Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 31 augustus 2022 en het nader rapport d.d. 2 november 2022, aangeboden aan de
Koning door de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van
State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 juli 2022, nr. 2022001534,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 31 augustus 2022, nr. W16.22.0133/II, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2022, no. 2022001534, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke
organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de Raad van State
en enige andere wetten in verband met enkele wijzigingen in het belang van integere,
onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak, alsmede de regeling van enige andere onderwerpen,
met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel beoogt de waarborgen voor een onafhankelijke, onpartijdige en integere
rechtspraak te versterken. Daartoe wordt een verbod voorgesteld op het gelijktijdig
bekleden van het ambt van rechter en het lidmaatschap van de Eerste Kamer, de Tweede
Kamer of het Europees Parlement. Daarnaast wordt een wettelijke regeling voorgesteld
over het bezit en melden van bepaalde financiële belangen voor een specifieke groep
rechterlijke ambtenaren. Ook voorziet het voorstel in een algemene verplichting tot
het voeren van een intern integriteitsbeleid voor rechterlijke ambtenaren.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het wetsvoorstel en zijn
verschillende onderdelen. Met de veranderende opvattingen over onverenigbaarheid van
het lidmaatschap van de Tweede en Eerste Kamer met andere functies rijst echter wel
de vraag of niet opnieuw moet worden bezien welke incompatibiliteiten in de Grondwet
zelf moeten worden geregeld en welke ter regeling aan de gewone wetgever kunnen worden
overgelaten.
Daarnaast rijst de vraag hoe de keuze om de regeling van incompatibiliteiten zich
niet te laten uitstrekken tot het lidmaatschap van provinciale staten en de gemeenteraad
zich verhoudt tot de in de toelichting aangedragen gedachte dat een rol als volksvertegenwoordiger
schade kan toebrengen aan het beeld van de onpartijdige rechter. Ook besteedt de toelichting
te weinig zelfstandige aandacht aan het lidmaatschap van het Europees Parlement. De
Afdeling adviseert de toelichting op deze punten aan te vullen.
1. Constitutionele uitgangspunten
In de toelichting wordt er terecht op gewezen dat een goed functionerende rechtspraak,
als derde staatsmacht, onmisbaar is in onze samenleving. Daarvoor is vereist dat aan
de fundamentele in verdragen en (Grond)wetgeving neergelegde basisprincipes van onafhankelijke
en onpartijdige rechtspraak is voldaan. Hoewel (inter)nationaal het algemene beeld
is dat de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de Nederlandse rechtspraak
in de kern op orde is, zijn volgens de toelichting enkele wijzigingen ter verdere
versterking wenselijk.2
Er wordt een verbod voorgesteld op het gelijktijdig bekleden van het ambt van rechter
en het lidmaatschap van de Eerste Kamer, de Tweede Kamer of het Europees Parlement.3 Aanleiding voor dit onderdeel van het voorstel is een veranderde opvatting ten aanzien
van de verenigbaarheid van deze functies in het licht van de machtenscheiding. De
Groupe d’Etats contre la corruption (GRECO), ressorterend onder de Raad van Europa,
heeft in een evaluatierapport over Nederland onder meer aanbevolen om wettelijk te
regelen dat het ambt van rechter en het lidmaatschap van de Staten-Generaal niet tegelijkertijd
kan worden vervuld.4 De rechtspraak heeft de Minister voor Rechtsbescherming geadviseerd het initiatief
te nemen tot wetgeving op dit punt.5 In leidraden en interne codes van de rechtspraak wordt de functiecombinatie nu reeds
ontraden.6 Daarnaast is in bepaalde ons omringende landen al een verbod van vereniging van het
ambt van rechter en parlementariër geregeld.7
De Afdeling wijst erop dat het vastleggen van incompatibiliteiten niet de enige manier
is om de onafhankelijke en onpartijdige positie van de rechter nog beter te waarborgen.
In individuele gevallen kunnen daartoe in het bijzonder de bestaande instrumenten
van verschoning en wraking worden ingezet. Daarnaast merkt zij op dat het voorgestelde
verbod niet expliciet voortvloeit uit artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens (EHRM) valt niet in algemene zin af te leiden dat het ontoelaatbaar
is om een functie binnen de rechterlijke macht te combineren met het lidmaatschap
van het parlement.8 In deze jurisprudentie wordt met betrekking tot de beoordeling of er objectief gerechtvaardigde
twijfels zijn over de onpartijdigheid van de rechter wel in toenemende mate belang
gehecht aan de notie van de scheiding tussen de rechterlijke macht en andere staatsmachten.9 Het wetsvoorstel sluit daar bij aan.
