Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 229 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs, de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd en de verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo (Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs)
ARTIKEL I. WIJZIGING WET STUDIEFINANCIERING 2000
ARTIKEL II. WIJZIGING WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
ARTIKEL III. WIJZIGING WET REGISTER ONDERWIJSDEELNEMERS
ARTIKEL IV. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
ARTIKEL V. INWERKINGTREDING
ARTIKEL VI. CITEERTITEL
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot een andere
verdeling tussen de overheid, ouders en studenten met betrekking tot de bijdrage in
de kosten van studeren in het hoger onderwijs, dat het billijk is aan studenten die
onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd een tegemoetkoming te verstrekken, en dat het de doorstroom
van mbo-gediplomeerden naar het hoger beroepsonderwijs ten goede kan komen, indien
voor deze groep studenten de zogenoemde 1-februariregeling wordt verruimd naar een
1-septemberregeling;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING WET STUDIEFINANCIERING 2000
De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van «thuiswonende mbo-student» wordt vervangen door:
thuiswonende student:
student die niet een uitwonende student is,.
2. De begripsbepaling van «uitwonende mbo-student» wordt vervangen door:
uitwonende student:
student die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5,.
3. In de begripsbepaling van «toetsingsinkomen» vervalt «, behoudens bij de toepassing
van artikel 3.17,».
B
Artikel 1.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift en het eerste en tweede lid wordt «mbo-student» telkens vervangen
door «student».
2. In het tweede lid wordt «artikel 2.13a» vervangen door «de artikelen 2.13a of 2.14».
C
In artikel 2.17, eerste lid, wordt «mbo-student» telkens vervangen door «student».
D
In artikel 3.1, tweede lid, wordt voor «een basislening» ingevoegd «een basisbeurs, ».
E
Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 3.6. Basisbeurs
2. In het eerste lid wordt «mbo-studenten» vervangen door «studenten».
F
Aan artikel 3.9a wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel a door
een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en»
een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. voor het bruto kortingsbedrag op jaarbasis, bedoeld in artikel 3.9, derde lid, een
percentage wordt gelezen van 13,6% van het verschil tussen het toetsingsinkomen in
het peiljaar en de vrije voet in het toekenningsjaar.
G
Artikel 3.17 vervalt.
H
Artikel 3.18 komt te luiden:
Artikel 3.18. Overzicht normbedragen
De bedragen in onderstaande overzichten luiden per maand naar de maatstaf van 1 januari
2023 en voor overzicht 1, onderdeel B, en overzicht 2, onderdeel B, naar de maatstaf
van 1 september 2023:
Overzicht 1. Normbedragen voor de kosten van levensonderhoud
A. Beroepsonderwijs
Normbedrag thuiswonend
€ 556,95
Normbedrag uitwonend
€ 786,59
B. Hoger onderwijs
Normbedrag thuiswonend
€ 793,27
Normbedrag uitwonend
€ 957,87
Overzicht 2. Financieringsbronnen
A. Beroepsonderwijs
Basisbeurs (exclusief toeslag eenoudergezin)
thuiswonend
€ 90,85
uitwonend
€ 296,51
Basislening
thuis- en uitwonend
€ 197,93
Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage1
thuiswonend
€ 268,17
uitwonend
€ 292,15
B. Hoger onderwijs
Basisbeurs (exclusief toeslag eenoudergezin)
thuiswonend
€ 110,30
uitwonend
€ 274,90
Basislening
thuis- en uitwonend
€ 266,97
Maximale aanvullende beurs/lening of veronderstelde ouderlijke bijdrage
thuis- en uitwonend
€ 416,00
X Noot
1
Voor mbo-studenten die lesgeld verschuldigd zijn, wordt de maximale aanvullende beurs/lening
ingevolge artikel 3.2, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 vanaf 1 januari
2023 verhoogd met € 103,25 en per 1 augustus 2023 met € 113,08 per maand.
Overzicht 3. Aanvullende financieringsbron
Hoger onderwijs
Beroepsonderwijs
Toeslag eenoudergezin
€ 277,13
€ 277,13
I
Na artikel 3.18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.18a. Verhoogde bedragen in het studiejaar 2023–2024
In het studiejaar 2023–2024 worden de normbedragen voor de kosten van levensonderhoud
en de bedragen van de basisbeurs voor uitwonende mbo- en ho-studenten, genoemd in
artikel 3.18, verhoogd met € 164,30.
