Verslag van een werkbezoek : Verslag van een werkbezoek aan Suriname, Curaçao en Bonaire door een delegatie van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
36 226 Verslag van een werkbezoek aan Suriname, Curaçao en Bonaire door een delegatie van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Nr. 1 VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK AAN SURINAME, CURAÇAO EN BONAIRE DOOR EEN DELEGATIE VAN
DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN VAN 13 AUGUSTUS TOT EN MET 21 AUGUSTUS
2022
Vastgesteld 18 oktober 2022
Een delegatie van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft van zaterdag 13
tot en met zondag 21 augustus 2022 een werkbezoek gebracht aan Suriname, Curaçao en
Bonaire. De delegatie bestond uit de leden Kiki Hagen (delegatieleider, D66), Salima
Belhaj (D66), Inge van Dijk (CDA), Renske Leijten (SP), Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver
(GL), Don Ceder (CU), Marieke Koekkoek (Volt), Sylvana Simons (BIJ1), alsmede adjunct-griffier
Marianne Verhoev.
Nederland heeft met de twee te bezoeken landen en de bijzondere gemeente een gezamenlijk
verleden. Dit verleden stond centraal tijdens dit werkbezoek, waarbij de delegatie
zich ter plekke heeft laten informeren over het koloniaal verleden, specifiek gericht
op het slavernijverleden, en de doorwerking hiervan. Door middel van een divers programma
heeft de delegatie zich een goed beeld kunnen vormen. De delegatie heeft gesproken
met parlementariërs en eilandsraadsleden, verschillende regeringsvertegenwoordigers,
waaronder de president van Suriname, de Gouverneur van Curaçao en de waarnemend Gezaghebber
op Bonaire, vertegenwoordigers van internationale organisaties, ngo’s en met bewoners.
Ook heeft de delegatie verschillende plekken bezocht die meer inzicht geven in het
slavernijverleden.
De delegatie dankt alle gesprekspartners en degenen die betrokken zijn geweest bij
het organiseren van dit werkbezoek. De hartelijke ontvangst en goede begeleiding van
de delegatie hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het welslagen van het bezoek.
Dit verslag begint met een voorwoord van de delegatieleider, tevens voorzitter van
de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Daarna volgt een algemeen deel en een
beschrijving van het programma. Tevens is als bijlage een brief met observaties en
adviezen van de delegatie gevoegd die de delegatie naar aanleiding van dit werkbezoek
aan het kabinet heeft gestuurd.
De delegatieleider, Hagen
De griffier van de delegatie, Verhoev
Voorwoord
Het komende jaar, 2023, staat in het teken van de herdenking van de afschaffing van
de slavernij. De Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken bereidt zich op dit jaar voor
door tal van activiteiten, waaronder deze onderzoeksreis naar verschillende voormalig
gekoloniseerde gebieden waar het slavernijverleden zich afspeelde.
Allereerst past het mij om grote dankbaarheid uit te spreken voor de mensen die hebben
geholpen bij de voorbereidingen van de reis en het vaststellen van het programma.
In het speciaal aan de Nederlandse ambassadeur in Suriname, de Vertegenwoordiger van
Nederland in Curaçao, de waarnemend Rijksvertegenwoordiger op Bonaire en hun medewerkers
bij de voorbereiding van het programma en tijdens het werkbezoek.
Op 13 augustus 2022 is onder mijn leiding een delegatie van de vaste commissie Binnenlandse
Zaken afgereisd naar Suriname. Bestaande uit: Salima Belhaj (D66), Inge van Dijk (CDA),
Renske Leijten (SP), Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL), Don Ceder (CU), Marieke
Koekkoek (Volt), Sylvana Simons (BIJ1), alsmede adjunct-griffier Marianne Verhoev.
Ik heb grote waardering voor de manier waarop de delegatie in gezamenlijkheid optrad,
hierdoor ontstonden openhartige gesprekken met de diverse organisaties, wetenschappers,
kunstenaars, politici, bestuurders en individuen die betrokken zijn bij het thema
slavernij en het koloniale verleden.
Nederland kent nog steeds een sterke verbintenis met de verschillende voormalig gekoloniseerde
gebieden op zowel sociaal, economisch als bestuurlijk vlak. Om de herdenking in 2023
recht te doen aan het perspectief van zowel de landen als de eilanden in het Nederlands
Koninkrijk, het Nederlandse – en het Surinaams perspectief is de onderzoeksvraag gesteld:
hoe werken het slavernijverleden en het koloniale verleden door in het heden? Deze
onderzoeksreis sluit aan op de twee rondetafelgesprekken die de commissie eerder dit
jaar heeft gehouden en waaraan is deelgenomen door organisaties die zich in Europees
Nederland bezighouden met het slavernijverleden.
Ondanks dat de commissie zo volledig mogelijk te werk wil gaan is zij zich ervan bewust
dat de onderzoeksreis niet alle landen en gebieden bevat waar de Nederlandse kolonisatie
en slavernij onderdeel uitmaakt van de geschiedenis. Wel is voor de reis bewust gekozen
voor een onafhankelijk land, een land in- en een bijzondere gemeente binnen het Koninkrijk
om zicht te krijgen op de verschillende staatsrechtelijke vormen waar de gebieden
zich in bevinden, hoe dit tot stand is gekomen na de afschaffing van het slavernijverleden
en wat dat betekent voor de hedendaagse samenlevingen.
De delegatie brengt een feitelijk verslag uit van het bezoek. De delegatie vraagt
daarnaast om een reactie van het kabinet op de constateringen en adviezen van de delegatieleden
naar aanleiding van de reis.
Ik wens de commissie en het kabinet veel wijsheid toe in het vormgeven van het komende
herdenkingsjaar. Het is een kans om de verschillende perspectieven op ons gedeelde
verleden vorm te geven en tijd om te bouwen aan een kansrijke toekomst met behulp
van de verscheidenheid van de verschillende gebieden en culturen die voort zijn gekomen
uit ons verleden.
Delegatieleider en voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Hagen
Algemeen
Suriname
Suriname, officieel de Republiek Suriname, is een republiek aan de noordkust van Zuid-Amerika
met als hoofdstad Paramaribo. Het land was van 1667 tot 1954 een kolonie van Nederland
en daarna een land binnen het Koninkrijksverband. Op 25 november 1975 werd Suriname
onafhankelijk. De Surinaamse bevolking bestaat uit meerdere etnische groepen waarvan
er geen een absolute meerderheid vormt. De voertaal en officiële taal is het Nederlands,
terwijl ook het Sranan(tongo) belangrijk is. Verder zijn er verschillende lokale en
inheemse talen in gebruik.