In de toelichting wordt voorts aandacht besteed aan het passief kiesrecht zoals neergelegd
in de Grondwet.10 Weliswaar wordt dit grondrecht met het voorgestelde verbod beperkt, maar een legitiem
doel wordt nagestreefd. Het verbod heeft tot doel de onafhankelijke positie van de
rechter nog beter te waarborgen en het risico van belangenverstrengeling verder te
beperken. Er wordt een toegankelijke en voorzienbare maatregel tot stand gebracht
die geen enkel onderscheid maakt tussen personen, anders dan op basis van hun ambt
als rechter of parlementariër. Bovendien is de nieuwe regeling beperkt tot principieel
onaanvaardbare functiecombinaties.11 Om die reden heeft het wetsvoorstel geen betrekking op de combinatie van het rechterschap
met het lidmaatschap van provinciale staten en gemeenteraden.12
Gelet op het voorgaande beoordeelt de Afdeling het wetsvoorstel positief. Vanuit een
oogpunt van machtenscheiding en het belang van het daarmee samenhangende vertrouwen
van de burger in een onafhankelijke, onpartijdige en integere rechtspraak acht de
Afdeling het voorstel om een verbod op het gelijktijdig bekleden van de bedoelde functies
te introduceren van belang. Zij merkt daarbij op dat in de toelichting de relevante
constitutionele uitgangspunten zorgvuldig zijn belicht13 en dat er op juiste wijze rekenschap van is gegeven dat de grondrechten in voldoende
mate zijn gewaarborgd.
Hetzelfde geldt voor de voorgestelde regeling voor het bezit en melden van bepaalde
financiële belangen voor een specifieke groep rechterlijke ambtenaren14 waaraan, vanwege hun functie, in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling
of van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is.15 In de toelichting wordt met het oog daarop aandacht besteed aan het recht op bescherming
van de persoonlijke levenssfeer, zoals dat is vastgelegd in de Grondwet en het EVRM.16 Het wetsvoorstel beperkt dit grondrecht, maar deze beperking is van een voldoende
zwaarwegend maatschappelijk belang. Zij versterkt de waarborgen voor de (financiële)
integriteit van de rechterlijke organisatie en de daarbinnen werkzame personen en
draagt daarmee bij aan het vertrouwen in een onafhankelijke en integere rechterlijke
organisatie. Bovendien is de voorgestelde beperking proportioneel te achten, nu wordt
voorgesteld dat de meldplicht alleen geldt voor ambtenaren en financiële belangen
die door de functionele autoriteit zijn aangewezen.17
Ik ben verheugd te constateren dat de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna:
de Afdeling) in haar advies het belang van het wetsvoorstel en zijn verschillende
onderdelen onderschrijft. Centraal hierbij staat de machtenscheiding en het belang
van het daarmee samenhangende vertrouwen van de burger in een onafhankelijke, onpartijdige
en integere rechtspraak. De Afdeling merkt daarbij op dat in de toelichting de relevante
constitutionele uitgangspunten zorgvuldig zijn belicht, al laat dat onverlet dat volgens
de Afdeling de toelichting op enkele punten nog kan worden versterkt, en dat er op
juiste wijze rekenschap van is gegeven dat de grondrechten in voldoende mate zijn
gewaarborgd.
2. Regeling in de wet of in de Grondwet?
In de Grondwet is bepaald dat een aantal ambten onverenigbaar is met het lidmaatschap
van de Eerste Kamer of Tweede Kamer. Zo kan een lid van de Staten-Generaal niet tevens
het ambt uitoefenen van Minister of lid zijn van de Hoge Raad.18 Voor de onverenigbaarheid van deze ambten bestaan verschillende redenen. Het verbod
om tegelijkertijd lid te zijn van de Hoge Raad en de Staten-Generaal hangt bijvoorbeeld
samen met de omstandigheden dat de leden van de Hoge Raad worden benoemd uit een door
de Tweede Kamer op te stellen voordracht en dat de Hoge Raad het gerecht betreft waar
onder meer leden van de Staten-Generaal wegens ambtsmisdrijven terecht staan.