J
In artikel 5.1 wordt onder verlettering van de onderdelen a tot en met c tot b tot
en met d een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. een basisbeurs;.
K
Het opschrift van paragraaf 5.4 komt te luiden:
Paragraaf 5.4. Omzettingsprocedure bij stoppen in het eerste studiejaar
L
In paragraaf 5.4 wordt na artikel 5.11 een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 5.11a. Stoppen binnen twaalf maanden door mbo-gediplomeerden
1. Onverminderd artikel 5.10 onderscheidenlijk artikel 5.11 wordt de prestatiebeurs
van de ho-student die eerder een opleiding in het beroepsonderwijs heeft afgerond,
omgezet in een gift, indien:
a. hij uiterlijk op 31 augustus van het studiejaar waarvoor hij op enig moment voor het
eerst prestatiebeurs hoger onderwijs geniet ophoudt studiefinanciering te genieten,
en hij niet vóór 1 februari van het daaropvolgende studiejaar opnieuw studiefinanciering
voor het volgen van hoger onderwijs krijgt toegekend; of
b. hij uiterlijk op 31 januari van het studiejaar volgend op het studiejaar waarvoor
hij op enig moment op of na 1 februari voor het eerst prestatiebeurs hoger onderwijs
geniet ophoudt studiefinanciering te genieten, en hij niet vóór de start van het daaropvolgende
studiejaar opnieuw studiefinanciering voor het volgen van hoger onderwijs krijgt toegekend.
2. De omzetting, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats uiterlijk per 1 januari van
het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de periode eindigt waarin de student
geen studiefinanciering toegekend mag hebben gekregen om aanspraak te kunnen maken
op deze regeling.
M
Artikel 6.2a vervalt.
N
Artikel 6.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid vervallen.
2. «Ten aanzien van de lening hoger onderwijs stelt Onze Minister» wordt vervangen door
«Onze Minister stelt ten aanzien van de lening beroepsonderwijs en de lening hoger
onderwijs».
O
Artikel 6.7, eerste lid, komt te luiden:
1. De aflosfase volgt op de aanloopfase en beslaat behoudens toepassing van artikel 6.9,
derde lid, 35 kalenderjaren. Deze periode wordt verlengd met het aantal maanden dat
gebruik is gemaakt van de aflosvrije periode op grond van het tweede lid.
P
Artikel 6.9, derde lid, komt te luiden:
3. Onverminderd toepassing van artikel 6.10 bedraagt het totaal per jaar te betalen
bedrag aan maandelijkse termijnbetalingen voor de terugbetaling van de lening beroepsonderwijs
dan wel de lening hoger onderwijs ten minste € 60.
Q
Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «onderscheidenlijk» vervangen door «dan wel».
b. In de onderdelen a en b vervalt «120% onderscheidenlijk».
c. In onderdeel c vervalt «84% onderscheidenlijk».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De draagkracht van de debiteur uit inkomen is voor de terugbetaling van een lening
beroepsonderwijs dan wel een lening hoger onderwijs 4% van het inkomen boven de draagkrachtvrije
voet.
R
In artikel 6.14 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot tweede
lid.
S
Artikel 6.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, vervalt «6.2a,».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid wordt:
a. bij de toepassing van artikel 6.7, eerste lid, eerste volzin, voor de aflosfase een
periode van 15 kalenderjaren gelezen.
b. bij de toepassing van artikel 6.9, derde lid, voor het totaal per jaar te betalen
bedrag aan maandelijkse termijnbetalingen ten minste € 545 gelezen.
c. bij de toepassing van artikel 6.10, tweede lid, onderdelen a en b, voor de draagkrachtvrije
voet een percentage gelezen van 120% van het belastbaar minimumloon.
d. bij de toepassing van artikel 6.10, tweede lid, onderdeel c, voor de draagkrachtvrije
voet een percentage gelezen van 84% van het belastbaar minimumloon.
e. bij de toepassing van artikel 6.10, derde lid, voor de draagkracht van de debiteur
uit inkomen een percentage gelezen van 12% van het inkomen boven de draagkrachtvrije
voet.
T
In artikel 9.1b, eerste lid, wordt «mbo-student» vervangen door «student».
U
Artikel 9.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «door mbo-student».
2. In het eerste en tweede lid wordt «mbo-student» telkens vervangen door «student.»
V
Artikel 9.9a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «door mbo-student».