De eerste geslaagde Europese kolonisatie vond vanaf 1650 plaats door de Engelsman
Francis Willoughby. Om planters aan te trekken was vrijheid van godsdienst geregeld.
De Engelsen, aangevuld met gevluchte joden uit Brazilië, begonnen met het aanleggen
van plantages in Suriname, waarbij slaven werden ingezet als arbeiders. In eerste
instantie probeerden de kolonisators de inheemse bevolking in te zetten als slaven.
Dit mislukte door grote sterfte en verzet. Daarna besloot men slaven uit Afrika en
deels uit andere kolonies te halen. Tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog werd
Suriname in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen, die onder leiding
van William Byam stonden. Bij de Vrede van Breda zagen de Nederlanders voorlopig af
van de teruggave van de door de Engelsen ingenomen Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland
(de huidige staat New York); op hun beurt eisten de Engelsen niet meteen dat Suriname
ontruimd zou worden en deden de toezegging om de Banda-eilanden aan de Nederlanders
over te laten. Meestal wordt gesproken van een «ruil» van beide gebieden. Na de Derde
Engels-Nederlandse Oorlog werd deze feitelijke toestand in 1674 officieel door de
Vrede van Westminster. Diverse Engelse families verlieten Suriname voor Jamaica en
namen grote aantallen slaven mee. Van alle grote winsten die kooplieden in Suriname
dachten te maken, kwam niets terecht. De opbouw van een zelfvoorzienende kolonie bleek
veel moeilijker dan verwacht. Toen duidelijk werd dat de Zeeuwen niet in staat waren
de Surinaamse economie van de grond te krijgen, is in 1683 de Sociëteit van Suriname
opgericht. De eerste gouverneur van de kolonie Suriname onder het bewind van de Sociëteit
was Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck. Hij had één derde van de rechten op Suriname
aangekocht. De stad Amsterdam en de West-Indische Compagnie (WIC) bezaten daarnaast
ieder een derde. Aan het einde van de 18e eeuw ging de WIC failliet; de familie Van
Aerssen had haar bezit al eerder verkocht. Amsterdam was toen de enige belanghebbende.
Ook het naburige Berbice en Essequibo, ongeveer het huidige Guyana, werden gekoloniseerd
door Nederlanders. Suriname, Berbice en Essequibo vormden het zogenaamde Nederlands-Guiana.
In 1814, nog vóór het Congres van Wenen, zou Zweden een poging doen om het beheer
over Suriname en Curaçao in handen te krijgen in ruil voor Guadeloupe. Het lukte de
Engelse diplomaat Castlereagh de Zweden af te kopen voor een miljoen pond in contanten.
Nederlands-Guiana werd in 1815 nog eens verdeeld in Suriname, dat in Nederlands bezit
bleef, en het huidige Guyana, dat een Britse kolonie werd: Brits-Guiana.
Crijnssen bemoeide zich actief met de organisatie en het bestuur van de Zeeuwse kolonie.
Het bestuur van Zeeland wilde van Suriname zo snel mogelijk een winstgevende kolonie
maken. De bedoeling was dat deze zelfvoorzienend zou zijn. Kooplieden toonden veel
belangstelling voor de ontwikkeling en exploitatie van de plantages in Suriname. Ze
zetten er vooral nieuwe suikerplantages op. Uit Afrika werden slaafgemaakten aangevoerd
om op de plantages te gaan werken. Vanuit de Republiek kwamen bouwmaterialen, gereedschappen,
levensmiddelen en zaaigoed. Er was ook veel behoefte aan soldaten, planters en ambachtslieden.
Maar ondanks stimulerende maatregelen vertrokken maar weinig mensen naar Suriname.
Onder internationale druk en druk van de Surinaamse Onafhankelijkheidsstrijders werd
de slavernij in Suriname uiteindelijk opgeheven op 1 juli 1863. Daarna gold het zogenaamde
«staatstoezicht», dat tot 1873 iedere ex-slaaf verplichtte om een werkrelatie aan
te gaan met een plantage, tenzij men een ambacht ging uitvoeren. Ter compensatie van
het resulterende tekort aan arbeidskrachten op de plantages werden contractarbeiders
uit Brits-Indië, China, Nederlands-Indië (Chinezen en Javanen) en het Midden-Oosten
naar Suriname gebracht.
In 1954 werd Suriname een land binnen het Koninkrijksverband.
Op 25 november 1975 werd Suriname onafhankelijk. De gouverneur van Suriname Ferrier,
de Nederlandse Minister-President Den Uyl en Koningin Juliana ondertekenden het verdrag.
Sindsdien is de officiële benaming Republiek Suriname. Ferrier werd de eerste president
van de nieuwe ZuidAmerikaanse staat. Vijf jaar later vond een staatsgreep plaats onder
leiding van de onderofficier Desi Bouterse, maar dit maakte geen einde aan de wisseling
van de wacht in het ambt van het presidentschap. In de reeks van uitgediende presidenten
vallen twee namen op: de zojuist genoemde Bouterse, die tweemaal voor enige dagen,
en Venetiaan die driemaal voor in totaal vijftien jaar het hoogste burgerlijke gezag
uitoefende, beginnend in 1991. Venetiaan, een voormalig Minister van Onderwijs, werd
na democratische verkiezingen in 2010 afgelost door Bouterse. Na verlies bij de verkiezingen,
werd Bouterse in 2020 als president opgevolgd door Chan Santokhi.
De Surinaamse bevolking vormt een etnisch zeer diverse en multi-culturele gemeenschap,
waarin geen enkele groep een absolute of dominante meerderheid vormt. De bevolking
bestaat uit een mengeling van de volgende etnische groepen, met tussen haakjes het
aandeel van de groep bij de volkstelling in 2012. Bij de telling bepaalde de bevolking
zelf tot welke etnische groep ze behoren:
• Inheemsen (3,8%), de oorspronkelijke bewoners van Suriname vallen onder verschillende
volken en wonen vooral in het binnenland en rond de hoofdstad.
• Afro-Surinamers (37,4%), stammen af van uit Afrika aangevoerde slaven en kunnen in
twee groepen worden verdeeld.
• Creolen (15,7%), afstammelingen van Afrikanen, die veelal in de stedelijke gebieden
wonen en overwegend christelijk zijn.
• Marrons (21,7%), nakomelingen van gevluchte Afrikanen, die wilden ontsnappen aan een
bestaan als slaaf, door zich in afgelegen bosgebieden te vestigen. Door de openlegging
van het binnenland en als gevolg van de Binnenlandse Oorlog trokken veel Marrons naar
Paramaribo en andere grotere plaatsen. Traditioneel volgen zij de winticultuur van
geesten- en voorouderverering.