Bij de Grondwetsherziening in 1983 heeft de regering er niet voor gekozen de gehele
rechterlijke macht in al zijn geledingen in de Grondwet van het lidmaatschap van de
Staten-Generaal uit te sluiten. Het beginsel van de scheiding der machten werd destijds
door de grondwetgever staatsrechtelijk niet overtuigend geacht. Wel liet de grondwetgever
de ruimte aan de gewone wetgever om, naast de grondwettelijke onverenigbaarheden,
aanvullend te bepalen dat bepaalde openbare betrekkingen onverenigbaar zijn met het
lidmaatschap van de Staten-Generaal of van een van de Kamers.19
In de toelichting wordt gewezen op verschillende (internationale) ontwikkelingen die
wijzen op een veranderde opvatting ten aanzien van de verenigbaarheid van bepaalde
rechtsprekende functies en het lidmaatschap van de Staten-Generaal of het Europees
Parlement. Het inzicht is gegroeid dat een striktere scheiding van de staatsmachten
wenselijk is ten behoeve van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak.20 Met een verwijzing naar de in de Grondwet geboden mogelijkheid om in de wet aanvullende
onverenigbaarheden op te nemen,21 wordt thans voorgesteld de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren te wijzigen.22 Daarmee wordt voorzien in een wettelijk verbod op het combineren van het rechterschap
met het lidmaatschap van de Eerste Kamer, de Tweede Kamer en het Europees Parlement.
In het licht van het principiële karakter van deze verbodsbepaling alsmede de brede
steun voor een dergelijk verbod rijst de vraag of is overwogen de betreffende incompatibiliteiten
een plaats te geven in de Grondwet. De toelichting geeft daar geen inzicht in. De
keuze om dat niet of in elk geval niet op dit moment voor te stellen, is echter begrijpelijk.
De Grondwet laat ook toe dat dit bij formele wet geschiedt. Dat neemt niet weg dat
met de veranderende opvattingen over onverenigbaarheid van functies en de al eerder
tot stand gekomen wetswijzigingen23 inmiddels wel de vraag rijst of niet opnieuw moet worden bezien welke incompatibiliteiten
in de Grondwet zelf moeten worden geregeld en welke ter regeling aan de gewone wetgever
kunnen worden overgelaten. De toelichting gaat daar niet op in.
De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de toelichting aan te vullen.
Terecht merkt de Afdeling op dat een wettelijk verbod op het combineren van het rechterschap
met het lidmaatschap van de Eerste Kamer, de Tweede Kamer en het Europees Parlement
een principieel karakter heeft. Niet elke regeling met een principieel karakter vergt
echter een regeling op het niveau van de Grondwet.
De grondwetgever heeft er niet voor gekozen om alle met rechtspraak belaste personen
uit te sluiten van het lidmaatschap van de Staten-Generaal.24 In plaats daarvan is ervoor gekozen artikel 57 van de Grondwet beperkt te houden
tot bepaalde ambten die zich vanwege een specifieke taak niet verdragen met het lidmaatschap
van de Staten-Generaal. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de leden van de Hoge Raad,
nu de Hoge Raad de instantie is waar onder meer de leden van de Staten-Generaal wegens
ambtsmisdrijven terechtstaan. De grondwetgever heeft er destijds voor gekozen aan
de gewone wetgever de ruimte te laten om naast de grondwettelijke incompatibiliteiten
aanvullende incompatibiliteiten te bepalen, hetgeen in het vierde lid van artikel 57
van de Grondwet tot uitdrukking is gebracht. Er is daarbij door de regering uitdrukkelijk
overwogen om de gehele rechterlijke macht in al zijn geledingen in de Grondwet van
het lidmaatschap van de Staten-Generaal uit te sluiten. De regering zag daarvoor echter
geen overtuigende staatsrechtelijke gronden en wilde de gewone wetgever op dit punt
alle vrijheid laten. Ik zie ook nu geen aanleiding artikel 57 van de Grondwet te herzien.
Hierbij is ook van belang dat aan dit wetsvoorstel geen fundamenteel veranderde opvatting
over onwenselijke functiecombinaties vanuit het perspectief van een goede vervulling
van het lidmaatschap van de Staten-Generaal ten grondslag ligt. De veranderde opvatting
over de onverenigbaarheid van de functiecombinatie rechter en lidmaatschap Staten-Generaal
houdt verband met wat in het huidige tijdsgewricht wenselijk geacht wordt ter verdere
waarborging van de onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak. De toelichting is op
dit punt aangevuld.