2. In het eerste tot en met derde lid wordt «mbo-student» telkens vervangen door «student».
W
Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 3.9, tweede lid, 3.9a, 3.17, eerste en vierde
lid, 3.18, met uitzondering van de maximale aanvullende beurs, 3.27, tweede lid, 4.7,
4.18, 5.2 en 6.2a» vervangen door «de artikelen 3.9, tweede lid, 3.9a, 3.18, met uitzondering
van de maximale aanvullende beurs, 3.27, tweede lid, 4.7, 4.18 en 5.2».
2. In het tweede lid wordt na «de artikelen 6.9, derde lid,» ingevoegd «6.19, tweede
lid, onderdeel b,».
X
Artikel 12.15 komt te luiden:
Artikel 12.15. Tegemoetkoming voor de eerste vier cohorten onder het studievoorschot
hoger onderwijs
1. In dit artikel wordt onder tegemoetkoming begrepen: een tegemoetkoming van Onze Minister,
niet zijnde studiefinanciering in de zin van artikel 3.1, in verband met het volgen
van hoger onderwijs in een periode waarin de extra investeringen in het hoger onderwijs
vanwege de Wet studievoorschot hoger onderwijs nog niet waren gedaan.
2. Voor een tegemoetkoming komt in aanmerking, degene die:
a. in één van de vier studiejaren vanaf 1 september 2015 voor het eerst studiefinanciering
heeft ontvangen voor het volgen van een bacheloropleiding in het hoger onderwijs;
b. binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een hbo-bacheloropleiding
of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding heeft afgerond;
en
c. niet eerder het gehele vouchertegoed van een voucher als bedoeld in artikel 12.15,
zoals dit artikel luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van
de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs, heeft verzilverd.
3. De tegemoetkoming bedraagt voor een rechthebbende die de in het tweede lid, onderdeel c,
bedoelde voucher niet heeft verzilverd € 1.835,94. Indien een rechthebbende de voucher
reeds gedeeltelijk heeft verzilverd, bedraagt voor deze rechthebbende de tegemoetkoming
de resterende waarde van de voucher, met een maximum van het bedrag genoemd in de
eerste volzin.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de uitvoering van dit artikel en worden in ieder geval nadere regels gesteld
over de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming.
5. De tegemoetkoming wordt toegekend vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
6. Artikel 1.7 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor student
wordt gelezen: rechthebbende op een tegemoetkoming.
Y
Na paragraaf 12.7 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:
Paragraaf 12.8. Overgangsbepalingen in verband met de Wet herinvoering basisbeurs
hoger onderwijs
Artikel 12.30. Tegemoetkoming voor cohorten onder het studievoorschot hoger onderwijs
1. In dit artikel wordt onder tegemoetkoming begrepen: een tegemoetkoming van Onze Minister,
niet zijnde studiefinanciering in de zin van artikel 3.1, in verband met het volgen
van hoger onderwijs in een periode waarin een ho-student ingevolge de Wet studievoorschot
hoger onderwijs geen aanspraak kon maken op een basisbeurs.
2. Voor een tegemoetkoming komt in aanmerking, degene die:
a. in de periode van 1 september 2015 tot en met 31 augustus 2023 ingevolge de Wet studievoorschot
hoger onderwijs geen aanspraak kon maken op een basisbeurs;
b. gedurende de periode, bedoeld in onderdeel a, ten minste twaalf maanden aanspraak
maakte op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, niet zijnde het
collegegeldkrediet; en
c. binnen de diplomatermijn hoger onderwijs of, indien hij geen studiefinanciering heeft
aangevraagd, binnen tien jaar nadat hij zich voor het eerst heeft ingeschreven voor
het hoger onderwijs, met goed gevolg een opleiding als bedoeld in artikel 5.7 heeft
afgerond.
3. De tegemoetkoming bedraagt € 29,92 per maand voor iedere maand binnen de periode,
genoemd in het tweede lid, onderdeel a, dat de rechthebbende op een tegemoetkoming
aanspraak maakte op studiefinanciering, niet zijnde het collegegeldkrediet, tot een
maximum van de periode, genoemd in artikel 5.2, eerste lid, en indien van toepassing,
vermeerderd met de periode, genoemd in artikel 5.2b, eerste of tweede lid.
4. In afwijking van het derde lid wordt, indien van toepassing, voor de periode, genoemd
in artikel 5.2, eerste lid, gelezen: de duur, genoemd in artikel 5.7, eerste of derde
lid.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de uitvoering van dit artikel en worden in ieder geval regels gesteld over:
a. de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming;
b. in welke gevallen de tegemoetkoming op aanvraag dan wel ambtshalve wordt toegekend.