• Hindoestanen (27,4%), afstammelingen van de Indiase «contractarbeiders» uit het toenmalige
Brits-Indië. Zij bewonen voornamelijk de districten Wanica, Paramaribo en Nickerie
en zijn onderverdeeld in grofweg twee stromingen; hindoes en moslims.
• Javanen (13,7%), nakomelingen van de contractarbeiders uit het toenmalige NederlandsIndië.
Het district Commewijne wordt van oudsher overwegend bevolkt door Javanen, daarnaast
wonen velen van hen in Lelydorp en Paramaribo. Godsdienstig zijn zij overwegend moslim
en daarnaast beoefenaars van geesten- en voorouderverering.
• Brazilianen (geschat tot wel 10%), oorspronkelijk voornamelijk werkzaam als goudzoekers
in het binnenland.
• Chinezen (1,5%), zijn in twee groepen te verdelen: de eerste groep bestaat uit nakomelingen
van contractarbeiders uit Hongkong, Zuid-China of Nederlands-Indië. Het merendeel
van deze Chinese Surinamers spreekt een dialect uit de Hakkataal en zijn overwegend
katholiek.Sinds +/- 2000 is er een toename van migratie vanuit China naar Suriname.
De nieuwe Chinezen zijn overwegend werkzaam in de handel en horeca en zijn grotendeels
nietreligieus.
• Europeanen (1%), nakomelingen van Nederlanders, Portugezen uit Madeira en andere Europeanen
uit de koloniale tijd. Zij wonen vooral in de districten Paramaribo en Wanica en zijn
voornamelijk christen. De Nederlanders die recentelijk in Suriname zijn komen wonen,
of geen gemengd bloed hebben, staan bekend als bakras. De afstammelingen van Nederlandse
kolonisten die in de 19e eeuw naar Suriname kwamen of die lange tijd in Suriname wonen
en zijn geïntegreerd in de samenleving staan bekend als boeroes.
• Joden, nakomelingen van voornamelijk Sefardische, maar ook Asjkenazische Joden. In
hun geschiedenis speelt de Jodensavanne een grote rol. Veel joden zijn vermengd met
andere bevolkingsgroepen.
• Libanezen zijn Surinamers uit het Midden-Oosten. Zij komen voor het grootste deel
uit Bcharre in Libanon en zijn maronieten. Daarnaast zijn er ook Syriërs en Palestijnen.
In Suriname beschouwen zij zich niet als Arabieren, maar noemen zich liever Feniciërs.
• Overige immigrantengroepen uit de regio zijn Guyanezen, Haïtianen en Cubanen. Aanvankelijk
waren zij actief in de landbouwsector, maar steeds meer nemen ze deel in andere sectoren.
In de volkstelling van 2012 beschouwde 13,4% van de bevolking zich als overwegende
etniciteit «gemengd». 1,8% gaf aan onder een andere bevolkingsgroep te vallen.
Curaçao
Curaçao (Papiaments: Kòrsou), officieel: Land Curaçao (Papiaments: Pais Kòrsou, Engels:
Country Curaçao), is een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Curaçao werd op 26 juli 1499 «ontdekt» door de Spanjaard Alonso de Ojeda. Op dat moment
woonden er ongeveer 2.000 Caquetio op het eiland. In 1515 werden vrijwel alle Caquetio
als slaven weggevoerd naar Hispaniola om te werken in de mijnen. De Spanjaarden vestigden
zich op het eiland in 1527. Het eiland werd echter bestuurd vanuit een van de Spaans-Venezolaanse
steden. De Spanjaarden importeerden veel exoten naar Curaçao. Paarden, schapen, geiten,
varkens en rundvee werden vanuit Europa of een van de Spaanse koloniën op het eiland
geïntroduceerd. Ook diverse uitheemse bomen en planten werden door de Spanjaarden
aangeplant. Niet alle ingevoerde exoten hadden evenveel succes. Met het vee ging het
in het algemeen goed, met de landbouw ging het daarentegen beduidend slechter. Omdat
de opbrengsten van de Curaçaose agricultuur teleurstellend waren, de zoutpannen geen
hoge opbrengst hadden en er geen edelmetalen te vinden waren, noemden de Spanjaarden
het eiland een «isla inutil», een nutteloos eiland.
Na verloop van tijd nam het aantal Spanjaarden dat op Curaçao woonde af. Daarentegen
stabiliseerde het aantal Indiaanse bewoners zich. Vermoedelijk vond er, door natuurlijke
aanwas, terugkeer en kolonisatie, zelfs bevolkingstoename van de Caquetio plaats.
De West-Indische Compagnie
In augustus 1634 viel de Hollanders, dat wil zeggen de West-Indische Compagnie (WIC),
met oppermacht Curaçao aan. De op het eiland aanwezige Spanjaarden (een dertigtal)
gaven zich bij San Juan over. Ongeveer dertig inheemse gezinnen mochten op het eiland
blijven wonen. De belangrijkste reden voor de inval en verovering was dat de WIC op
zoek was naar een uitvalsbasis voor handel en kaapvaart. Daarnaast zocht de WIC naar
een goede bron van zout. Zowel op de kust van Venezuela als op Bonaire waren goede
zoutpannen te vinden. Op Curaçao zelf was campêchehout, een grondstof voor een natuurlijke
verf, vee, kalk en brandstof te vinden.
In de eerste drie jaren waren de leefomstandigheden voor de WIC'ers slecht. Voor voedsel
en bouwmateriaal was men grotendeels afhankelijk van import uit Europa. De toevoer
was zeer onregelmatig; er kon meer dan een half jaar voorbijgaan zonder aanvoer. Gevolg
was dat veel loslopend vee werd gevangen en geslacht. Ander voedsel ging op rantsoen.
Een deel van de soldaten werd door barre woonomstandigheden, slechte voedselvoorziening
en het harde werk, maar vooral door de eentonigheid en verveling ontevreden. Er leek
muiterij op handen, maar dit werd afgewend.
De Spanjaarden smeedden plannen om Curaçao te heroveren op de Nederlanders. De Spanjaarden
brachten hun plannen ten uitvoer en voeren uit met een aantal schepen. Deze zijn door
een storm afgedreven en hebben Curaçao nooit bereikt. Voor de WIC een geluk; de Spaanse
troepenmacht was sterker en had vermoedelijk gewonnen.