3. Provinciale staten en gemeenteraden
Volgens de toelichting moet de regeling van incompatibiliteiten alleen betrekking
hebben op fundamenteel onwenselijk geachte functiecombinaties. Het doel dat met de
incompatibiliteiten wordt gediend, het algemeen belang bij onafhankelijke rechtspraak,
moet in een redelijke verhouding staan tot de beperkingen die het voor individuele
personen met zich brengt.25
De Eerste en Tweede Kamer nemen volgens de toelichting een zodanig fundamentele positie
in bij de totstandkoming van regelgeving waaraan een rechter aan hem voorgelegde zaken
moet toetsen, dat iedere mogelijke belangenverstrengeling met de gelijktijdige uitoefening
van het ambt van rechter moet worden voorkomen. Leden van het Europees Parlement hebben
een rol bij de totstandkoming van Europese wetgeving die een sterke doorwerking kent
in onze nationale rechtsorde, waaraan rechters vervolgens toetsen. Nationale rechters
hebben bovendien de bevoegdheid de overeenstemming van nationale regelgeving met Europese
regelgeving te beoordelen.26
Een belangrijke rol bij het bepalen van de aanvullende incompatibiliteiten lijkt op
basis van de toelichting aldus toe te komen aan de gedachte dat rechters niet als
gekozen volksvertegenwoordigers invloed zouden moeten kunnen uitoefenen op de totstandkoming
van wetgeving. De motivering van de door de regering gemaakte keuze dat de regeling
van incompatibiliteiten zich niet uitstrekt over het lidmaatschap van gemeenteraden
en provinciale staten sluit daarbij aan. De toelichting houdt daarover in dat de verordenende
bevoegdheden, en dus de invloed, van decentrale overheden beperkter zijn dan de algemene
regelgevende bevoegdheden van de wetgever in formele zin. Rechters die zich als gemeenteraadslid
of statenlid bezighouden met rechtsgebieden waarop verordeningen van decentrale overheden
niet kunnen zien, zouden dan van meer worden uitgesloten dan noodzakelijk.27
In dit licht bezien wordt er in de toelichting terecht op gewezen dat beperkingen
van het passief kiesrecht alleen zijn toegestaan voor zover zij noodzakelijk en proportioneel
zijn en daarom incompatibiliteiten in bovenbedoelde zin moeten worden beperkt tot
principieel onaanvaardbare functiecombinaties. In die zin begrijpt de Afdeling de
keuze om, mede gelet op de al in de toelichting genoemde argumenten (zie hiervoor),
het voorstel geen betrekking te laten hebben op het lidmaatschap van provinciale staten
en gemeenteraden. Daarbij is van belang dat in individuele gevallen zo nodig de instrumenten
van verschoning en wraking kunnen worden ingezet.
De Afdeling merkt op dat de toelichting op dit punt nog kan worden verbeterd. Zij
gaat op dit moment nog niet in op de vraag hoe de gemaakte keuze zich verhoudt tot
de eveneens in de toelichting aangedragen gedachte dat een rol van volksvertegenwoordiger
schade kan toebrengen aan het beeld van de onpartijdige rechter.28 Dit geldt immers niet alleen voor een combinatie van het rechterschap met het lidmaatschap
van Tweede en Eerste Kamer maar ook met dat van provinciale staten en gemeenteraden.
In de toelichting zou, in aanvulling op de reeds aanwezige motivering, nog nader in
moeten worden gegaan op de vraag hoe dit argument in het licht van de aan beperking
van het passieve kiesrecht te stellen eisen, is afgewogen.
De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen.
De Afdeling merkt op dat niet uitgesloten is dat ook de functiecombinatie van het
rechterschap met het lidmaatschap van de provinciale staten of gemeenteraad vragen
kan oproepen die verband houden met de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de
rechter. Dit betekent echter nog niet dat een algeheel wettelijk verbod van deze functiecombinatie,
in het licht van de beperking van het passieve kiesrecht, gerechtvaardigd zou zijn.
Er zijn meer situaties denkbaar die vragen op kunnen roepen die verband houden met
de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter, en niet voor elk van die situaties
is een specifieke wettelijke voorziening getroffen. Als het gaat om bestaande regelingen
ten aanzien van de (on)verenigbaarheid van functies kan grofweg een onderscheid worden
gemaakt tussen toetsing vooraf en toetsing achteraf. Bij toetsing achteraf (nadat
een zaak aan een rechter is toebedeeld) gaat het om de instrumenten van verschoning
en wraking. Bij toetsing vooraf gaat het om een wettelijk verbod van bijvoorbeeld
een functiecombinatie. Omdat het om de inperking van een grondrecht gaat, moet een
dergelijk wettelijk verbod, zoals de Afdeling ook opmerkt, proportioneel zijn ten
opzichte van het beoogde doel. Deze proportionaliteitstoets pakt voor het lidmaatschap
van de provinciale staten of gemeenteraad anders uit dan voor het lidmaatschap van
de Staten-Generaal. Hierbij is van belang dat de verordenende bevoegdheden van decentrale
overheden naar hun aard beperkter zijn dan de algemene regelgevende bevoegdheden van
de wetgever in formele zin. Het is daardoor niet of minder waarschijnlijk dat het
lidmaatschap van provinciale staten of gemeenteraad vragen oproept over de onpartijdigheid
en onafhankelijkheid van rechters. Indien nodig kan in voorkomende gevallen een beroep
worden gedaan op de instrumenten van verschoning en wraking. De toelichting is op
dit punt nader aangevuld.