6. Onze Minister past het bedrag, genoemd in het derde lid, overeenkomstig artikel 11.1
aan.
7. Artikel 1.7 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor student
wordt gelezen: de rechthebbende op een tegemoetkoming.
Artikel 12.31. Kwijtschelding studieschuld voor ho-studenten met een handicap of chronische
ziekte
1. Op een ho-student die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M,
van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs, studiefinanciering ontving, blijft
artikel 6.2a, zoals dat luidde voor dat tijdstip, van toepassing.
2. Het bedrag, genoemd in artikel 6.2a, tweede lid, zoals dat luidde voor het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M, van de Wet herinvoering basisbeurs
hoger onderwijs, wordt aangepast overeenkomstig artikel 11.1, zoals dat luidde voor
dat tijdstip.
Artikel 12.32. Overgangssituatie terugbetalingsregels mbo
1. Onverminderd artikel 6.1, derde lid, blijven de artikelen 6.3, 6.7, eerste lid, 6.9,
derde lid, 6.10, tweede en derde lid, en 6.14, tweede lid, zoals deze luidden voor
het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen N, O, P, Q en R, van de
Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs, van toepassing op een debiteur met een
schuld uit een lening beroepsonderwijs die uitsluitend voor dat tijdstip studiefinanciering
beroepsonderwijs ontving.
2. Onverminderd artikel 6.1, derde lid, kan een debiteur met een schuld uit een lening
beroepsonderwijs die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen
N, O, P, Q en R, van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs voor het eerst
studiefinanciering beroepsonderwijs ontving en ook na dat tijdstip studiefinanciering
beroepsonderwijs ontving, indien hij daartoe vóór aanvang van de aflosfase een aanvraag
indient, de schuld aflossen overeenkomstig het eerste lid.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een debiteur als
bedoeld in artikel 12.14, vierde lid.
4. Artikel 6.14, tweede lid, zoals dit luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel R, van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs, blijft
eveneens van toepassing op een debiteur met een lening hoger onderwijs met een partner
die een debiteur als bedoeld in het eerste lid is of die op grond van het tweede of
derde lid de schuld aflost overeenkomstig het eerste lid. 5. Bij ministeriële regeling
kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de goede uitvoering van het tweede
lid.
Artikel 12.33. Overgangssituatie studievoorschotvouchers
Artikel 12.15, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel X, van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs, blijft
van toepassing op een voor dat tijdstip ingediende aanvraag om een voucher als bedoeld
in artikel 12.15, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het genoemde tijdstip
van inwerkingtreding, in te zetten.
ARTIKEL II. WIJZIGING WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
In de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt na artikel 4.3 een
artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.3a. Verhoogde basistoelage in het schooljaar 2023–2024
In het schooljaar 2023–2024 wordt het bedrag van de basistoelage voor uitwonende leerlingen,
genoemd in artikel 4.3, verhoogd met € 164,30.
ARTIKEL III. WIJZIGING WET REGISTER ONDERWIJSDEELNEMERS
In de artikelen 15, vierde lid, onderdeel a, en 18, derde lid, onderdeel a, van de
Wet register onderwijsdeelnemers wordt na «vouchers» ingevoegd «, tegemoetkomingen».
ARTIKEL IV. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7.45, vijfde lid, komt te luiden:
5. Indien op grond van artikel 7.45a, vijfde lid, groepen studenten zijn aangewezen
die verlaagd wettelijk collegegeld verschuldigd zijn, wordt de hoogte van het verlaagd
wettelijk collegegeld bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld, waarbij onderscheid
kan worden gemaakt naar opleiding, leerjaar, de wijze waarop een opleiding is ingericht
en instroomcohort.
B
Artikel 7.45a, vijfde lid, komt te luiden:
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen groepen studenten worden aangewezen die
verlaagd wettelijk collegegeld verschuldigd zijn, waarbij onderscheid kan worden gemaakt
naar opleiding, leerjaar, de wijze waarop een opleiding is ingericht en het instroomcohort.
C
In artikel 7.45b, tweede lid, wordt «wordt bij algemene maatregel van bestuur» vervangen
door «kan bij algemene maatregel van bestuur» en «vastgesteld» door «worden vastgesteld».
ARTIKEL V. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL VI. CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.