Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 219 Intrekking van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (afschaffing verhuurderheffing)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 2 november 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
1.
Algemeen
1
2.
Inleiding
2
3.
Consultatie en toetsen
3
1. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij de Intrekking
van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (afschaffing verhuurderheffing) en hebben
hierover geen verdere vragen en/of opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Intrekking van
de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van
het voorliggende wetsvoorstel om de verhuurderheffing eindelijk af te schaffen. Deze
leden vroegen hier al langere tijd om en zijn blij dat dit nu eindelijk door de regering
wordt geregeld.
Het lid Omtzigt heeft met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Dit lid legt
de regering graag nog enkele vragen en opmerkingen voor.
2. Inleiding
De leden van de SP-fractie vragen welke doeltreffende instrumenten er nog meer zijn
om de opgaven en middelen op sectorniveau van de toegelaten instellingen beter in
balans te brengen. Kan de regering reflecteren op de afschaffing van de belastingheffing
op winst bij toegelaten instellingen als middel om ruimte te verschaffen om in te
zetten op de betaalbaarheid, verduurzaming en nieuwbouw? Kan de regering reflecteren
op de afschaffing van de ATAD-regeling voor toegelaten instellingen als middel om
ruimte te verschaffen om in te zetten op de betaalbaarheid, verduurzaming en nieuwbouw?
Kan de regering verzekeren dat middels de afschaffing van de verhuurderheffing de
opgaven en middelen op sectorniveau van de toegelaten instellingen in balans gebracht
worden? Kan de regering haar antwoord nader toelichten?
Hoe groot zou de verbetering op de operationele kasstromen zijn bij de afschaffing
van de belastingheffing op winst en bij de afschaffing van de ATAD-regeling voor toegelaten
instellingen? Wat zijn de gevolgen en hoe groot zijn deze gevolgen bij een afschaffing
van de belastingheffing op winst en bij de afschaffing van de ATAD-regeling? Kan de
regering in haar antwoord ook de volgende onderwerpen betrekken: investeringscapaciteit,
woningwaarde en het leenvermogen?
Kan de regering aangeven hoe de belastingheffing op winst zich de komende jaren zal
ontwikkelen en kan zij daarin ook meenemen hoe de ATAD-regeling zich de komende jaren
zal ontwikkelen?
Hoe groot is de verwachte invloed van de afschaffing van de verhuurderheffing op de
belastingheffing op winst? Kan de regering deze verwachte invloed cijfermatig voor
de komende vijf jaar (of zoveel jaar als mogelijk) inzichtelijk maken? Kan de regering
de leden van de SP-fractie toelichten wat zij zal doen om de negatieve gevolgen van
de afschaffing van de verhuurderheffing i.c. een hogere belastingheffing op winst
terug te laten vloeien naar de sector van toegelaten instellingen?
Wil de regering ingaan op de mogelijkheid om niet alleen de afschaffing van de verhuurderheffing
te koppelen aan de nationale prestatieafspraken, maar ook de afschaffing van de belastingheffing
op winst en separaat de afschaffing van de ATAD-regeling daarin op te nemen? Kan de
regering bij benadering aangeven hoeveel woningen extra gebouwd, verduurzaamd, verbeterd
en met vocht- en schimmelproblemen aangepakt kunnen worden bij een afschaffing van
de belastingheffing op winst en bij alleen een afschaffing van de ATAD-regeling (onder
gelijkluidende omstandigheden bij de afschaffing van de verhuurderheffing) in de sector
toegelaten instellingen?
Tot slot waarom willen de leden van de SP-fractie weten waarom de gevolgen van de
afschaffing van de verhuurderheffing voor de belastingheffing op winst niet zijn meegenomen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben zich jarenlang verzet tegen de verhuurderheffing
omdat deze heffing niet – zoals oorspronkelijk bedoeld was – als crisisheffing werd
gebruikt, maar juist werd gebruikt om de corporatiesector kleiner te maken. Hoe reflecteert
de regering hierop? Kan de regering aangeven waarom de heffing niet is afgeschaft
nadat het vanuit financieel oogpunt niet meer nodig was om de heffing in stand te
laten? Hoe reflecteert de regering op het feit dat vrijwel alle woningmarktdeskundigen
al tijden aangeven dat de verhuurderheffing een blok aan het been was voor corporaties
om voldoende betaalbare woningen te bouwen om het tekort aan sociale huurwoningen
verder terug te dringen? Deelt de regering de mening dat het verstandiger zou zijn
geweest wanneer de regering eerder gehoor zou hebben gegeven aan de zorgen van deskundigen
en vanuit de samenleving over de negatieve effecten van de verhuurderheffing?