Slavenhandel en vrijhaven
In 1665 begon de WIC met slavenhandel. De slaven werden aangevoerd uit West-Afrika
en werden op Curaçao aan land gebracht, waar ze na de «middle passage» enige tijd
konden aansterken. De slaven werden verhandeld op een plaats die nu Asiento heet,
en ook op de plantage Zuurzak (nu villapark zuurzak). Al snel ontstond hier de belangrijkste
regionale slavernij. De WIC leverde slaven tegen zeer scherpe prijzen en concurreerde
zo de Engelse, Franse en Portugese handelaren de markt uit. Slaven werden door handelaren
gekocht en vervolgens verscheept naar diverse bestemmingen in Midden-Amerika en Zuid-Amerika.
Een relatief klein deel van de aangekomen Afrikanen bleef op Curaçao. De meesten hiervan
kwamen terecht op een van de plantages, die indigo, katoen, tabak, mais of sorgo en
suikerriet verbouwden.
De WIC maakte Curaçao in 1674 tot vrijhaven waardoor het een sleutelpositie verkreeg
in de internationale handelsnetwerken. Mede hierdoor werd het in de 17e eeuw een van
de welvarendste eilanden in het Caraïbisch gebied. In de 18e eeuw probeerde Curaçao
zijn handelspositie te consolideren. De handel in Venezuela en andere Spaanse koloniën
werd echter verhinderd door de Spaanse kustwacht. Deze was speciaal aangesteld om
de illegale handel vanuit Venezuela in tabak en cacao een halt toe te roepen. De Engelsen
en Fransen werden in het Caraïbisch gebied steeds sterker. De positie van Curaçao
nam mede door deze factoren in belang af. Ook was van belang, dat Curaçao niet geschikt
was voor de grootschalige verbouw van suikerriet, katoen, tabak of andere tropische
plantagegewassen. Pogingen daartoe werden eind 17e en begin 18e eeuw gestaakt. De
landbouw van Curaçao richtte zich op voedselvoorziening voor de eigen bevolking. Desondanks
moest een deel van het voedsel worden geïmporteerd. Slavenhandel bleef de belangrijkste
bron van inkomsten voor de Nederlanders, niet het minst vanwege de concurrerende prijzen
van de slaven.
Nederlandse kolonie
Na het faillissement van de WIC in 1791 werd Curaçao een echte Nederlandse kolonie.
In 1795 kwamen de slaven op Curaçao in opstand. De opstand stond onder leiding van
Tula, een slaaf die een centrale rol speelt in de geschiedenis van Curaçao. De opstand
werd na een korte periode neergeslagen. In 1800 werd Curaçao bezet door de Britten,
die in 1803 door de plaatselijke bevolking werden verdreven. In 1807 veroverden de
Britten het eiland opnieuw. In 1816 kregen de Nederlanders Curaçao terug en viel Curaçao
weer onder het Nederlands bestuur. Om de bestuurskosten te verlagen werden de West-Indische
koloniën in 1828 teruggebracht tot één kolonie met een Gouverneur-Generaal in Paramaribo.
In 1845 kwam men hier gedeeltelijk op terug omdat het besturen van de eilanden vanuit
Suriname niet goed werkte. Vanaf dat jaar waren er weer twee West-Indische koloniën:
• Suriname
• Curaçao en Onderhorigheden, zowel de Bovenwindse als de Benedenwindse Eilanden
In navolging van Engeland (1834) en Frankrijk (1848) werd door de Nederlandse regering
in 1863 de slavernij afgeschaft.
Tot in het begin van de twintigste eeuw leefde Curaçao van handel, landbouw en visserij.
Het economische tij keerde in 1914 toen grote aardoliereserves in Venezuela werden
ontdekt. Shell vestigde meteen een olieraffinaderij op het eiland, Raffinaderij Isla,
bij Asiento – waar eerder in slaven gehandeld werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
speelde het eiland een belangrijke rol bij de levering van brandstof voor de geallieerde
troepen.
In 1954 verkreeg Curaçao samen met de andere Nederlandse Antillen politieke autonomie.
In de jaren veertig en vijftig bracht de raffinaderij welvaart en modernisering voor
het eiland, maar de welvaart was ongelijk verdeeld. De pas ontstane Curaçaose arbeidersklasse
werd steeds ontevredener met de loonpraktijken van de Koninklijke Shell. Ook was de
deelname van de AfroCuraçaose bevolking aan het politiek proces nog beperkt. Op 30 mei
1969 brak een arbeidersopstand uit bij de ingangspoort van de Shellraffinaderij. Tijdens
de opmars naar de binnenstad werd onder andere de vakbondsleider Wilson Godett neergeschoten
en staken woedende arbeiders panden in Punda en Otrobanda in brand.
Nadat de lokale regering Nederlandse mariniers had laten overvliegen om de orde te
herstellen, werd er flink gewerkt om de overheid te «Antillianiseren». Deze gebeurtenis
gaat de boeken in als Trinta di mei.
Hoewel het op 10 oktober 2010 een status aparte heeft gekregen vergelijkbaar met Aruba
is de band met Nederland nog sterk. Dat blijkt uit het rechtstreeks inhuldigingsverslag
van Willem-Alexander der Nederlanden.
In tegenstelling tot Nederland, maakt het eiland geen deel uit van het grondgebied
van de Europese Unie en daarom hoeft om die reden Curaçao, gelijk aan Aruba en Sint
Maarten, dan ook niet te voldoen aan het Europees recht en is de euro niet als wettelijk
betaalmiddel ingevoerd. Door de bijzondere relatie met Nederland, de zogenoemde LGO-status,
komen de eilanden wel in aanmerking voor Europese fondsen en EU-brede samenwerkingsovereenkomsten
zoals het Erasmus+ programma. Verder bezitten de inwoners van het Caribisch deel van
het Koninkrijk der Nederlanden naast de Nederlandse nationaliteit ook het Europees
burgerschap.
Curaçao had op 1 januari 2022 151.066 inwoners. Curaçao kent zeer diverse bevolkingsgroepen.
Er woonden 102 verschillende nationaliteiten op het eiland in 2006, en 107 in het
jaar 2010. De meerderheid van de Curaçaoënaars zijn voornamelijk afstammelingen van
uit Afrika aangevoerde slaven (de Afro-Curaçaoënaars), die als inheems worden beschouwd.
Daarnaast zijn er ook minderheden van Europese Nederlanders, Chinezen, Libanezen,
Joden, Portugezen, Surinamers, Indiërs, Dominicanen, Haïtianen, Jamaicanen, Guyanezen,
Colombianen en Venezolanen. Met name de laatste groep zorgt in het tweede decennium
van de 21e eeuw voor een toename van ±10%.