4. Europees Parlement
In de toelichting wordt uiteengezet dat voor de uitsluiting van het lidmaatschap van
het Europees Parlement dezelfde argumenten gelden als voor de uitsluiting van het
lidmaatschap van Tweede en Eerste Kamer. Verordeningen, richtlijnen en besluiten bij
de totstandkoming waarvan het Europees Parlement op enigerlei wijze is betrokken hebben,
net als in geval van nationale regelgeving, betrekking op een breed bereik aan onderwerpen.
Daarbij gaat het om Europese wetgeving die sterke doorwerking kent in onze nationale
rechtsorde waaraan rechters vervolgens toetsen. De invloed van het Europees Parlement
op de nationale wetgeving is daarmee zodanig dat het voor de hand ligt de regeling
van incompatibiliteiten zich ook te laten uitstrekken over het lidmaatschap van het
Europees Parlement, aldus de toelichting.29
De Afdeling onderschrijft dit standpunt maar merkt op dat de toelichting kan worden
versterkt. In de toelichting is beschreven welke juridische en maatschappelijke ontwikkelingen
hebben geleid tot het voorstel om de combinatie van het rechterschap met het lidmaatschap
van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer en het Europees Parlement uit te sluiten. Genoemd
worden het evaluatierapport van de GRECO, een brief van de rechtspraak waarin wordt
geadviseerd tot het nemen van initiatief tot wetgeving op dit punt, leidraden en interne
codes van de rechtspraak waarin de genoemde functiecombinaties nu reeds worden ontraden
en regelingen in ons omringende landen waarin al een verbod van vereniging van het
ambt van rechter en parlementariër is geregeld.
De Afdeling merkt op dat de genoemde bronnen hoofdzakelijk betrekking hebben op het
verbod op het combineren van het rechterschap met de functies van Eerste of Tweede
Kamerlid en slechts beperkt op het lidmaatschap van het Europees Parlement. Uit de
toelichting wordt niet duidelijk in hoeverre deze bronnen ook relevant zijn voor het
verbod voor zover dat specifiek betrekking heeft op het Europees Parlement. Daarbij
komt dat de toelichting niet ingaat op de Europese regeling waarin de incompatibiliteiten
van het lidmaatschap van het Europees Parlement grotendeels zijn geregeld.30 Weliswaar bepaalt deze regeling dat, naast de reeds daarin geregelde incompatibiliteiten,
iedere lidstaat onder voorwaarden de incompatibiliteiten in haar nationale wetgeving
kan uitbreiden maar de toelichting gaat niet in op de vraag hoe het voorgestelde verbod
zich tot die regeling verhoudt en in hoeverre het voorstel voldoet aan de door de
Europese regeling gestelde voorwaarden.
De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te vullen.
In de toelichting is de keuze om de incompatibiliteitenregeling ook uit te laten strekken
tot het lidmaatschap van het Europees Parlement aangevuld. Hierbij is niet alleen
nader ingegaan op de vraag in hoeverre genoemde bronnen ook betrekking hebben op het
lidmaatschap van het Europees Parlement, maar ook op de terecht door de Afdeling genoemde
Europese regeling inzake de incompatibiliteiten van het lidmaatschap van het Europees
Parlement (de Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement).
Verder is nader toegelicht dat de wetgever bij de totstandkoming van de Wet Incompatibiliteiten
Staten-Generaal en Europees Parlement heeft aangegeven eraan te hechten dat de in
Nederland gekozen leden van het Europees Parlement wat betreft de incompatibiliteiten
in vrijwel overeenkomstige positie blijven verkeren als de leden van de Tweede Kamer.31 De keuze in dit wetsvoorstel de incompatibiliteitenregeling ook uit te laten strekken
tot het lidmaatschap van het Europees Parlement sluit hierbij aan.
5. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
Aan de redactionele opmerkingen van de Afdeling is gevolg gegeven.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen bij het voorstel en
adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der
Staten-Generaal wordt ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Ik moge u hierbij, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
verzoeken het gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no. W16.22.0133/II
– In de considerans van het voorstel voorafgaand aan «gelet op artikel 57, vierde lid,
Grondwet» invoegen: mede.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.