Kan de regering, zo vragen deze leden, voorts een schematisch overzicht geven van
het totaalbedrag (per jaar) aan verhuurderheffing dat is opgehaald sinds de introductie
van de verhuurderheffing? Kan de regering aangeven hoeveel sociale huurwoningen er
van dit geld hadden kunnen worden gebouwd (op basis van de gemiddelde stichtingskosten
van een sociale huurwoning over de periode van de geldingsduur van de verhuurderheffing)?
Kan de regering tevens over de jaren dat de verhuurderheffing heeft gegolden een overzicht
geven van de ontwikkeling van het aantal sociale huurwoningen? Kan dit schematisch
worden weergegeven in relatie tot de ontwikkeling van de doelgroep voor sociale huurwoningen?
Het lid Omtzigt constateert dat er jarenlang breed maatschappelijk verzet is geweest
tegen de verhuurderheffing – ook wel de boete op betaalbare huur genoemd. Deze heffing
is altijd gezien als een onevenredig zware belasting voor de woningbouwcorporaties.
Corporaties hebben ook in de ogen van dit lid meer financiële ruimte nodig om de enorme
woningbouwopgaven die voorliggen waar te kunnen maken. Nu is het zaak dat de financiële
ruimte die ontstaat ook daadwerkelijk wordt ingezet ten behoeve van de sociale woningbouw.
Daartoe zullen prestatieafspraken worden gemaakt. Over deze prestatieafspraken heeft
hij nog wel een enkele vraag. Zo wijst de Raad van State erop dat het Kabinet Balkenende IV destijds heel bewust is afgestapt van de prestatieafspraken. Is het kabinet
niet beducht dat we weer in dezelfde valkuil stappen, nu dit instrument weer wordt
ingevoerd? Hij heeft behoefte aan een toelichting op dit vlak. Kan de regering aangeven
hoe de prestatieafspraken eruit zullen zien?
3. Consultatie en toetsen
Het lid Omtzigt constateert dat de economische omstandigheden drastisch zijn veranderd
sinds besloten is om de verhuurderheffing af te schaffen. Het gaat dan onder meer
om de gestegen rente op de kapitaalmarkt, om de sterk oplopende bouwkosten en om de
ongekend hoge inflatie. Kan de overheid onder dit economisch gesternte wel tot prestatieafspraken
komen – zo vraagt dit lid zich af – die ver genoeg reiken om tot de gewenste doelen
te komen op gebied van de bouw van betaalbare huurwoningen en de renovatie en verduurzaming?
Deelt de regering de angst dat gezien de huidige economische ontwikkelingen de corporaties
noodgedwongen eerder zullen inzetten op Niet-Daeb investeringen? Graag een reactie
hierop.
Daarnaast heeft hij met instemming kennis genomen van het voorstel om de huurprijsverhoging
voor geliberaliseerde huurovereenkomsten te maximeren. Hij ziet dit als een noodzakelijke
ingreep. Juridisch gezien kunnen de corporaties namelijk een huurverhoging opleggen
ter hoogte van de inflatie plus een procent daarbovenop. Gezien de huidige inflatie
kunnen daar inderdaad ongelukken van komen. Hij wijst – in navolging van de Raad van
State – echter ook op de balans die hier in gezocht moet worden. De geliberaliseerde
woningmarkt is namelijk onnoemlijk belangrijk voor de doorstroming. Te hoge huurprijzen
zorgen ervoor dat mensen door het ijs zakken. Te lage huurprijzen daarentegen hebben
tot gevolg dat de verhuurders het noodzakelijke onderhoud en renovatie niet meer kunnen
doen. Hij vraagt de regering naar een visie hoe zij deze balans in de gaten wil houden.
Tot slot verzoekt het lid Omtzigt de regering haast te maken met een huurkorting voor
slecht geïsoleerde woningen. Wanneer kan dit ingevoerd worden?
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.