Bonaire
Bonaire (Papiaments: Boneiru) is een Nederlands eiland in het Caribische deel van
Nederland, dat sinds 2010 bestuurlijk als Caribisch openbaar lichaam een bijzondere
gemeente vormt.
In 1499 landden Alonso de Ojeda en Amerigo Vespucci als een van de eerste Europeanen
op Bonaire. Zij namen het eiland voor Spanje in bezit. Omdat Bonaire geen goud had
en niet geschikt was voor de landbouw zagen de Spanjaarden geen noodzaak een kolonie
te stichten en rekende het samen met Curaçao en Aruba tot de islas inútiles (nutteloze
eilanden). De lokale indianen werden afgevoerd om als slaven te dienen in plantages
in Zuid-Amerika. In 1526 introduceerden de Spanjaarden vee op Bonaire. Als gevolg
hiervan komen ezels (of buriku) en geiten (of kabritu) er in het wild voor.
In 1636 veroverde Nederland Bonaire op de Spanjaarden. Het kwam onder bestuur van
de WestIndische Compagnie. Deze importeerde een klein aantal slaven voor landbouw
(voornamelijk hout, maïs en zoutwinning). De slavernij is er in 1863 afgeschaft.
In het begin van de negentiende eeuw verloor Nederland de heerschappij over de Antillen
twee maal aan Groot-Brittannië. Toen de eilanden in 1816 definitief aan Nederland
werden toegewezen, bouwde de Nederlandse overheid Fort Oranje in Kralendijk om het
eiland te beschermen. Zout was inmiddels de grootste bron van inkomsten voor het eiland.
De productie was zo groot geworden dat er vier obelisken gebouwd werden om de schepen
naar de zoutpannen te leiden. Inmiddels wordt het zout vooral gebruikt voor vaatwasmachines,
cosmetica en een deel als consumptiezout. De rechten van AKZO op de zoutwinning zijn
al een aantal jaren geleden overgedaan aan Cargill, een Amerikaans bedrijf.
De zeelieden van Bonaire hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog een boven gemiddelde
bijdrage geleverd. Duitse onderzeeërs probeerden, de scheepvaart rondom de raffinaderijen
van Aruba en Curaçao uit te schakelen en daarmee de gigantische productie van brandstof
voor de geallieerden te elimineren. Tijdens deze gevechten zijn ook schepen betrokken
geraakt die een Bonairiaanse bemanning hadden. Tot de velen, die na de oorlog ontbraken
behoorden ook de 34 gesneuvelde Bonairianen van deze schepen (meer dan van de andere
eilanden van het toenmalige Nederlands West-Indië).
Onder Koningin Juliana werden de Antillen in 1954 een autonoom deel van het Koninkrijk
der Nederlanden. Toen de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010 als land werd opgeheven,
werd Bonaire een bijzondere gemeente van Nederland. Op 12 september 2012 mochten inwoners
van Bonaire voor het eerst stemmen bij verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Bonaire heeft 20.104 inwoners volgens de telling van 2019. In 2001 had 86% van de
bevolking de Nederlandse nationaliteit, maar was slechts 52% op het eiland zelf geboren.
Naast veel mensen van de andere eilanden Curaçao en Aruba, uit Nederland en de buurlanden
Venezuela en Colombia wonen er veel mensen uit de Dominicaanse Republiek, grotendeels
arbeidsmigranten.
De officiële taal is het Nederlands. Papiaments en Engels worden tevens erkend als
officiële taal in het rechts- en bestuurlijk verkeer, onderwijs, sociaaleconomisch
leven en de rechtspraak. Van de bevolking spreekt 64% thuis Papiaments (een zelfstandige
creoolse taal met voornamelijk invloeden uit het Spaans en het Portugees, daarnaast
veel invloed van het Nederlands, Engels, Frans, alsmede Indiaanse en West-Afrikaanse
talen) en 15% Nederlands, 15% Spaans en 5% Engels. De meeste Papiamentstaligen spreken
ook Nederlands, Engels en Spaans.
Werkbezoek – dag tot dag
De delegatie heeft voordat het werkbezoek van start ging, afgesproken dat alle gesprekken
die worden gevoerd in beslotenheid zouden worden gehouden, zodat dit kon leiden tot
open en constructieve gesprekken over het koloniale verleden, in het bijzonder het
slavernijverleden, en de doorwerking hiervan. Dat houdt in dat de inhoud van deze
gesprekken niet geopenbaard kunnen worden.
Zaterdag 13 augustus – Paramaribo
Na aankomst in Suriname heeft de delegatie bij het diner op de ambassade een briefing
door de ambassadeur gekregen.
Zondag 14 augustus – Paramaribo
Op zondag 14 augustus, begon het werkbezoek bij Fort Zeelandia waarop een boottocht
naar Mariënburg en Frederiksdorp volgde.
Fort Zeelandia
De delegatie heeft bij Fort Zeelandia een rondleiding en uitleg gekregen door de directeur,
Laddy van Putten. Het fort herinnert aan de Zeeuwse periode in Suriname en is tegenwoordig
vooral bekend van de decembermoorden, die hier onder het bewind van Desi Bouterse
op 8 en 9 december 1982 zijn begaan. Het Surinaams Museum is in het fort gevestigd.
Mariënburg
Bij de suikerfabriek van Mariënburg schiet het Nederlandse koloniale leger op 30 juli
1902 op een menigte woedende Brits-Indische contractarbeiders, die in verzet kwamen
tegen onrecht en onderdrukking op de bijbehorende suikerplantage. De delegatie spreekt
op deze plek met de besturen van de stichtingen Gevallen Helden 1902 en Hindostaanse
Immigratie over het slavernijverleden en de periode van de contractarbeiders hierna.
Tevens is gesproken over de toekomst in relatie tot het verleden.
Frederiksdorp
Frederiksdorp is een voormalige 18e eeuwse koffie- en cacaoplantage. De eerste eigenaar
was een Duitser uit Pruisen, Johan Friedrich Knöffel aan wie de plantage tot op heden
zijn naam te danken heeft. De geschiedenis van Frederiksdorp herinnert aan de zowel
de Europese als Afrikaanse tradities. Frederiksdorp is het centrum van rechteroever
van de Commewijnerivier. Het landgoed is 300 ha groot met omliggende plantages, vissersdorpen,
zeestranden, mangrovebossen, wetlands, dolfijnen en lange fiets- en wandelpaden. Deze
voormalige plantage met originele plantagewoningen en een politiepost, is verklaard
tot historisch erfgoed. De eigenaar van Frederiksdorp, Sirano Zalman heeft de delegatie
rondgeleid en verteld over de geschiedenis van deze voormalige plantage.
De delegatie heeft op zondag tevens de Boni-trail bewandeld; dit is een boswandeling waarlangs in beelden en teksten het leven en verzetsdaden
van marronleider Boni zijn uitgebeeld. Boni is geboren in ongeveer 1730, werd leider
van het verzet tegen de kolonisten, voerde overvallen uit op de plantages en werd
gezocht door de militairen. Het Nederlandse gouvernement besteedde grote bedragen
aan de jacht op Boni, die op tragische wijze stierf in 1793: hij werd in zijn slaap
vermoord door Ndjuka-leider Bambi, iemand die sympathie had voor Boni's strijd, maar
de vrede met het Nederlandse gouvernement niet op het spel wilde zetten.
Aansluitend heeft de delegatie het Verhalenmuseum bezocht: dit is een kleurrijk ingericht
museum dat in foto’s en levensverhalen een indruk geeft van de huidige leefwijze van
nazaten van contractarbeiders in het landelijke gebied.
Maandag 15 augustus – Paramaribo
In de ochtend spreekt de delegatie als eerste met de Minister van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking
(Bibis), de heer Albert Ramchand Ramdin. Gesproken wordt over de samenwerking tussen Suriname
en Nederland, de komst van premier Rutte in september en het onderhouden van relaties.
Tevens wordt gesproken over de consequenties van het gegeven dat een deel van de bevolking
in Suriname veel familie in Nederland heeft. Daarnaast wordt gesproken over het (slavernij)verleden
in Suriname en de effecten daarvan in de hedendaagse Surinaamse maatschappij.
Het tweede gesprek in de ochtend is met de Minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, mevrouw Marie Levens, dat gaat over het (slavernij)verleden en de effecten op de
ontwikkeling van o.a. het onderwijs, archivering, (ontwikkelings)hulp, omgangsvormen,
persoonlijke ontwikkeling, cultuur en de gesproken talen in Suriname.
Rond het middaguur volgt een gesprek met de Voorzitter van de Nationale Assemblee, de heer Marinus Bee en de assembleeleden Gregory Asabina (de fractieleider van de
Nationale Partij Suriname (NPS), Ronny Asabina (fractieleider van Broederschap in
Eenheid in de Politiek (BEP) en Gregory Rusland waarin vooral gesproken wordt over
een gezamenlijke oplossing voor een minder mooi verleden en de excuses die zijn aangeboden
door Rotterdam, Amsterdam, Utrecht, Noord-Holland en DNB.
In het gebouw van de Nationale Assemblee vervolgt de delegatie haar bezoek met een
gesprek met de Vicevoorzitter van de Nationale Assemblee, tevens voorzitter van de Commissie Mensenrechten, de heer Dewanchandrebhose Sharman,
waar onder meer gesproken wordt over de schending van de mensenrechten, vroeger en
nu, de perceptie van de commissie en de inwoners hierover en het ontwikkelen van een
gezamenlijke visie.
Bij de bespreking met het Nationaal Comité Herdenking Slavernijverleden zijn namens het Comité aanwezig Johan Roozer, Helmut Gezius, Siegmien Staphorst,
Harry Mungra en Astrid Runs. Dit comité is op 19 maart 2022 opgericht en heeft als
doel zorg te dragen voor de organisatie van nationale herdenkingsactiviteiten in de
periode 1 juni 2022 tot 1 augustus 2023. Tevens willen zij komen met een onderzoeksprogramma
over de doorwerking van het slavernijverleden en denken zij na hoe omgegaan kan worden
met dit verleden. Hun ideeën worden toegelicht en gesproken wordt bijvoorbeeld ook
over het transgeneratief trauma (psychologische doorwerking van het slavernijverleden),
het overbrengen van kennis en samenwerking.
Na het gesprek met het Nationaal Comité volgt een gesprek met president Santokhi over onder andere de geschiedenis, bevolkingsopbouw van Suriname, sociaaleconomische
ontwikkeling en verhoudingen en samenwerking tussen Suriname en Nederland.
Laat in deze middag volgt een presentatie van de heer Armand Zunder, voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie Suriname, waarin hij o.m. ingaat
op de periode tussen 1581–1795, de economische waarde van de slavernij, de positie
van de inheemsen en een revolving fund. Ook aanwezig bij deze presentatie was de heer
Ligori, die aangeeft dat de inheemse bevolking de eerste slaven waren in Suriname.
In de avond volgt in de residentie van de ambassadeur een diner met wetenschappers van de faculteit geschiedenis van de universiteit: Jerome Egger, prof. dhr. Maurits Hassankhan, dhr. Dr. Eric Jagdew,
mw. Mildred Caprino en mw. Hilde Neus. Tijdens het diner wordt met elkaar gesproken
over het slavernijverleden, de koloniale geschiedenis en de effecten hiervan op het
heden in Suriname.
Dinsdag 16 augustus – reisdag van Paramaribo, via Port of Spain naar Willemstad
Dit was een lange reisdag: vertrek om 1.30 uur uit Paramaribo met aankomst 16.35 uur
in Willemstad. Na inchecken en opfrissen volgde in de avond een landenbriefing van
de Vertegenwoordiger van Nederland in Curaçao, Aruba en St. Maarten.
Woensdag 17 augustus – Willemstad
Deze dag startte in het paleis van de Gouverneur met een gesprek met de Gouverneur van Curaçao, mw. Lucille George-Wout over de banden, gezamenlijke historie en samenwerking
tussen Curaçao en Nederland, het Koninkrijk, het Statuut, de economische status (raffinaderij,
gaming-industrie), ontwikkeling van kinderen en een verdere emancipatie van de bevolking
van Curaçao.
Het volgende gesprek vond plaats in Fort Amsterdam met een afvaardiging van de Raad van Ministers, onder leiding van Charles Cooper en in aanwezigheid van Dorothy Pietersz-Janga,
Shalten Hato, Ornelio Martina, Javier Silvania en Ruisandro Cijntje. Gesproken wordt
over het advies van de Dialooggroep Slavernijverleden «Ketenen van het Verleden»,
de doorwerking van het slavernijverleden op economisch en sociaal-emotioneel vlak,
autonomie, onderwijs, het spreken van Papiaments en het Koninkrijk en het Statuut.
Aan het eind van de ochtend brengt de delegatie een bezoek aan de Staten van Curaçao in het oud BNA-gebouw in Punda. Aanwezig vanuit de Staten waren de voorzitter, America-Francisca
en de leden Girigorie, Mercelina jr, Mc William, Calmes, Seferina. Het gesprek gaat
over de effecten van het slavernijverleden op het heden, sociale ongelijkheid, racisme,
synergie op thema’s, wijze van samenwerking, het Statuut, COHO, autonomie, gezondheidszorg
en sociaaleconomische problemen.
Na deze ochtend met gesprekken met diverse politici, heeft de delegatie een lunchbijeenkomst
met de volgende opinie- en smaakmakers: dhr. Rene Rosalia, dhr. Alex Rosaria; dhr. Miguel Goede, mw. Maria Liberia Peters,
dhr. Dudley Lucia, dhr. Henry Vijber en dhr. Roland Colastica. Tijdens deze lunch
in het Landhuis Vredenberg spreken de aanwezigen over het betrekken van jongeren bij
het verleden, het onderwijscurriculum, het belang van kunst en cultuur, slavernijhelden
naast Tula, rehabilitatie van Tula, perspectief voor de toekomst en de rolverdeling
daarbij, doorwerking van de (gezamenlijke) geschiedenis en onderzoek daarnaar vanuit
perspectief van degenen die het hebben ervaren, het VN-Handvest, emancipatie en verantwoordelijkheden.
In de avond woont de delegatie de Tula-herdenking bij Area Rif/Mundo Nobo (Otrobanda). Ieder jaar wordt op 17 augustus de opstand die
onder zijn leiding gevoerd werd, herdacht op de Dia di lucha pa libertat: de dag van
de vrijheidsstrijd, ook wel de Tulaherdenking genoemd. Diverse toespraken worden gehouden
door Dorothy Pietersz Janga, Tyrone Brunken, Charles Cooper en Suzy Camelia Römer
(in het Papiaments) en culturele optredens vinden plaats bij het slavernijmonument
Deskadená (ontketend). De delegatie is voorzien van oortjes waardoor zij de toespraken
kan volgen en legt een krans bij het monument namens de Commissie voor Binnenlandse
zaken.
Donderdag 18 augustus – Willemstad
Bezoek Banda Abou (westelijk deel van Curaçao): de delegatie legt een deel van de
route van de vrijheidsstrijd af en bezoekt diverse locaties, die een rol hebben gespeeld bij de opstand van de
slaafgemaakten die startte op 17 augustus 1795 onder leiding van Tula, zoals de plantage
Knip, fort te Westpunt, Landhuis Savonet, Santa Cruz, Santa Martha, Seru di Fontein,
de plek van veroordeling en executie en het rif van Otrobanda en het galgenveld.
In de middag volgt een geanimeerde lunch met bewoners uit de wijken Soto, Montana, Wichi Marchena in het buurthuis Kustbatterij waarin
ronde tafels waren opgesteld. De delegatieleden werden verdeeld over de diverse tafels
waar zij met buurtbewoners spraken over de doorwerking van het slavernijverleden op
hun huidige welzijn, opleiding en welvaartsniveau.
Na de lunch vertrekt de delegatie naar de universiteit, University of Curaçao (UoC), waar de rector magnificus, dr. F. de Lanoy, de delegatie welkom heet. De universiteit
is opgericht in 1979, bestaat uit 5 faculteiten en biedt in totaal 34 programma's.
Prof. dr. Rose Mary Allen geeft een inleiding over de geschiedenis, de verhouding
tot Nederland, en vice versa, en geeft aan dat er wat haar betreft meer onderzoek
nodig is naar de doorwerking van het slavernijverleden. Achtereenvolgens spreken daarna
op interactieve wijze met de delegatie: dhr. Richenel Ansano MA over slavernij, traumaverwerking
en veerkracht, mr. Suzanne Römer over de doorwerking van de slavernij vanuit een juridische
optiek, drs. Charles Do Rego MBA over slavernij en onderzoek, drs. Jeanne Henriquez
over het slavernijverleden en educatie, Jeannette Juliet-Pablo over de doorwerking
van het slavernijverleden in buurtgemeenschappen en drs. Lionel Janga over het slavernijverleden
en de Curaçaose grondpolitiek.
Tussen deze bijeenkomst op de universiteit en het diner met de Statenleden in de West-Indië zaal van het Curaçao Museum, wordt Landhuis Morgenster bezocht waar
de heer Giovanni Abath(beeldend kunstenaar) op inspirerende wijze verhaalt over de kunstwerken die hij in
dit landhuis exposeert.
Vrijdag 19 augustus – Willemstad
Op deze zevende dag van het werkbezoek brengt de delegatie aan het begin van de dag
een bezoek aan het National Archaeological-Anthropological Memory (NAAM). NAAM is opgericht in 1998 en is een nonprofit organisatie die het materiële en
immateriële erfgoed van Bonaire, Curaçao, St. Maarten, St. Eustatius en Saba identificeert
en conserveert.
Het bestuur en directie vertellen over hun inzet voor het documenteren, restaureren
en verrijken van het culturele erfgoed en over onderzoek dat volgens hen nog nodig
is onder de inwoners en NGO’s over de erfenis van het slavernijverleden.
Vervolgens bezoekt de delegatie het Nationaal Archief. Dit archief heeft een belangrijke rol binnen de openbare informatievoorziening van
het land. De delegatie wordt verteld over de grootte van het archief dat betrekking
heeft op het slavernijverleden (4 km) en krijgt diverse originele boeken onder ogen,
zoals het register van gestrafte slaven, het register van weggelopen slaven, de inventaris
van Plantage Buitenrust, proclamatie, slavenregisters, overlijdensregisters, register
van vrijgemaakte slaven, geboorte- en overlijdensregisters van slaven, bewijs van
inschrijving in voldoening van de Wet afschaffing slavernij en een overzicht van uitbetaalde
compensatie. De beschikbare informatie gaat vooral over de westkust van Curaçao, over
de oostkust is veel minder bekend. Bij de rondleiding krijgen de leden te zien op
welke, zorgvuldige, wijze de oude stukken worden gerestaureerd en wordt verteld dat
de opbrengst van de plantages die Curaçao kende voornamelijk voor eigen gebruik, en
niet voor export, bedoeld was. Het slavenregister van het Nationaal Archief is openbaar
digitaal beschikbaar.
Voordat de delegatie naar de luchthaven vertrekt voor de vlucht naar Bonaire, vindt
op het Consulaat van de Verenigde Staten een lunchbijeenkomst plaats met instanties en belangengroepen op de terreinen van
bestrijding van ongelijkheid, bescherming van mensenrechten en het wegnemen van effecten
van de doorwerking van het slavernijverleden.
Vrijdag 19 augustus -Kralendijk
Na aankomst op Bonaire, dat sinds 2010 bestuurlijk als Caribisch openbaar lichaam
een bijzondere gemeente van Nederland vormt, ontvangt de delegatie een briefing door
de Waarnemend Rijksvertegenwoordiger over de geschiedenis, het leven en de samenwerking
met de andere overheden in Nederland.
In de avond vindt een walking diner plaats met de Waarnemend Gezaghebber, dhr. Nolly
Oleana, het Bestuurscollege, de Eilandsraad en de werkgroep Emancipatiedag, bestaande
uit Elisabeth Veldbloem, Sharite Severina, Boi Antoin, Emma Pratt en Jennifer Pocornie-Martis.
Het onderwerp van gesprek tussen de aanwezigen is het slavernijverleden van Bonaire.
Zaterdag 20 augustus – Kralendijk
In de ochtend spreken de delegatieleden met de Dialooggroep Bonaire Slavernijverleden, bestaande uit Arthur Sealy, Ubaldo Anthony, Felix Cicilia, Steven Cicilia, Maximiliano
Theodora en Elyane Nicolaas. Deze dialooggroep komt voort uit de nationale Dialooggroep
Slavernijverleden, die het rapport «Ketenen uit het verleden» heeft aangeboden aan
de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties en waarvan de kabinetsreactie
komend najaar wordt verwacht. De Dialooggroep vertelt over de relatie met Nederland,
de doorwerking van het slavernijverleden en hun multiculturele samenleving. De meeste
tot slaafgemaakten op Bonaire werkten onder het gezag van de Koning en verbouwden
voedsel op plantages dat bestemd was voor Curaçao. Ook werkten veel tot slaafgemaakten
in de zoutpannen. De Dialooggroep geeft aan gezamenlijk met Nederland, zonder haast,
aan de toekomst te willen werken, een herdenkingsmonument te plaatsen, de inwoners
bewuster te maken van hun geschiedenis en herkomst van hun namen en meer ruimte in
het onderwijs te geven aan het slavernijverleden. Een belangrijk doel van deze ideeën
is om het minderwaardigheidsgevoel achter hen te kunnen laten. Er is nog veel uit
de Bonairiaanse geschiedenis onbekend. Voor het emancipatieproces is volgens de Dialooggroep
goed onderwijs van evident belang.
De heer Boi Antoin en Emma Louise Pratt van de Fundashon Históriko Kultural Boneriano
(FuHiKuBo) ontvangen de delegatie deze zaterdagmiddag. FuHiKuBo verzamelt actief documenten,
foto's, film en geluid (verhalen). In 2020 is de FuHiKuBo geaccrediteerd als ngo vanuit
de Unesco Conventie voor Immaterieel Erfgoed. De heer Antoin verhaalt over het slavernijverleden
op Bonaire, de rol van de WIC, de functie van Bonaire in die tijd, het ware verhaal
over de slavenhuisjes en vertelt dat de verhalen van mensen bij geschiedschrijving
van groot belang zijn en op welke wijze FuHiKuBo tracht deze kennis te behouden en
te onderwijzen. Het originele boek «Curaçaose vrijbrieven 1722–1863», waarin is opgenomen
welke tot slaafgemaakten vrij zijn gekocht, door wie en voor welk bedrag, ligt ter
inzage voor de delegatie.
Zondag 21 augustus – Kralendijk
Het grootste deel van de zondag wordt besteed aan een rondrit met als thema het Slavernijverleden.
De delegatie wordt bij deze tour begeleid door Boi Antoin, Emma Pratt, Jan de Vries
en Gisette Emers. Bezocht worden het Wilhelminapark en Skal in Kralendijk, de zoutpannen,
de gele en witte slavenhuisjes, Mangazina di Rei (opslagplaats van de Koning dat in
de negentiende eeuw door de Nederlandse overheid gebruikt werd om rantsoenen op te
slaan voor de gouvernementsslaven), Rincon, een irrigatiesysteem uit plantagetijd,
Fontein en Washington Slagbaai Nationaal Park. Bij elk van deze plekken worden de
delegatieleden geïnformeerd over de historische betekenis ervan.
Programma van het werkbezoek
Zaterdag 13 augustus 2022- Paramaribo
– Aankomst in Suriname
– Briefing door ambassade
Zondag 14 augustus – Paramaribo
– Monument Mariënburg
– Plantage Frederiksdorp
– Boni-trail
– Verhalenmuseum
Maandag 15 augustus – Paramaribo
– Gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken
– Gesprek met de Minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur
– Gesprek met de Voorzitter van de Nationale Assemblee
– Gesprek met de Vicevoorzitter van de Nationale Assemblee
– Bespreking met het Nationaal Comité Herdenking Slavernijverleden
– Gesprek president Santokhi
– Gesprek met de heer Armand Zunder, voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie
Suriname
– Diner met historici
Dinsdag 16 augustus – reisdag van Paramaribo, via Port of Spain naar Willemstad
– Briefing door de Vertegenwoordiger
Woensdag 17 augustus – Willemstad
– Gesprek met de Gouverneur van Curaçao
– Gesprek met de Raad van Ministers
– Bezoek Staten van Curaçao
– Lunchbijeenkomst met opinie- en smaakmakers
– Ceremonie/programma Tula dag inclusief kranslegging namens de Commissie BiZa
Donderdag 18 augustus – Willemstad
– Bezoek Banda Abou
– Lunch met bewoners (wijken Soto, Montana, Wichi Marchena)
– Sessies met focusgroepen, op universiteit
– Bezoek beeldend kunstenaar Giovanni Abath in het Landhuis Morgenster
– Diner met de Statenleden van Curaçao
Vrijdag 19 augustus – Willemstad en Kralendijk
– Bezoek National Archaeological-Anthropological Memory (NAAM)
– Bezoek Nationaal Archief
– Lunchbijeenkomst met instanties en belangengroepen op terrein bestrijding ongelijkheid,
bescherming mensenrechten en het wegnemen van effecten van de doorwerking van het
slavernijverleden op US Consul
– Vlucht naar Kralendijk
– Walking Diner met de Waarnemend Gezaghebber, dhr. Nolly Oleana, Bestuurscollege, Eilandsraad
en werkgroep Emancipatie dag
Zaterdag 20 augustus – Kralendijk
– Gesprek Dialooggroep Bonaire Slavernijverleden
– Gesprek dhr. Boi Antoin
Zondag 21 augustus – Kralendijk
– Tour Slavernijverleden
– Vertrek uit Bonaire
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, griffier